Het is interessant eens de cijfers van onze inkomstenbelasting na te gaan, gelijk die in het jaarverslag van de gemeente worden gegeven. Daarin zitten weer eens statistische gegevens,
41* taan «tóer* niet vln4i Ws l«f*a 4*tr«lt bijvoorbeeld dat van degenen die In de Inkometenbelasting worden aangeslagen 57 % gehuwd iis en 43 % ongehuwd. Verder, dat 20 % van de gehuwden geen kinderen heeft. Zesti'g procent van de aangeslagenen Is ‘dus kinderloos. Dat cijfer is, op zich zelf al hoog maar het is daarom van belang het eens te weten omdat het een zeer merkwaardig licht werpt op de onderwijskosten. Immers bijna de geheele opbrengst van de gemeentelijke inkomstenbelasting, precies gezegd meer dan 90 % daarvan worden door de overheid aan het onderwijs betaald. De gemeente krijgt wel een deel daarvan terug van het Rijk maar dat is ten slotte een kwestie van jas-zak; broek-zak. Een feit is dat 90 % van de gemeente inkomstenbelasting wordt gestort in de onderwijskas, Wanneer men nu ziet, dat 60 % der belastingbetaler den kinderloos is dan blijkt daaruit eens hoe ontzaglijk veel geld het onderwijs kost. Gesteld d-t de ’20 % kinderloos-gehuwden ook eens naar evenredigheid wel kinderen hadden dan zouden die kosten nog anderhalf maal zoo hoog zijn als ze nu zijn. Door het bezit van kinderen zouden die financieel zwakker zijn en minder belasting betalen, terwijl de kosten zeer waren gestegen. De conclusie’s daaruit trekke ieder voor zich. Ze liggen voor de hand. Een ander belangrijk cijfer is dat betreffende de aanslagen van hen die onze stad verlieten en vart hen die zich hier vestigden. Voor 9^2 mill'oen gulden belastbaar inkomen verliet de gemeente. Bijna 15 millioen vestigden zich hier, een vooruitgang dus. Het vertrek had voor een groot deel plaats naar Rijswijk, Voorburg en Wassenaar, hetgeen weer eens typisch demonst-ee-t hoe deze gemeenten eigenlijk aanhangsels van den Haag zijn geworden en hoe. dringend nood-g is dat aan dit stiekeme parasitisme een einde wordt gemaakt door annexatie dier gemeenten bij den Haag. Vooral blijkt nu dat ook personen met kleinere inkomens zich in Rijswijk en Voorburg gaan vestigen en hier forens zijn hetgeen nog eens duidelijk er op wijst dat d'e gemeenten een wijk van den Haag vormen waar men even gemakkelijk kan wonen als in den Haag wanneer men daar zijn werkkring heeft. In Wassenaar hoopen zich meer de rijkeren op. iNog is het interessant te vernemen dat de boogere inkomens, d. w. z. die boven 9500 gld. maar door 4 % van de belastingbetalers in den Hmaor wnrrlipn crprmten. Maar die 4 breneen
naag woracn genoien. maar uie h y0 uicu&cu 54 % van de opbrengst der gansche belasting op; de overige 96 % maar 46 %. We drijven hier dus op de hoogere inkomens en daaruit blijkt weer eens welk een levensbelang het voor den Haag is te zorgen dat de rijkeren niet wegloopen om de te hooge belasting. Leerrijk zijn ook de cijfers der opbrengst van de belasting op de openbare vermakelijkheden. In duizendtallen guldens is die aldus geweest. Bioscopen 354, sportwedstrijden 20, variétés 42, tooneel en muziek 284 en vereenigingen 20. Daar komen dan nog bedragen bij voor vermakelijkheden berekend naar de oppervlakte der lokaliteiten. Voor café’s met muziek 98, vereenigingen 6, sportwedstrijden 0,6. Alles te samen 826 duizend gulden. Wil men nu weten hoeveel de Hagenaars aan vermakelijkheden uitgeven? Hier zijn de cijfers voor 1927. Aan de bioscoop betaalde de Hagenaars 2127000 gld., aan sportwedstrijden een bedrag van 154.700 gld.,, aan varieté’s 256.000, tooneel en concerten 2.179.000, vereenigingen 149.800 gld., in totaal 2,680.000 gld., een cijfer dat niet hoog is in vergelijking met het getal zielen van den Haag. Wel hoog vinden wij het dat de gemeente daarvan ruim acht ton, meer dan een zesde deel van 'in de wacht sleept. Weliswaar betaa't zij in den vorm van subsidies daarvan een deel terug aan tooneel en muziek, maar dat in geen vergelijk van wat zij eerst ervan plukt. Niet onvermakelijk is het dat men altijd beweert geen scheiding te kunnen maken tusschen de verschalende soort voorstellingen omdat daardoor altijd onbillijkheden zouden ontstaan. B;i deze statistiek doet men het wel. Ergerlijk is bij deze opbrengst die van de vereeni^innen. Voor het overgroote deel zijn dit vereenigingen van maatschappelijk nut en: daarvan nog eens geld te plukken zelfs bij uitvoer'ngen d'e aan de vereenlglng geld kosten gaat heel ver. Als een zwem-vereeniging een openbare uitvoering geeft steekt de gemeente wrnst in haar zak terwijl de vereenlglng gewoon’ijk de kosten niet dekt. Hetzelfde 's met concerten van minder bekende artisten. Die stakkerds leggen er dikwijls geld, soms veel geld op toe, maar de gemeente verdient er aan. Alleen deze gevallen van schunnige praktijk der overheid moesten voldoende aanleiding zijn om deze belasting te he-zien. Den Haag wordt geplaagd door zestien duizend honden, waarvan negentigduizend gulden belasting wordt betaald. Voor gemiddeld* vijf en een halve guiden krijgt men dus het recht de straat te laten verontreinigen, de fietsers te hinderen, ongelukken te veroorzaken en je buren te vervelen met een hond. Het is goedkoop, in vergelijking met het bedrag dat iemar.d die een concert geeft dikwijls heeft te betalen. Gevallen dat de gemeente met vijftig gulden belasting naar huis gaat en degene die dien avond zong honderd gulden moest toebetalen, zijn heusch geen zeldzaamheid. Het aantal honden neemt in den Haag nog steeds toe, en het zal dus zeer noodig zijn het bedrag dezer belasting eens te verhoogen. Er zijn zelfs menschen die er drie, vier en vijf honden op na houden. Natuurlijk heeft den Haag nog meer belastingen; de dividend- en tantièmebeiasting (de bekende dubbele belasting op het inkomen), de zakelijke bedrijfsbelasting, die niemand eigenlijk meer verdedigt, omdat zij de onzakelijkste belasting is die men kan denken en de opcenten op andere rijksbelastingen. Voorts Is er nog een belasting, de straatbeiasting, ook zoo’n pracht-uitvlnding! Deze drukt op de huren der woningen en is dus een totaal verwerpelijke belasting. Maar daaraan heeft men in den loop der tijden „maling” gekregen. Als er maar geld binnenkomt, dat ie de Hoofdstak. haöpïaa*.
"Brieven uit de Hofstad.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/04/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504052:mpeg21:p00001
"Wetenswaardigheden.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/04/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504052:mpeg21:p00001
Eerste Blad.
Politiek Overzicht. Heft Engelsch- Egyptische conflict — Opnieuw ernstige spanning IngetTelden. — De Fransche verkiezingen. — Geen sensajüöneelq wijzigingen in de samenstelling van het parlement te wachten. — 't Voortbeistaan van ’t kabinet-Poincané vermoedelijk vertekend. — Stresemann’8 Jongste politieke redevoeripg. — De „pacifistische politiek’' van Sowjet-Rusland. — Churchdll’s begrootlngsrede. — „De tijd van handelen is gekomen”. — Veel lof voor den minister. — Daarnaast criliek op ondeifdeelen van zijn voorstellen. Een tijdje geleden had het er den schijn van, dat van het Engelsch-Egyptische conflict, na de laatste gematigde nota van Oroot-iBrttannië, de scherpste kantjes waren afgeslepen, maar inmiddels heeft de situatie zich dermate ontwikkeld, dat thans weer van een ernstige spanning kan worden gesproken. Zooals men zich herinnert, was het de nieuwe Egyptische wet inzake het vereenigingsrecht, die Chamiberlain, Engelands iminister van buitenlandsche zaken, ertoe bracht in zijn memorandum van 4 Maart ernstige waarschuwingen te formuleeren. Nadien heeft een nota-wisseling plaats gehad, die zich voornamelijk met vorenbedoelde wet bezig hield, welke thans door de Egyptische Kamer en den Egyptischen Senaat is aangenomen. ‘Deze wet brengt een belangrijke uitbreiding mee van de vrijheid van vergaderen in de open lucht, het ‘houden van optochten e. d., waarbij het beslissingsrecht van den minister van binnenlandsche zaken aanmerkelijk wordt ingekrompen door een vrij gekozen commissie van advies. Ook het ingrijpen der politie en der troepen wordt door de wet verhinderd en irnag alleen geschieden, wanneer feitelijke daden van geweld en plunderingen plaats hebben gehad. De Egyptische nationaliteiten — de aanhangers van de Wafd — deinzen er dus niet voor terug
Engeland te trotseeren en nemen dus thans een veel radicaler houding aan, dan wijlen Zaghloel pasja, de Egyptische premier, die ook vaak tegen de Engelsche verlangens inging, maar die in de, laatste jaren van zijn leven, in plaats van voor een uitbreiding van het vereenigingsrecht, opkwam voor een beperking daarvan, daar de demonstraties van radicale jongelieden de Egyp tische regeering dikwijls in een moeilijk parket hebben gebracht, omdat van dergelijke betoogingen buitenlanders — en niet zelden Engelschen — het slachtoffer werden. iHet is nu de vraag, wat Engeland zal doen. De Britsche hooge commissaris in Egypte, lord Lloyd, heeft Nahas pasja, den Egyptischen premier nog eens op het hart gedrukt niet met vuur te spelen. Ondertusschen moet de Egyptische koning de wet nog bekrachtigen. Doet hij dit, dan komt koning Foead openlijk in conflict met Engeland; deinst hij voor dezen stap terug, dan geraakt hij in moeilijkheden met de nationalistische regeering, waaruit natuurlijk een ernstige binneniandsche crisis zal voortvloeien. Men kan er echter wet van op aan, dat Engeland niet bereid zal zijn toe te geven en zich volledige vrijheid Van handelen zal voorbehouden, 'hetgeen beteekent, dat het krachtens de declaratie van 1922, waarin de onafhankelijkheid van Egyp te door vier reserves werd beperkt, met de militaire .macht, waarover het in Engeland beschikt, in zal grijpen, zonder hierbij rekening te houden met de Egyptische wetgeving, wanneer z. i. de buitenlanders in Egypte gevaar Ioopen. Met spanning mag men het verloop van ’t geschil tegemoet zien, daar twee belangen ernstig met elkaar botsen: dat van Engeland, hetwelk absolute veiligheid van zijn verbindingswegen verlangt en daarom de bekende voorbehouden in de declaratie inlaschte en dat van het nationalistische Egypte, hetwelk de reserves niet erkent en geheel onafhankelijk wil zijn, d. w. z. elke Engelsche inmenging of voogdij van de hand wijst. • * • Op Zondag 22 April zijn de Fransche kiezers naar de stembus getogen om de nieuwe mannen voor het parlement aan te wijzen. Over veel definitieve uitslagen valt nog niet te beschikken, daar in meer dan 400 van de ruim, 600 kiesdistricten herstemmingen moeten plaats hebben. Hieruit volgt dus, dat nog niet met zekerheid conclusies omtrent de samenstelling van de nieu
we rranscne is.amer Kunnen woraen geiroKKen. x Aanstaanden Zondag zal de beslissing vallen en \ in de week, die de partijen nog voor de boeg j hebben, zulllen vele harer zich natuurlijk < onderling met elkaar verstaan over de wijze 1 van eventueele samenwerking. c Ofschoon de uitslagen dus nog zeer onvolle- 2 di,g zijn en de resultaten der herstemmingen { voorbarige voorspellingen nog zeer goed te niet 1 kunnen doen, krijgt men toch den Indruk, dat I sensationeele wijzigingen in de samenstelling 1 van het parlement niet te verwachten zijn: noch t links, noch rechts kan nu reeds buitensporige f successen boeken en wanneer de ‘herstemimin- ï gen hetzelfde beeld opleveren als de „eerste i ronde”, zal vermoedelijk het voortbestaan van 1 ’t kabinet-Poincaré, welks flnandeele politiek de genegenheid van vele kiezers heeft verworven, verzekerd zijn. Hfet ministerie der nationale eenheid, dat I vooral 'op de gematigde middenpartijen steunt, 1 zal dus waarschijnlijk ’s lands zaken verder lei- : den, misschien zejffls in weinig gewijzigde sa- i menstelling, wat de personen der ministers be- 1 treft. Tot dusver zijn de communisten er slecht 1 afgekomen — zij verwierven geen enkel man- . daat — en ook de socialisten maken nog geen ’ blzonder schitterend figuur, maar bij de her- i stemmingen kunnen zij, vooral wanneer de link- 1 sche partijen, de radicalen en radicaal-socialis- i ten inbegrepen, overeenkomen elkanders candidaten in bepaalde districten te steunen, vorde- ; ringen maken, die bet uitblijven van onmiiddel- i lijk succes weer goed maken. Alleen wanneer de linksehe partijen mochten besluiten onafhan- : kelljk van elkaar den verderen stembusstrijd te voeren, hetgeen mee zou brengen, dat zij elkaar hardnekkig de zetels betwisten, zou rechts zijde kunnen spinnen bij dit gebrek aan samenwerking, doch inmiddels blijft een compromis-politiek het waarschijnlijkst. De aandacht trekt het inmiddels, dat In Elzas,Lofharingen de zaken niet zoo zijn geloopen als vele Franschen wel wenschten. Met bezorgdheid heeft men te Parijs geconstateerd dat de autonomlsche gedachte In de „herwonnen pro1vincies” heel wat levenskracht blijkt te bezitten en zelfs gecompromitteerde Eizas-Lotharingers, die wegens hun autl-nationale politiek in de gevangenis zitten of tegen wie een proces is ingeleid1, hebben zeer veel stemmen op zich weten te vereenigen, hetgeen sommige Fransche bladen ertoe brengt met nadruk een politiek „van voortgezette assimilatie en een krachtige actie tegen de vijanden van Frankrijk” te voeren.
• Duitschland staat tegenover de stembus nog altijd als tegenover een sfinxe. Bet is dMr met de verschillende partijen „getrennt marschieren” en óók „getrennt schlagen”. Vraagt men wat Stresemann voor Duitschland’s buitenlandsche politiek onontbeerlijk acht, dan zegt hij: „een samengaan van rechts en links in alle quaesties van de buitenlandsche politiek.” Ziedaar zeker voor den toekomstlgen titularis van buitenlandsche zaken een ideale toestand, doch die niet voor verwezenlijking vatbaar schijnt, zoolang op het gebied der buitenlandsche politiek die partijen fel tegenover elkander staan. Stresemann heeft vóór zijn reis naar Beieren links en rechts nog eens eenige vegen uit de pan toegediend. Zoo zeide hij te Berlijn in een groote redevoering o.a.: „Wij blijven trofsdh op het groote keizerlijke Duitschland wan vroeger. Daarop smalen kan slechts iemand, van de grootheid van een vorig geslacht geen begrip heeft. Doch van den anderen kant, meer dan de meeste geschiedschrijvers zijn geneigd te erkennen hebben ons in dien tijd de maatschappelijke standsverschillen en belangen belemmerd”. Dat was een steek aan het adres der punfhelmaanbidders, der Jonkers en der groot-industrieelen tegelijkertijd. Iedere stand heeft zijn rechten, aldus Streseman’s betoog. Voor zijn eigen stand mag men slechts dat opeischen, wat zonder ondragelijke schade voor andere standen te verwezenlijken is. De leuze: de landbouw is de sleutei-industrie van het Duitsche economische leven, is volmaakt juist. Duitschland heeft niet alleen den boerenstand noodig, maar ook den grooten grondeigenaar, die zijn graan-overschot aan de steden afstaat. Als een regeering haar best doet een economische politiek te voeren, is het niets anders dan volksmennerij dit een kapitalistische politiek te noemen. Deze en dergelijke redevoeringen — van alle partijleiders — zal men volgens gewoonte nog bij dozijnen te hooien krijgen. Natuurlijk zonder dat een der redenaars ’n politieke „bekeering” bewerkt en ook zonder dat het publiek omtrent de plannen van candidaat-ministers in het nieuwe kabinet iets — laat staan het fijne — te hooren krijgt. In het Brltsche Lagerhuis kwam dezer dagen zelfs een stukje Duitsdi buitenlandsche politiek op de discussietafel. Van verschillende zijden werd de regeering n.1. gepolst over het karakter van het bezoek, dezer dagen door graaf Birkenhead gebracht aan Berlijn. Is er iets van waar — en wat? — vroeg o.a. de Labour-man Kenworthy, dat Birkenhead als particulier verschillende personen heeft gepolst over een bondgenootschap tussdhen Engeland, Frankrijk en Duitschland tegen SowjetRusiand? Van conservatieve zijde riep men hem toe: „En waarom zou hij voor een dergelijk bondgenootscnap niet opkomen?” Baldwin weigerde intusschen deze vraag te beantwoorden, nadat hij tevoren ook reeds geweigerd had zich uit te laten over de oorlogstoebereidselen in Rusland. . * • Zie — daar rijzen de vermoedens en binnenkort ook de versterkte geruchten ais paddestoelen uit den grond! „Waarom niet?” Die vraag zal onwillekeurig in verband worden gebracht met het onderzoek dat in Engeland thans plaats heeft naar het nieuw ontdekte misbruik van Russische fondsen door Sowjet-agenten. Te Moskou bedenkt men natuurlijk dat de beste verdediging bestaat in den aanval en daarom is in de zitting van het Centraal Uitvoerend Comité aldaar Litwinow in zijn rede o.ver de pogingen der Sowjet-delegatie te Genève, om tot algemeene ontwapening te komen, overgegaan tot het aannemen eener agressieve houding. Wat betreft de geruchten, volgens welke de Sowjet-Unie ten opzichte van haar nabuurstater vijandige bedoelingen zou koesteren, beweerde Litwinow, dat deze geruchten gecolporteerd worden door zekere diplomaten en militaire attachés en dienen ter verheimeiijking van het offensief, dat tegen Rusland wordt voorbereid. Doch deze en dergelijke manoeuvres zullen niet in staat zijn de pacifistische politiek van Sowjet-Rusland te niet te doen. Onderwijl gaat de wereld voort onder het masker van pacifistische frases nieuwe combinaties te maken, die alle op den oorlog aansturen. En Litwinow wilde het op dit punt maar niet zoo bij woorden laten. Hij verklaarde dat het commissariaat van buitenlandsche zaken tallooze zeer authentieke bewijzen bezit, waaruit blijkt dat in zekere landen de militaire en maritieme generale staven bezig zijn in samenwerking met de departementen van buitenl. zaken non-agressieen arbitrageverdragen uit te werken, die er zeer onschuldig uitzien, doch in werkelijkheid door geheime accoorden worden gecompleteerd. Indien de volkscommissaris zich op dit punt niet nader en duidelijker uitdruikt, zal het natuurlijk vergeefsche moeite zijn hem tot het sta- | ven zijner beweringen te sommeeren. Intus- * schen wordt de verhouding er tusschen Rusland j en de overige wereld voortdurend scherper en i vijandiger op! ; Wat den binnenlandschen toestand betreft — i óók in Rusland laat nog altijd, na de verban- ’ ning der weerspannige en de bekeering van an- : dere oppositieleiders, de eensgezindheid onder 1 de bevolking veel te wenschen over. Vooral het boeren-element heeft ernstige grieven tegen : de regeering. Dit bleek op de pas gesloten vergadering der „Tsik”, het hierboven genoemde Centraal Uitvoerend Comité. Ben der boerenafgevaardigden verklaarde daar: „Wij boeren hebben door de revolutie veel „rechten” verkregen, maar kunnen die rechten niet toepassen, om onzen toestand te verbeteren”. Met andere woorden: „die rechten zijn een illusöir bezit”. Natuurlijk was Kalinin er aanstonds bij om den spreker te berispen wegens diens „bekrompen opvattingen” en „gemis aan waar klasse bewust zijn”. De regeering, zoo verklaarde hij in een lange rede, had veel tot stand gebracht. Zij had de rijke boeren ?a igepakt en lamgeslagen, : zij had den klassenstrijd in het leven geroepen in alle dorpen der Unie. Zij was voornemens, 11 zoodra dit mogelijk was, haar speciale aandacht te wijden aan het welzijn der kleine boeren en : hoopte, indrien men maar geduld oefende, op dit gebied veel tot stand te brengen. Een heerlijk land, waar men voor de belangen der eene partij hoopt te zorgen door het „lamslaan” van een andere! • * • Voor een „uitverkocht huis” heeft Winston 1 Churchill, kanselier van de Engelsche schatkist, een begrootingsrede gehouden van meer dan drie en een half uur. Ondanks diorre opsommingen en nuchtere, vermoeiende becijferingen, wist hij zijn illuster auditorium — de leden van het Lagerhuis, de ministers, de Prince olf Wales en de hertog van Glouee ster — tot het laatste oogenlblik gevangen te houden in de charme van zijn kloek staatsimanswoord. Voorop stelde hij het vaste voornemen om de aflossing der Nationale schulden afdoende en snel te regelen. En geen plan leek hem, daartoe meer geschikt dan dat van Sir Stafford Northeote uit het kabinet Disraeli, die in 1875 een bedrag fisceerde, dat jaarlijks op de nationale schuld zou worden afbetaald. Churchill wilde dit jaarlijksch bedrag op 305 mljlioeni pond sterling bepalen en verzekerde den Lagerhuis,leden, dat aldus de binneniandsche en de buitenlandsche schuld, ook dlie aan de Vereenigde Staten, in precies vijftig ja,ar betaald zou kunnen worden, zonder dat het gedurende dien tijd noodig zal zijn de tegenwoordige belasting te verhoogen. Hij kondigde verder aan, dat zoo spoedig mogelijk een wetsontwerp zal worden ingediend om „Currency notes” (muntbiljetten) te doen vervangen door biljetten (bankbiljetten) van de Bank van Engeland. Voor het verdere gedeelte bepaalde Churchill zich er toe uiteen te zetten, dat er ingrijpende fiscale hervormingen noodig waren en bijzonder achtte hij het noodzakelijk, dat het stelsel der plaatseiüjlke belastingen, nog dateerendi uit de zestiende eeuw, aan een grondige herziening werd onderworpen. Reeds bij de vorige begrooting had hij voorgesteld een Ibedrag van circa dertig m'illioen pond sterling op de volgende begrooting te reserveeren voor een geconcentreerd plan tot verlichting van de lasten der producenten in stad en land. Dat plan nu is tot in alle details uitgewerkt. „De tijd voor verdere overwegingen” — aldus riep Churchill zijn hoorders toe — „is voorbij, de tijd van handelen is gekomen.” Hoewel er geen aanleiding bestaat de inkomstenbelasting te verlagen — even liet Churchill doorschemeren, dat een dergelijke verlaging het komende jaar een goede kans maakt — werd toch besloten een verhooging van kinderaftrek toe te staan. Verder deelde hij het Huis méde, dat, ofschoon de regeering reeds sierk op haar departementen bezuinigd had, — het aantal ambtenaren werd met ruim 7000 verminderd — im de eerstvolgende vijf jaar nog 11X00 posten zullen worden opgeheven. Aldus sloeg de minister zijm critici een van de krachtigste wapens uit de handen. En de eindindruk van ieder, die van Churchill’s magistrale begrootingsrede getuige was, moet wel geweest zijn: hij is overwinnaar. Behalve de mopperaars, die het den minister natuurlijk euvel zullen duiden, dat hij ook aankondigde een nieuwe belasting op „de vloeibare brandstof”, op de benzine namelijk, zal zelfs de grootste tegenstander van den kanselier moeten erkennen, dat zijn begrootingsrede inhoud had. In enkele uren heeft hij den bewoners van het Britsche moederland aangezegd dat er: vermindering van de zware lasten der Industrie, voltooiing van de goudenstandaardpolitiek, amortisatie van de schuld binnen afzienbaren tijd, verlichting van de gezinslasten en verder doorgevoerde staatsbezuiniging zal komen. Eenparig heeft de pers dan ook lof voor den minister, al wordt de critiek op onderdeden van zijn voorstellen niet gespaard. r» ■■■■.
"Buitenland.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/04/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504052:mpeg21:p00001