Eerste Blad.
Politiek O vel zicht. (Webkeb.) In de Spiegelzaal van het oude koninklijke slot te Versailles werd het nieuwe Duitsche keizerrijk geproclameerd den 18 Januari 1871. Koning Lodewijk II van Beieren had na raadpleging van de andere Duitsche vorsten den zegevierenden vier-en-zeventigjarigen koning Wilhelm I van-Prui• sen de keizerskroon aangeboden. De laatste overwegingen hadden den titel tot onderwerp gehad. Zou hij huiden «Keizer van Duitschland» of wei «Duitsch Keizer» ? Men koos ten slotte den laatsten, omdat Duitschland eigenlijk niet meer is dan een vaag, een afgetrokken begrip, en de eerste benaming ook te hooge macht zou aangeduid hebben, indien er een staat bestaan had, die Duitschland heette. De keizerlijke macht strekte zich immers alleen uit over het krijgswezen 7 De Duitsche eenheid was slechts eene , militaire, eene door «bloed en staal» jë tot stand gebrachte, eene, die reeds ontstaan was, toen de strijdkrachten van al de Duitsche staten /ich bij de Pruisische voegden ter bekarnping van het militaire Fransche keizerrijk. De plechtigheid te Versailles was zoo indrukwekkend, als militaire vertooningen dat kunnen zijn. De groote
man van den dag stond op een uitspringend deel van een drie trappen hoog podium met zijn zoon Fritz, «unser Fritz», aan zijne rechter- en zijn schoonzoon, den groothertog van Badèn, aan zijne linkerzijde, een drom van Duitsche vorsten en de banieren van alle Duitsche landen achter zich. Bisnrarck, Moltke, Roon en eene groote schare van generaals, oorlogsministers en mindere vertegenwoordigers van divisies en regimenten aan zijne voeten. Geen burger, geenè vrouw, geen jeugdig merisch is zichtbaar op de groote schilderij in de «Ruhmeshalle» van het tuighuis te Berlijn ; slechts mannen met de «Pickelhaube» in de eene, het gevest van het zwaard of het ontbloote wapen in de andere hand, met kleurige sjerpen over den schouder en om de heupen, hooggelaarsd, in bonte uniform, gegalonneerd óp alle naden, pronkend met versierselen, die hunne levensgeschiedenis vertellen en hun als herinneringen aan bevordering,' opkomst, grootheid en hoogheid levenslang dier baar blijven. Maar van al de majesteiten, doorluchtigheden en excellenties, die de schilder zoo schoon portretteerde en groepeerde, is niets over dan wat onzeglijk afstootends, en ook hunne tijdgenooten en hunne dames met de slinkende crinolines, de aangroeiende keu’s, de duizendplooiige volants, de suivez-moi’s, de breede, grootstrikkige, langeindige ceintures, de kleine, hoedjes met groote keelbanden onder de langstokkige poppenpa-: rasolletjes, ze zijn alle wedergekeerd? tot het stof, om hun lichaamsmaten aal over te leveren aan den gang der permutatie en combinatie, tot er nieu we etiketten geplakt worden op de oude kruiken volgens de eeuwige wetten. Slechts ééne groote bekende is nog over : Keizerin Eugénie, die den 5 Mei jongstleden haar drie-en-negentigsten verjaardag heeft gevierd in het volle bezit nog van al hare grootegaven en vermogens. Zij viel en leed, toen zoovelen juichend opkwamen ; zij beleefde aller verdwijning en mag nu ook den ondergang zien van datgene, wat men «voor immer en altijd» meende te scheppen. Op dien gedenkwaardigen dag in
de daarna doof de Franschen verfoeide ruimte las Bisnrarck de stichtingsoorkonde, waarin Wilhelm 1 verkondigde aan het Duitsche volk, dat hij op eenparig verlangen van de Duitsche vorsten en vrije steden het keizerschap vernieuwde en aanvaardde, nadat het meer dan zestig jaren lang had- gerust, en de hoop uitsprak, dat het Duitsche volk het loon van zijn feilen en offervaardigen strijd zou genieten in duurzamen vrede en binnen grenzen, die aan het vaderland de sedert eeuwen ontbeerde veiligheid tegen hernieuwde aanvallen van Frankrijk zouden schenken. «Ons echter en Onze opvolgers op den keizers-" troon moge God verleenen altijd meer deraars van het Duitsche rijk te zijn, niet door krijgshaftige veroveringen, maar door de goederen en gavendes vredes op het gebied van wëfvaart, vrijheid en zedelijkheid.», De groothertog van Baden mocht het eerst roepen : «Hoch Wilhelm i, Deutscher Kaiser ! Hoch, hoch !» Na hem jubelden dat ai de anderen onder zwaaiing der banieren en zwaarden. Maar grootheid, die niet kan toenemen, vervalt gelijk liefde bekoelt, die niet vuriger kan worden. Er is geen stilstand, er is geen rust of vrede in de wereld. Daarom moest de. kleinzoon een ander geluid laten hooren. Wilhelm II, zoon der Engelsche prinses, was van oordeel, dat zijn rijk ko- i loniën en eene vloot moest hebben er ( dat zijne toekomst lag op het water. ( Van den dag af, dat hij die meening ] luide uitsprak, voorspelden wij den ( oorlog. Hem dreef, wat ook de Per- ’ zische en de Macedonische vorsten, < de Rorneinsche veroveraars, de pau- 1 sen, de tsaren, de sultans, alle Fran- »
ische koningen en de beide Napoleons heeft gedreven : de noodzakelijkheid, die voortvloeit uit het leven en ,begeeren. Hij laadde dezelfde schuld op zich, als zoovelen vóór hem hebben gedragen en die ook steeds gewroken werd, zoodra de nederlaag kwam, de voor allen eenmaal onomgankelijke. Het is eene noodlottige, eene tragische schuld, die niet den drager onteert, maar den zegevierenden, onverzoenlijken wreker. Mogen we hier herinneren aan den Engeischen koning Karei I, aan den Fran-' schen Lodewijk XVI, aan Napoleon I, aan wijlen Tsaar Nicolaas ? Aar, Maria Stuart, Jeanne d’Arc, Koningin Draga ? Aan onzen Oldenbarneveldt en onze De Witten ? Staan ze niet in edeler glans voor ons dan hunne beulen, die verloochend of verfoeid worden door hun eigen nageslacht ? In de Spiegelzaal te Versailles wordt thans een drama opgevoerd, dat eene merkwaardige tegenstelling is van het schilder.achtige tooneel van 1871. Nu spelen geen koningen, geen militairen, geen adel de hoofdrol, maar burgers. Gewis, er zijn nog . krijgsknecchten, doch nu. inderdaad [ als knechten, opgecommandeerd door ■ burgers, om met hum blinksel wat kleur aan te brengen rondom de zwar- , te rokken. Sedert Zondag stond het vast, dat er Duitsche onderteekenaars , van den onteerenden vrede zouden j komen. Verhongeren met vrouwen ; en kinderen of teekenen, daartusschen • stond de eenige keuze. Snel traden \ nog al de ministers af, die waajde ; hechtten aan hun familienaam. Ze j werden vervangen door Bauer, Mlil- ] Ier, Mayer, Schmidt, David, Wissel!, ] Schücke ; aangebleven zijn Erzber- . ger, Giesbers, Bell en Noske, die, zoo- j als sederHang bekend is, van oordeel ( zijn, dat de afgeperste onderteekening i, van een schendstuk niet den ondertee - j kenaar, maar slechts den opsteller , onteert voor alle tijden en nimmer ( bindende kracht kan hebben. Zelfs ' i de nieuwe ministers konden zïcIt niet [ volkomen onderwerpen aan het ge- j j weid ; bij monde van hun voorzitter | Bauer verklaarden zij : «De regeeririg
der Duitsche republiek is bereid het vredesverdrag te onderteekenen, zonder daarbij echter te erkennen, dat het Duitsche volk de bewerker van den oorlog is, en zonder de verplichtingen op zich te nemen, die opgelegd worden in de artikelen 227 tot 230.» Deze artikelen betreffen de rechtspraak over den Keizer en de uitlevering van nader aan te wijzen personen. De motie van verijouwen in de regeering werd daarna aangenomen met 236 tegen 89 stemmen en 68 blanco’s. Maandag werd aan de Duische regeéring bekend gemaakt, dat de geallieerden en geassocieerden onvoorwaardelijke onderteekening eischten. Het ministerie vroeg een uitstel van acht en veertig uren om de volksvertegenwoordiging.-te laten beslissen. Afgewezen. Daarop diende de Duit* sche gedelegeerde' Haniel te halfvijf de volgende nota aan de conferentie in : «De regeering van de Duitsche republiek heeft uit de laatste mededeeling van de geallieerde en geassocieerde regeeringen met hevige aandoening vernomen, dat zij vast beslo:en zijn om Duitschland met de uiterste kracht ook te dwingen tot het aanvaarden van die vredesvoorwaarden, welke, zonder, van zakelijke beteekeïis te 'zijn, ten doel hebben het Duitsche volk eerloos te maken. Door ;ene daad van geweld blijft echter de cér van het Duitsche volk ongeschonden. Om haar te verdedigen mist het Duitsche volk alle middelen na het
uiuzeiienue njuen van ue ïaarsre jare n Wijkend voor de overmacht en zonder daarom hare opvatting over de ongehoorde onrechtvaardigheid van de vredesvoorwaarden prijs te geven, verklaart de regeering van-de Duitsche republiek derhalve, dat zij bereid is de door de geallieerde en geassocieerde regeeringen -opgelegde vredesvoorwaarden te, aanvaarden en te onderteekenen.» Haniel echter verzekerde dadelijk aan zijne omgeving, dat het vredesinstrument zijn na.am niet zou dragen. Liever dan het te onderteekenen zou hij den dienst verlaten. Wij en duizenden met ons achten de onvoorwaardelijke onderteekening voor heden nuttig, omdat ze vormelijk een einde maakt aan het schelden, dreigen en treiteren, voor de toekomst echter waardeloos, omdat ze geschied s met het geestelijke voorbehoud, dat vaak verzwegen, dóch bij deze gelegenheid gepubliceerd is en niet meer weggeredeneerd kan worden. Dit alles werd reeds Dinsdag geschreven, terwijl het voor Donderdag volgens onze berekening niet zou geaeuren. Is liet volbracht ? Onze losers zullen het dan al lang weten, als dj dit blad in handen krijgen. Maar inders geschieden dan wij het voorstellen, dcan het nauwelijks, al mocht ;r nog een kink in den kabel komen, :ooals hoogst waarschijnlijk is. Van geweldvrede en wraakzucht, ïationalen roem of nationale oneer rekt zich onder de volken geen burger pers o’o n 1 ij k iets aan, zoolang lij er niet stoffelijk bij is betrokken Ue naar de Belgen. Hoe fel haten dj «den Duts» volgens hunne dagblalen. En hoe bewegen zij hemel en larde om kanalen gegraven te trijgen van Antwerpen uit door ons .imburg naar den Rijn en door on^ 3rabant naar het Hollandsch Diep. ilieen om nader te komen tot den Duts en handel met hem te kunnen Irijven. De haat schijnt tot de beurs liet door te dringen. Anders is het >ij de militairen. ,Die‘ wagen veel uit ■aderlandsliefde, althans zoolang zij Ie vaderlandsche uniform dragen. Te herlijn hebben officieren en studenten 1 le Fransche krijgstropeeën, die uitge- 1 everd moesten worden uit het tuig- I mis gehaald en verbrand. Nog kras- ’
ser traden 1600 Duitsche marinemannen op : zij deden verleden. Zaterdag te Scape Fiow (Schotland) de heem daar geïnterneerde Duitsche vloot 'zinken op één slagschip na, de Bade n Drie ‘kruisers en achttien torpedobooten werden in zinkenden toestand door Engelsche sleepbooten op het strand gezet, al de overige vaartuigen liggen op den bodem der zee. Er ( werden èenige Duitschers gedood of gewond, omdat zij in hunne booten \ aan Engelsche bevelen niet gehoor- j zaamden ; 1500 man zijn gevankelijk weggevoerd : hun bevelhebber, vieëadmiraal Von Reuter, stelde zich verantwoordelijk voor de gepleegde daad, zich beroepende op zijn keizer, die bevolen had, dat de schepen niet in ’s vijands handen mochten vallen. Verder kan men beschrijvingen lezen van groot vreugdebetoon te Parijs en te Edinburg, van kalmte te Londen en te New-York, van onlusten te Berlijn en te Weenen, van schrikbewind in Hongarije en Rusland, van gevechten in Polen en de Oekrajine, van nood, roof, moord, inbraak, uitbuiting en overvolle gevangenissen-allerwege. De wereld is een heksenketel gewor den, waaruit nog lang-giftige wahu zal opstijgen. Geen bedenkselen van eude heeren, geen vredesverdragen oi volkenbonden, geen organisaties of socialisaties zullen beletten, dat het nog veel erger zal zijn over andermaal vijftig jaar, als het kleine Nederand twaalf millioen inwoners zal tel - : en. -mrnnm -.-ansaca*.;.- <