Eerste Blad.
Macdonald nog altijd vol goeden moed, dat de Vlootconlerentie zal slagen. — Zal Brland slagen in het vinden van een tooverformule? — De Duitsche regeerlngsverklarlng. — De flnancleeie en landbouwkwesties, welke het openbare leven bij onze Oosterburen beroeren. — Hoe benard de toestand In de jonge republiek is. — Zal de Rijksdag de nieuwe regeerlng willen steunen? — De Brltsche buitenlandsche politiek en het Egyptische vraagstuk. — Een conferentie ter bespreking van de tusschen Engeland en Egypte bestaande strijdvragen. — Naar een vriendschapsverdrag tusschen beide landen. Macdonalidi heeft weer eens vertelaard1 — In het Britsche Lagerhuis —dat de Engelsehe regeering evenals tevoren vasthoudt aan haar besluit, om een overeenkomst tot stand te brengen tusschen alle de vijf mogendheden, die aan de Vlootconferentie deelnemen en niet slechts tusschen twee of^drie van haaf, idoch de andere belanghebbenden1 houden óók vast aan hun eigene zienswijzen en eischen. En nu is na het vijfmogendhedenverdrag het veiligheidspact gekomen en. daarna het denkbeeld van een Fransch-Itallaansch tractaat eener, en een Japansch-Anglo-Saksisch verdrag anderzijds en vervolgens idat van een overeenkomst tusschen Groot-Britannië, Frankrijk, Amerika en Japan — zonder Italië — doch alles, alles mislukte, het laatste denkbeeld tengevolge van het verzet van Italië, dat dreigde met het prijsgeven van het Locarno-verdrag. In Frankrijk heerscht de .meeste verontwaardiging en ongerustheid — niet over ItaMë’s houding, doch — over het feit, idat Groot-Britannie, het lid der voormalige Entente Cordiale (want deze bestaat feitelijk toch niet meer) weigert, pertinent eenige verklaring af te leggen omtrent zijn houding bij een eventueel uitbrekend gewapend conflict. Ais de officiëeie Britsche commentaren beweren, dat Engeland geen nieuwe militaire verbintenissen kan aangaan om Franrkijk’s veiligheid te waarborgen, dan antwoordt men, dat het een kwestie van algemeene en niet speciaal van Franlkrijk’s veiligheid is en dat niemand nieuwe verbintenissen vraagt, doch enkel en alleen van het reeds in beginsel door het Convenant van den Volkenbond onderschreven program. De weigering om dit te preciseeren noemt men een uitvlucht met de — onwillekeurige! — bekentenis, dat de verbintenissen van het Convenant niet „au serieux” worden genomen. Maar nog altijd blijft men tegen alle hoop in hopen op het vinden van een tooverformule door Briand. * « • De Duitsche rijkskanselier, dr. Brilning, heeft in den Rijksdag de regeeringsverklaring voorgelezen. Met echt-Dultsche nauwkeurigheid somt hij in dit lijvig staatsstuk de politieke, financieeie en landbouwkwesties op, welke het openbare leven bij onze Oosterburen momenteel beroeren. Naast de algemeenheden, welke een dergelijke verklaring altijd bevat, heeft dr. Brüning een schril beeld opgehangen van de situatie in Duitschland, welke ons duidelijk voor oogen stelt, hoe bijzonder benard de toestand in de jonge republiek is. Welk een verschil met het voormalige keizerrijk, destijds de machtigste staat van het Europeesohe vasteland, waar alles welvaart ademde en van voorspoed en gezond leven getuigde. En thans! Drie millioen werkloozen, belastingdruk schier tot het uiterste, internationale financieeie knechtschap voor twee generaties lang ten bedrage van 36 milliard mark in hoofdsom, verwoede binneniandsche partijstrijd en economische en agrarische noodtoestand. Wel is het Duitsche rijk, door het verliezen < van den oorlog, van een groote hoogte neergetuimeld! Maar de mannen, die thans onder de leiding I van dr. Brüning het roer van den staat in han- i den genomen hebben, zijn niet van plan om bij de pakken te gaan neerzitten. Daarvan getuigt ' de regeeringsverklaring zeer duidelijk! 1 Het kabinet is gevormd met het doei om de i volgens algemeene opvatting van het rijk vitale : problemen in den korst mogelijken tijd op te lossen. 'I Het zal de laatste poging zijn de oplossing ' aet dezen rijksdag te vinden. j \
ten uitstel van den volstrekt noodzakelijken arbeid kan niemand verantwoorden. Er moet sne! gehandeld worden. Verwacht daarom van mij geen uitvoerige verklaringen van de voorgenomen maatregelen in bijzonderheden. Aldus leidde dr. Brüning zijn rede in. Hier spreekt een man, dié weet wat hij wil. Bevordering van internationale samenwerking, vooral op economisch gebied, ter verbetering van dien moeilijken toestand in het eigen met de wereldeconomie nauw verbonden bedrijfsleven, is de grondslag van deze buitenland sche politiek. Einddoel is en blijft een economisch gezond, en politiek vrij en gelijke rechten hebbend Duitschland, dat zijn herstel kan voltooien onder bescherming van den vrede en dat een onmisbare factor In de staalgemeenschap zijn moet. De buitenlandsche politiek ondergaat dus geen verandering. Wat de binneniandsche toestand betreft, gaf de Rijkskanselier opmerkelijke en behartensivaardige voornemens te kennen. In verband met den socialen en economischen noodtoestand en de daarmee samenhangende radicale stroomingen is er aanleiding tot bijzondere waakzaamheid. Men kan die stroomingen niet alleen tegengaan door de machtsmiddelen van den staat, men moet in de eerste plaats den economischen opbouw als middel hiertoe gebruiken, de regeerlng voelt zich sterk genoeg met de middelen, diie de grondwet te harer beschikking stelt, alle dreigend gevaar te onderdrukken. Verbitterde gevechten om buiten de politiek gelegen vragen hebben het Duitsche volk verdeeld. Na de beslissing dezer gevechten willen wij het werk der verzoening ter hand nemen (bij de communisten: „Hugenbergi”). Wat ons volk tot gemeenschappelijk denken en handelen, tot samenhoorigheid dwingt zal in het middelpunt van onzen arbeid staan. De bük moet gericht zijn op den gemeemschappelijken nood en de gemeenschappelijke leniging ervan, en niet op hetgeen verdeedheid brengt. Voorts kondigde Dr. Brüning de onmiddellijke uitvoering aan van de plannen tot financieeie gezondmaking, waartoe het compromisvoorstel, dat aanleiding werd tot de jongste crisis als basis zal dienen. Ook zullen er ingrijpende bezuinigingsmaatregelen genomen worden, welke niet door een anti-socialen geest gedragen moeten worden. Dit laatste ontloikte uit de communistische rijen geroep van „Aprilmop!” Hulp voor de middenstanders, voortzetting der sociale politiek geeft de kanselier aan als noodzakelijk, ook in verband met het reddingswerk voor den landbouw. Immers ondersteuning en herbeleving van‘den landbouw is het krachtdadigste middel om de ontvluchting van het platteland tegen te gaan en om nieuw afzetgebied en nieuwe arbeidsmogelijkheden voor de nijverheid en de arbeidersklasse te verschaffen (bij het Centrum: geroep „zeer waar!”). Van hieruit moet de druk op de arbeidsmarkt en de voortdurende bedreiging van den levensstandaard' van het Duitsche volk uit den weg geruimd worden. (Centrum: „zeer waar!”). Een uitgebreid en diepingrijpend hulpprogram voor de landbouwnijverheid moet ten spoedigste worden verwezenlijkt. Om in staat te zijn omvangrijke hulpmaatregelen voor het Oosten door te voeren, zal de regeering, zonder den belastingbetalers nieuwe lasten op te leggen, een bijzonder voorstel indienen. Het is nu maar de vraag of de Rijksdag de nieuwe regeering wil steunen bij de snelle oplossing van de genoemde gewichtige problemen. • • 0 De Duitsche regeeringscrisis heeft natuurlijk ook een onderwerp van vluchtige bespreking uitgemaakt in die Fransche Kamer, waarbij de tegenstanders wezen op het, volgens hen, nog altijd dreigend gevaar, dat eens een regeering Hugenberg of een kabinet Hitler of een communistisch regiem in Duitschland aan het roer zal komen,. Ondanks alle bezwaren en twisten over de beteekenis van een eventueel ingrijpen van het Haagsche Hof van Internationale Justitie voor het veronderstelde geval, dat Duitschland het Voung-plan zou vernietigen is het voornaamste artikel ervan met overweldigende meerderheid, ' 530 tegen 55 stemmen, in de Fransche Kamer aangenomen. Tardieu 'hield bij de verdediging van het Voung-plan een krachtige redevoering; hij had daarbij het wantrouwen te overwinnen van al degenen,, die de belangen van den vrede en van Frankrijk door het Hof in Den Haag als orgaan van den- Volkenbond niet voldoende gewaarborgd achtten. De radicale sprekers vonden Tardieu in zijn antwoord' op de tot uiting geitouw» bezorgdheid wegen» de wijziging der
regeering te Berlijn te optimistisch, daar Tardieu verklaarde te gelooven, dat de belofte, die de Duitsche gedelegeerden hem ter Haagsche Conferentie gaven, geruststellend' was, de belofte n.1. dat elke regeering, welke partijen zij ook zou vertegenwoordigen — behalve de conservatieven of communisten — het plan-Young stellig ten uitvoer zal brengen. Waarop steunt die belofte? Grootendeels op goede trouw, op hoop van zegen. Doch er is toch ook nog wel iets anders. Immers, Frankrijk kreeg te ’s-Graven'hage — zoo betoogde Tardieu — alle mogelijke zekerheid welke het wenschte voor de verwezenlijking der commercieel© mobilisatie. De premier rechtvaardigde de opheffing van de Commissie van Herstel en van artikel 430 van het verdrag van Versailles, betreffende de sancties, daar het plan-Young voldoende waarborgen biedt. In geval Duitschland in gebreke ‘mocht blijven, zou Frankrijk zijn vrijheid van actie herkrijgen, een vrijheid1 om dwangmaatregelfen te nemen. Dit recht heeft Duitschland in Den Haag als formeel erkend, doch deze vrijheid van actie is alleen voorzien in geval Duitschlandl het plan-Young zou vernietigen. De ministér-presidient besloot met een beroep te doen op de eenheid van alle partijen, welke het mogelijk zou maken een betere materieele toekomst te scheppen: voor het leven van Frankrijk, van Europa en van de memschheid. Men zou nu nog kunnen vragen: wat beteekent, in hef kader van deze bepalingen, het woord: „vernietigen”? Zal eventueel het Haagsche Hof het over de vraag of het feit van zulk een „vernietiging” al of niet aanwezig is, spoedig eens kunnen worden? Ja, zal het mogelijk zijn ooit uit te maken of Duitschland bijv. na verloop van tien of twintig jaren in de volstrekte onmogelijkheid zal verkeeren om aan zijn verplichtingen te voldoen, ofwel iets bedrijft dat op vernietiging van het Voung-plan -gelijkt? Herriot meende, als groote woordvoerder, dat Frankrijk op Duitschland thans geen vat meer heeft, doch slechts een schijnzekerheid voor de vervulling van Duitschland’s beloften, een „vrijheid van handelen”, die van nul en1 geener waar de moet worden genoemd. Tardieu stond op het tegenovergestelde standpunt. Hij verklaarde in overeenstemming met Duitschland te hebben gemeend1, dat het noodzakelijk was voor het uiterste geval, dat een regeering-Hugenberg of Hitler of een communistische regeering in Duitschlandl aan het bewind zou komen, een voorzorgsmaatregel in te lasschen. En als zoodanig achtte hij de uitspraak in-laatste-instantïe van Den Haag en de handelsvrijheid van Frankrijk afdoende. De overgroot© meerderheid was het, zooals we reeds zeiden, met hem eens. Maar nu zal de houding van FrankTijk te Londen inzake de veiligheidsgarantie — en later ook te Genève bij de behandeling der ontwapeningsconferentie — ongetwijfeld des te meer inconseqenit blijken. , * • ' • Een der kernproblemen voor de Britsche buitenlandsche politiek, het Egyptische vraagstuk, is thans te Londen op de Engelsch-Egyptische conferentie aangesneden. Voor beide partijen staan verschillende belangen op het spel: voor Engeland beteekent Egypte de spil van het Britsoh imperium; immers, wie Egypte zegt, zegt Suez-kanaat en wie Suez-kanaal zegt, zegt Britsch-Indië. En Britsch-Indië is weer het fundament der Engelsehe wereldmacht! Maar voor de Egyptenaren zelf beperkt het vraagstuk zich tot nationale belangen en van deze is de Nijl weer het allergewichtigste. Deze enorme lange rivier heeft in een smalle strook tusschen. twee woestijnen een groen sprookjes- land weten- te tooveren. Dus is de onbelemmerde beheersching van de Nijl en haar water voor Egypte een1 levenskwestie. Doch de bovenloop van de Nijl ligt in den Soedan en daar zijn de Engelschen. geheel de baas. Nu willen de Egyptenaren ook den Soedan hebben, hetgeen de Engelschen maar zoo niet willen goedkeuren. Vandaar een conferentie met tal van voetangels en klemmen. Bij het begin dezer Engelsch-Egyptische con- 1 ferentie te Londen hield minister Henderson een ■ toespraak waarin hij verklaarde dat hij op een > succes der conferentie rekende en als resultaat ■ daarvan duurzame betrekkingen op den grond- ; slag van een verdrag van vriendschap en bond- < genootschap verwachtte. De Egyptische minister-president zeide In zijn | antwoord, dat hij overtuigd was, dat een' < beide partijen bevredigende overeenkomst zou ' worden bereikt > ] Behalve de Egyptische minister-president ne- < men aan de conferentie nog de Egyptische minister van Financiën en die van het Verkeers- \ wezen deel, terwijl van Engelsehe zijde de ml- i nister van Oorlog en die van de Luchtvaart aan i de beraadslagingen deelnemen. i De onderhan-delingen hebben- ten- doel de se- j dert jaren tusschen beide landen bestaande i strijdvragen te regelen, vooral de kweetie der i
veiligheid van de voor Engeland vitale verbindingswegen door het Suezkanaal, voorts de miIitaire verdediging van Egypte, de 'bescherming der buitenlanders en ten slotte de toekomst van den Soedan. De Engelsehe regeerlng heeft verleden jaar herfst voorgesteld een verdrag te sluiten, waarna het Egyptische parlement de regeering volmacht gaf om op grond van dit voorstel onderhandelingen met Engeland' te beginnen en< zoo mogelijk een vriendschapsverdrag met Engeland te sluiten.