De vorige week hebben we ons bezig gehouden met de statistieken, die betrekking hebben op den loop der Fransche bevolking. Dit maal willen we het een en ander mededeel en omtrent een ander actueel vraagstuk, waarmee de statistici zich tegenwoordig bezig houden, n.1. het tellen van de bevolking der verre landen. Ongeveer twee derde der menschheid is werkelijk „geteld”. Van deze stervelingen weet men tamelijk precies hoe oud ze zijn, van welk geslacht en of ze zijn getrouwd. De uitkomsten van dergelijke onderzoekingen worden met elkaar vergeleken en zoo hoeven we tenminste op deze punten niet in ’t onzekere te blijven. Moeilijker echter wordt de kwestie, als we iets willen weten omtrent ras en taalgemeenschap. Wei heeft de statistische wetenschap in de laatste decennia een geweldigen vooruitgang te boeken. Maar daartegenover staat, dat ook a^n haar grenzen zijn gesteld en dat ze nog lang niet toe is aan dien graad van volkomenheid, die toch eigenlijk noodzakelijk is. ’t Best is zij tot nog toe ingelicht over meer eenvoudige aangelegenheden, met name over de vraag: „Hoeveel menschen wonen er tegenwoordig op de wereld?” Zoo kan men, door vergelijking dier cijfers over verschillende jaren, nagaan of en met hoeveel ’t aantal menschen op aarde gegroeid is. Maar daar staan weer moeilijkheden tegenover: al is er b.v. een overschot van, laten we zeggen, honderd millioen menschen, dan is daarmee nog niet gezegd, dat het aantal geboorten in diie mate gestegen is. immers het aantal sterfgevallen kan ook zijn teruggeloopen. Maar het is op zichzelf al van groot belang, als men kan vaststellen, dat er meer menschen op de wereld zijn dan vroeger. En zelfs dat is nog aan ernstigen twijfel onderhevig. Want vroeger moest men eenvoudig tevreden zijn met ’n louter „schatten” van een groot deel van de aarde-bewoners. Zelfs nog in 1880 werkte men met globale schattingen en daarom gaat het niet op, daarmee de cijfers van 1930 te gaan vergelijken, ’t Is dus van -het grootste belang, om bij de wereldvolksteUing gebruik te maken van de secuurste en betrouwbaarste bronnen. Welnu zoo’n betrouwbaar Instituut is ’t Internationaal Bureau voor Statistiek in Den Haag en dat heeft pas uitgemaakt, dat er op ’t oogenblik meer dan twee -milliard menschen op de wereld zijn. De meeste kopzorg hebben de heeren in Den Haag gemaakt over de vraag, hoeveel Chineezen er zijn. Men is het er vrijwel over eens, dat de getallen zoo hoog mogelijk moeten worden genomen. In 1921 begrootte het Chineesche Ministerie van Posterijen het aantal inwoners van China en Mantschoerije op 455 millioen. Thans geeft het Centraal Bureau op 450 millioen. > i Een andere vraag is, of Afrika inderdaad wel zooveel menschen verloren heeft, als men op grond van vroegere statistieken altijd heeft gemeend. Het is waarschijnlijk, dat men dat werelddeel altijd geweldig heeft overschat. Wat beschouwd wordt als een teruggang, moet worden gezien als een correctie! Thans geeft het Bureau in Den Haag voor Afrika 160 millioen menschen. Daartegenover zouden er in heel Amerika, de Vereenigdie Staten niet meegerekend, maar 170 millioen wonen. ! Hoe vaag dat alles er uit ziet, toch mogen we wel e-enige conclusies trekken uit deze berekeningen, die toch met grootste zorgvuldigheid zijn gemaakt. Tot nu toe was men de meening toegedaan, als zou de aarde vóór den grooten oorlog zoowat 1.8 milliard menschen geherbergd hebben. De uitkomsten van de moderne statistiek hebben uitgewezen, dat er in 1910 maar 1600 millioen menschen waren. Intusschen echter is het aantal menschen zoo sterk gestegen, dat zelfs belangrijke vergissingen toch niets meer veranderen kunnen aan het totaalbeeld, dat men zich van de bevolking der aarde heeft gevormd, ’t Tweede milliard is reeds overschreden. De 15 a 20 millioen slachtoffers van den wereldoorlog hoe ontzettend deze massale aderlating -der volkeren ook moge wezen, heeft daar geen noemenswaardigen invloed op uitgeoefend. / 1 L.&. p —O (Mi Uk.
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 16-09-1930
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 16-09-1930
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5473
- Jaargang
- 53
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
De wereldbevolking.
Buitenlandsch Overzicht.
Ondanks Genève nog maar weinig hoop op een duurzamen vrede. — De oude tegenstelling tusschen Frankrijk en Duitschland. — Opnieuw relletjes in Servië. — Een militaire idee in Polen, die zeker een gevaar kan worden voor den vrede. — En dan de algemeene verwijdering tusschen de volkeren, veroorzaakt door de tolmuren. — Een frisch geluid van jhr. Beelaerts van Blokland aan het adres van den Volkenbond. — Briand’s denkbeeld inzake een Europeesche Statenbond. Zachte meesters —- stinkende wonden. Door vleien is nog nimmer een fout of gebrek hersteld en wat we sinds de oprichting van den Volkenbond ter gelegenheid van de Septembervergaderingen uit de monden der leidende Staatslieden mochten vernemen, leek erg veel op een voortdurend ophemelen van dien Bond. Men sprak daar gewoonlijk met vuur en geestdrift over het nut en belang van het instituut voor den vrede en het welzijn der volkeren en de zwarte bladzijden in de historie, het in gebreke blijven en de machteloosheid, die in vele gevallen bleek, werden hoogstens schuchter aangeduid;. Het kan niet anders, of de tekortkomingen van een zoo 'jonge instellliing, die een zoo geheel nieuw begrip eischte van hetgeen voorheen ouder internationale samenleving werd beschouwd, moesten legio zijn. Dat zijn zij dan ook. We mogen slechts wijzen op het mislukken der ontwapeningsconferentie voor een-ige jaren, op het negatieve resultaat der onderhandelingen die gehouden werden om -een verlaging en geleidelijke vérdwijning -der tarief muren te verkrijgen. Het volksegoïsme zit -den natiën van oudsher te zeer in het bloed, dan dat men verwachten kon dat met de stichting Vian den Volkenbond, of zelfs in een periode van een halve eeuw daarna zoo maar plotseling alles koek en ei zou worden, dat die geest van verbroedering de volken- dusdanig doordrongen zou hebben, dat alle wenschen omtrent vrede en eensgezindheid, zooals ieder weldenkend individu -die koesteren moet, in werkelijkheid omgezet zouden kunnen zijn. Daarvoor is tijd- nood-ig en niet alleen tijd, maar ook hard werken, voortdurend werken in het groot en- in het klein en "schoone redevoeringen, al zijn zij ook bouquetten van w-elsprekendheidi, brengen ons geen stap verder op den weg. Tot nog toe hebben we voortdurend de oude wijsheid hooren verkondigen, dat Keulen en Aken niet op één dag gebouwd zijn en werden de volken, die reikhalzend naar rust en vrede uitzien, door de redenaars te Genève aangemaand tot geduld oefenen. Ja, de meesters zijn zacht geweest voor den Volkenbond-, m-et het gevolg, dat de wonden- waaraan de wereld lijdt, toegebracht in de groote verdwazing en verstandsverbijstering, die haar in 1914 overviel, dientengevolge verre van welriekend- zijn. Het geduld is nu elf jaar lang op den proef gesteld- en men- moet buitengewoon optimistisch van aanleg zijn als men in de praktijk van het wereldgebeuren een -begin van een duurzame kentering w-i-1 ontdekken. Erkend moet worden, -dat het aan schoone leuzen niet ontbreekt, maar het zijn helaas nog niet meer dan leuzen geworden. Het Kellogg-pact is er één van. Maar aan de andere zijde ontmoet het oog van den beschouwer nog zoovele tegenstellingen met hetgeen- die leuzen ten doel hebben, dat men hoe langer hoe meer tot de conclusie komt: op dezen weg mag de Volkenbond niet langer voortgaan. Merkwaardig is het wel, dat juist in de afgeloopen week, waarin te Genève weer zooveel gesproken is over het vertrouwen- dat men in het -werk en het streven van den Bond- moet hebben, tegelijkertijd de onrust in Europa en daar buiten weer gevaarlijk gestegen is. * * • In de eerste plaats zagen we de oude tegenstelling tusschen Frankrijk en Duitschland weer scherper vormen aannemen dlan wij sinds -de Haagsc-he conferentie konden vreezen. Duitschland staat, terwijl wij dit schrijven aan den vooravond van de groote verkiezingen. Een heftige strijd tusschen de partijen onderling doet de politici menigmaal in hun redevoeringen de voorzichtigheid uit het oog verliezen, vooral wanneer zij op het terrein -dier buitenlandsche politiek geraken. Zij doen dat vaak, want de verhouding tot het buitenland is in dit stadium « een der gewichtigste factoren die het Duitsche -l staatkundige leven- beheerschen moet. Natuurlijk zit aan de overzijde van den Rijn het Fran- : sche nationalisme op -den loer, gereed- om op -
het kleinste slakje zout te leggen, om te likkebaarden- naar de' geringste gelegenheid om uit te barsten in: hebben we ’t niet gezegd, dat de Duitschers niet te vertrouwen zijn. Die gelegenheid hebben de Duitsche politici met -den heer Treviranus vooraan, hun bij de vleet geboden en de Fransche chauvinisten hebben- -die dan ook -dankbaar benut, hetgeen natuurlijk -weer niet naliet reactie op te wekken bij -de Duitschers zelf, zoodat als gevolg van een en ander de publieke opinies in beide landen voor eenigen tijd grondig bedorven zijn. Een tweede vulkaan rommelt i-n Servië, waar als gevolg van de terechtstelling van -enkele oproerige Slovenen in Italië een scherpe haatuitbarst'i-ng tegen Mussolini los -kwam, d,ie zich zeer ernstig liet aanzien en zelfs naar Tsjecho-Slowakije oversloeg. In Servië zoowel als i-n laa-tstgenoemdeni staat hadd-en relletjes plaats voor de Italiaansche gezantschappen -en consulaten en de berichten over de onregelmatigheden heeft een oogenblik de aandacht van Europa, dat niet snel vergeten zal, dat er al eens meer een groot onheil zijn oorsprong vond- in Servische relletjes, geboeid. -Hoewel de scherpe kantjes ditmaal eenigszins verdwenen zijn mag •de toestand in dient befaamden hoek van ons werelddeel nog verre van rustig genoemd worden. Richten wij onzen- blik dan naar Polen, dan vinden we ook -daar toestanden dii-e ons ervan overtuigen, dat -we in d-e elf jaren van Vre-desbeschouwingen en toenaderingsplannen nog slechts weinig vooruitgang cons-tateeren mogen. Onder den dictatuur van Pilsoe-d-ski groeit daar een militaire idee, dliie zeker een- gevaar kan worden voor den vrede. Nog in de afgeloopen week zijn daar de volksvertegenwoordigers die tot de oppositie -gerekend worden voor een deel achter slot en grendel gezet, de oppositiebladen werden eenvoudig verboden en er staat een burgeroorlog voor de -deur. Het is zeer de vraag of de zaak, bij uitbarsting daarvan, door het buitenland als een- zuiver interne aangelegenheid van Polen beschouwd zal worden. Immers, de P-oolsche bevolking bestaat gedeeltelijk uit zoogenaamde „minderhëids-Duitschers”, waarvan het wel en wee door Berlijn nauwlettend in het oog gehouden wordt, terwijl anderzijds Frankrijk zich ongetwijfeld als beschermer van den Po-olschen Staat zou opwerpen, indien Duitschland haar invloeden zou willen 1-a-t-en gelden. In ’t Oosten- zit -d-e Sowjet, die volgens de Fransche bladen- tegenwoordig in een al te hartelijke verstandhouding met Duitschland leeft, zoodat men- gerust kan aannemen, dat in Polen momenteel genoeg brandstof ligt opgestapeld om in Europa vlammen te ontsteken, -die niet met Volkenbondsredevoeringen gebluscht kunnen worden. * # * Naast al deze -directe -beroeringen beleven we over de heele wereld een algemeene verwijdering tusschen- de volkeren, veroorzaakt -door d-e tolmuren. Want al -kan men zeggen dat er, afgezien van de hiervoor geschetste directe gevaren, in zekeren zin vrede -heerscht, op economisch gebied staat de wereld in vuur en vlam ui de fi-nanci-eele gevolgen van -dezen strijd zijn al even funest als van een- oorlog met de wapeïen. Het meerendeel der staten heeft zic-h met onoverkomelijke tolmuren omgeven en de protectie viert hoogtij. Een wedstrijd in economische bewapening verslindt de financieele krachten der landen-, die er aan mee doen, erger dan een duel in schepen -bouwen of legers drillen dat kan doen. De Vereenigde Staten staan -bovenaan — gevolg: groote werkloosheid en malaise in het land van Uncle Sam en wel van dien aard, dat in -d-e Nederlandsche pers reeds waarschuwingen tegen emigratie daarheen circuleerden. Australië, dat Amerika op dit gebied dicht op d-e hielen- zit, verkeert in een financieel moeras; Duitschland, dat i-n dezen strijd- dapper mee doet gaat een1 winter Im-et -vier millioen werkloozen tegemoet. En ten slotte lijden ook de staten-, -diie zich afzijdig houden van dit gedoe er alle -onder mede — de Skandinavische landen en 'Nederland kunnen er van meepraten, want hun ■ exportmogelijkheden en daarmede hunne eerste levensvoorwaarden- worden door de protectie der anderen ernstig bedreigd. Bovendien vergiftigen de gevolgen van de besehermingspolitici de geesten der volken; zij zaaien haat, afgunst en nijd, zij vertroebelen de verhoudingen en- leggen d-e kiemen tot toekomstige oorlogen. ' * * * Onder deze omstandigheden is het te begrijren -dat er ditmaal in Genève beseft -wordt dat ie Volkenbond niet op den goeden -weg is, en iet mag ons land tot eer strekken dat het zijn vertegenwoordiger, de minister van Buitenlandiche zaken Beelaerts van Blokland geweest is, iie op het eind der vorige week eens flink het
zijne aan het adres van den Volkenbond heeft gezegd en daar wat anders liet hooren dan de gewone lofliederen op de schoone toekomst en het inroepen van het geduld. Hij vergeleek den stand van zaken in den Volkenbond met den bouw van het Volkenibondspaleis, die ook nog niet veel verder gekomen is, dan het leggen van den eersten steen, nu ongeveer een jaar geleden en heeft, na het -geven van d-e opsommingen van de mislukkingen op het gebied van ontwapening, en van de pogingen t-ot economische samenwerking met na-druk verklaard dat er een andere weg ingeslagen moet worden. Bij d-e bespreking van Briands plan van een Europee-sche Unie, zei-de hij zich erin te verheugen dat dit punt tha-ns i,n den Volkenbond ter tafel gebracht is, d-oc-h dat, wat ook -het resultaat der; beraadslagingen daarover zijn mocht, noch de Volkenbond noch de Europeesche U-nie succes kunnen hebben, wanneer de volken n-iet geleid worden i,n een internationalen geest. Men kan niet wenschen, aldus onze minister, dat d-e staten de oogen geheel sluiten voor eigen belangen tegenover de algemeene belangen, maar de volken moeten tenslotte doordrongen zijn van het feit, dat hun belangen, waarvan zij denken dat het nationale belangen zijn, niet als zoodanig kunnen worden beschouwd, als zij niet in werkelijkheid overeenstemmen met het algemeene belang. Hij besloot met een opwekking tot daadwerkelijke internationale ontwapening, ook op economisch gebied. Ondanks de scherpe critiek werd de rede van Jhr. Bee-lae-rt-s met luid applaus ontvangen. Moge het niet bij dat applaus blijven. • * • Tevoren had Briand gesproken in een tweeledige kwaliteit: als vertegenwoordiger van Frankrijk en als gemachtigde van de 27 Europeesche staten ter -inleiding van het plan der Europeesehe groepeering. I-n zijn eerste functie muntte hij op politiek gebied uit door voorzichtigheid en gematigdheid. De persorganen brengen dit in verband met de op handen zijnde Duitsche verkiezingen, en wel in zooverre, dat Briand geen gelegenheid 'heeft willen geven aan de extremisten en anti-Young-menschen in Duitschland om tegen Frankrijk te ageeren en daardoor de verhouding slechter te maken dan zij momenteel reeds is. I-n dit licht zou ook Brian-ds toegevendheid bezien -moeten worden, ie hij ten opzichte van Duitschland heeft betoond door zich neer te leggen bij het besluit van den Vo-lkenbondsraad, dat de Fransche en Belgische troepen binnen drie maanden uit hef Saargeibied teruggetrokken moeten worden. Zijn verdere rede was tamelijk optimistisch getint. Hij constateerde dat plotselinge oorlogen dank zij den Volkenbond, tot de onmogelijkheden gerekend kunnen worden, wees op het z.i. groo.’e belang van het Kellog-pact dat der. oorlog als misdaad brandmerkt en schreef de militaire bewapening, die hier en daar nog te constateeren valt toe aan het gevoel van onveiligheid dat echter niet wegneemt dat i-ntusschen toch pogingen tot vermindering der oorlogsuitrustimg on dernomen kunnen worden. Frankrijk doet dit inderdaad, zei-de Briand, want het is nu weer met Italië in oinderhandeli-ngen getreden over de vlootbeperking, welke besprekingen bij de Londensche vlootconferentie zoo hopeloos vastgeraakt schenen te zijn. Hij hoopte dat de zaak nu een beter verloop zal hebben. Deze meded-eelimg v-erklaart -het plotselinge vertrek naar Rome van den Italiaamsch-en gedelegeerde Grandi, wiens terugreis reeds tot allerlei gissingen, zelfs in verband met den gespannen toestand met Servië, aanleiding gaf. Briand eindigde met de verzekering dat, zoolang hij leeft geen oorlog uitbreken zal. Als inleider van het plan der Europeesehe Unie gaf hij een overzicht van de geschiedenis der plannen en bracht hij hel verzoek de-r Europeesehe Staten, vervat i,n de bekende resolutie van vorige week aan den Volkenbond over en -hield hij een warm pleidooi voor de verwerkelijking van zijn plan. Of deze ooit zal komen en of zij dan zal zijn, zooals Briand zich de Unie voorstelt, is echter nog :e bezien. De Britsche minister Hendersom vindt dat de plann-en te ver gaan. I-n plaats van voor een Unie blijkt hij meer te voelen voor een grootere onderlinge onafhankelijkheid der Sta:en, het werk niet verder uit te breiden dan te dreven naar een Europeesehe samenwerking. )p grond van de groote tegenstelling adviseerie d-e Oostenrijksche minister Schober voorloom-g te trachten naar aaneensluiting der Staten met gelijke of -nagenoeg gelijke belangen en ras daarna te trachten naar overbrugging der doven die dan nog overblijven zouden. Wanieer die raad weird opgevolgd -i-n den geest, vaari-n hij gegeven werd kan dit zeer zeker een verstandig advies zijn —- het heeft echter het gevaar, dat het Europa w-eer verdeelt in de leillooze blokken, die wij van vóór 1914 kenlen. o