Eerste Blad.
Het nieuwe Fransche kabinet. — Van een zoodanige samenstelling, dat Tardleu ditmaal niet aanstonds van zijn voetstuk zal tuimelen. — Nog steeds geen blijmoedige berichten over de Londensche vlootconferentie. — Wantrouwen over en weer belet de onderhandelaars royaal tegenover elkaar over de brug te komen. — Het aanpassen van het Volkenbondsverdrag aan het Kellogg-pact — Goede resultaten te Genève. — Teekenen van onrust in Britsch-Indië. — De opzegging der burgerlijke gehoorzaamheid door de nationalisten. Tardieu’s pogingen, om een nieuw kabinet samen te stellen, zijn geslaagd. De kabinetsformateur heeft van den beginne af aan ernaar gestreeft een ministerie in elkaar te zetten, dat op een krachtigen parlementairen steun staat kon maken. Zijn goede bedoelingen werden evenwel niet op prijs gesteld, hetgeen bleek uit de houding der radicale fracties uit Kamer en Senaat, Tardleu was dezen zeer ver tegemoet gekomen en gaf, teneinde bij hen in ’t gevlij te komen, blijk van een opmerkelijke toegeeflijkheid, doch de partij als zoodanig sprak haar veto uit tegen Tardleu, die een tijdelijk kabinet wilde vormen, hetwelk de republikeinen en rechtsche fracties zou vereenigen. De bezwaren tegen den nieuwen premier golden, ondanks Tardieu’s tegemoetkomendheid, de omstandigheid!, dat deze in wezen een zeer conservatieve figuur is em bovendien bij voortduring, als consequentie daarvan, ©en zeer strijdbare houding heeft aangenomen tegen leder, die zich links orlenteerde , Tardleu heeft niettemin volgehouden en het Is hem zelfs gelukt een vijftal radicalen over te halen tot zijn kabinet, dat uit achttien ministers en zestien onderstaatssecretarissen is samengesteld, toe te treden. Het ligt voor de hand, dat dit vijftal afgevaardigden en senatoren uit de partij zal worden gezet. van meer belang echter dan het overioopen dezer radicalen is de 'houding van de groep, die onder leiding staat van Franklln Bouillon, Weliswaar behooren tot deze groep slechts vijftien leden, doch de steun van dezen is van het grootste gewicht, daar regeeringspartij en oppositie tot dusver vrijwel even sterk waren, zoodat de levensvatbaarheid van het kabinet niet bijzonder groot was. Nu Tardleu zich heeft weten te verzekeren van de medewerking dezer vijftien parlementsleden, is de kans, dat hij zich zal handhaven, aanmerkelijk gestegen, omdat bij de jongste crisis het juist de groep van Frankilin Bouillon was, die tevens Tardleu ' steunde. Laatstgenoemde is er ditmaal weliswaar met in geslaagd een politieken godsvrede tot stand te brengen — de radicalen waren al te halsstarrig — maar hij heeft thans de parlementaire basis zoodanig weten te verbreeden, dat hij nu iets minder kans heeft dadelijk van zijn voetstuk te tuimelen. Verscheidene vroegere medewerkers van Tardied verschijnen opnieuw ten tooneelé; onder hen bevindt zich ook Briand, hetgeen beteekent, dat de buitenlandsche politiek van Frankrijk op de wijze, die tot dusver werd gevolgd, zal worden voortgezet. De eenige die ten slotte een veer in deze crisis heeft gelaten is Briand, wiens onmisbaarheid in eigen oogen, de meeste partijen langzamerhand eenigen weerzin afdwingt. Inderdaad er zijn oogen,blikken in het politieke leven, dat zelfs een man als Briand zich -niet boven alle partijen mag stellen en een keuze moet doen. Temeer als men weet, dat zijn houding niet vreemd is aan de intriges tegen Tardieu gesmeed, wien hij moeilijk vergeeft in Den Haag en te Londen een eerste viool te hebben gespeeld, waarop hij recht meent te hebben, doet het zonderling aan hem opnieuw in dit kabinet plaats te z'ien nemen, evenals in het vorige, dat slechts een enkelen dag heeft beleefd. Maar de wegen der politiek zijn nu eenmaal vaak onnaspeurlijk en niet altijd recht door zee. De Fransche politiek is ©r het beste bewijs van. 0 0 ' a 0 De berichten over de Londensche Vlootconferentie zijn nog steeds niet van blijmoedigen aard. Van een werkelijk streven om de vloten in te krimpen tot een zoo laag mogeüj'k peil, blijkt bitter weinig, al roept heel de wereld er om, daar de volkeren zoowel van de financieele lasten der marine-begrootingen bevrijd! willen
worden als van de oorlogsgevaren, die onvermijdelijk vastzitten aan een ongebreidelde vlootbewapening. Dat het onderling wantrouwen 'bij de staatslieden nog buitengewoon sterk is, is overigens niets geen nieuws. Telkens weer wordt dit naar buiten gedemonstreerd en wel het meest kan dit worden afgeleid uiit het feit, dat hoewel er allerlei schoonklinkende verdragen bestaan, niettemin de onderhandelaars te Londen niet royaal tegenover elkaar over de brug durven komen. Het behoeft dan ook geenszins te verwonderen, dat het pessimisme met betrekking tot de vlootconferentie hand aan hand toeneemt en eveneens de ontevredenheid in uitgebreide kringen. Ook in Amerika kan men stemmen beluisteren, waarin misnoegen tot uiting komt over den gang van zaken. Zoo heeft senator Borah, de voorzitter der commissie van buitenlandsche zaken uit den Ameri'kaanschen Senaat, uit naam der pacifistische kringen *n Amerika dezer dagen een groote radiorede gehouden, waarin hij zich bezig hield met den loop dien de zaken ter ontwapeningsconferentie nemen. Hij deed een zeer dringend beroep op de delegaties, die te Londen bijeen zijn gekomen, om de teekenen des tijds te verstaan en door het mislukken der conferentie niet een zware schuld op zich te laden. Wanneer de conferentie zou worden opgeheven, zonder een belangrijk deel van den bewapeningslast van de schouders der volkeren te nemen, dan beteekende dit niet alleen een teleurstelling voor milüoenen menschen, die nadenken, maar zou de wereld zich voor een ramp zien geplaatst., Terecht merkte Borah op, dat alle te Londen Vertegenwoordigde naties een hei lig verdrag hebben onderteekend, volgens hetwelk zij nooit meer naar de wapens zullen grijpen: wanneer zij er nu niet in slagen de bewapeningen te verminderen, zou men dan ooit in de toekomst gunstiger omstandigheden verwachten? Zooals men weet, Is er op de Amerikaansche delegatie reeds aandrang geoefend' naar het vaderland terug te keeren, maar tegen dezen eisch liet Borah bezwaren gelden. Volgens hem moesten de Amerikanen dezen strijd voor menschelijkiheid tot het einde toe vol houden en als laatsten het slagveld verlaten. Tegelijkertijd wordt een massa-aetle gemeld , van personen, die In de Vereenlgde Staten vooraanstaande plaatsen innemen en die er zeer nadrukkelljk op aandringen, dat de maritieme bewapening niet wordt beperkt, maar Integendeel op radicale wijze verminderd'. In een petitie wordt de zinsnede herhaald uit de beroemde rede, die 'Hoover op Wapenstllstandsdag hield en waarin wordt te kennen gegeven, dat het peil, waarop de vlootontwapening moet worden gebracht, voor de Vereenlgde Staten niet laag genoeg kan zijn. Vorenvermelde actie werd ingeleid door prof. Shotwell van de Columbia-universiteit. In anderhalven dag onderteekenden 12000 prominente persoonlijkheden de petitie; onder hen bevonden zich acht gouverneurs van staten, talrijke rectoren en professoren van hoogescholen, alsmede honderden geestelijken. Of dit alles zal helpen? We zijn geneigd te gelooven van niet. Misschien dat, als de Franschen er maar weer bijkomen, de conferentiemist optrekt en het vooruitzicht beter wordt! * * • Neen1, dan vlot de arbeid te Genève inzake het aanpassen van het Volkenbondsverdrag aan het Kellogg-pact beter. Zoo is reeds eenstemmigheid verkregen over artikel 15, lid 6, dat het attaqueeren van een overtredend lid regelt, als de Volkenbondsraad eenstemmig, de stemmen der geschilhebbende partijen niet medegerekend, een rapport over oplossing van het hem voorgelegd: geschil aanneemt. De commissie heeft het denkbeeld van de regeering van Finland goedgekeurd, dat in zulk een geval een rapport van den Volkenbondsraad voor de partijen bindend zal zijn, zooals het geval is met de beslissingen van het Haagsche Internationale Gerechts hof. Mochten die partijen zich aan de uitspraak niet storen, dan zal de Volkenbondsraad de noodige middelen aangeven om de naleving te verzekeren. Verder is overeenstemming verkregen over ar tikel 15, waarvan het 7de ‘lid handelt over een niet-eenstemmig rapport van den Volkenbondsraad. Het recht der partijen om in een zoodanig geval na 3 maanden tot oorlog over te gaan is in den nieuwen, tekst vervallen. Bovendien echter wordt aan deni Volkenbondsraad de verplichting opgelegd aan de partijen aanbevelingen te geven over de beste procedure, die zou kunnen worden ingeslagen om nog tot een overeenstemming te komen. Verder stelt de commissie voor, dat de Volkenbondsraad niet langer eenstemmigheid noodig zal hebben om bij een i geschil een advies van het Haagsche Internationale Gerechtshof in te winnen over de juridische zijde van het vraagstuk. Het secretariaat van den Volkenbond! heeft verder het rapport der Nederlandsche regeering aan den Volkenbond openbaar gemaakt over de1 aanpassing van het Volkenfoondsverdrag aan het Kellogg-pact. De Nederlandsche regeering erkent, dat er alle aanleiding bestaat, om die artikelen van het Volkenbondsverdrag te herzien, die de rechtmatigheid van oorlog in 'bepaalde gevallen nog schijnen te erkennen. Onze regeering ontveinst zich niet, dat de wijziging van het Volkenbondsverdrag in dezen geest, overeenkomstig de amendementen dier Britsche regeering, de verplichtingen der volkenbondsleden voortspruitend uit art. ie van het Volkenbondsverdrag, zullen kunnen verzwaren. Verder zal onze regeering hel nuttig achten, dat men bij de uitdrukkelijke uitschakeling van den oorlog als middel tot oplossing van die geschillen tevens de middelen versterkt voor de vermijding van oorlogen in den- geest van de Duitsche voorstellen, die destijds gedaan zijn in het dossier van arbitrage en veiligheid!, i Tenslotte stelt onze regeering voor, dat een nieuw artikel zal worden opgenomen, waarbij de Volkenbondsstaten zich verbinden de oplossing van alle geschillen van welken aard of oorsprong door vreedzame middelen na te streven, alsmede een wijziging van de considerans van het volkenbondsverdrag, waarin ronduit gezegd moet worden, dat de volkenbondsstaten zich ver plichten nimmer hun toevlucht tot den oorlog te nemen. 0 0 • Zoo de voorteekenen niet bedriegen, schijnen er voor Britsch-Indië rumoerige dagen op komst te zijn. Wanneer het rapport van Sir Joh Simon (over de beste manier om aan BritschIndië meer politieke zelfstandigheid te schenken) den Öritschen minister van Koloniën Wedgwood Benn in handen komt, zal Paschen reeds voorbij zijn. En wie weet hoe snel en in welken omvang de gebeurtenissen dan reeds elke poging tot bestuurshervorming zijn vooruitgelopen! De opzegging der burgerlijke gehoorzaamheid door de Ohandi-partlj — de nationalisten — wordt in het Lagerhuis te Londen besproken met 'n zekere hooghartige geringschatting. Op een vraag van den conservatieven afgevaardigde Wardlaw Miine antwoordde de zooeven genoemde minister dat in eenige districten van Bengalen pogingen waren gedaan met steun van 'de plaatsellike afdeellng der Indische Congrespartij. Doen volgens de jongste berichten hadden zij gefaald; in het district, waar in November de beweging begon, ging het Inzamelen der belastingen met eenige moeilijkheden gepaard. Ook in eenige districten van Birma werd tegenstand geboden, maar deze werd’ eveneens overwonnen. Ook die inning var. de zoutbelasting had, voorzoover hij wist, geen moeilijkheden opgeleverd1. Maar men weet het: Gandihi’s ultimatum stelt, bij niet inwilliging — binnen acht dagen — van de nationalistische eischen, een veel scherpere, veel fellere actie in uitzicht. In het .minst ongunstige geval zal deze vermöedelijk bestaan uit het boycotten van Britsche ambtenaren) — door leveranciers enz. •— het weigeren van belastingbetalen, het breken van het regeerings zoutmonopolie en het weigeren van de betaling van accijns op het zout. Doch het kan niet uitblijven af deze actie zal, daar zij natuurlijk tegen-maatregelen van den kant der autoriteiten moet uitlokken, uitgroeien tot geweld tegen de oorspronkelijke bedoeling en uitdrukkelijke verklaring, van Ghandii in. En zóó zal in Britsch-Indië bijna onvermijdelijk het stelsel ,van deni Moskouschen Sowjet-kameraad Roja gaan zegevieren, het stelsel dat een gewelddadige proletarische rèvolutie predikt. StaIin heeft dit stelsel als voor Britsch-Indië niet gewenscht en niet geschikt veroordeeld en de voorkeur gegeven aan dat van Roja’s tegenstanders Manovulsky en Schmeral, die zich hebben uitgesproken voor de „progressistische methode” d. w. z. voor een langzame verbolsjewiseering van Britsch-Indië als meer in overeenstemming met de „leer van Lenin” en met de plaatselijke omstandigheden van het „operatie-terrein.” Aan deze beslissing is in den boezem van het Uitvoerend Comité een hevige scène voorafgegaan, waarbij de vertegenwoordigers van beide richtingen elkaar de grofste scheldwoorden naar het hoofd wierpen, de eene poehaan derf anderen uitmaakte voor „fantast” en „illusionist”, de ander den een, voor „volksmisleider” en „eerzuchtig baantjesjager”. Roja, de vertegenwoordiger ■— te Moskou — der communistische Hindoe’s — werd ten slotte uit de Oostersche sectie van het Uitvoerend Comité geworpen, en het denkbeeld eener langzaam zich voltrekkende nationale revolutie ter ondermijning van het Britsche gezag zegevierde over dat eener communistische revolutie. Doch men kan te Moskou wel theoretlseeren en besluiten nemen, de gewone loop de:r dingen maakt overal en altijd dat de natuur sterker is dan de leer. : En zóó zal men het vermoedelijk oök in BritschI Indië zien gaan — tenzij de beweging in zich niet sterk genoeg is en Ghandi mocht blijken i een grootspreker te zijn, L o