Het is hier niet de plaats, daar de aangelegenheid een te delicaat karakter draagt, na te gaan wat precies de oorzaken zijn, dat in frankrijk niet alleen geen bevolkingsaanwas plaats vindt, maar het zielental zelfs in voortdurende mate achteruitgaat. Laten wij er ons toe bepalen het feit vast te stellen, dat verschillenden Franschen, die het wel meenen met hun vaderland, het verschijnsel met groote zorg vervult. Statistieken zijn dikwijls vervelende dingen, maar aan den anderen kan zijn zij ook dikwijls buitengewoon leerzaam. Dit geldt ook voor de statistieken, welke zich bezig houden met den loop der Fransche bevolking over het jaar 1929. De cijfers, die daarin voorkomen, spreken een duidelijke, maar geenszins bemoedigende taal. In elk geval zijn zij voor meerdere Fransche bladen aanleiding geweest de openbare meening wakker te schudden in verband met den „beangstigenden toestand”, idiie uit de officieele cijfers kan worden afgeleid. Het aantal sterfgevallen in Frankrijk 'hejsft in 1929 dat der geboorten met 12564 overtroffen, hetgeen moet worden toegeschreven niet aan eene vermeerdering der sterfte, doch aan het geringer aantal geboorten. Reeds decennia lang doet zich in Frankrijk het verschijnsel voor van de geboortevermindiering. Ook trekt het de aandacht, dat 'het aantal huwelijken al sedert jaren achteruit gaat en van 1935 af moet men rekenen op een nog duidelijker aan den dag tredenden achteruitgang als gevolg van het zeer lage geboortecijfer in den oorlgstijd. De toestand is nu zoo, dat Frankrijk aan het gevaar is blootgesteld, enkele jaren lang niet minder dan 200.000 inwoners per jaar te verliezen. Voor Frankrijk is ihet niet prettig, dat de toestand in de burenstaten juist tegenovergesteld is, daar vindt een jaarlijksche toename der bevolking plaats. Deze bedraagt voor Italië over 1929 — voor Italië, waarmee Frankrijk feitelijk voortdiurend in onmin leeft — 375.000 inwoners, terwijl het.cijfer voor Duitschland 350.000 bedraagt, al moet worden vastgesteld, dat in laatst genoemd land zich verschijnselen voordoen ,die eveneens /wijzen op achteruitgang der geboorten. De aanwas der bevolking in Spanje ten slotte bedraagt jaarlijks 200.000 inwoners. Het behoeft dan ook niet uiteengezet te worden, dat Frankrijk!, wat het zielenaantal betreft, overvleugeld dreigt te worden door de numeriek steeds sterker wordende buurstaten. Verklaarbaar is het dan ook, dat de nationale bond voor de toeneming van Frankrijk’s bevolking eindigt 'met een aansporing tot den stoot eindelijk eens een effectieve ge'boorte-politiek te voeren door aan bepaalde gezinnen financieele verlichtingen toe te staan. Dat aan het vraagstuk van het geboortecijfer een politieken kant zit, is overbodig vast te stellen. De cijfers, die wij boven vermelden, zijn voor de beoordeeling van den staatkundigen toestand van Europa, zoowel wat den tegenwioordigen tijd als de toekomst betreft, van het uiterste gewicht. 1 x
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 09-09-1930
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 09-09-1930
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5471
- Jaargang
- 53
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Het geboortevraagstuk.
Buitenlandsch Overzicht.
Mac Donald in moeilijkheden. — Onvriendelijkheden van de zijde der vakverenigingen. — Extremistische moties. — De ongehoorzaamheids-actie van Ghandi. — Het verlanglijstje der nationalisten doet de onderhandelingen schipbreuk lijden. — Groote ramp in Santo Domingo. — Een orkaan teistert de hoofdstad. — 2000 dooden. — Malaise in Argentinië. — Legerrevolutie doet den president het veld ruimen. De vraag of de Britsche Labour-partij, die thans in Engeland aan het bewind! is, volgens vastelandsche begrippen socialistisch is of niet heeft sedert het optreden van Ramsay Mac Donald als premier reeds heel wat pennen in beweging gebracht en stof tot uitgebreide polemieken gegeven. Van socialistische zijde wordt beweerd van wèl, terwijl in burgerlijke 'kringen
de opvatting gehuldigd wordt, idiat er inderdaad in wezen groote verschillen bestaan tusschen de principes van de Labour-menschen en de marxistisch-socialistische leer. Hoe het zij, op één punt heeft Laibour voorheen véél overeenkomst met de_ roode broeders van het vasteland getoond, n.1. in het doen van beloften aan de kiezers in (dien tijd, dat de partij nog tot de oppositie behoorde. Dank zij de mogelijkheden die de Engelsche Kieswet biedt heeft de geschiedenis gewild dat Mac Donald en de zijnen het bewind over het Britsche rijk in handen kregen en hoe langer zij het roer in handien hebben, des te meer blijkt, dat tusschen beloven en vervullen een lange weg ligt. Erkend moet worden, dat de omstandigheden den Britsche arbeiders-regeerders niet mee-zitten. De werkloosheid die in het Engelsche koninkrijk al zeer groot was toen Labopr aan de regeering kwam is, na een kleine verbetering, in de laatste maandien weer erg toegenomen, als gevolg van de algemeene malaise die haar invloed over de geheele wereld doet gevoelen. Maar het groote publiek, dat indertijd de beloften incasseerde, wacht op de vervulling daarvan en hoe slechter d:e algemeene toestand wordt, hoe verlangender het daarnaar uitziet en hoe moeilijker het voor de regeering wordt, ook maar eenigszins aan dat verlangen te voldoen. In Engeland is het onder die omstandigheden, evenals in de meeste andere landien van ons werelddeel een goede tijd geworden voor de extremistische elementen, die al luider hun stemmen verheffen, naarmate de ontevredenheid stijgt. * * * Op het Britsche vakvereenigingscongres, dat in de afgeloopen week in Nottinghanr gehouden werd hebben die extremisten zich dan ook geducht geroerd. Zij zijn er in geslaagd een motie in bespreking te krijgen waarin de zes-urige werkdag verlangd werd. De gematigden onder de congressisten hebben de grootste moeite gehad/ om het congres te doordringen van de onuitvoerbaarheid van een dergelijken wensch in deze tijden. Ten slotte zijn zij erin geslaagd deze motie van de agenda afgevoerd te krijgen, doch deze maakte slechts plaats voor een nog onuitvoerbaarder idee: Er kwam n.1. een motie in bespreking, ten doel hebbende de regeering uit te noodigen om de gezinnen, waarvan het wekelij'ksche inkomen beneden f 18 bleef een kindertoeslag toe te kennen ten bedrage van f 3 per week voor het eerste kind en f 1.80 voor ieder volgend kind. Een ander deel van het congres wenschte in plaats van contante betaling slechts het nemen van sociale maatregelen te verzoeken. Van deze zijde werd betoogd, dat het idee van den toeslag' eigenlijk te dwaas was om er over te praten, omdat het de toch zoo zwaar belaste Engelsche schatkist jaarlijks een en een kwart milliard gulden1 zou kosten en dat het eenige resultaat van aanneming der toeslag-motie zou zijn, dat het congres alle respect, die het tot heden toe ook van niet-Labour menschen had verworven zou verliezen. Hoewel nog zelfs de oud-minister Turner, die algemeen bekend staat als een verstandig man, desondanks probeerde de kindertoeslag-motie te verdedigen, bleek tenslotte de meerderheid van het congres nog over genoeg gezond verstand te beschikken om de motie te verwerpen. Het congres heeft echter in dezelfde bijeenkomst op duidelijke wijze zijn teleurstelling over het uitblijven van de vervulling der beloften aan de regeering getoond;. In de vergadering werd nl. min of meer officieel van regeeringswege het woord gevoerd door den ex-arbeider Clynes, thans minister van Binnenlandsche zaken waarbij deze heer betoogde, dat de economische toestand en de rijksfinanciën de uitvoering van sociale maatregelen in het algemeen in dien weg stonden. De interrupties aan het adres van de regeering tijdens de rede van Clynes, waren van zeer onvriendelijken aard en op een oogenblik was het tumult van zoodanigen vorm, dat de zaalwachters een twintigtal deelnemers aan het congres van de frissche buitenlucht moesten laten profiteeren, vóór de rust eenigszins hersteld was. * * * De Engelsche arbeidersregeering heeft niet alleen thuis een niet benijdenswaardiige positie ook in haar koloniale politiek gaat her haar weinig voor den wind. Vooral van Britsch-Indië beleefd zij weinig pleizier, want die door Ghandi en de zijnen ontketende nationalistische beweging heeft een omvang aangenomen, die het Britsche gezag een geduchten knauw heeft gegeven. Weliswaar zitten de oorspronkelijke leiders der Ghandi-beweging achter slot en grendel', doch die volgelingen maken het den Engelschen in Indië door boycot-actie en hun nationalistische propaganda nog wel zoo lastig dat het gouvernement zich tenslotte min of meer tot onderhandeling met de gevangen opstandelingen gedwongen- -heeft gezien. In naam
is net met de regeering die onderhandelt; het zijn gematigde nationalistische Indiërs die deze taak vervullen, doch hun voorafspraken met lord Irwin, den onderkoning, en het feit, dat zij van hun conferenties met Ghandi c.s. aan dezen hoogen waardigheidsbekleeder verslag doen, wijzen met enkele andere kleine faciliteiten diie de regeering den onderhandelaars verleent, toch wel op een min of meer semi-of’ficiëel karakter. De verwachtingen over het resultaat der conferenties waren in de laatste dagen nog al gunstig, doch de nuchtere feiten hebben alle hoop op overeenstemming in rook doen vervliegen, wan het is bekend geworden dat de onderhandelingen zijn afgebroken, afgestuit op de hardnekkigheid d,er gevangen leiders. Dezen hebben n.1. als resultaat van het geparlementeer een verlanglijstje opgesteld -dat voor Engeland eenvoudigweg Onaanvaardbaar is en waarvan zelfs de Britsch-Indische bladen verklaren, dat de voorwaarden, waarop Grandi de ongehoorzaamheid aan het Britsche gezag wil doen ophouden zelfs voor een in oorlog overwonnen natie nog te zwaar zijn. Uit de gevoerde correspondenties is gebleken, dat boven aan het lijstje van desiderata voorkomt: Indië heeft het recht zich geheel van 'Engeland los te maikien. De volgende punten zijn: 2°. De volledig nationale regeering zal verantwoordelijk zijn tegenover het volk en deze regeering zal de nationale verdediging en het geheele financie-wezen beheeren.; 3°. de Britsche vorderingen en concessies met inbegrip van de Indische openbare schuld zullen aan een gemengd hof voorgelegd worden; 4°. onverwijlde invrijheidstelling van alle politieke gevangenen die geen daden van geweld hebben begaan en teruggave aan hen van alle verbeurdverklaarde goederen en van de boeten die zij hebben moeten betalen. De onderkoning heeft de eischen onaannemelijk verklaard, en 'die onderhande-lingen zijn afgebroken. * * * De gebeurtenissen die in Zuid- en Midden\merika plaats grepen hebben de aandacht van üuropa de laatste dagen nog meer i,n beslag geïomen dan de revolutie in Peru dat reeds geiaan hadden. Ten eerste is Santo Domingo door een ontzaglijke natuurramp getroffen; een orkaan heeft le hoofdstad der republiek gedurende meer dan /ier uren geteisterd en heeft daar verwoestingen rangericht die onbeschrijfelijk zijn. Huizen werlen ineengedrukt, alsof zij van carton waren, le straten werden door het puin onbegaanbaar, muggen werden de lucht in geslingerd. In koren tijd waren de draadverbindingen en telegraafkabels verwoest, zoodat men van nadere berichten verstoken was. Eerst toen de comnunicatiemiddelen hersteld waren kon de buienwereld zich eenig idee vormen van de ont:ettende gevolgen van de ramp. Drie stadswijven zijn in groote puinhoopen herschapen, een crankzinnigengesticht is ingestort, tal van patiënten bedelvend'. De redding van d'e slachtofers gaat met bijna onoverkomelijke moeilijkïeden gepaard. Tot overmaat van ramp ontmeken levensmiddelen voor de daklooze bevoldng -en dreigt door de overal verspreid liggenle lijken, welker berging niet mogelijk is, een /pidemie uit te barsten. Onverwijld heeft het Unerikaansche Roode Kruis hulpexpedities uit;erust met kleeren, levensmiddelen, medicijnen, :n medische hulp. De laatste schattingen ranen het aantal dooden op tweeduizend, dat der gewonden pp vijf duizend en de materieele schaie op twintig millioen dollars. * * * Verder is -daar Argentinië, dat in de laatste lagen van zich doet spreken. Deze jonge Zuidimerikaansche staat lijdt ernstig onder de weeldmalaise. De waarde van de producten, mais m vleesch is belangrijk gedaald en naarmate de oestanden op economisch gebied slechter werlen is de ontevredenheid der bevolking gestegen. Reeds eenigen tijd pakken de onweersvolken zich boven Argentinië samen en Zaterlag is het tot een uitbarsting gekomen. De zonlebok is de president Irigoyen. Deze heer is ia tevoren van 1916—1922 president geweest e zijn in 1928 opnieuw aan het bewind gekonen en behoort tot de radicale partij en zijn egeeringstijd kenmerkte zich door het tot stand :omen van sociale maatregelen. Hoewel hij zich teeds een vriend der arbeiders getoond heeft, :on hij zich blijkbaar in die positie niet handiaven, als gevolg van de bolsjewistische prolagan-da onder de werklieden, die in de onguntige economische verhoudingen een vruchtbaen voedingsbodem vindt. Op het eind van de orige week luidden de geruchten, dat Irigoyen rij willig was afgetreden, in de hoop den storm e bezweren; daarna werd gemeld, dat hij de nmiddels onder bedreigde presidenten van Tiid-Amerikaansche republieken zoo ongeveer lesmettelijke' „ongesteldheid” of „griepaanval” jekregen had, terwijl tenslotte bleek, dat hij
zich slechts tijdelijk had teruggetrokken en de macht in handen van den vice-president had gelegd. Zaterdag moet echter in Argentinië de revolutie uitgebroken zijn. De berichten omtrent de gebeurtenissen, die zich afgespeeld hebben zijn nog verre van duidelijk, doch het volgende beeld van den gang van zaken laat zich uit de tijdingen die Europa bereiken destilleeren: Onder aanvoering van Generaal José Uriburü is een gedeelte van de troepen in het district van de hoofdstad Buenos Aires in opstand gekomen, waarbij zich de rest van het leger en de geheele vloot hebben aangesloten. Uriburu heeft daarop een ultimatum aan Irigoyen gezonden, waarin zijn abdicatie werd verlangd, en gedreigd werd dat het regeeringspaleis beschoten zou worden, indien die wensch niet vervuld werd. De 78-jarige president, die door zijn omgeving nagenoeg onkundig gehouden was van den omvang der troebelen, heeft daarna, verbijsterd door de oppositie tegen hem het bewind neergelegd.
Uit eigen land.
Uit den Achterhoek van Gelderland. — De bodem daar rijk aan delfstoffen. — De zoutontginning bij Boekelo. — Naar ruwe schatting hier 200 millioen ton zout aanwezig. — De nieuwe concessie aan de M.ij tot het verrichten van Mijnbouwkundige Werken te Heerlen. — Niet minder dan 1030 H.A. in deze concessie begrepen. — Verlies aan natuurschoon. — De tijden zijn er niet naar, dat wij om dit verlies al te zeer kunnen treuren. Op de lagere school hebben de ouderen van het thans levend geslacht geleerd, dat Nederland arm aan delfstoffen is. En toch zoo was het niet. Jaren geleden waren er al optimisten, die zonder wichelroe beweerden, dat er, behalve lange en korte turf nog andere brandstof in den Nederlandschen bodem te vinden was; en dat niet alleen de zee zouthoudend was, doch dat dit zout ook diep onder den grond aanwezig moest zijn. Die overtuiging leidde tot proefnemingen door particulieren en tot de instelling van een voortreffelijk rijksorgaan voor bodemonderzoek en na de noodige voorbereidingen en strubbelingen kwam er zout uit den bodem en stookten wij in kachel en haard Nederlandsche steenkolen. Onlangs weer is aan de Maatschappij tot het verrichten van Mijnbouwkundige Werken te Heerlen een ontgin.ningsconcessie verleend voor steenkolen, zout enz. te Groenlo, in den Achterhoek. Binnen afzienbaren tijd dan zullen in den bodem van den mooien Gelderschen Achterhoek diepe mijnschachten gebouwd worden, zullen straks de liften neersuizen in duizelingwekkende vaart, zal veel rust en stilte op de vlucht worden gedreven en veel landelijkheid verdwijnen. Maar ook zullen straks nieuwe bodemschatten omhoog gehaald worden, die .nieuwen arbeid zullen vragen, in de eerste plaats om ze te win-,, hen, dan om ze te vervoeren en ten slotte om ze te verwerken. Zeker, een mijnbedrijf strekt niet tot verhooging van het natuurschoon in een streek, maar de tijden zijn er niet naar, dat wij om dit verlies al te zeer kunnen treuren. Dat de Nederlandsche bodem in den Achterhoek rijk is aan delfstoffen, wisten we reeds. Reeds eerder hebben we op deze plaats aandacht gewijd aan de zoutontginning te Boekelo. Aan zout hebben we voorloopig in ons land geen gebrek. In de mijnen van Boekelo zit, naar ruime schatting, 200 millioen ton en als er geen zware accijns op lag, dan kregen we het haast gratis. Behoefte aan meer zout hebben we vooreerst waarlijk niet en het 'deed daarom wel wat vreemd aan te lezen dat een nieuwe concessie is verleend voor zoutwinning in den achterhoek van Gelderland. Zooals we zeiden, spreekt de concessie echter ook van ... steenkool. En daarop nu heeft de „Ned. M.ij tot het verrichten van mijnbouw kundige werken’; vooral het oog gericht. Want hierdoor wordt het ook begrijpelijk, dat in de concessie het verbod van ontlooging van zout is opgenomen en dat de maatschappij daarmede accoord gaat. Bij Boekelo verkrijgt men n.1. het zout door ontlooging: het inpersen van water in de zoutlaag en dan dit met zout verzadigde water weer op te pompen en naar de verdampingsinstailatie te leiden. Dit echter is in de buurt van Groenlo verboden om voor Boekelo de concurrentie niet al te zwaar te maken en om de onderliggende
BLeeiiiLuuiiuag met ie uesuuuuigeii. nei moei. au mijnbouw in optima forma worden. Niet minder dan 1030 H.A., gelegen in de gemeen ten Winterswijk, Lichtenvoorde, Groenlo en Eibei gen zijn in de concessie begrepen. De werkzaamheden zullen reeds het volgend jaa een aanvang nemen, zoodat binnen afzienbaren tij de Achterhoek van belang zal zijn voor de econo misehe ontwikkeling van ons land en de welvaarts politiek.