Het werkloozenvraagstuk is vooral voor de bestuurders van groote gemeenten geworden een der moeilijkste problemen, die om een oplossing vragen. Men is het den laatsten tijd in de werkverschaffing bij de ontginningen gaan zoeken. De gemeente koopt hier of daar een uitgestrekt terrein, dat verbeterd kan worden en stuurt er dan -haar werkloozen heen, die den grond gaan bearbeiden. Zoo interesseerde de gemeente Dordrecht zich voor de inpoldering van den Biesbosch, Utrecht en Den Haag zonden groepen werkloozen naar Overijssel en Amsterdam ging in den polder Wilnis land ontginnen. De ervaringen bij deze tewerkstelling opgedaan zijn niet altijd even rooskleurig. Bijna op al deze werken is reeds een of ander relletje uitgebroken, waarbij dan de werkloozen onmiddellijk tot staking overgingen. De Amsterdamsche werkloozen deden vorige week nog eens van zich spreken toen zij den wethouder dr. Vos, die naar hun werk kwam kijken molesteerden, omdat deze niet onmiddellijk al hun grieven wilde oplossen. Nu kan men juist niet zeggen, dat de heeren bescheiden in hun eischen zijn. De Amsterdamsche werkloozen, die meerendeels uit ongeschoolde werklieden bestaan verdienen in den polder Wilnis b.v. f 6 per week meer dan een geschoolde landarbeider te Wilnis zelf verdient. Ze worden bovendien per trein gehaald en gebracht en de gemeente betaalt hun vervoerkosten. Nu was natuurlijk een der eischen van de heeren hooger loon en de tweede eisch was, dat de tijd die zij in den trein doorbrachten ook als arbeidstijd zou worden gerekend. Wanneer men dergelijke eischen hoort stellen, dan vraagt men zich af, of men niet op den verkeerden weg is geraakt met de oplossing van het werkloozenprobleem. Met andere woorden, of men met de werkloozenzorg niet heeft aangekweekt een mentaliteit waardoor de werklooze van de stelling uitgaat, dat hij recht heeft op een zoo hoog mogelijk loon bij een zoo gering mogelijke arbeidsprestatie en dat daarnaast alle kleine moeilijkheden, die hij bij de tewerkstelling ondervindt, door de gemeenschap moeten worden opgelost. Tegenover een dergelijke absoluut verkeerde mentaliteit moet men toch niet te gemakkelijk zijn. Men moet ter wille van het algemeen belang ook eens van zich af durven bijten. Zeker, de maatschappij heeft niet het recht om de werkloozen eenvoudig aan hun lot over te laten, maar daar staat tegennover, dat de werklooze evenmin het recht heeft, om al zijn moeielijkheden eenvoudig op de gemeenschap af te wentelen. Is het laatste niet even onjuist als het eerste? .
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 27-03-1928
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 27-03-1928
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5217
- Jaargang
- 51
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Het werkloozenvraagstuk.
Buitenland.
Politiek Overzicht. Het Russische ontwapeningsvoorstel van de baan. — Een „reserve-voorstel” er voor in de plaats. — Ook omtrent de kansen van dit voorstel behoeft men niet optimistisch te zijn. — Rusland zelf de oorzaak. — Honing Amanoella van Afghanistan en de Westersche beschaving. — Duitschland en het denkbeeld van een West-Europeesch economisch blok. — Op welke wijze de Wilhelmstrasse tot de wereld weet te spreken. — Duitschland’s zuivere „Real-politik”. Sommiger verwachting, dat de Russen, nadat hun ontwapeningsvoorstel onder de algemeene critiek was bedolven, hun taak te Geneve alp geëindigd zouden beschouwen, is niet verwezen^Toen Vrijdag Litwinoff mededeelde, dat hij zijn voorstel introk voegde hij daar aan toe, met een ander gewijzigd voorstel te zullen komen en hij heeft vrij spoedig de daad bij het woord gevoegd en reeds den volgenden dag zijn nieuw ontwapeningsvoorstel bij de commissie ingediend. , , In tegenstelling met het vroegere voorstel wordt daarin gedeeltelijke ontwapening van alle militaire groote mogendheden voorgesteld. In de inleiding, welke aan het eigenlijke ontwerp dat uit 8 hoofdstukken en 69 artikelen bestaat, voorafgaat, wordt er op gewezen, dat het gevaar van oorlog door de steeds toenemende bewapening grooter wordt. Deze inleiding besluit met vast te stellen, dat de verdragsluitende partijen van den wensch bezield zijn om zooveel mogelijk de vredelievende massa s uer ar- t beiders tegen de oorlogsverwikkelingen te be- 1 schermen. Voor de groote militaire mogendhe- r den wordt een progressieve vermindering van 2 alle bewapening voorgesteld, waardoor de blei- f ne staten, die in economisch opzicht van de groote afhangen, eveneens gebaad zullen wor- 1 den. Na afloop van den tijd van voorbereiding zal 1 de ontwapening binnen een termijn van 2 jaar 1 uitgevoerd moeten zijn. De controle wordt op- 1 gedragen aan een internationale commissie, be- 1 staande uit vertegenwoordigers der parlementen 1 en der arbeiders. Deze commissie zal ook be- ’ voegdheid van investigatie verkrijgen bij het toe 1 zicht op de oorlogsindustrie van alle landen. 3 Het ontwerp is aan alle delegaties toegezonden. ■ * * * Door de indiening van dit „reserve-voorstel” treedt het zuiver propagandistisch karakter der eerste voorstellen wel heel bijzonder op den voorgrond. In ernst hebben de Russen er dus blijkbaar nooit aan gedacht — gelijk zij deden voorkomen — om Genève ontijdig te verlaten. Het nieuwe Russische voorstel werd in een door de voorbereidende ontwapeningsconferentie aangenomen resolutie aan de aandacht, der regeeringen aanbevolen, terwijl de commissie zich voorbehoudt dit voorstel in een volgende zitting te bespreken. Natuurlijk behoeft men omtrent de kansen van het voorstel niet optimistisch te zijn. De mentaliteit der groote mogendheden is nog lang niet van dien aard, dat ook een voorstel als de Russen thans hebben ingediend, eenige kans van slagen zou hebben. Wanneer men nog eens even de argumenten in herinnering roept, waarmede Lord Cushendum vorige week een ontwapening 'heeft ajfir, on viph nut hp+ sfandnunt herinnert
gewezen en zich ook het standpunt nerinnertjvan den Engelschen minister van Marine bij de ( jongste drie mogendheden-conferentie, begrijpt t men volkomen, dat ook dit Russische voorstel ? geen kans van slagen heeft. ; Men zal dit kunnen betreuren en zelfs ernstig £ kunnen betreuren, maar daarmede is nog niet .j bewezen, dat het de Russen ernst is met dit ( voorstel en dat een dergelijk voorstel op dit i oogenblik werkelijk acceptabel is. . De Volkenibonidsgedachte is nu eenmaal zoo- j ver op dit oogenblik nog niet, dat wij van de ( groote mogendheden redelijker wijze zouden J kunnen vorderen, dat zij tot zulk een ingrijpen- , de beperking van hun bewapening als de Rus- j sen willen, overgingen. * * * « Allereerst is Rusland daarvan zelf de oorzaak. , Landen met een dictatuur, waar elke parlementaire controle ontbreekt, een persvrijheid con- , trabande is, zelfs het bestaan van een oppositiepartij ónmogelijk wordt gemaakt, kunnen ;geen vertrouwen wekken, hoe goed oogenschijnlijk de bedoelingen ook zijn. Wie zal b.v. ooit kunnen garandeeren, dat Rusland met zijn onmetelijk rijk in Europa en Azië de ontwapeningsbepalingen werkelijk nakomt. Geen parlement, geen courant, geen oppositiepartij zal dit daar uit kunnen brengen. Men heeft alleen de militaire investigatiecom, missie, maar wie zal deze commissie eenige garantie kunnen geven, dat Rusland niet ergens 1 in het geheim zich bewapent? 1 Daarbij komt dat in het voorstel van Litwi1 noff met geen enkel woord melding wordt ge■ maakt van de beperking der propaganda inzake . de wereldrevolutie. En zoolang men langs re’ volutionairen weg wijziging wil brengen in economische toestanden, zoo lang moet men zelf )ver machtsmiddelen beschikken en dwingt men )ok de tegenpartij die machtsmiddelen te handlaven. Voor er van een ernstige ontwapening sprake eens een vergadering van den Volkenbond — , bepaaldelijk van deze voorbereidende ontwape- \ ningsconferentie — had kunnen bijwonen, hij 2 zou misschien nog dieper onder den indruk zijn i gekomen der Westersche beschaving — dan dit, volgens zijn verklaring bij zijn bezoek aan de havenwerken van Londen, nu reeds het geval is! Doch Kamerzittingen moet hij — in het algemeen genomen — liefst niet bijwonen. Niet in Engelland, niet in Duitschland, vooral niet in Frankrijk. Want evenals de Amerikaansche parlementsleden in het geheel niets van de aviatiek blijken aft te weten, zoodat zij. nu bij groepjes van tien door Linbergh meegenomen worden, de lucht in, en daar onderwijs krijgen in de beginselen der luchtvaartkunde, evenzoo hebben — naar de „Figaro” spottend opmerkt — tal van Fransche Kamerleden dringend behoefte aan een opleiding, een cursus in — ja eigenlijk in alles. Men kan geen brandmeester, taxi-chauffeur, kok en dozijnen andere dingen worden zonder opleiding ervoor te hebben ontvangen. Doch om Kamerlid te zijn is het niet noodig izelfs de eerste beginselen te kennen van welk vak ook. Dat moet veranderen — zeer eenvoudige practische cursussen, desnoods met aan schouwelijk onderwijs, moeten worden georganiseerd om de breinen der Kamercandidaten te voorzien van de vereischte kennis en hun hersens te splijten. Zelden is een zóó prikkelend journalistiek parfum in de richting van den Quai d’ Orsay gespoten. # * * Men „zocht eens hier,” men „zocht eens daar” — evenals de Amerikaansche staatssecretaris Huygens, die „in het nieuwe jaar niets nieuwis” vond — om den wereldvrede te verzekeren door: algemeene of regionale tractaten, arbitrage-overeen komsten, congressen, voorstellen tot vermindering der bewapening enz. Men zocht overal rond, naar allerlei middelen. Nu weer bevat de half-ambtelijke „Deutsche diplomatische Korrespondenz” een beschouwing, gewijd aan het denkbeeld van een West-Europeesch pmnnniki-li hink en zpeó daarin o.a.: de reee- LU II Uil IJ 5U1 uiurv Vil ^v^L CIUUMU V ing der economische belangen is een probleem, t laar welks oplossing niet alleen de economische 5 vereld-conferentie streeft, maar ook elk land op ; ;ich zelf. Vooral in de betrekkingen tusschen Duitschland, Engeland en Frankrijk valt er reeds < en reeks van zulke pogingen waar te nemen. < )p het gebied van ruw ijzer, staal, kolen, ebe- ( nie, overal is het bereids gelukt, tusschen de 1 netrokken industrieën een overeenkomst te slui- . en. Miaar deze economische verbindingen der ] Vest-Europeesche mogendheden mogen niet allus worden opgevat, dat het hier zou gaan om * :en West-Europeesch economisch blok hetwelk : :ic'h aan den eenen kant tegen Amerika, aan len anderen kant tegen Rusland zou richten. Vooreerst hebben deze betrekkingen zich tot nu 'oe volstrekt niet tot een sterk verbond ontwikcekd en dan zijn er ook nog geenerlei stappen gedaan, om een blok met zulke verregaande tenienzen te stichten. Duitschland zou zich ook looit in zulk een richting willen bewegen. Het dreven van Duitschland was en blijft er op ge-icht zijn betrekkingen tot alle andere staten te 'egelen in goede verstandhouding. Het DuitschFransche handelsverdrag kan hiervoor als bewijs gelden. Duitschland wil en moet ook met alle mogendheden in de beste verstandhouding leven. Er kan voor Duitschland noch van een blok tegen Rusland, noch van een blok tegen Amerika sprake zijn. Reeds alleen de geographische ligging van Duitschland zou dit niet veroorloven, daar het een doorgangsland is en zich dus niet naar de eene of de andere zijde vastfeggen kan. Hierbij komt nog, dat ook de kapitaal-quaestie een eenzijdige verbintenis verbiedt. En ten slotte zou zulk een plan strijdig zijn met de gëheeile politieke houding van Duitschland. Nooit kan Duitschland er naar streven met een of anderen staat een verbintenis , . 1 1 _ r\ _ 1 • - 1 1 aan te gaan tegen een derden. Dat is het grondbeginsel der politieke verdragen van Duitschland en dat is ook het grondbeginsel' van de Duitsche economische overeenkomsten ... Men ziet het — niet alleen in de commissie voor Buitenlandsche Zaken of in den vollen Rijksdag, niet 'enkel in officieele gelegenheidspeeches of tegenover de buitenlandsche pers, doch ook door half- of één kwart ambtelijke organen, welker uitspraken zij naar believen kan onderstrepen of afwijzen, weet de Wilhelmstrasse tot de wereld te spreken. Vooral in deze dagen, nu zij èn met Rusland overhoop ligt èn tegelijkertijd dit land principieel in zijn ultra-radicale ontwapeningsvoorstellen heeft gesteund — schijnt zij een naar alle zijden bevredigende verklaring voor haar politiek noodig te hebben gehad. Ben verklaring, langs zijwegen de wereld ingezonden, bestemd voor Amerika zoowel als voor Rusland, voor Frankrijk evengoed als voor Engeland en België. Duitschland wenscht in dit „hachelijk tijdsgewricht” zuivere „Real-politik’ voerende, te doen, waarin, volgens de Ouden-, zelfs de opperste Olympiër nooit kon slagen — het iedereen naar den zin te maken.
Uit eigen land.
De namen van steden en dorpen. — Allerfel haspelarij. — Culembotig in last — Kuilenborg of Culemborg? — Het advies der Interdepartementale commissie voor de spelling van Nederlandsche plaatsnamen. — Een andere, soortgelijke kwestie houdt Baarn in beweging. — Behoort Baam tot het Gooi? — Met dat al moeilijkheden voor onze steden en dorpen, waarbij het financieel debacle en de revolutiedreigementen niets zijn. Er loopen in de pers een paar berichten over gewichtige kwesties als daar zijn namen van steden en dorpen. Vooreerst is er Kuilenburg, dat vroeger Culenborg heette (of Culemborg, of Culemborgh of Culemboreh, of nog een kleine twintig andere variaties). Nu onlangs heeft een commissie uitgemaakt, dat het maar eens uit moet zijn, met die haspelarij om die namen, en dat de plaats Kuilenburg moet heeten. Daar was Leiden, of liever Culemborg in last. Het gemeentebestuur had dadelijk aan den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw verzocht, te willen bevorderen, dat „geen gevolg wordt gegeven aan het advies der Interdepartementale commissie voor de spelling van Nederlandsche plaatsnamen, om den naam Culemborg te veranderen in Kuilenburg”. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft daarop dezer aagen aan het gemeentebestuur geantwoord, dat hij geen aanleiding kan vinden, bovengenoemde commissie uit te noodigen haar voorscel ten aanzien van de schrijfwijze van den naam dier gemeente te herzien. Het gemeentebestuur acht de meening der commissie, dat de Nederlanders in het algemeen spreken van Kuilenburg, onjuist. In den tijd dat de graven over deze contreien regeerden, was de naam Culemborg in zwang. Het gemeentebestuur stelt daarom, zooals de gemeenteraad, op het behoud van den naam Culemborg prijs. Er zijn tal van plaatsen, die vroeger een anderen naam droegen of eigenlijk, zou er wel één stad of dorp in ons land zijn, wier naam niet geëvolueerd is? Ook zijn er nog vele, die in de naaste omgeving nog den ouden naam dragen maar die in den lande, evenals Kuilenburg, onder den nieuwsten naam bekend staan (b.v. Nijmegen, dat in den volksmond in het Rijk van Nijmegen nog steeds als Nimwegen betiteld wordt!, verder Uytert voor Utrecht, Arem voor Arnhem enz.), maar dat is toch geen reden om twee of meer namen of spellingen er op na te houden of naar den ouden naam terug te keeren. We gelooven dan ook, dat Kuilenburg wel zal doen, zich maar kalm bij het advies der commissie neer te leggen. Het zal er niet dood van gaan. ü
* # Een andere, soortgelijke, kwestie houdt Baam ir beweging. Lenigen tijd geleden is door de Vereeniging „Baarn’s Bloei” een sluitzegel uitgegeven met het opschrift: Baarn, de tuinstad van het Gooi, Is als woonplaats wonder mooi. Het bestuur van „Baarn’s Bloei” verzocht het gemeentebestuur dezen sluitzegel ook te willen gebruiken voor van de gemeente uitgaande stukken, wat door het gemeentebestuur~werd geweigerd op grond van het feit, dat Baarn niet tot het Gooi, maar tot Eemland zou behooren. Het bestuur van „Baarn’s Bloei” vroeg advies aan prof. dr. Van Vuuren, te Utrecht. Deze verklaarde accoord te gaan met dr. Fchuiling, die in een zijner aardrijkskundige leerboeken schrijft, dat het Gooi zich uitstrekt tot de Praamgracht. Dus zou niet alleen Baarn, maar ook het Paleis van H. M. de Koningin-Moeder te Soestdijk nog tot het Gooi behooren. Zal nu Baarn zijn schitterend „vers” mogen behouden? Of zal het gemeentebestuur voet bij stuk houden? Pijnlijke vraag. In het laatste geval, zal er een nieuw „vers” moeten gedicht worden. Mogelijk kan er een prijsvraag uitgeschreven worden onder onze vele moderne kunstenaars, die ook moeten leven. Allicht wordt er een even „wondermooi” rijmpje klaar gestoomd, b.v.: Baarn, van Eemland tooi en kroon, Is als woonplaats wonderschoon.
Dat is minstens even verdienstelijk al zeggen we het zelf. Ook op Eemland valt prachtig te rijmen, vooral in verband met de zucht om Baarn tot woon- 1 plaats te fokken; denk maar eens aan het pakkende < „Heemland”. ... i Intusschen ziet men weer uit deze voorbeelden, ' dat onze steden en dorpen heden ten dage toch maar voor moeilijke kwesties zitten. 1 Het financiëel debacle en de revolutie-dreigemen- 1 ten zijn er niets bij. <