San Francisco, Me'ssina, Japan, Korinthe... I Bij iedere nieuwe ramp hebben we ons weer ge- ; lukkig geprijsd, dat wij daarvoor bespaard ble- j ven, dat aardbevingen, vulcanische uitbarstingen in ons rustig klei- en zandlandje ongekende natuurrampen zijn, dat wij ons veilig konden ; voelen op onzen slappen, weeken bodem, waar- , in aardschokken zich niet kunnen voortplanten. ^ Veilig! Is er wel één begrip zoo betrekkelijk j als het begrip veilig? En zou de bewoner van j de flanken van den Vesuvius, de Griek uit Ko- 1 rinthe niet rillen en beven als hij zijn leven i slijten moest in een Zuid-Hollandsche droogma- ! kerij, 5 M. beneden den zeespiegel of op den Drentschen turfbodem? Veilig! Als één enkele ^ vonk een heele landstreek in vuur en vlam kan zetten, wanneer één onvoorzichtig of kwaadwillig weggeworpen lucifer oorzaak kan zijn van een ramp gelijk thans het Z.O. van Drenthe treft! Is er wel iets ellendigers denkbaar dan wat thans daar in de venen geschiedt! Over kilometers staat daar de bodem in brand, het vuur raast voort, het loeit en brult, vlammen schieten op, rookwolken kronkelen omhoog, steeds dikker, steeds hooger, verzengende hitte heerscht in ’t rond en zoo trekt het alles vernielend element verder, bespringt het huizen en vaartuigen, verslindt het millioenen turven, vernietigt het huisraad, doodt het vee en mensch. Zelfs het water vormt geen slagboom, want over breede vaarten vliegt het heen en aan de overzijde stort het zich op nieuwe prooi. Zoo wordt het arme Drenthe geteisterd in deze prachtige Mei met zijn stralende zonnedagen, zoo gaat het werk van jaren teloor en wordt een streek, welke menschelijke vlijt ontgonnen had en bewoonbaar had gemaakt tot dorre woestenij. En de bevolking, de doodarme veendersbevolking? Die staat er stompzinnig bij en steekt geen hand uit. Zij, aan wie de turf behooren, lachen in hun vuistje en noemen het vuur hun beste afnemer. Straks zijn de verzekeringsmaatschappijen er immers goed voor! En de arbeiders, die niets bezitten, die niet inzien, dat iedere vernietiging tenslotte ook hun levenskansen vermindert, zij achten het niet noodig om te strijden voor een bezit dat niet het hunne is. Sympathiek is deze houding niet, van geen van beide partijen en wij vreezen dat zij van invloed zal zijn straks ‘ op de bereidwilligheid van ons volk om hulp te verleenen. En toch *zal die hulp noodig zijn. Niet alleen in het directe belang der getroffen veenarbeiders, maar in het algemeen belang van ons volk. Het is het Nederlandsche volk, dat een deel van zijn land ziet verwoesten, dat tientallen huizen in vlammen ziet opgaan en het is het Nederlandsche volk, dat daardoor armer wordt. Daarom dient de strijd gestreden, de wanhopige strijd tegen het vernielende element. Daarom komt er hulp uit Amsterdam, den Haag, Groningen en andere plaatsen, daarom werken vreemden met man en macht in het veen om het vuur in te perken, daarom doen zij, wat feitelijk de bevolking zelve moest doen, de domme, kortzichtige en toch ook weer beklagenswaardige bevolking, die bezig is het laatste restje sympathie te verspelen, dat overig Nederland nog voor het arme veenland heeft.
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 08-05-1928
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 08-05-1928
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5229
- Jaargang
- 51
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
In vuur en vlam.
Buitenland.
Politiek Overzicht. Het bouwen van luchtkasteelen voor den vrede. — Welke fundamenten gelegd moeten worden, om er de kasteelen van hoog in de lucht op te doen rusten. — Het dreigende Chineesch-Japansche conflict. — Uitbarstingen van bandelooze troepen. — Honing Amanoellah te Moskou aangekomen. — Met veel vorstelijke eer en praal ontvangen. — Birkenhead’s felle haat tegen de bolsjewistische heerschappij. — De bolsjewistische regeering moet ten spoedigste uitgeroeid worden. — Lord Rothermere’s belangelooze actie voor de belangen van Hongarije. — Straatjongensrepliek. In de jaren na den oorlog, vanaf het oogenblik, dat het verdrag van St. Germain werd geweekend', heeft een moegeworstelde, oork>gs-|
ieke wereld zich overgegeven aan het maken ke an vredesplannen. In het eerste enthousiasme Cl mn vreugde om den vrede, is men aan het bo,uven van luchtkasteelen voor den vrede geslagen. Maar langzamerhand begon men in te ’ien, dat het niet zoo heel eenvoudig was, den m ■rede te organiseeren. Het was een nieuwe pj aak, want tot nog toe had men alleen maar ro ien otorlog georganiseerd:. Verdragen en pro- st ocois kwamen en gingen, ons telkens weer een de tapje nader brengend tot het groote doel. En ge ;oo, al voortbouwend aan de luchtkasteelen, be- ip£ jon men er langzamerhand ook de fundamen- Sc ’en voor te leggen. Zeker, we hadden te hoog te jegrepen, onze vredesidealen zoo 'hoog ge- vr >ouwd, het 'waren luchtkasteelen, zooals ze ;n laar tot nu toe stonden. Maar, heel toepasielijik zijn hier de woorden van Thoreau: „het 'h,< verk behoeft niet te vergeefs te zijn, want daar m ïooren ze te zijn! Zet er nu de fundamenten m jn'der!” d. En dat doen we ook. De Amerikaansche w /horstellen en ook dé Fransche contra-voorstel- je en tot uitbanning van den oorlog, beide zijn veer nieuwe pogingen om hechter fundamenten :e leggen voor onze luchtkasteelen: wereldvrede. Zeker blijkt thans uit de notawisseling, ^ dat er een diepgaand verschil is tusschen de Amerikaansche en Fransche opvattingen om- 1 trent een vredespact. De Franschen wenschën | bij de verplichting om niet tot oorlog toevlucht ^ te nemen rekening te houden met verdragen, krachtens welke een land gedwongen zou kun- ° nen worden aan1 een Bonds-oorlog deel te ne- y men. Terwijl Amerika dus simpelweg van el- ^ ken oorlog afstand1 wil doen, wil Frankrijk het p recht van een oorlog als'internationalen politie- y maatregel handhaven. Twee tegenstrijdige op- e vattingen, die evenwel een overeenkomst lang p niet uitsluiten. En Europa mag onder geen voor- b waarde de kans laten voorbij glippen, om Arne- ^ rika’s medewerking te winnen voor de interna- ° tlonale organisatie van d!en vrede. s Zeer belangrijk en ten nauwste ermee ver- z bonden is in dit opzicht de codificatie van het e internationale recht. Want in zooverre de_naties het recht, volgens 'hetwelk hun onderlinge ^ verhoudingen geregeld zijn, op verschillende y manier uitleggen, aarzelen zij natuurlijk arbi- v trage te aanvaarden voor eenig geschil betref- y fende een verschil van opvatting aangaande de L juiste definitie van dit internationale recht. Van T daar de belangrijkheid van het werk, dat Ver- g richt wordt door de voorbereidende Commissie c voor de Codificatie van'het Internationaal recht, c die onlangs te iGenève weer bijeenkwam, ten- r einde verschillende vraagstukken betreffende na t tionaliteit, territoriale wateren, verantwoordelijkheid van staten voor de schade op hun grond r gebied aangericht aan bezittingen of persoon t van vreerndélingen, enz. onder de oogen te zien. j Een internationaal recht op dit gebied, is drin- ; gend noodig, De commissie besloot o.a. een , vragenlijst over deze en dergelijke problemen j voor te leggen aan de regeeringen, die toezeg- j den deel te nemen aan de conferentie voor de j codificatie van het Internationaal recht. , De eerste stap is, om volledig ingelicht te ] wordén omtrent de mate, waarin de wetten der verschillende landen op deze punten verschillen. Dan zal de grond bereid zijn om na te gaan, in hoeverre deze verschillen Ikunnen opge'heven worden, ten einde te komen tot de insfélling van een eenig en onverdeeld, algemeen absoluut aan vaard internationaal recht. Weer een stuk dus van de fundamenten, die gelegd moeten worden, om er onze kasteelen van hoog in de lucht op te d'oen rusten. Om den vrede te organiseeren. Het is wel eens goed, de 'woorden van rechter Florence E. Allen te bedenken, die onlangs izeide: Hebt gij er wel eens over nagedacht, d'at we nooit den vrede organiseerden? We moesten eigenlijk een ministerie van vrede hebben, net als een van oorlog. We moeten den vrede organiseeren en we moeten ons geld en onze energie voor den vrede besteden, in plaats van voor den oorlog. * * * De laatste berichten uit China wijzen er nog allerminst op, dat het dreigende Chineesch-Japansche conflict zich in een gunstige ontwikke■ ling bevindt. De uitbarstingen van bandelooze t troepen, die door geen ander motief gedreven ■ worden dan ’n blinden anti-Japanschen haat . leidden op verschillende plaatsen tot ’n massa > moordpartij onder de Japanners, waardoor na' tuurlijk het dreigende conflict aanzienlijk wordt 1 verscherpt. Want al mogen de officieele Ohii neesche autoriteiten voor deze moorden geen - enkele verantwoordelijkheid willen dragen, deze uitspattingen bewijzen, dat de Chineesche generaals de macht niet meer in handen hebben - en daardoor worden de Japanners wl gedwon- gen in te grijpen, om zelf een einde aan den -j chaos in China te maken. Het wordt ook werkelijk hoog tijd vqor de Japansche bevolking in China dat zij van eigen land hulp krijgt. Koning Amanoellah van Afghanistan is te Moskou aangekomen en met evenveel vorstelijke eer en praal ontvangen als elders in Europa. De Russen stelden het dan ook ten zeerste op prijs 'den Aziatischen vorst in hun midden te zien. Zij zouden hem zoo igaarne bondgenoot maken in hun strijd tegen hetgeen zij het Europeesche en in het bijzonder het Britsche imperialisme noemen. Een strijd die feitelijk echter niets anders is dan de voortzetting van den ouden Russisch-Britschen machtsstrijd in Azië. Maar het koninklijk bezoek aan de Russische 'hoofdstad geeft den bolsjewiki toch wel eenige moeilijkheid en zij beijvert zich dus om hun minder berekenende volgelingen te overtuigen, dat men om der wille van dé smeer, nu toch wel eenigszins anders moet doen, dan de bolsjewistische theorie het zou willen.
De Londensche medewerker van een Duitsch ad weet „uit welingelichte bron” bizönder- }i :den mee te deelen over plannen van den En- r ïlschen minister lord1 Birkenhead', die een tijdje ^ deden een bezoek aan Berlijn heeft gebracht. c aaruit zou kunnen worden opgemaakt, dat in r esprekken met een vertrouwensman van maar- f :halk Pilsoedski Birkenhead den Polen aanbe- s il om met Litauen tot een vergelijk te komen, f aardoor het mogelijk moest worden een * oolsch-Litausch grensblok tegen Rusland te j mmen. Tegelijkertijd werden plannen voor 2 m levendiger antl-Russische propaganda van c oolsche zijde in de Oekraïne besproken. Ten ,, eboeve van déze actie alsmede voor den meer 5 ematigde Poolsche politiek tegenover Litauen :elde Birkenhead den vertrouwensman van PilDedsiki voor, dat Engeland financieelen steun ou verschaffen ter bereiking van politieke en conomische doeleinden. Tevens uitte Birkenhead in gesprekken met en vroegeren staatssecretaris Von Kühlmann eel openlijk zijn feilen haat tegen de bolsjewistische heerschappij en gaf als zijn opvatting ; kennen, dat deze regeering ten spoedigste itgeroeid moest wbrden. Dit zou echter onlogelijk zijn, zoolang Duitschland op vriendchappelijken voet met Rusland leefde. Het feit, at-Duitsch en Amerikaansch kapitaal aan de ntwikkeling der Russische nijverheid verder be eid zijn mee te werken, acht lord Birkenhead en zeerste betreurenswaardig. Birkenhead liet hierbij tegenover Von Kühlaan uitlkomen, dat dé Engelscbe regeering beeid zou zijn een spoedige en grondige herzieling van ’t plan-Dawes, Waardoor Duitschands herstelbetalingen aanmerkelijk zouden rotden verlaagd en een voor het rijk aannemeijke som zou worden vastgesteld, te steunen, ndien Duitschland deel wilde nemen aan een KDlitieke en economische blokkade van Rusland mder leiding van Engeland en Frankrijk. Bir:enhead verzocht om een spoedig antwoord op lit voorstel, daar men in Engeland van gevoeen is, dat het eerstvolgende Amerikaansche con jres Sovjet-Rusland zal erkennen, zoodat in een iergelijk geval aan een gemeenschappelijk op:reden tegen Rusland niet gedacht kan worden. Volgens dienzelfden Londenschen corresponient heeft het plan van Birkenhead, naar men n Londensche diplomatieke kringen verneemt, geen diepen indruk gemaakt op de Wilhelmstrasse, waar Von Külhmann het heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten. Op het oogenblik schijnt er dan ook geen kans te bestaan, dat dr. Stresemann zijn politiek tegenover Rusland zal wijzigen. Het voortbestaan der tegenwoordige regeeringscoalitie in Duitsch land, met krachtige medewerking der Duitschnafionalen, zou, naar het oordeel der Engelschen, bevorderlijk zijn voor de tenuitvoerlegging van een internationalen boycot tegen Sovjet-Rusland, maar men rekent in toonaangevende Engelsche politieke kringen nauwelijks op een succes der Duitsch-nationalen ter gelegenheid van de verkiezingen op 20 Mei. Ten slotte heeft Birkenhead’s politiek tegenover Rusland ook in Engeland zelf een zeer twijfelachtige toekomst, daar zij afhankelijk is van de overwinning van zijn invloed in ’t Engelsche kabinet op Ghamberlain. Birkenhead heeft hierbij echter ook strijd te voeren tegen den _Britschen premier Baldwin én de steun, dien hij van zijn collega’s bij dezen strijd zou kunnen krijgen, is niet voldoende om zijn politiek, die aanstuurt op de politieke en economische omsingeling van Rusland, met het klaarblijkelijk doel om de Moskousche regeering ten Val te brengen, te verwerkelijken. Nu heeft lord Birkenhead wel tegengesproken, dat hij te Berlijn plannen heeft te berde gebracht.
als boven zijn aangegeven, maar merkwaardig is het inmiddels, dat men te officieeler plaatse aan de Redactie der Kölnische Zeitung heeft bevestigd, dat Birkenhead met Von Kühlmann en enkele andere persoonlijkheden op ’t gebied der buitenlandsche politiek „anti-Russische” gesprekken heeft gevoerd, al is van een „bemiddeling” van Von Kühlmann op het departement van buitenlandsche zaken niets bekend. • • • Lord Rothermere is nog steeds de belangelooze strijder voor de belangen van Hongarije. Dat niet allen in Engeland het met den lord eens zijn, moge wel blijken uit een hoofdartikel in de Times, waarin wordt betoogd dat lord Rothermere er verstandiger aan zou doen om den maatschappelijken vrede in zijn eigen land te bevorderen om \ngeland daardoor in staat te stellen de wereld ten voorbeeld te strekken en deze den goeden weg naar eendracht en welvaart te wijzen, dan zich in vreemde affaires te begeven, die alleen succes kunnen hebben als er een nieuwe Europeesche oorlog ontstaat, die bovendien weer een kans zou geven aan het bolsjewisme. Nu moeten we erkennen, dat lord Rothermere in het Engelsche mijnwerkersgeschil heel wat minder zorg voor de verdrukte onschuld aan den dag gelegd heeft dan voor de onschuldig verdrukte Hongaren". Maar toch gelooven we dat men deze vergelijking niet moet maken. „Kijk naar je eigen” is trouwens altijd heel goedkoope straatjongensrepliek. Dat hij niet naar z’n eigen gekeken heeft wil nog volstrekt niet zeggen dat zijn actie voor Hongarije verkeerd is. Ook is het ons niet duidelijk, waarom verandering of zelfs maar juiste toepassing van de vredesverdragen noodzakelijk een oorlog, met het bolsjewistische spook op den achtergrond, ten gevolge zou moeten hebben.
Uit eigen land.
Minister Beelaerts van Blokland’s uitlating In de Eerste Kamer, waarin hij mededeellngen deed ten aanzien van de regeling met België. — Een juist vermaan van prof. Colenbrander. — „Studie zooveel en zoo grondig men wil, maar, voor het oogenblik, nog niets verder.” — De internationale gedachte en het toegeven aan nieuwe, onredelijke concessies aan België — Een verheugende matiging in de Belgische persstemming. — Het Versailliaansche standpunt niet langer vol gehouden. Veel is geschreven over de uitlating van Minister Beelaerts van Blokland in de Eerste Kamer, waarin hij mededeelingen deed ten aanzien van de regeling met België. Thans zal de tijd moeten komen, waarin de Minister de spontane adviezen overweegt en zijn houding bepaalt. Intusschen zal het noodig zijn dat de pers op duidelijke wijze de o.i. principieel eenig juiste opvatting, die in deze zaak kan gelden, n.1. dat het initiatief tot nieuwe onderhandelingen van België en niet van Nederland behoort uit te gaan, bij voortduring accentueert. Dat besef dringt hoe langer hoe meer door, en het is de groote verdienste van prof. Colenbrander, dat hij in „De Gids” aan die opvatting zijn gezaghebbenden steun verleent. „De hernieuwde studie der bij het verworpen Nederlandsch-Belgisch verdrag betrokken vraag stukken” — aldus Prof. Colenbrander — "waarmede blijkens verschillende harer mededeelingen de Nederlandsche Regeering zich bezighoudt, mag niet ten doel hebben eenig voorstel aan Beiglë te doen, eer gebleken is, dat deze nabuur bereid is te onderhandelen op den grondslag van wederkeerigheid. Er zijn een aantal Belgische belangen te noemen, waaraan België voordeel toe kan brengen zonder eigen belang, plicht of karakter te schenden. Bene overeenkomst op dezen grondslag te weigeren ligt volstrekt niet op Nederland’s weg; zelfs haar voor te stellen ware toelaatbaar, doch niet dan nadat zekerheid is verkregen, dat België den grondslag van uitruiling en wederkeerigheid aanvaardt. Van de situatie van Versailles is in de tegenwoordige wereldomstandigheden zóó weinig overgebleven, dat eene Nederlandsche Regeering, die de wederopduiking der Versailles-figuur in de Nederlandsch-Belgische besprekingen alsnog gedoogde, zich een vernietigend brevet van onbekwaam heid uitreiken zou. De Eerste Kamer heeft gehoor moeten geven aan den sterken aandrang van het Nederlandsche volk, dat Minister van Karnebeek beduid wilde hebben, dat zijn gan, sche opvatting van de Nederlandsch-Belgische , verhouding, in de banden van 1919 nog altijd
vastgeklemd, een anachronisme was geworden. Dc heer Van Kamebeek sprak van huivering; wie zegt het hem thans na?” „Dit ééne”, aldus besluit prof. Colenbrandei' zijn artikel, „dit ééne zij gezegd uit de zekerheid die het meedoen aan de campagne tegen het verworpen tractaat opgeleverd heeft; profeten die de verwerpingskans van een tweede onder grootspraak opgedrongen H5nnans-tractaat als gering mochten voorstellen onder het zeggen „zooiets lukt geen twee maal”, verkeeren in ernstige dwaling. Het vermoeden ware niet misplaatst, dat zij beter thuis zijn in de departementale opvattingen van gisteren dan in nationale opvattingen van heden. De fictie van een overwonnen Nederland, dat zijn territoriaal voortbestaan naast een zegevierend, slechts eischen stellend België voor schending van zijn gerechtvaardigde souvereiniteits- en verkeerst) elangen zou moeten koopen, hebben wij stukgeslagen en het is ijdel, de stukken nog aaneen te lijmen. Een België dat dit' beproeven mocht heeft kans en aanspraak op een „bevredigende” afkomst met Nederland voor de naaste en wellicht weer langere toekomst opgegeven, en zal daarmede, gelijk de zaken eenmaal liggen, zichzelf meer dan Nederland schaden. De eenige factor, die België daarvoor behoeden kan, is België’s inkeer. Dien af te dwingen is ten eenen male buiten onze macht, wil en neiging, maar wij willen niet vergeten, dat hij door niets zoozeer vertraagd worden zal als door een onzekere wankelmoedige houding van Nederland. Studie zooveel en zoo grondig men wil, maar, voor het oogenblik ,nog niets verder. Niet wij hebben te doen blijken, dat wij het votum van 1927, maar België, dat het de eischen van 1919 verloochent. Is eenmaal die basis gewonnen, dan is, als tusschen gelijken die elkander in zekere opzichten van dienst kunnen en willen zijn, onderhandeling mogelijk, en regeling, naar den eisch van ieder onderwerp, hij opzegbaar of bij onopzegbaar tractaat”. Wij willen het onderwerp van de verhouding tusschen Nederland en België niet uitputten. Wij zuilen thans af wachten wat verder geschiedt. Maar wel achtten wij het niet ondienstig het juist vermaan van prof. Colenbrander onder de aandacht te brengen van onze lezers. Omdat er uit blijkt hoe thans hoe langer hoe meer wordt ingezien, dat het juist de internationale gedachte is, die het toegeven aan nieuwe, onredelijke concessies aan België verbiedt. Er begint, zij het vaag, hier en daar iets te dagen, ook in België. Wie de Belgische persstemming vergelijkt met de houding dier pers onmiddellijk voor en na de verwerping van het tractaat, ontdekt een verheugende matiging. Het Versailliaansche standpunt is dan ook niet meer vol te houden. En ieder die om tot concessie aan te manen de internationale gedachte te hulp roept, moge de jaartallen 1919 en 1927 voor oogen gehouden worden, het eene van de machtspolitiek der overwinnaars, het tweede van dc politiek van recht en billijkheid, wier wederkeerigheidsi-dee gebaseerd is op heel de ontwikkeling van het Europeesche rechtsbewustzijn in de negen jaren die zijn heengegaan.