Eerste Blad.
Politiek Overzicht. (Welker.) Wonderen zullen onze kleinkinderen hooren zeggen en zingen van den tijd, dien wij, hun roemrijk voorgeslacht, beleefden, en al hunne geloofskracht zullen zij moeten inspannen om voor waar te houden, wat onze geschiedschijvers en kroniekenhouders uit eigen monden, eerste handen, beste bronnen en officiëele stukken hebben opgeteekend, zoo zij de gebeurtenissen al zelven niet bijwoonden en de toestanden niet zagen met eigen oogen ls er niet veel, dat ons thans reeds onaannemelijk toeschijnt of op zijn minst overdreven? Gelooft U nog, dat de Fransche heer staatsminister Tardieu tien duizend millioen francs besteed heeft om een bijzondere zending te ver vullen in Amerika? Tardiable, zegt U, tien duizend millioen, tien milliard! ’t Is veel. En men moet er U al aan herinneren, dat er een geweldig onderscheid is tusschen de eene bijzondere zending en de andere. Ja, als Mevrouw haar dienstmeisje uitstuurt om een pond goede kaas, dan is dat de eenvoudigste soort van bijzondere zendingen; en toch kan ze nog verras sing baren. Als namelijk die goede kaas een daalder kost. Dan slaat Mevrouw de oogen ten hemel en zucht: „een daalder voor een pond kaas, in het land dat volgens alle vreemdelingen vol kaaskoppen zit? Wat moet dan de goede kaas wel kosten te Parijs, Londen, Berlijn, Weenen of Petro grad?” Daar komt bij, dat de bijzon dere zending van den heer Tardieu den verhevener naam van speciale mis sie droeg en reeds daardoor meer moest kosten. Is katoen niet dadelijk meer waard, als ze voile wordt getiteld, en een kieltje of jakje niet hooger in prijs, zoodra het blouse heet? De heer Tardieu had ook niet de speciele missie om iets per pond of per el te verwerven, maar om geld, krijgstuig, crediet, liefde, geestdrift en ten slotte millioenen soldaten voor zijn vaderland te krijgen. Om zijn taaak te volbrengen moest hij vijftienhonderd wel bespraakte en stijlkrachtige ambtenaren aanstellen en ontelbare middagmalen en avondfeesten geven met ontelbare redevoeringen vol geest en leven en toasten vol vuur en vlam. Tegen zulke aantasting is immers een mil lioen francs maar een oogenblik bestand? En dan moet men bedenken, dat de koers der francs laag en die van de dollafs hoog was op zijn onmetelijk arbeidsveld. Houdt men dit alles voor oogen, dan twijfelt men niet langer: de heer Tardieu heeft tien milliard in Amerika laten zitten en het zou er niet bij gebleven zijn, als de Fransche regeering hem niet eervol en onder dankbetuiging van zijn speciale missie ha(l ontheven. Thans controleert men te Parijs de rekeningen. Het nageslacht zal ze zien. Ze thans te ver toonen aan het volk, dat ze moet betalen, zou geene goede politiek zijn. President Wilson heeft een druppel verzachtende olie gegoten op de schram, die de Fransche financiën in Amerika opliepen. Hij heeft in Frankrijk een tegenrekeningetje gemaakt. Wij meenden, dat hij te Parijs vertoefde als gast van Frankrijk, maar achteraf blijkt, dat hij er ook al was in speciale missie, zoodat de kosten door zijn volk gedragen moeten worden. Mr. Wilson heeft bij zijn senaat de nota ingediend. Ze roept de kaas van een daalder het pond in het geheu gen terug. Alles omgerekend in dollars, staat te Parijs nog te betalen, voorzoover dit niet reeds is geschied: 325.000, zegge driehonderd vijf en twintig duizend dollars voor huur van het hotel Crillon; 52.000 dollars voor loon aan de hotelbedienden; 128.000 dollars voor eetwaren en dranken; 31.000 dollars voor het huren van hötellinnen; 14.000 dollars voor den aankoop van auto’s; 13.000 dollars voor geheime uitgaven. Dit postje is speciaal interessant, omdat het toont, hoe weinig Mr. Wilson geslaagd is in de afschaffing der geheime diplomatie. De totale uitgaven beloopen 5.200.000 dollars of dertien millioen gulden Nederl. courant. En dan nog een klein post-scriptum, vermeldende, dat er tot
op 1 Januari a.s. nog wel een millioen dollars bij zal komen, aangezien er nog altijd Amerikaansche ambtenaren < te Parijs zijn om zaken af te wikkelen. Of de senaat de declaratie al deugdelijk heeft bevonden, is nog niet bekend gemaakt. Misschien vindt hij wel, dat presidenten veel duurder in ’t gebruik zijn dan koningen. Maar de menschen zijn tegenwoordig wonderlijk los van geld en zelfs van onroerende goederen. Daar heeft de Koning van Italië deze week een treffend bewijs van geleverd: hij heeft zijn minister Nitti in speciale missie naar de volksvertegenwoordiging gezonden met een wetsontwerp, dat hij, de koning, slechts eigenmondig gedicteerd kan hebben. Hij wil zijn traktement van 14J4 millioen lire verminderd zien met 3 millioen en daarvan ook zelf nog het millioen betalen, dat jaarlijks aan zijne moeder wordt gegund. Hij houdt dus voor zich maar 10 millioen lire over, wat heel veel is voor een burgerman, maar heel weinig voor een koning. Doch daar laat hij het niet bij: hij staat zijne paleizen, behalve te Turijn en te Rome, af, om ze te laten maken tot museums voor kunstschatten: ’tzijn er zes. Dan twee kasteelen, vier groote en een aantal kleinere landhuizen en zes boerderijen, die aanzienlijke inkomsten opleveren. Wat zeggen nu de Italianen? Dat is een goede koning, zeggen ze; we moeten hem houden. De schrijvers roemen eenparig zijne schitterende daad, zijn gemeenschapschapszin, zijn voorbeeld van plichtsbetrachting voor alle burgers; zij verblijden zich over de vermeerdering der nationale kunstschatten en herinneren aan de schoone woorden, die deze koning sprak bij zijne troonsbestijging: „Mijne eerste gedachte is voor mijn volk en dat is eene gedachte van liefde en dienstvaardigheid.” De koning heeft gehandeld met wijs beleid en misschien nog bijtijds. Zijn troon stond niet al te vast, nadat zooveel andere in zijne omgeving omgestort waren, ’t Gaat de Italianen niet naar den vleesche: er zijn te veel fabrieken, die niet werken kunnen uit gebrek aan kolen, er is veel tekort aan alles, gelijk overal, en dat is veel gevaarlijker in Italië dan elders, omdat de Italiaansche eenheid niet zoo vast staat als de eeuwige Italiaansche verdeeldheid en heetbloedigheid. De vergrooting van het land met wat lappen en lapjes gronds is wel aardig te roemen in toasten, maar de armoezaaiers in de steden genieten er niet het minste voordeel van; zij stellen minder belang in de bevrijde broeders dan in het lamsboutje, de goede macaroni en de voedzame polenta, die zij missen op hunne tafel in het hokje, waarvoor ze zoo’n schreeuwend hooge huur moe ten betalen. Als straks de nieuwe belastingbiljetten uitkomen, zal in menig hoofd de vraag opduiken, of het toch niet voordeeliger zou zijn, te leven in een klein republiekje zonder leger, zon der kunstschatten en zonder de kostbare inrichting en de gevaren van ppnp crrnnfp mnfrpnHhpiH
“'-"V vuiv niu^viiuuviu. Hoe weinig een koning, opperbevelhebber van de gansche krijgsmacht tegenwoordig beteekent, dat heeft de groote en beroemde dichter d’Annuncio deze week bewezen. Hij is kapitein en als zoodanig heeft hij met veer tig auto’s vol grenadiers de havenstad Fiume genomen. Die havenstad wilde de Entente niet aan Italië gunnen en daarom heeft de dichter ze maar gepakt. Hij heeft zich in het regeeringsgebouw gevestigd en bij proclamatie verklaard, dat Italië Fiume heeft geannexeerd. Als men denkt aan den eersten Victor Emmanuel, koning van Piëmont, aan Garibaldi, aan Rinaldo Rinaldini en aan de sterke stukken van Calabreezen en Sardiniërs, dan kan men de daad van d’Annuncio goed begrijpen. De Entente staat nu voor een voldongen feit. Fiume is Italiaansch, al wordt d’Annuncio ook tijdelijk te Rome verloochend. Men mag vermoeden, dat hij ook al eene speciale missie vervulde, voor de afwisseling eens eene geheime. Als het gevolg is, dat Italië eventjes wordt geblokkeerd, dan zal de schenking van paleizen en landgoederen den'koning niet baten. Met Roemenië en Servië leeft de Entente ook al in onmin. Die willen het vredesverdrag met Oostenrijk niet teekenen, al werd het aan Oostenrijk gedicteerd. Och, de groote bokken gaan stil rusten, als ze gegeten hebben,
maar de kleine bokjes maken eindelooze capriolen. Overal is angst voor.... ; de demobilisatie. 1 De sultan van Turkije heeft geld c noodig, en geen zijner vrienden of bu- i ren is bij machte om hem wat te ge- i ven of te leenen. Voorbij is de goede < oude tijd, waarin men zong, dat de 1 sultan, de keizer en de paus groot le- { ven in de wereld. Nu biedt hij aan zijn doodvijand Engeland, die hem J steeds heeft gescholden voor groot- : moordenaar van de Armeniërs, zijné i kroonjuweelen als onderpand voor ' eene leening van 18 millioen pond i sterling, ’t Moet hem aan ’t hart zijn ■ gegaan, want juweelen kan de mensch ■ niet missen. Goud op de kragen en de mouwen, fonkelende sterren en kleuri- i ge rozetten op de borst, wapperende ] pluimen op den hoed en juweelen over i al, ziedaar ’s menschen heerlijkheid, als hij zijn buikje vol heeft, ’t Is eene voorproef van volzaligheid. Van de Armeniërs zegt men, dat zij vrij en blij worden in eene eigen republiek. En toen zij indertijd klagend door stad en land wandelden, klagend over uitmoording door den onchristelijken Turk, ben ik vijf gulden aan hen kwijt geraakt om het laatste dozijn te redden. Om eene republiek te vormen, moeten er toch meer dan e,en dozijn in leven zijn. De uitmoording is zeker minder een feit dan de klacht en de bedelarij en Engeland zal zijn oordeel over den Turk gewis herzien of hem geen enkel pond sterling leenen. Volkomen rijp voor de zelfstandigheid is echter het overschot der Armeniërs nog niet: het komt onder mandaat gelijk de vrije stad Constantinopel en de voormalige Duitsche koloniën. Over de mandaten is de En- ■ tente het ook al niet eens. Amerika) heeft met Armenië niets te doen willen hebben, het mandaat over Syrië is na eenig gekibbel met Engeland nu beslist aan Frankrijk ten deel gevallen.! Palestina zal waarschijnlijk voor En-' geland zijn. Maar alles samenvattende kan men slechts zeggen, dat Euro- j pa in het oosten nog een ellendige warboel is. Zelfs in Duitschland rust de orde nog niet op vaste palen. De justitie heeft te Munchen de doodstraf ( moeten eischen tegen tien volksmenners, die menschen vermoord hebben eenig en alleen omdat ze rijk of van adel waren. En al die tien waren bij de justitie bekend als dieven en deserteurs. Als waarheid moet men erken- j nen, dat het overal gist. De mijnwerkers in Amerika hebben vastgesteld, dat ze maar vijf dagen ’s weeks en zes uren daags zullen werken tegen steeds stijgende loonen, stijgend natuurlijk naar de behoeften. Ze hebben het goed, de Amerikanen. De Antwerpe- j naren en de Marseillaisen willen het ook goed hebben. Daarom staken ze. Staak het werk, o mensch, om het goed te krijgen: de ervaring is de beste leermeesteres. Onze kleinkinderen zullen het alle goed hebben: zie ze rijden in auto’s, zie ze vliegen, hoor hunne motorfietsen rammelen en knatteren! En ieder zal eene paraplu heb- ‘ ben, de vrouwen een parasol daarenboven.