Eerste Blad.
1111,1 ~rn® De verhouding tusschen Frankrijk en Italië. - — De meeniflgsverschillen tusschen belde landen. — De door Berlijn gepropageerde wenscfaeUjkheld van aaneensluiting van Duitschland en Oostenrijk. — Nog steeds groote onzekerheid omtrent de herziening van hef Dawes-plan. — Ontruhnings-toebereidselen in het Rijnland. — Poincaré’s as. groote politieke Kamer-rede. Er wordt den laatsten tijd in de Fransche en Italiaansche pers weer eens gediscussieerd over de vraag o; (het niet beter zou wezen, wanneer beide landen zich nauw aaneensloten. Pogingen in die rlcWng gaan in hoofdzaak uit van de Fransche pers, terwijl de Italiaansche bladen nün of me:r duidelijk afwijzend tegenover die pogingen scaan, met het gevolg, dat in een deel van de Fransche pers, zij het dan ook met leedwezen, wnridt geconstateerd, dat er tusschen beide " ïanten meeningsversdiillen bestaan, die noch met diplomatieke middelen, nooh op andere wijze kunnen worden opgelost. Toch hou dt aan den anderen kant de Parijsdie pers vol in haar streven naar een aansluiting en zij wijst daarbij opéén zaak, waarin de wenschen en inzichten van Rome en Parijs absoluut samengaan: de door Berlijn gepropageerde wenschelijkheid vin aaneensluiting van DuitscWand en Oostenrijk In Frankrijk weet men natuurlijk heel goéd, dat Italië moeite doet om Duifschland van toenadering tot Frankrijk af te houden en het op te nemen in het bloc van onbevredigde landen, dat ihet fiscisme scheopen wil. Dat ligt geheel in de lijn van de fascistische politiek. Een bloc van Rusluildi, Duitschland en Italië met als aanhangsel Bulgarije, Hongarije en Albanië, waardpor Joego-Slavië volkomen ingesloten zou wor den, Frmkrijk geïsoleerd zou zijn is de iieveMngsdrown van het fascisme, dat daardoor gemakkelijc spel zou hebben bij het verwezenlijken vanzijn aspiraties. Men moet dat In Frankrijk wil inzien; men weet dat Rome slechts Wacht cp een terugkeer van een reactionaire regeeringin Berlijn1, om spoedig zijn doel te kunnen btreiken. De ondethandelingen van den voor eikele maanden opgetreden nieuwen gezant ds Beaumarclais, met zooveel ophef begonnen, zijn volkomen mislukt. Italië verlangt meer fan Frankrijk wil toestaan, terwijl men bovenden van Fransche zijde een beetje voorzichtig is, omdat men weet dat elke concessie in Rofte beschouwd wordt ais een afbetaling op wat at verder gevraagd zal worden. Men weet
! in Parijs dat Italië tenslotte veel meer verlangd ( dan Frankrijk ooit zal kunnen toestaan: het wil (meester zijn in de Adriatische- en. de Middeflandsche Zee en het wil ook in Nooxd-Afrika een overwegende positie innemen. Bovendien streeft Italië naar een zoo ver mogelijk doorgevoerde machteloosheid van de kleine staten, naar een zoo groot mogelijke versplln tering, zoodat Italië kan poseeren, ais patroon en beschermer, zonder wien de kleine staten ' niets kunnen doen. Daarom mag er in Weenen \ en op 'den Balkan geen sterke macht komen. En I daarom verzet Italië zich' met alle kracht tegen een aansluiting van Duitschland en Oostenrijk, in die eerste plaats omdat Duitschland dan In Weenen een veel te groote macht zou krijgen, | In de tweede plaats, omdat dan de opperheer! schappij van Italië in Zuid-Oost-Europa en op : den Balkan ónmogelijk zou worden. Had die aansluiting plaats, dan zouden Hongarije, Joego-Slavië, Roemenië en Bulgarije objecten worden eerst van een economische, later van een politieke expansie van Duitschland; zij zouden onafhankelijk worden ivan Italië en zouden steeds de een tegen den ander kunnen uitspelen. Italië kent de voordeeten van deze taktiek en zou ze niet gaarne door anderen te zijner r.adeele zien toegepast Daarom moet Italië nog meer dan Frankrijk gekant zijn tegen een Duitsch-Oostenrijksche aansluiting en daarom is j het dan ook volkomen te verklaren, idat de Fran J sche pers moeite doet een brug te slaan tusi Schen Rome en Parijs. \ Maar Italië wil daarvan blijkbaar niets weten. Het fascisme leeft nog steeds van illusies en een van die illusies is Duitschland tegen Frankrijk uit te spelen. Bovendien eischt de trots van het fascisme, dat het de vrijheid heeft van een keuze of het met Duitschland of met Frankrijk wil samengaan. Voorloopig maakt Italië van zijn positie gebruik door in Frankrijk een zekeren, angst te verwekken, dat men met Duitschland zal; samengaan. Door dien angst hoopt men van. Frankrijk voordeelen te kunnen verkrijgen. Laat, zoo redeneert men in Rome, Frankrijk nu maar de actie voeren tegen een Duitsch-Oostenrijksdhe aansluiting; dat heeft tot gevolg, dat Frankrijk en Duitschland verder van elkaar afraken en dat Duitschland toenadering zoekt tót Italië. Of men in Duitschland voldoende deze tactiek van Italië dborziet, Is een vraag. In de breede volkskringen zeker niet, maar in die krin gen ïs de geheele quaestie van de aansluiting met Oostenrijk meer een van hoogerhand bevolen propaganda dan een werkelijke wensch. De Duitsch-nationaten prediken natuurlijk, dat een bondgenootschap met Italië noodig is: zij beschouwen .dat bondgenootschap als een wapen tegen den Volkenbond, vredespropaganda en ook tegen Frankrijk. Feitelijk is wat Italië ei. Frankrijk op elkaar aangewezen doet zijn, een negatieve zaak: het verhinderen van iets, wat nog niet 'is. Maar verder loopen de wegen van’ beide landen volkomen uiteen. De uitzichten van bedde landen ten aanzien van de positie van kleine staten is he' melshreed verschillend; En daarom zal er van : een alliantie tusschen Frankrijk eni Italië wel
niets komen, hoeveel de Fransche pers daarvoor ook doei • • • Omtrent de herziening van het Dawes-plan heerscht nog de grootste onzekerheid. En dit zal voortduren tot begin December wanneer de Dawes-coniferentle — vermoedelijk te Parijs — bijeenkomt. Intusschen schijnt men in de officie ele politieke en militaire kringen der voormalige geallieerden te hopen op een bevredigend resultaat der besprekingen, te oordeeien naar de ontrulmlngstoeoereldselen, welke men meent te bespeuren in Rijnland. Zoo heeft de Rijnlandeommissle haar huur- en andere contracten te Koblenz opgezegd en treft zij toebereidselen voor de verhuizing naar Wiesbaden. Ook zijn er reeds aanwijzingen omtrent de wijze van ontruiming der tweede zone. Een overbrenging van de troepen der tweede naar de; derde zone schijnt nog niet in het voornemen te; liggen. Men voorziet een militaire ontruiming bij gedeelten. De nieuwe orders aan de officieren betreffen den dienst in het vaderland of in 'de koloniën. In welingelichte geallieerde kringen spreekt j men er over, dat de tweede zone, op 10 Januari 11929, een jaar vóór het verstrijken van den ter| mijn van vijf jaar, ontruimd zou zijn. Misschien I dat we daaromtrent iets naders te hooren krijgen in de .dezer dagen aangekondigde groote politieke Kamer-rede van Folncaré, waaraan natuurlijk de besprekingen over de samenstelling en den verder te verrichten arbeid van de Dawes-comimissie moeten voorafgaan. Terwijl deze aan den linkeroever der Selne zetelt delibereert te Genève opnieuw de fameuze mandaten-com.missie die zooals men weet, hare belangstellende zorgen uitstrekt over dé gebieden, welke sinds den oorlog onder het patronaat gesteld zijn van sommige mogendheden en over de wijze waarop die mogendheden zich van haar taak kwijten. Bij die j.l. Vrijdag geopende veer. tiende zitting dezer mandaten-commissae constateerde de voorzitter, markies Theodoll, dat ’t beheer dezer mandaatgebieden zich In de toenemende belangstelling van de Volkenbondsvergadering mag verheugen, terwijl het Zwitser; j sche lid der commissie, professor Rappard zich aangenaam getroffen verklaarde door de woor. den van warme waardeering, welke de Duitsche : gedelegeerde in de zeSde commissie van de Assemlblée over het bestuur .der mandaatgebieden ! gesproken had. Dit was de eerste maal ge■ weest dat Duitschland zich in den VolKenbond : over het mandaten vraagstuk had uitgelaten. Overigens roerde de commissie totdusverre ■ geen netelige vraagstukken, aan, zooals die, weli fce de tegenstelling tusschen Britschen en Fran; schen invloed in meer dan één Oostlijk mandaatsgebied betreffen. Zij maakt geen enkel ■ slapend hondje wakker. Misschien gebeurt dit t nog wei in den loop der discussies. Doch de ■ afgevaardigden te Genève in de verschillende ■ commissies, zoowel als die in de Assemblee of i in den Raad, schijnen het fiefet zoo ruim moge■ lijk het bekende Fransche spreekwoord van toei passing te brengen: „glisses mortel®, n’ appuyer l nas!” Anders waren immers vraagstukken als
dat der optanten in Roemenië, dat der minderheden in het algemeen en dat tusschen Polen en Litauen — om er nu maar ’n paar te noemen — reeds lang opgelost of hun oplossing zeer nabij. Doch men is in geen van deze drie richtingen noemenswaardig vooruitgegaan op den weg naar een oplossing. Natuurlijk kan men, ondanks dit alles, over het werk van Genève de loftrompet steken. En daarvoor zorgen dan> ook van tijd tot tijd de leidende politieke staatslieden van de groote mogendheden, die daar den baas spelen. Zoo hebben nu weer Baldwin, de Britsohe premier, en lord Grey gedaan in redevoeringen over dén Volkenbond, te Londen gehouden. De eerste herinnerde aan de regeling van het conflict tusschen Zweden en Finland over de Aalandseilanden door tusschenkomst van den Volkenbond en verheugde zich verder over het feit, dat de POofech-Litausche quaestie aan het oordeel van den Volkenlbondsraad onderworpen was, een hulde — zooals Baidwin het üitdrukte — gébracht aan het ofschoon langzaam toch zeker groeiende bewustzijn onder de volken van Europa, dat er een gezag bestaat van de grootste waarde en dat men er afkeerig van is zijn toevlucht te nemen tot uitersten, zonder elders hulp te zoeken. Bald win zinspeelde eveneens op de regeling van het geschil, tusschen Poten, en; Duitschland betreffen de Silezië en op andere geschillen, die op bevredigende wijze door den Volkenbond waren geregeld. Ook het Permanente Hof van Inter-nationale Justitie te ’s-Gravenhage had, aldus Baldwin, de verwachtingen in den beginne op dit instituut gebouwd, overtroffen. Maar natuurlijk behoefden daarom — en moch ten zelfs desondanks — de afzonderlijke regeeringen niet stilzitten bij het behartigen harer belangen. En dat had Groot-Britannlë dan ook — zijn traditie getrouw I (dit zeide Baldwin niet, doch dit zegt de geschiedenis) gedaan. Het had zijn nauwe betrekkingen met Frankrijk nog meer verbeterd, volkomen vriendschappelijke be trekkingen met Duitschland in het leven geroe1 pen en een rol 'gespeeld/bij het werk tot het verkrijgen van betere betrekkingen tusschen Frankrijk en Duitschland. Zeker betreurde de minister diep de tijdelijke mislukking der pogingen om met Amerika inzake marine-aangeJegenheden tot overeenstemming te komen. Van daar dat Engelands politiek op het gebied van den vlootbouw zich langzaam moest voortbewegen. Het was niet voornemens met de Ver. Staten een vlootbouwwedstrijd te houden. Meer overtuigend — juist doordat hij zijn rede in den mineur-toon hield — sprak Gréy, die et o.a. op wees dat, door .den ministers van Buitenlandsche Zaken een terrein te verschaffen waar zij elkaar konden ontmoeten, de Bond veel heeft gedaan om den terugkeer te voorkomen van de toestanden al® die, waaruit de groote oorlog : werd geboren. Ontegensprekelijk is het feit, dat de leiders ; der volken elkaar veel meer — dan vóór 1914 — ’ officieel ontmoeten en met elkaar besprekingen . kunnen houden. En dat de loop der wereldge. sChiedenls niet meer in die mate, als ongeveer ■ vijftien jaar geleden^ beïnvloed wordt door de ; diplomatie r