Eerste Blad.
De 11 November 19181 — Duitschland, atrlj- j dende tegen nagenoeg de geheele beschaafde wereld, bezwijkt In dien strijd en neemt de gestrenge wapenstilstandsvoorwaarden der „geallieerden en geassocieerden" aan. — Wat a! herinneringen aan dien sensatio- i neelen tijd leven onwillekeurig in den geest op! — Opnieuw toepassing der beruchte voor-oorlogsche beWapeningsmethoden. •— Een boek over de oorzaken der Ineenstorting van het Dultsche milltalrlstne en het oude absolutistische Hohenzollem-reglem. — De Fransche regeeringscrisls. — Polncaré kabinetsformateur. — In Roemenië slaagt Titulescu niet met de vorming van een kabinet Zondag j.L was bet juist tien jaren geleden dat aan den verschrlkkelljken wereldoorlog een einde kwam door bet feit dat Duitschland, strijdende tegen' nagenoeg de geheele beschaafde wereld, In dien strijd bezweek en d° gestrenge wapenstilstandsvoorwaarden der „geallieerden en geassocieerden”, zooals het destijds heette, aannam. IMet de herinnering aan dit feit valt ongeveer samen die van de ineenstorting der Duitsc'he en Oostenrijksche keizers- en koningstronen en van de geboorte van zooveel nieuwe of geographisch en ethnographisch hervormde staten, die het product zouden worden van de staatsmanswijsheid der bekende later tot stand gekomen verdragen van Versailles, St. Qermain en Trianon. Wat al onder de vele daarop gevolgde gebeurtenissen half begraven herinneringen aan dien sensationeelen tijd1 leven onwillekeurig in den geest opl Keizer Wilhelm, die eens alles wat hem weerstond, dreigde te verpletteren, op de vlucht naar Nederland, de Duit6che troonopvolger aanvankelijk verbannen op een eiland, Keizer Karei van Oostenrijk gedwon8en, tot troonafstand, de Russische kelzersfamle vermoord, het Bolsjewisme het hoofd opstekend en heel Rusland doende buigen onder zijn satanische macht, konlng Albert van België zijn blijden intocht doende in zijn van de overweldigers bevrijde land en hoofdstad', de moorddadige Spartacus-terreur te Berlijn, de stichting der Dultsche republiek te Welmar, dit alles — ofschoon volgens dag en datum gedeeltelijk ’n paar maanden later vallende — groepeert zich in de herinnering rondom het feit van den wapenstilstand, die voor Duitschland „de brug der zuchten” vormde als overgang naar het later te sluiten Verdrag van Versailles. Men herinnert zich wellicht dat feitelijk reeds op 7 Sepf. 1914, bij den gedwongen voorlooplgen terugtocht aan de Mame, dus bij den eersten' Marne-slag, de oorlog voor Duitschland verloren' was. De buitenwereld wist dit toen nog niet; de Duitsc'he legerleiding zag het echter zooals uit de later gepubliceerde oorlogsherinneringen gebleken is — duidelijk genoeg in, doch moest blijven vechten „in spem contra spem” tegen alle hoop in. Toen ‘Kitchener zijn drie millioenen-leger uit den grond stampte en Amerika zijn legioenen van honderdduizenden zond met een ontzaglijken voorraad oorlogsmateriaal — spoorwegrails inbegrepen —■ onder bescherming der machtige Engelsche vloot, toen het Skagerak getuige was van de averechtsche vervulling van keizer Wilhelm’s bekende woord: „unsere Zukunft liegt auf dem Wasser” — toen Oostenrijk machteloos in elkaar zeeg en Italië dat, volgens Mussolini den oorlog wilde de zijde der geallieerden koos; toen was het einde zeker. Op,21 Maart 1918 werden bij het groote Duitsïhe offensief aan het Westfront nog 170000 geallieerde krijgsgevangenen gemaakt, doch ter wijl de Oostenrijkers stelselmatig en gestadig retireerden, zette maarschalk Foch het groote tegenoffensief in, braken de Engelschen onder Halg ten Oosten van Atrecht door de fameuse Hindenburg-llnle heen, capituleerde Bulgarije en schoot er voor de Centralen niet anders over dan het doen van een vredesaanbod aan Wllson, tegelijk met het verzoek om een wapensilstand. Dit verzoek werd op 7 October te Washington overhandigd. Wilson eischte de ontruiming van het bezette gebied en de staking van den onbeperkten duikbootoorlog. Dit geschiedde reeds eenige dagen later en de nederlaag van de Dultsche legers (die intusschen wonderen van dapperheid hadden verricht onder meestal niet voor hun taak berekende aan voerders, Hindenburg als strateeg en tacticus
[loffelijk uitgezonderd) was volkomen en werd Ivoor de geallieerden en geassocieerden bekroond door de voldoening aan dien anderen eisch van Wilson: het verdrijven der militaire machthebbers in die dagen1, dat wilde dus zeg!gen van den keizer, den „oppersten krijgsheer”, jvan de geheele IHohenzollern-dynastie. De revolutie in Duitschland werkte mede om ook deze laatste voorwaarde in vervulling te doen gaan en zóó kon dan het totaal verslagen Duitschland met den socialist Ebert als eersten bestuurder op 11 November officieel de strenge wapenstilstandsvoorwaarden aanvaarden, die o.a. de voormalige aangevallenen, Franschen en Belgen, versterkt met Engelschen, Amerikanen, Italianen en bewoners van het zwarte werelddeel, nu maakte tot aanvallers en invallers op een gedeelte van het Dultsche grondgebied, om daarvan tot op den dag van heden de bezitters te worden. • * * De 11 November 1918! Nog altijd Is niet uit| gemaakt, ondanks alle officieele publicaties, wie in die dagen aan den kant der overwinnaars de meeste verantwoordelijkheid heeft gedragen voor de verdere ontwikkeling der gebeurtenissen: Wilson of Clemenceau met Lloyd George als derde. Maar onaanvechtbaar vast staat hel feit, dat die datum het begin is geworden vooi een uiterlijke gedaanteverandering van Europa. De 11 November 1918 sloot reeds als kern in zich wat den 28 Juni van het volgende jaar tc Versailles zou worden uitgebroed — wat toer zou „uitbreken”; de vrede — d. w. z. de vrede zooals de materialistische geest der overwinnaars dien opvatte. De vredesverdragen van Versailles, Trianor en St. Germain leverden voor Europa tot nu toe niet veel anders op dan eindeloöze twisterijer en een langzaam maar gestadig wegglijder langs de helling naar den afgrond der beruchte voor-oorlogsche bewapeningsmethoden, zoo da men veilig kan zeggen dat de wereld feitelijl nog altijd verkeert in een periode van wapenstilstand, waarin de volken— wij bedoelen hiei natuurlijk bepaaldelijk de groote mogendheder — elkander wantrouwend gadeslaan en de eer elke beweging van den ander 'bespied — aller overtuigd dat zij paraat dienen te zijn niet to den aanval, — o neen, dat zou te veel den schijt wekken alsof men kwaadwillig gezind was doch — tot de verdediging. De verdediging tegen wie of tegen wien? Met weet het zelf niet, maar daar is geen staat on'der«de overwinnaars uit den grooten oorlog, di< voor zijn speciale belangen niet tracht zijn hei te zoeken in een bewaking zoo sterk mogelijl als de onderling gesloten tractaten dit gedoo gen. Volkenbond', Permanente -Hof van Internationale Justitie, Locamo-verdrag en Kelloggverdrag hebben aan) de „psychologie der men schelijke samenleving” misschien alleen dit ver anderd, dat zij haar uitgesproken karakter vai uitdagende vijandigheid heeft gewijzigd in eei van kwalijk verborgen' haat of felle jalouzie ei alf gunst. Om' terug te keeren tot de gebeurtenissen h November van het wapenstilstandsjaar, voora in zooverre die gebeurtenissen zich groepeerei rondom den val van het Duitsche militairisme van het oude absolutistische Hohenzollern-re giem. Eerlang zal te Berlijn een boek verschijnei van de hand van den iBerlijnschen geschiedken nier Arthur Rosenberg, lid van de commissie ui den Rijksdag tot onderzoek van de oorzakei der ineenstorting des rijks, in de laaste period der monarchie. De „Vossische Zeiting” heef daarvan nu alvast een gedeelte gepubliceerd hetwelk men noemen kan: de dictatuur van Lu dendoff van het jaar 1916 tot 1018. En het blai geeft daarbij als zijn meenlng te kennen, da nog nooit zóó duidelijk en kras uiteengezet is hoe Wilhelm II reeds lang vóór zijn aftreden al! macht verloren had. November 1928 verloste dus de wereld va: het Duitsche militarisme. Doch kwam In d plaats daarvan na tien jaren tijd niet een toe stand, die op dit oogenblik zelfs de oppositie i: het Brltsohe parlement openlijk haar vrees doe uiten voor een Fransche militaire overheerschini in Europa? We behoeven die vraag slechts t stellen om haar tegelijkertijd als bevestigem antwoord te kunnen beschouwen en de conclu sle ligt voor de hand, dat voor de vredesvrien den van welke politieke of godsdienstige rlch ting ook sterker dan ooit de leuze blijft gelden „alle hens ‘aan dek”, en „geen oogenblik ver sagen of verslappen In den Ijver ter bevordering van de toenadering tusschen de volken en va de propaganda der scheidsgereChtsidee”. D poort, aan den bouw waarvan de staatslieden i 1918 en 1919 zijn begonnen als ingang van e: toegang tot het rijk eener meer vreedzame e: meer voorspoedige samenleving der volken za ineenstorten, Indien haar massale zijwanden nie worden verbonden ea bijeengehouden door d
alles bekronende afdekking van het zegevierend beginsel der arbitrage. • • /• Het is blijkbaar terecht een Fransch spreekwoord, dat zegt: „hoe meer er verandert, hoe i meer er hetzelfde blijft”. Want uit de Fransche kabinetscrisis, die zooveel verrassing heeft gebaard, blijkt dat de „sterke man” Poincaré met de vorming van een nieuw kabinet is belast en alles zoo ongeveer bij hetzelfde zal Wijven. In plaats van een kabinet der „Nationale Eenheid” zal er nu vermoedelijk een kabinet der „Republlkeinsche Concentratie” komen. Moolklinkende namen om de groote verdeeldheid in de Fransche politiek te verbloemen. Het zijn altijd weer 'dezelfde namen, 01e we ontmoeten in de lijst der ministers. Hef wisselt als ’t ware af, het lijkt wel of alle politieke eerzuchtigen op hun beurt hef lucratieve minisfersbaantje toegeworpen krijgen, om de heeren zoet te houden en de „democratische" rechtvaardigheid hóóg te houden! Poincarré kan natuurlijk op dit moment Herriot niet handhaven, want dit heftig heer is het I groote struikelblok voor een rustig bewind. Uit ! de voorioopige lijst van ministers lelden we af, [dat Poincaré ditmaal gestreeld heeft naar een groep medewerkers, die tot de bezadigde elementen behooren. Dit waarborgt de kalme voortzetting van Poincaré’s voornaamste taak: het financieel herstel en de oplossing der hangende internationale problemen. Poincaré zelf zal echter geen deel van het nieuwe kabinet uitmaken, (binetsformatie opgedragen van Maniu, den lei9 * * in Roemenië heeft Titulescu de opdracht tot vorming van een kabinet weer in handen van den regentschapsraad gesteld. Tegenover journalisten veridaarde hij, dat zijn pogingen om volgens de opdracht van den raad een coalitiekabinet tot verzoening der liberalen en der nationale boerenpartij te vormen, gestrand is op de weigering der partijleiders. Thans Is de kabinetsformatie opgedragen van Marine, den leider der Nationale Boerenpartij.
"Buitenlandsch Overzicht.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/11/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504139:mpeg21:p00001
"Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/11/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504139:mpeg21:p00001
k De Staatsbegrooting voor 1929. — Aanvang ' >- van het groot-politiek debat — De kansen { van het coalltlehersteL — Ir. Albarda’s ver- , langlijstje. — Weinig kans op vorming van een „zwart-rood bloc” — Dominee Llngbeek : n zorgt voor afleiding. — De coalitie In waar- ï n held „gaaf, ongerept en ongeschonden”. ] n Braat zingt den lof der kleine partijen. — , Vooral de Mlnister-president krijgt gedocht ( ,1 den klauw van den leeow van Hekelingen n te voelen. — Braat’s lange waschlijst van 1 ï, regeeringsverzuimen tegenover het platte- . s land. — Braat als censor morum. — Mgr. Nolens; rede. — Marchant over het „marga- ; rine-kabinet”. Vorige week is in die Tweede Kamer aangen vangen het groot-politiek debat ter inleiding van de openbare behandeling van de Staatsbegroo“ ting voor 1929. De vraag, of dit strikt noodig was na de All" gemeene Beschouwingen in 1927 gevoerd en “ terwijl men weet, dat het extra-parlementaire imtermezzo-Kabinet-De Geer na de verkiezingen van Juli a.s. zal aftreden, wend het eerst beantle woord door mr. H. Heemskerk. ’t Is nu eenmaal gewoonte — aldus mr. Heems;n kerk — om bij deze Aigemeene Beschouwingen ‘e „een kleine verhandeling te houden”. En hij kon zich eigenlijk refereeren aan wat Z.Exc. in het ” vorige jaar had gezegd. ' Mr. Heemskerk had 'tover: het karakter en § beleid van het Kabinet-De Geer — minder een :e Regeering d'ani een verzameling van ministers, d — voorts: over het parlementaire stelsel en ein>- delijk over de anti-revolutionnaire partij en hare l" positie tegenover (dit ministerie. Hij was in deze i- rede veel rustiger, vriendelijk jegens het nóg zittend Kabinet. Bijna heelemaal niet agressief. r“ Na Juli 1929 zal een ministerie moeten komen, g dat zijn eigen weg kiest — niet allereerst op de n stoffelijke belangen des volks het oog gericht >e houdt: Minister Slotemaker de Bruine kreeg een -n pluimpje. Mr. Heemskerk ontkende dat de door * hem ingediende ontwerpen een conservatief ka:n rakter dragen. „Behalve zijn vele talenten”, — 15 zei de oolijke grijsaard — „bezit deze bewindsït fflan qoJj nog de gave om zich in een wespenI* nest te kunnen steken..."
Verder hoopte mr. Heemskerk op het herstel der coalitie, waarna hij de financieele politiek van de regeering, behoudens de f 10.000 subsidie aan het Residentie-orkest prees. Nog een enkel woord over de coalitie, waarbij de Caivanistische staatsman opmerkte, dat men moet afwaohten. Niet de coalitie kunstmatig vormen. Geen verschillen op-de-spits drijven. In elk geval moet er een Kabinet komen, dat kan besturen. Aan.de rede van den Vrijheidsbonder, prof. Van Gijn, schonk de Kamer weinig aandacht. Hij verdedigde de politiek der scheidingslijn, waarbij Links de vrijzinnige gedachte op geestelijk gebied, op stoffelijk terrein die der economische zelf-verantwoordelijkheid heerscht. De hoogleeraar lichtte zijne meening toe door te verduidelijken, dat hij bedoelt: de grootst mogelijke vrijheid van hel individu en beperking van de Staatsbemoeiing tot uiterst minimum. Het mislukken der pogingen tot vorming van een nieuwe coalitie zal mr. Van Gijn allerminst betreuren. Vervolgens hield de hooggeleerde Vrijheidsbonder Van Gijn teehnisch-financieele beschouwingen. De rede van Dr De Visser, den leider der Chr. Historische groep, daarentegen had weer alle belangstelling. Ook deze staatsman bracht hulde aam het Kabinet-De Geer, dat ondanks de crltiek, op hem uitgeoefend, zijn zware taak schitterend heeft vervuld. Onze minister van Defensie heeft volgens dr. De Visser het bewind Verkeerd geleid. Volgens zijn inzicht is ontwapening beter dan langzaam aftakelen. Ook het onderwijs-beleid critiseerde dr. De Visser op vrij scherpen toon. De grootste waardeering bleef dr. De Visser hebben voor het beleid vam minister De Geer als hoofd van Financiën. De tegenwoordige politiek-parlementaire situatie noemde ook dr. De Visser abnormaal. Er hokt iets in den toestandl — zei de eminente Chr.-Historische staatsman. Er is geen machtspositie van het Kabinet. Tal van voorstellen, door dit ministerie gedaan, zijn ingetrokken of verworpen. „Omnium Consensie” — naar aller oordeel is de toestand abnormaal. Door de vorming van allerlei kleine partijen is verbrokkeling van de Rechtsche meerderheid te duchten. De Chr.-Historische partij is bereid tot samenwerking met anderen, — ook buiten de Rechtsche sfeer — die hare christelijke grondbeginselen op het Staatsbestier willen steunen. • m • Van heel ander gevoelen was de leider der S.D.A.P., ir, Albarda, die den toestand voor het parlementaire stelsel critiek noemde en het Kabinet-De Geer sterk schetste „in-het-fliet-doen”, doch het blijkbaar verkoos boven dat van Colijn, over wiens verdwijning hij niet kon nalaten zijn vreugde te ontboezemen. Ir. Albarda vroeg waar de 171 tnillioen overschot zijn gebleven, welke in de jongste drie jaren restten. Hij wenscht, dat de Staten-Generaal daar voortaan zeggingsrecht over hebben, maar dan moet er een regeering komen, die beter dan het Miniisterie-D? Geer de behoeften van onzen tijd beseft. De S.D.A.P. wenscht een parlementair Kabinet. Geen Rechtsch coalitie-ministerie. Hoe is — vroeg de heer Albarda — het politiek perspectief? Ook nadat de Katholieken de gezantskwestie hadden uitgeschakeld, bleek herstel van de coalitie niet mogelijk. De heer Albarda zoekt de oorzaak daarvan in de zich al meer toespitsende tegenstellingen bij de Rechtsche partijen. Bij de jongste verkiezingen bereikte Rechts niet meer dan 5034 pet. van de uitgebrachte geldige stemmen. Zullen ze straks de 51 halen? Ir. Albarda betwijfelt ’t. De heeren Kersten, Lingbeek en Arts — voegt hij eraan toe — lachen reeds in hun vuistje. Het samengaan van Rome met den Vrijheidsbond acht de heer Albarda ondenkbaar — wil de Katholieke partij haar ineenstorting niet verhaasten. Het komend Congres der SJD.A.P. zal hebben te beslissen, of zij eventueel aan de Regeering zal willen deelnemen. De historie van de wethouders-keuze te Amsterdam staaf hier ge heel buiten. De gissingen daarover zijni evenzooveel vergissingen. De S.D.A.P. zal slechts aan de Regeering deelnemen wanneer zij waarborgen bezit, dat een groot deel van haar program zal worden verwezenlijkt. Dr. Nolens „uiterste noodzaak” is niet voldoende! En de heer Albarda betwijfelde, of — waar z.i. de invloed der arbeiders in de Katholieke Staatspartij nog gering is — ’t tot een compromis zal kunnen k0Verder kwam o.m. op hef lijstje van Ir. Albarda’s wenschen voor de wettelijke vacantieregeling voor alle arbeiders, het mede-zeggeni schap der arbeiders in de bedrijven, alfschaffing van de exhorbitante rechten van den Landvoogd ■ in onze Oost en nog heel wat meer. Uit Ir. Albarda’s rede is stellig niet gebleken, • dat de kans op vorming van een „zwart-rood^ bloc” groot is! De Chr. historische landbouwspecialltelt dr.
Lovink critiseerdc het afschuiven van Rijks-uitgaven op 4e gemeenten. Hij wenschte de dlrectie-Landbouw beter ingericht te zien en wees er op, dat er zeer dringende behoefte is aan kleine land- en tuinbouwscholen. Ds, Lingbeek, de man yan de Herv. Ger. Staatspartij, ging weer danig te keer en zijn rede bracht als altijd groote opwinding. Ds. Lingbeek vindt een ideale Regeering, die, welke gebonden is aan artikel 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis. Eene Coalitie-Regeering verafschuwt hij. 'Maar — niet uit antipapasme, — o, neen! De afgevaardigde is slechts van meening dat de Roomscihen, boven alles het gezag van den iPaus erkennnen, gevaar scheppen voor een Staat in den Staat * * * De heer Braai, alleenig ld van zijn fractie, zong den lof der kleine partijen, die door de oneenigheid der grooten steeds meer invloed | krijgen. Jammer, maar niet onwaar! De Kamer i en vooral de Minister-president kregen geducht den klauw van den leeuw van Hekelingen te voelen. De heer Braat hield Kamer en regeering een lange waschlijst voor van verzuimen tegenover het platteland. Natuurlijk ging hij zwaar te keer tegen het dure onderwijs, tegen de ambtenarij, tegen de pensioenen en tegen den zomertijd. Dan trad hij nog op als censor morum. Hij sprak er namelijk zijn verachting over uit, dat leden van groote partijen dikwijls tegen hun overtuiging hun stem uitbrachten. Dan ging hij weer den heer De Geer te lijf en wel zoodanig dat de heer Duijs onder daverende vreugde riep: „Is dat nu dankbaarheid voor je leeuw!” De heer Braat liet de Kamer nog lachen door te verklaren dat de heer De Geer geen „Museüno1’ araa. Ergerlijk was ’n misplaatste vraag: wat moet er bij een samenwerking van rood en zwart van de Koningin terechtkomen? De voorzitter hamerde af. En dat was het eenig juiste. Mgr. Nolens, de leider der R. K. partij, zei niet te behooren tot degenen, die het Kabinet-De Geer met gejuich hebben begroet De belangen van het onderwijs zijn èn wat organisatie èn wat de finanttën betreft, niet zóó behartigd als velen wel gedacht hadden en hij geloofde, d?t | de houding van den minister van Financiën ten aanzien van het onderwijs wel wat ruimer had kunnen zijn. Van tal van wetsontwerpen, op verschillend gebied, die er nu nog ter behandeling liggen, geloofde dr. Nolens niet, dat ze in deze parlementaire periode „onder dak” zullen komen. Ten aanzien van het parlementaire stelsel merk te de r. k. leider op, dat onder de huidige omstandigheden een parlementair kabinet niet anders bereikt kan worden dan door samengaan van partijen. De voorkeur der R. K. Staatspartij gaat echter uit hoofde van handhaving en doorwerking der christelijke beginselen, ongetwijfeld uit naar herstel der samenwerking met de beide andere rechtsdhe partijen, dus herstel van de coalitie. Verder heeft deze fractieleider, hetgeen verwacht kon worden, niet veel nieuws verteld, evenals de V.-D. leider, mr. Marchant. Na eenige zaken van ondergeschikt belang, behandelde mr. Marchant uitvoerig het parlementaire stelsel. 'Het minlsterie-Colijn noemde hij krachtens zijn ontstaan en beleid een „margarine-kabineï“ Ten slotte zeide de v. d4eider, dat men weet wat de vrijzinnlg-democraten wenschen. Zij zullen steun verleenen aan welk kabinet ook, dat rekening houdt met hun beginselen. Met den heer Nolens was mr. Marchant het
eens, dat men dit extra-parlementaSr kabinet ne de verkiezing niet zal weerzien. „Neemt er uw hoed1 voor af, gij zult het In dezen vorm n!e1 weerzien,” aldus drukte de geestige v. d.-leidei zich uit. Nadat noè enkele andere sprekers hef woord hadden gevoerd, werd de zitting gesloten er komen heden nog de heeren Veraart, Van Rappard en Kersten aan het woord, waarna hef wel ongeveer de beurt aan Minister De Geer zal zijn. ,
"Dit eigen land.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/11/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504139:mpeg21:p00001