Zooals Men weet, werd op 29 Juni 1929 — nog even voor de algemeene verkiezingen — door de Regeering een ontwerp-pachtwet ingediend. Reeds in September van dat jaar werd het ontwerp door de afdeelingen van de Kamer onderzocht en op 6 januari 1930 verscheen het Voorloopig Verslag. En September 1930 is de minister gekomen met zijn Memorie van Antwoord en een gewijzigd wetsontwerp, zoodat de zaak rijp is voor openbare behandeling in de Kamer. In gewone tijden zouden we voor een ontwerp van wet, dat voor openbare behandeling gereed is gekomen, geen bijzondere aandacht vragen, want het komt dan vanzelf wel op de agenda, maar thans, nu wij midden in een landbouwcrisis zitten, waarvan de regeering blijkens de troonrede den ernst inziet — want uiterste krachtsinspanning zal noodig zijn — wordt de toestand toch wel eenigszins anjders. Bij de, regeling van werkzaamheden in de Kamer op 18 September kon er natuurlijk geen rekening worden gehouden met de regeling van de pacht, omdat de memorie van antwoord er toen nog niet was. Van een plaatsing op de agenda van deze ontwerpen was geen sprake en, wat erger was, er kon bij de samenstelling der agenda ook geen rekening mee worden gehouden in dien zin, dat er eenige dagen gereserveerd werden voor de behandeling. De vraag rijst nu echter wat moet er met deze wetsvoorstellen gebeuren. De gewone gang van zaken zou zijn, dat deze ontwerpen nief voor Februari 1931 in openbare behandeling komen. Voor de veertien dagen, die de Kamer bijeen komt op 14 October, is er werk genoeg. Op Dinsdag 4 November nemen die algemeene beschouwingen over de staatsbegrooting een aanvang en dan is er tot Kerstmis geen gelegenheid meer om dergelijke omvangrijke wetsontwerpen te behandelen. Intusschen rijst de vraag of het in deze tijden wel verantwoord is, bedoelde wetsontwerpen te laten liggen tot Februari. Er gaat van alle organisaties een voortdurende roep uit om daden van de regeering, en ligt het nu niet op den weg van de Kamer haar daartoe in staat te stellen? Bij het suikerwetje was men aan beide zijden van het Binnenhof genegen tot snel werken; waarom zou men het nu niet doen? Niets van wat er gedaan kan worden om land- en tuinbouw te helpen in de moeilijkheden, waarin zij zich bevinden, mag worden nagelaten. 'Met opoffering desnoods van die enkele dagen, die anders beschikbaar zijn ter voorbereiding van de behandeling der begrootingen, moet er een weg gezocht worden, om de nieuwe regeling van de pacht nog deze maand aan de orde te stellen. Als de Kamer deze week bijeen komt, dient voor alles de vraag te worden beantwoordt, of de regeling van dë pacht nu of in Februari zal worden behandeld. Mocht de Kamer besluiten het ontwerp te laten liggen, dan zal daarbij toch zeer duidelijk moeten worden uiteengezet, waarom dat geschiedt, want land- en tuinbouw, die tot heden nog steeds rekenen op de volksvertegenwoordiging, om daardoor pressie uit te laten oefenen op de regeering, zullen het anders niet begrijpen; —er~- ■—
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 14-10-1930
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 14-10-1930
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5481
- Jaargang
- 53
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
De Pachtwet.
Buitenlandsch Overzicht.
De Britsdie Rijksconferentie. — Het voorstel voor vrijhandel binnen het geheele rijk verworpen, v— Het hemd is nader dan de rok! — Br. Schacht spreekt over Duitschïand’s economische moeilijkheden. — Het ms. huwelijk tusschen prinses Giovanna en koning Borus. — Zal de Balkanbond straks nlteen vallen? — Een merkwaardig politiek verschijnsel lm Oostenrijk. — Een verklezingsstuk — ook verkiezingsbeloften in verklezingsvorm en vol van verkiezfagsuitingen. I . De Britsche RijksoonïerenBe Beeft beraadslaagd over het vraagstuk dier economische betrekkingen tusschen! Engeland en de dominions, waarbij het voorstel voor vrijhandel binnen het geheele rijk is verworpen. Tegenover de afwijzende houding der dominions bad de Emgelsche minister Thomas ia een kort overzicht van
den handel binnen het Rijk uiteengezet, dat de toestand deze is, dat het Vereenigd Koninkrijk (Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland) jaarlijks voor 467 millioen pond sterling aan voedingsmiddelen en grondstoffen invoert uit het buitenland, waarvan veel binnen het Rijk kan worden geproduceerd, terwijl het Rijk voor 235 millioen' pond sterling aan gefabriceerde goederen uit het buitenland invoert, welke in Engeland zouden kunnen worden geproduceerd. Hij voegde er nog aan toe, dat, terwijl de algemeene wereldhandel en ook die van het Rijk als geheel ongeveer 20 pet. meer bedroeg, dan in 1913, Engeland zijn handel zag verminderen, vergeleken bij dien datum met 26 pet. en in veel ongunstiger positie verkeerde dan de dominions1, waar groote industrieën zich ontwikkeld hadden, wier producten voordien door Engeland ge leverd werden. In den loop van dit overzicht merkte Thomas op, dat een groot deel der producten, welke thans uit vreemde landen ingevoerd werden, in het Rijk zouden tonnen worden voortgebraoht, zonder hiermede te willen beweren dat Engeland zich zelf volkomen zou tonnen afsnijden van het overige gedeelte van de wereld. De enorme werkloosheid en de geweldige belasting, 'die door Engeland moet worden opgebracht, verporzalken, dat de koopkracht van Engeland vermindert, ten gevolge waarvan1 minder in de dominions kan worden ingekocht, waaruit blijkt hoezeer de deden van biet Britsdie Rijk onderling afhankelijk zijn. * * • Dat de vertegenwoordigers der Dominions, ondanks de door minister Thomas zoo hooggeS'e saamhoorigheid der Rijksdeeien, den rijhandel verworpen hebben, bewijst weer ééns, dat het hemd nader is dan de rokt De zeer radicaai-getinte Australische Labourleider en premier Scullfa heel het onomwonden gezegd, dat het de politiek van Australië is, om eerst den Australischen fabrikant aan te moedigen en te helpen en in de tweede plaats aan de Britsche industrie het leeuwenaandeel te gunnen in den importhandel van Australië. Zoo denken ze er allen over en aangezien deze imperiale conferentie juist belegd is, om in dezen gedaofatengang verandering te brengen, tonnen we gevoegeljjk constateeren, dat die nu al mislukt is! Het aliesbehèerschende feit is, idat tengevolge van den wereldoorlog Engeland door NoordAmerika van vele markten verdrongen is! Vandaar dat minister Thomas moest erkennen, dat Engeland’s aandeel in den met’/» toegenomen wereldhandel (sedert 1930) tóch met ruim J4 i® verminderd! Dit is een der oorzaken van de buitengewone werkloosheid in Engeland: er tomen geen orders meer uit het buitenland^ in dezelfde mate als de Engelsche fabrikanten dit gewend wa- 1 ren. Oef buitenland heeft óf zichzelf leeren helpen óf het heeft zich tot een andere markt gewend. Engeland is zijn leidende positie in den wereldhandel kwijt en het laat zich thans wel heel duidelijk aanzien, dlat het bij zijn volwassen geworden „kinderen” Australië, Canada, ZuidjAfrika, tevergeefs om hulp zal aankloppen! • * * Vorige week heeft de afgetreden president der Duitsche Rijksbank dr. Schacht, te New-York een redevoering gehouden met geen ander doel dan om te betoogen, dlat aan de verplichtingen van het plan-Young op den duur niet zal tonnen worden voldaan. Duitschland zal geen zijner sohuldeisohers — óók niet de politieke — teleurstellen, doch het plan-Young voorziet in de mogelijkheid eener nieuwe redactie, n.1. wanneer zou blijken dat het in den tegenwoordigen, vorm niet is te verwezenlijken. Met andere woorden: Duitschland zal alles doen wat het 1 kan, zal het bovenmenscheüjke desnoods trachten te verrichten op het gebied van schuldafdloening, doch het zal blijken, dat zelfs deze gezindheid van Duitschland niet in staat is het plan-Young in zijn tegenwoordigen vorm te behouden1. Dat zal dan tenslotte moeten worden 1 uitgemaalkt door een uitspraak van het Wereldhof te ’s-Gravenhage! Schacht heeft de openbare meening in de Vereenigde Staten tot een duidelijk inzicht willen brengen van de economische moeilijkheden, waarin Duitschland verkeert: ofschoon de economische kracht des rijks nog ongeschokt is, zijn de réserves opgebruikt ! ten dleefe door een verkeerde finandeele politiek, ten dede door de schadevergoedingen:, welke niet worden opgebracht door een overschot uit het bedrijfsleven, maar door het opnemen van nieuwe credieten. Duitschland zal fa den komenden winter ruim vier millioen werkloozen tellen, zonder dat het daarbij zijn toevlucht kan nemen tot finandeele reserves, welke ook. Intusschen Is de crediet- 1 waardigheid van het Duitsche bedrijfsleven on- , verminderd. De Duitsche koopman, de industrie 1
eel, de landbouwer, zouden geen verplichtingen op zich nemen, als zij niet oprecht van meening waren, dat zij uit hun productie 'aam hun verplichtingen zouden tonnen voldoen. Wat echter de uitgaven voor openbare lichamen betrof, Meibij was de hoofdzaak de sociale geldverspilling tegen te gaan en finandeele orde te scheppen. Dat was momenteel het voornaamste vraagstuk. Het buitenland zou door een meer rechtvaardige behandeling van Duitschlands nationale en moreele dschen de regeering bij haar poging om finandeele orde te scheppen, tonnen steunen. En, voegde Schacht er geruststellend en bemoedigend aan toe, het Duitsche vollb is fa zijn geheel veel te ordelievend en te eerzuchtig, dan dat het den geest der wanorde of het bolsjewisme zou laten heerschen. * . * De Amerikanen moeten daaruit nu maar hun conclusies trekken voor de praetijk; dr. Schacht heeft „seine Schuldiigkeü getan”. Als John Pollock, de vice-voorzitter van.de Engelsch-Amenikaansche Persvereeniging te Parijs, Dinsdag Tardieu één der grootste journalisten van dezen tijd genoemd heeft, dan mag men zeker ook op dr. Schacht deze eervolle kwalificatie wel toepassen — hij is door zijn redevoeringen en artikelen een poiitiek-financieel journalist van den eersten rang — die thans fa Amerika voor Duitschland een gelijksoortig propagandawerk verricht, als dlat hetwelk Glemenceau en Viviani en Joffre indertijd daarginds voor Frankrijk trachtten te doen — echter zonder waarneembaar resultaat De regeering en de openbare meening fa de Ver. Staten verdenken Frankrijk nog maar steeds — en steken de meening niet onder steden of banken — van militaire heersehzucht en zij redeneeren zooals militairen in Europa, doen: „gij kunt wel met cijfers schermen en aantonnen dat uw legermacht sinds den oorlog met zooveel en zooveel duizenden manschappen is verminderd, maar gij weigert uw geoefende en dk oogenblik voor het gevecht parate reservesterkte daarbij in rekening te brengen — ja zelfs die ook maar aan te geven.” Dit feit wordt door geen dozijnen redevoeringen van Bmiand of van president Doumergue weggeredeneerdL De buitenwereld lijdt aan de ongeneeslijke vrees, dat de regeering te Parijs het begrip vaderlandsliefde zal blijven vereenzelvigen met dlat van nationale demagogie of volksmennerij. En zij kan na dte wereldramp van* 1914—1919 en bij het groeien der fascistische machten het voortbestaan van dit streven helaas, maar al te goed begrijpen, zonder het daarom te billijken. . * * • En zoo zal dan, volgens een bericht uit Rome, het huwelijk van de Italiaansohe prinses Giovanna met koning Boris van Bulgarije nog deze maand plaats hebben. In elk geval — misschien komt er nog eenig uitstel — spoedig. Weldra zullen Italië en Bulgarije zeer goede vrienden zijn en dit laatste land begint nu in den Balkanbond wel een ietwat zonderling figuur te maken. Het maakt daarvan deel uit met Griekenland, Roemenië, Joego-Slavië, Albanië en Turkije, die alle een anti-Italiaansch blok vormen, althans vormen willen. Maar Bulgarije heeft ter Balkanconferentie Woensdag j.1. bij monde van zijn afgevaardigde den.wensch te kennen gegeven, dat men voorloopig het doel der beraadslagingen zou beperken en niet zou streven naar een al te vergaande overeenkomst Een zienswijze, waarmede Joego-Slavië zich vereenigde. Men weet te Sofia en te Belgrado nog niet hoe de verhoudingen tot Italië zich zullen ontwikkelen en straks dreigt, tengevolge der te voorziene toenadering tusschen Italië en Bulgarije, heel den Balkanbond het gevaar van uiteen te vallenj \ In Oostenrijk doet zich het merkwaardig verschijnsel voor, dat noch de Heimwehren noch de nationaal-socialisten bij de verkiezingen gemenschappelijke zaak willen maken met de Christelijk-socialen en ook niet onderling. Elk der drie partijen komt met een eigen candidatenlijst; alleen de Schober-partij, die officieel „nationale stad- en landbond” zal heeten, krijgt vermoedelijk steun van de bekende Landbondpartij. Zij zal dus zoo ongeveer een amalgama, een mengelmoes vormen van alle anti-VaugoinSeipel gezinde elementen. In een half-ambtelijk communiqué zet de tegenwoordige bondskanselier uiteen, hoe noodzakelijk het is dat veel beslister tegenover de sociaal-democraten worde opgetreden dan zulks tot dusverre geschiedde. Daarenboven heeft de in het voorjaar van 1927 gekozen Nationale Raad wel op sommige gebieden een wetgevende werkzaamheid tonnen ontwikkelen, maar is niet in staat geweest de belangrijkste economische vraagstukken op te lossen. Door de gebeurtenissen van Juli 1927 waren de sociaaldemocraten wel sterk achteruit gedrongen, maar het gelukte hun toch weer, den verderen opbouw van den staat tegen te werken. Sedert het voorjaar van dit jaar bleek het reeds duidelijk, dat de tegenwoordige Nationale Raad niet meer in staat was de meest noodzakelijke economische wetten te maken. Alle verwijten en grieven der sociaal-democraten in verband met de parlements-ontbinding na het aftreden der regeerimg-Schober zijn ongegrond. Toestanden, zooals die in Oostenrijk zijn ontstaan door de onbekwaamheid van het Parlement, door het uitstel der saneering van de Bondsspoorwegen enz., tonnen alleen radicaal worden verbeterd door een beroep op het j volk. De economische vraagstukken kunnen niet I worden opgelost, wanneer men den politieken j strijd uit dien weg gaat Een beslissing in den j politieken strijd moet aan eiken economischen arbeid voorafgaan, anders komt men nooit van woorden tot daden. Wanneer Oostenrijk op den 9en November beslist voor een regeeringsoverwinning naar de door Vaugoin in het leger verwezenlijkte grondstellingen (de bondskanselier schrijft ten minste de eer daarvan aan zich zelf toé), dan zal de dag zijn aangebroken, dat het doel van den opbouw van Oostenrijk eindelijk bereikt zal zijn: „een innerlijk vereenigd en gelukkig land!” Ziedaar een verkiezingsstuk — yol verkiezingsbeloften, gekleed in verkiezingsvorm en vol van verkiezingsuitdrukkingen, En verkiezingsuitingen moet men volgens het jongste vermaan van dr. Seipel zelven niet wegen op een goudschaaltje!! Vooral niet, wanneer de verdeeldheid zoo groot Is als die momenteel in Oostenrijk blijkt te zijn!
Uit eigen land.
Nederland en hef militarisme. — Een lichtelijk overdreven voorstelling van zaken. — De vroede vaderen van Overslag in conflict met Oed Staten van Zeeland. De eer gered en de Gordlaansche knoop doorgehakt — Dank zij het reddende „protest”. — Het vliegtuig en het zakenleven. — Een Pander-sportvliegtuig als vervoermiddel voor groot-veriseer. — Belangrijke besparing van tijd. Het Internationale Vakverbond is er mee tomen aandragen en thans wordt er in „Het Volk” verder mee gecolporteerd: Nederland behoort tot de meest militaristische landen. Er zijn slechts vijf staten (van de 36, welke vermeld worden), die meer dan f 12 per hoofd der bevolking aan militaire uitgaven besteden. Nederland zou, met Italië, Frankrijk, Zweden en de Ver. Staten tot dit vijftal biehooren. Deze methode van' cijfers groepeeren is waardeloos, zoo zegt G. P. D. fa de „Vrijheid” terecht. Nog daargelaten dat verscheidene millioenen voor niet-onilitaire uitgaven op de begrooting van Defensie prijken, is hier verzuimd met Indië rekening te houden, zoowel in Oost als West Dat geeft verplichtingen voor Nederland en daar tegenover staan voordeelen voor het moederland, ook en niet in de laatste plaats voor de .arbeiders, voordeelen, welke dit offer ruimschoots vergoeden. Gevoelen de socialistische bestrijders van minister Deckers’ vlootplan nu zelf niet, dat de voorstelling, alsof Nederland tot de hyper-militaristische landen zou behooren, lichtelijk ridicuul Is? Weten zij niet, dat in België, waar kort geleden nog verschillende socialisten in de regeering zaten, de diensttijd veel langer en het contingent veel grooter is; dat de Fransche socialist Boncour een eerste-oefenings-tijd van één jaar (bij ons 5y2 maand voor de niet voorgeoefemde infanterie) het minimum achtte? ■ * * In den Raad van het Zeeuwsch-Vlaamsche grensplaatsje Overslag wilde het met de gemeentebegrootlng 1930 niet vlotten. Hoewel we reeds bijna 1931 schrijven was zij nog steeds niet goedgekeurd. Er ontbraken aan de begrooting eenige posten betreffende de verhooging van het salaris van den dorpsveldwachter. Het ging fa totaal om f 225. Ged. Staten van Zeeland lieten niet los vóór dit bedrag op de begrooting kwam en de vroede vaderen van Overslag weigerden even absoluut het te doen. Reeds tweemaal had de Raad zijn veto tegen de verhooging uitgesproken. Maar nu zou er gekozen of gekaveld moeten worden. Middelburg had 1 October als den fatalen datum gesteld: goedkeuren of beroep bij de Kroon, was het dilemma.
De vroedschap, opnieuw bijeengeroepen, nam de zaak ten derde male in behandeling. De stemming begon, doch toen de Voorzitter uit haar verloop bemerkte, dat de stemmen zouden staken en het dus weer mis dreigde te gaan, onderbrak hij haar en adviseerde als in tweede Salomon: „Stemt, mijne heeren, zóó niet verder: neemt de zaak aan, maar doet het onder protest, omdat Ged. Staten u min of meer dwingen”. Dat ging erin! De eer was gered en de Gordiaansche knoop doorgehakt. Ged. Staten krijgen hun zin en den veldwachter van Overslag zal zijn veel-omstreden verhooging als een rijpe vrucht toevallen. Dank zij het reddende „protest” verdween een brandende kwestie uit het steeds zoo onbewogen officieele leven van het rustieke grensdorpje. • * * Meer en meer begint het vliegtuig zijn plaats in te nemen in het zakenleven. Talrijk zijn reeds de firma’s, welke voor het snelle vervoer hunner producten gebruik maken van de diensten der K, L. M., talrijk zijn tevens de zakenmenschen, die het vliegtuig benutten om zichzelf te verplaatsen. Tot nu toe waren het echter slechts de machines der commercieele luchtvaart en uiteraard voornamelijk die der K. L. M., welke voor deze meest moderne wijze van vervoer gebruikt werden. Het sportvliegtuig, met zijn geringe bergruimte, leende zich voor die doeleinden minder goed en zag zijn terrein voornamelijk beperkt tot de, op zich zelf overigens nuttige, beoefening van het vliegen als sport en als ontspanning. Onlangs hebben wij kunnen constateeren, dat de eerste schrede van het kleine vliegtuig op het gebied der commercieele luchtvaart was gedaan, toen de Vlaardingsche Zeepfirma De Lever zich van een Koolhoventoestel voorzag, de „Sunlight”, bestemd voor het snelle vervoer harer leiders in gevallen, waarin dit noodlzaïkelljk zou blijken. Het is de firma Van Houten te Weesp, wie de eer toekomt, althans in ons land, aan deze bestemming een wijdere beteetaenis te hebben gegeven. Een harer employé’», de heer C. T. van Tijen, leider harer exportafdeeling, zoo lezen wij in „Het Volk”, zal namelijk binnenkort een zakenreis ondernemen naar den Balkan, Perzië, Britsch- en Nedlerlandsoh-lndië en hij zal daarbij gebruik maken van een Pandie r-sportvliegtuig, stellig een ongewoon vervoermiddel voor grootverkeer van dezen omvang. De heer Van Tijen, die een enthousiast sportvlieger is en, na zijn opleiding bij de Nationale Luchtvaartschool te hebben genoten, op 27 Maart van dit jaar zijn vliegbrevet verwierf, kwam op deze gedachte, toen' hij in Singapore aan de sportvliegerlj algemeen deze wijdere beteekenis gegeven zag. En na het pionierswerk, dat op dit gebied! door Van dier Hoop, Van Lear Black en niet in het minst door de postvllegers der K.L.M. ds verricht, zag hij het belang voor zijn firma van deze nieuwe wijze van reizen in, welke uiteraard een belangrijke besparing in tijd zal opleveren.