Eerste Blad.
ue arrestatie van uanüiu. — De leider echter niet als een misdadiger In een kerker opgesloten. — Zal de arrestatie het einde der moeilijkheden beteekenen? — Geen expansle-zucht en strijdlust In Italië? Althans volgens Stefani’s persagentschap. — De positie der Dultsche regeering. — Geheel verschillende politieke denkbeelden tusschen Dultsch-natlonalen en democraten. — Zullen de democraten het kablnetBrtinlng blijven steunen? — De toestand op de Duitsche arbeidsmarkt. — Het jaar 1930 zal naast 1920 het jaar der grootste werkloosheid zijn. Gandhi, de Britsch-Indische leider is dus eindelijk gearresteerd. Den Brltsch-Indischen regeerlngsautorltelten heeft het niet aan lankmoedigheid ontbroken; zooveel geduld werd zelfs aan den dag gelegd, dat men de regeering met verwijten overlaadde en haar een zwakheid voor de voeten wierp, die — naar sommigen beweerden — zou uitloopen op de allernoodlottigste gevolgen. Zoolang mogelijk wilde de regeering een arrestatie vermijden, daar zij niet noodeloos Gandhi tot een martelaar wilde maken. De veldtocht ten gunste van burgerlijke ongehoorzaamheid, dien Gandhi voerde en waaraan alle gewelddadigheid ontbrak — de BritschIndische leider drong er steeds op aan, dat men met vreedzame middelen zijn doel moest trachten te bereiken — had inmiddels tengevolge, dat de wet op uitgebreide schaal werd geschonden, terwijl in geheel Indië tengevolge van Gandhi’s actie een stemming ontstond, die zoo geprikkeld was, dat ordeverstoringen en bloedvergieten niet achterwege bleven. Juist de laatste dagen nam het aantal buitensporigheden toe. Gandhi betreurde deze excessen wel, maar, gelijk in een regeeringscommunique, dat de aan houding motiveert, wordt opgemerkt, zijn protest tegen het gedrag van zijn opstandige volgelingen werd hoe langer hoe zwakker. Het viel niet tegen te spreken, dat Gandhi tenslotte niet meer in staat was de krachten, die hij had opgeroepen, te beheerschen. Dat de Britsch-Indische leider thans is aangehouden, beteekent echter geenszins, dat hij als een misdadiger in een kerker zal worden opgesloten. Integendeel: op grond van een meer dan honderd jaren oud' reglement houdt men hem alleen maar gevangen, zonder dat hij voor de rechtbank zal worden gedaagd. Hij zal kunnen rekenen op een welwillende behandeling; maatregelen voor zijn gezondheid worden genomen en aan allerlei gerief zal het hem niet ontbreken. De gevangenschap — eerder kan men spreken van een interneering — zal duren, zoolang het der regeering belieft. Het doel ervan is duidelijk: men wil de gemoederen der volgelingen, die Gandhi hartstochtelijk vereeren, niet prikkelen door dezen kwalijk te behandelen, terwijl anderzijds aan den leider wordt belet persoonlijk den veldtocht voort te zetten. Gandhi’s plaats is natuurlijk terstond door een anderen leider ingenomen en vermoedelijk zal de tegen Engeland gerichte, althans op onafhankelijkheid aansturende, actie ook nu voort gaan. Het is echter de vraag, of Abas Tyabj, dezelfde geestdrift zal weten te wekken als de mahatma. De arrestatie beteekent dan ook geenszins het einde van de moeilijkheden. Het is zelfs mogelijk, dat die nu pas goed zullen beginnen. Op verschillende plaatsen in Indië gist het en bij wijze van voorzorg zijn allerlei militaire maatregelen genomen, om zoo noodig het hoofd te kunnen bieden aan ernstige opstanden. * * * Volgens Stefani’s persagentschap begaat men onrecht en houdt men geen rekening met de voor ieder waarneembare feiten, wanneer men voortdurend spreekt over Itaüë’s expansie-zucht en strijdlust. Daar is nu bijv. weer de kritiek, van Franschen kant uitgeoefend op Italië’s pas bekend geworden vlootprogram. Uit de daarbij gepubliceerde cijfers blijkt duidelijk, aldus het agentschap, dat de vlootaanbouw van beide landen, behoudens onvermijdelijke schommelingen, naar boven of naar beneden voor elk jaar over het geheel genomen gelijkwaardig is. De Italiaansche marine houdt gelijken tred met de Fransche en het op stapel zetten in dit jaar draagt evenals dat van vorige jaren hetzelfde karakter van gelijkwaardigheid. Men vraagt ilck das ook b Italiaanse marlaekrlngin af
ot het zoogenaamde „duidelijk-blijkende Italiaansche initiatief eener politiek van vergrooting der zeemacht”, waarvan sommige bladen gewagen, niet een voorwendsel is van zekere politieke stroomingen van over de Alpen, die beoogen een politiek van krachtiger bewapening te beginnen en trachten deze te rechtvaardigen.” Dus: de bal wordt teruggekaatst — niet wij, maar gij" zoo redeneert het officieuse agent • scnap, „zijt de intriganten, de eerzuchtigen, de gevaarlijken,” En de verhoudingen tusschen de beide landen worden er aldus voortdurend minder vriéndelijk op. Moge de Volkenbond toch nooit zijn steunkas hebben aan te spreken ten bate van een dezer belde mogendheden als aangevallen staatl Te Geneve — in het comité voor veiligheid en arbitrage — levert die kwestie van financieelen steun aan aangevallen staten een half dozijn moeilijkheden op, waarvan de voornaamste deze zijn: of de steun verplichtend ofwel facultatief zal worden gesteld; of de steun zal moeten — of kunnen — worden verleend nog vóór de rechtstreeksche oorlogsbedreiging; of het inwerking treden van de conventie voor financieelen bijstand al of niet afhankelijk gesteld moet worden van het in werking treden van een algemeen ontwapenlngsverdrag. Het KeiloggEact heeft den oorlog wel „uit de wereld geannen”, en er is ook een Londensche vlootconferentle geweest met als resultaat twee verdragen. Maar toch blijft het nuttig en noodig maatregelen vast te stellen om, bij onvoorziene en onverhoopte gevallen, het voeren van oorlog te regelen, gemakkelijker te maken. Vóór 1914 geschiedde dit door een wedstrijd in bewapening, na 1919jdoor het zelfde — ietwat verheimeTijker-middël plus en benevens door te verleenen geldelijken steun. De vredes-idealen en -illusies der menschheid worden, voor zooverre het de groote mogendheden betreft nog steeds beheerscht door de spreuk uit het Muider-slot: „Zij die gereed waren, hebben er altijd nadeel van ondervonden, indien zij niet raak sloegen.” * * * We schreven er in den laatsten tijd meermalen over, dat de Duitsche regeering niet erg stevig staat. Duitsch-nationalen en democraten bijvoorbeeld houden er geheel verschillende politieke denkbeelden op na; de eersten zijn de aartsconservatieven, de partij van de landjonkers en van de militairen, de democraten daarentegen vormen hoofdzakelijk een belangengroep van vrijzinnige kooplieden en handels- . menschen. Deze tegenstelling is duidelijk tot uitdrukking . gekomen tijdens de jongste gebeurtenissen in den Rijksdag, n.1. de steunverleening aan OostPruisen en de belastingpolitiek. De Duitschnationalen zijn voor een krachtige hulp aan de landbouwers in Oost-Pruisen, de democraten zijn er even fel tegen, want zoo zeggen zij, die steun komt eigenlijk alleen ten goede aan de | groot-grondbezitters, de landjonkers! Maar met het weren: van buitenlandsche goederen is de handeldrijvende middenstand niet gebaat! Wanneer men de grens sluit voor den Invoer van goedkoope levensmiddelen, dan heeft de winkelier maar niet zoo maar een ander Ie- ] verander gevonden, die hem een even goed product leveren kan voor zijn klanten I Boven- 1 dien wordt de prijs voor het inlandsch product ] hooger, zoodat de afzet in de winkels minder wordt, omdat de arbeidende bevolking, die het sok al niet te breed heeft, geen geld beschikbaar heeft en dus bezuinigen moet. ; Vandaar, dat steun aan den noodlijdenden andbouw noodwendig het verwekken van een 1 noodlijdenden middenstand ten gevolge zal heb : oen en de arbeiders eveneens zal dupeeren, wegens het verminderen van hun koopkracht. ; Toch heeft de democratische minister in het : iabinet-Brüning zijn goedkeuring gehecht aan ; ie steunpolitiek, , Hierover is groote oneenigheid ontstaan in de ; iemocratische partij. Het partijbestuur is deze week bijeen geweest ■ m de voorzitter, oud-minister dr. Koek, heeft | ritdrukkelijk vastgelegd, dat de democraten el- 1 ce pfenning zullen weigeren voor den pantser- i motie werd, voor zoover men zich niet onthield, met algemeene stemmen aangenomen. Dit beteekent een duidelijke breuk met de conservatieve politiek, die dr. Brlining wel genoodzaakt was in te leiden, wilde hij een meerderheid verkrijgen voor zijn financieele dekkings voorstellen. Er staan het kabinet in de komende weken •ongetwijfeld' moeilijke momenten te wachten. • • • De benarde positie van het Duitsche Rijk is nog nimmer duidelijker onder woorden gebracht dan door den minister van Arbeid, dr. Stegerwald, die Dinsdag te Dortmund, op den provincialen partijdag van het Westfaalsche Centrum met den Rijkskanselier dr. BrUning het woord heeft gevoerd. Stegerwald wees er op, dat een derde van het Duitsche volksinkomen weggaat aan de behoeften van het Rijk, de landen, gemeenten, kerken en sociale verzekeringen. Deze totale publiekrechterlijke uitgaven zijn te ramen1 op 23 milliard mark. Meer dan 2 milliard zijn aan den invloed van het Rijk onttrokken, omdat zij bepaald worden door de verplichtingen voor de schadevergoeding en de aflossing van schulden. Van de overige 20 milliard worden ongeveer 17 milliard of ruim 4/5 uitgegeven voor sociale doeleinden in den ruimsten zin des woords en salarissen van ambtenaren. De nieuwe belastingen hebben gedeeltelijk ontevrecWnheid gewekt. In den grond der zaak heeft de Rijksdag echter niet gestemd over de bier- of de omzetbelasting, doch over de vraag óf de belastingen langs parlementairen weg of na ontbinding van den Rijksdag bij verordening vastgesteld zullen worden. Het heffen van belastingen bij verordening is echter steeds bedenkelijk, zoowel uit een oogpunt der binnenals der buitenlandsche politiek. Door verhooging van de inkomsten of de vermogensbelasting zou slechts de vlucht van het kapitaal verscherpt worden. Wie in Duitschland een inkomen van Mk. 100.000 heeft, betaalt daarvoor Mk. 40.000 belasting, terwijl er Zwitsersche kantons zijn, waar voor hetzelfde inkomen slechts Mk. 5.000 wordt betaald. Dientengevolge zijn dan ook in Zwitserland of in Nederland „dakmaatschappijen” opgericht, van waar de groote Duitsche ondernemingen worden bestuurd en natuurlijk ook worden belast. Bij een zoodanigen toestand kunnen de directe belastingen niet verder worden verhoogd. Wat den' toestand op de arbeidsmarkt betreft, verklaarde Dr. Stegerwald dat het jaar 1930 naast 1926 het jaar der grootste werkloosheid zal zijn, dat Duitschland ooit heeft beleefd, Gemiddeld moet voor 1930 op ongeveer millioen werkloozen worden gerekend.