Eerste Blad.
Politiek Overzicht. Maarschalk Dooglas Hafg overleden. — „De beste generaal, die Oroot-BritamriS ooit heeft gekend.'* — Wei het Duitsche doch niet het internationale milltalrisme ten onder gebracht — Ondanks Locarno en Volkenbond. —■ Stresemann’s groote Riffes= dagrede. — Zijn standpunt omtrent de Rijnlandbezetting. — De sus. parlementaire verkiezingen in Duitschland en Frankrijk. — De moeilijkheden waarmede België te kampen beeft — Vooral de militaire kwestie baart veel zorg. — Generaal Gallet ,s vernietigende critiek over het Belgische leger. — De militaire kwestie van België ook voor ons land in hoogs mate leerzaam. Men kent het — In zijn algemeenheid overigens mog wel aanvechtbaar — spreekwoord! dat niemand vóór zijn dood gelukkig Is te prijzen. Maar indien hij dan ook eenmaal gestorven is, komen ook de loftuitingen los, die hem tot den gelukkigste aller doode stervelingen maken. Maarschalk Douglas Haig, de Britsche generaal, plotseling overleden aan hartsrwakte — het gevolg van een leven van voortdurende sloopende krijgsverrichtingen — had een schitterenden staat van dienst. Soedan (1894), Zuid-Afrika (1899), Vlaanderen en Noord-Frankrijk (1914 en volgende vijf jaren) zagen hem op de hoogste bevel hebbensposten te midden van het oorlogsgewoel. Hij was die man, die voor Engeland de veldtocht tegen de oproerige Soedanstammen en de vernietiging der Zuid-Afrlkaansche Boerenrepublieken met succes hielp voltooien en wien het gelukte het Duitsche offensief bij Yperen te stuiten. Hij leidde den slag aan de Somme, leed in 1918 een zware nederlaag, doch deed deze — in de woelige onstuimige dagen — weer vergeten, door zijn later volgend oprukken — in den rug der Duitschers — tot aan den Rijn. Haig was, in tegenstelling met den Franschen maarschalk Poch, wat men noemt, slordig met het verbruik van „menseftenmateriaal” op het slagveld. Dit heeft men hem langen tijd en zeer ernstig verweten, doch zijn verdedigers wezen erop, dat hij zelf het slachtoffer was van dé politici te Londen, die als „beste^ stuurlui aan wal”, het hem uiterst moeilijk maakten en op de wijze van zijn bevelvoeren indirect een funesfen Invloed deden gelden. Ondanks dit laatste heeft de maarschalk tof aan zijn dood een groote mate van populariteit genoten, die niet weinig werd vermeerderd door zijn arbeid, na den oorlog, ten behoeve van de oorlogsverminkten en oud-strijöers. En nu, na zijn verscheiden, komen uit alle monden de lofspraken los, zóó, dat we Clemenceau zelfs hooren verklaren dat Haig, de beste generaal dien Britannië ooit gehad heeft (dus superieur boven French en Kitchener?) „het meest heeft bijgedragen tot de overwinning der geallieerden". Maar de Fransche pers zal toch wel niet in gebreke blijven die eer op te eischen voor Foch, aan wien Haig na een bloedige nederlaag zijn zelfstandig opperbevel over het Britsche leger, als onderdeel van al de geallieerde troepen, overdroeg. • * • Met de overwinning, mede dank zij IHalg’s veldheerstalent, door de geallieerden behaald pp de Centralen, is wel het Duitsche doch niet het internationale militairisme ten onder gebracht. En dit acht jaren na het „uitbreken” vam dén vrede van Versailtesl En ondanks Locarno en.’ Volkenbond. Ja, wat dien Volkenbond betreft, zeide minister Stiesemann deze week in zijn groote Rijksdagrede over de buitenlandsche politiek, „het is een waarheid als een koe, dat die Bond zijn doel niet kan bereiken, indien zijn leden zich door verdragen gaan splitsen in verschillende groepen. De openbare meening mag niet den indruk krijgen, alsof de veiligheid van den eenen Staat moet gebaseerd zijn op kosten der veiligheid van andere staten en alsof het minder op het verzekeren van den vrede dan wel op de ontniddeMijke voorbereiding voor de eerstvolgende oorlogen aankomt. Zoo iets is trouwens onnoodig. Want — en de minister nam hier volstrekt geen blad voor den mond om te verbloemen aan het adres van welke mogendheid voornamelijk zijn opmerking gericht was — de veiligheid, die aan Frankrijk door het verdrag van Locarno werd verzekerd, is door Engeland* woord gewaarborgd. De wensch naar nog grootere veiligheid houdt een beteediging van Duitschland in en evenzoo van Engeland, omdat hij gebaseerd soa s#ss
gedachte van woordbreuk dezer beide landen. Er moet eindelijk maar eens op worden gewezen, dat in den roep naar veiligheid tegen Duitschland een stuk huichelarij ligt, hetwelk niet langer door de openbare meening kan worden verdragen. Vandaar dat Duitschland, na Genève en Locarno, de ontruiming van het Rijnland eischt, omd'at het de Duitsch-Fransche „Ver ptandigung” als dien grondslag beschouwt van den Europeeschen vrede en omdat het in het voortduren van de bezetting een onoverkomelijke hinderpaal voor die Duitsch-Fransche „Verst&ndigung” ziet. Het denkt er niet aan een kortoren duur van de bezetting met blijvende verplichtingen te koopen, die boven dte bepalingen van het verdrag van Versailles uitgaan en die er alleen toe zou dten dienen, om het wantrouwen te bestendigen en zoodoende een werkelijke en werkzame vredespolitiek te belemmeren. Stresemann wend1 bij deze aan duidelijkheid’ niets te wenschen overlatende woorden meermalen onderbroken door stormachtige toejuichin gen. Die natuurlijk in de Fransche pens een even sterken vorm van protest hebben ontlokt * * • Wat die ontwapeningsaangelegenheid betreft — daarbij zullen dte aanstaande parlementaire verkiezingen in de beide groote met elkaar nog altijd overhoop liggende staten: Duitschland en Frankrijk ’n gewichtig woord medtespreken. Te oordleelen naar de jongste groote Centrumsverga de ring, zal de oude Duitsche partij van het Midden — misschien „getrenmt marschieren”, maar in elk geval — „vereint schlagen”. Mag men de zeer optimistisch gezindte „Köln. Volkszeitung” geloovem, dan viel in dte redevoeringen, op die vergaderingen gehouden door Stegerwaid, Kaiser, Marx of Brauns, geen onderscheid op te merken, zelfs geen nuance in d'e opvatting van de sociale politiek. Men zou zoo zeggen: vanwaar dan die sensatie, die opgewondenheid, die crisisgeruchten? Waren zij, ondanks de rozengeur- en manesch ij n-voo rstelli n g van dte „Volkszeitung”, toch niet geheel ongegrond? Men zou het bijna gelooven, wanneer ’t blad in één adem voortgaande, verzekert: „De opene en eerlijke discussie ruimde niet enkel veel persoonlijk misverstand uit den weg, doch leverdte ook het bewijs, dat het hier niet gaat om onoverbrugbare kloven in principieel* quaesties”. Dus toch wel een „nuanoe”-tje te constateeren? • • • België zit op dit oogenbiik te tobben met meer dan één moeilijk probleem. Allereerst is daar nog steeds de tariefkwestie met Frankrijk, waarbij de houding van den Fran schen vriend en bondgenoot, zooals we reeds eerder opmerkte^ wel een buitengewone dis- ; illusie is geworden. En zelfs de overigens zoo Franschgezinde Belgische pers verleidt tot zeer bittere anti-Fransche commentaren. Maar daarnaast wekt ook de militaire kwestie nosr altijd heel veel zorg. Zooals men weet, heeft Frankrijk, en nog wel door het zenden van zijn generaals naar België, waar zij geestdriftige redlevoeringen hielden voor d'e versterking der bewapening, een krachtigen druk op België uitgeoefend om groote offers te brengen aan zijn militaire verdediging. De Belgische regeering en vooral de koning had daar we! ooren naar, maar het is zeer twijfelachtig of het parlement in deze wel betrouwbaar is. Niet alleen de sociaal-d'emocraten, maar ook de katholieke Vlamingen meenen, dat het kleine België op militair gebied reeds veel te ver gaat, dat de cultureele en sociale bloei Van het land lijdt door dte geweldige militaire bedragen, die België noodig heeft en die bijna driemaal zoo veel zijn als wat ons land voor zijn militaire verdediging uitgeeft. En in plaats van vermeerdering dringen deze partijen dan ook aan op een vermindering der militaire lasten. En aangezien deze partijen de meerderheid hebben in hef parlement is het nog allerminst zeker, dat het militaire vraagstuk wordt opgelost in dien zin, zooals de Fransche generaal* het gaarne zoudlen zien en, natuurlijk ook de Belgische regeering en de Belgische generale ' staf. Daarom is dan nu ook een militaire commis- 1 sie benoemd, waarin o.m. zitting heeft de chef 1 van den Belgischen militairen staf, generaal Gallet, en dteze zal het land en de volksvertegenwoordiging moeten overtuigen, dat niet alleen van een beperking der bewapening geen sprake kan zijn, maar dat zelfs de huidige bewapening absoluut onvoldoende is en België nog meer offers voor zijn nationale verdediging zal moeten brengen. * * * j De wüw vaam» generaal Gallet wans? dte
eed ure vormt om te komen tot een versterking van het militairisme is niet nieuw, ze geschiedt op de bekende militaire wijze, door geweldig af te geven op het leger, dat in een eibarmelijken toestand zou verkeenen, enz. Maar toch, al is die procedure bekend, ze is toch ook in hoogte mate kenschetsend voor het militairisme. Mag men den Belgischen generalen staf gelooven, dan deugt ondanks de vele mililoenen, die België na den, oorlog voor zijn leger heeft uitgegeven, van dit leger letterlijk niets. Zoowel op materieel gebied als wat het men,schenmateriaal betreft, zoo betoogt de chef van den generalen staf, laat de toestand van het Belgische leger alles te wenschen over. De bewapening is ontoereikend, er is een gebrek aan voer- en vliegtuigen en. ook de gezondheidsdienst voldoet niet meer aan de moderne eischen der hygiëne en geneeskunde. Er is gebrek aan schietbanen en oefenvelden, waar door de opleiding op ernstige wijze in gedrang komt En dan komt de generaal vanzelf op ’t menschenmateriaal, en hier is zijn toon nog veel somberder. Volgens hem klagen alle korpsoversten, dat de tegenwoordige opleiding van 10 maanden onvoldoende is. Niet alleen omdat voldoende schiet- en oefenterreinen^ maar ook omdat aan de militaire scholing geen aandacht kan worden besteed wegens gebrek aan, tijd. Volgens generaal Gallet wordt voor een derde van de opleiding het schieten geheel verwaarloosd, wegens gebrek aan terreinen en materiaal en, kunnen in de meeste garnizoenen slechts oefeningen per peleton plaats hebben; Ten slotte beweert dé generaal ook, dat wegen® gebrek aan voldoende oefenfngstijd die officieren en onderofficieren niet meer voor hun taaJk berekend zijn. Zij kunnen, doordat zij niet meer voldoende met troepenmachten in groot verband kunnen opereeren, de verelschte vaardigheid niet meer bezitten, wat des te enger is, Wijl de opleiding tot offider te gemakkelijk en te goedkoop is. Twee derde van de infanterie3fficieren doorloopen niet meer die militaire school en .krijgen na een veel te korte practische oefening den, officiersrang. De meeste kapiteins van, het Belgische leger missen een voldoende militaire scholing. . 'De conclusie van generaal Gallet Is dan ook, litbreiding van het materiaal, zeker geen verkorting van den diensttijd, beter materiaal voor die geoefendheid, enz. o * • We zullen hier op de al of niet juistheid van leze critiek niet ingaan; dit is een, kwestie van, pinnenlandsche politiek van België, en valt buien het kadier van deze overzichten. Miaar wel willen we er op wijzen, dat deze nilitaire kwestie in België ook voor ons land in looge mate leerzaam is. Er is ook hier dikwijls een toon bij de mililairisten te bespeuren, waarvan de grondgedach e is, dat wij te weinig over hebben voor onze weerbaarheid en dan wordt gewezen op wat iet kleine (België over heeft voor zijn verdiedl?ing„ Inderdaad het Belgische volk heeft heel wat neer millioenen voor dit doel uitgegeven, maar wanneer we nu de resultaten lezen van dit alles n het rapport van generaal Gallet, dan zoudten we willen vragen,, wie is nu verstandiger geiweest? Kleine landen als België en Nederland' kunnen ?een goed geoutilleerd leger op de been houden, dit gaat ver boven de krachten van het ?olk. Deze moeten volstaan met een kleine kern, in staat om die neutraliteitsplichten te kunnen sandhaven en alles wat zij daarboven uit wllen, is geld weggegooid. Ben oefemingstijd, geschooldheid en gevechtsnateriaal van een gnoot modern leger zooals ;enieraal Gallet beoogt, is voor een klein; land ets absurds en elk streven in die richting leidt ot een ergerlijke verspilling van millioenen, die foor andere veel noodzakelijker en nuttiger behoeften dringend noodig zijn. Bet is dan ook te hopen, dat het pleidooi van reneraal Gallet het Belgische volk zal overtuigen, dat het met zijn bewapening op den verteerden weg is, dat het zeker niet verder moet >P den weg, dien, generaal Gallet wil, maar dat iet radicaal van koens zal moeten veranderen :n den weg opgaan, welken ons lanld thans ante r de energieke; leiding van minister Lambooy reeft ingesiagen.