We lazen dezer dagen een overzicht van de bewapening van Frankrijk en zijn bondgenooten. Er bleek uit, dat het Fransche militaire stelsel (Frankrijk, Zuid-Slavië, Tsjecho-Slowakije, Roemenië en Polen) in vredestijd te zarnen 127 divisies onder de wapenen kan brengen. Dat wil zeggen: 1165 infanterie-bataljons, 666 cavalerie-escadrons en meer dan 2000 batterijen, behalve nog vliegertroepen, pioniers, afdeelingen pantserauto’s en specialistencompagnieën. Het opperbevel over de vereenigde legers der Kleine Entente en Polen ligt in Fransche handen. De chefs van de generale staven der Kleine Entente komen ieder jaar bijeen onder leiding van generaal Nollet en andere functionarissen van den Franschen generalen staf om allerlei militaire vraagstukken te bespreken. De bondgenoot België is in deze beschouwing vergeten, maar ook op België kan ihet Fransche militarisme gerust zijn. Nog pas lazen wij in „Het Volk” — dus valt er niet aan te twijfelen! — dat Emile Vandervelde het standpunt der officiëele socialistische partij in België volgenderwijze krachtig verdedigd heeft: „Wij hebben allen denzelfden afkeer van den oorlog en willen allen ontwapening. Maar wij staan voor twee uiteenloopende methoden om de ontwapening te bereiken. Ik vrees, dat dit verschil van meening het gevolg is van het geschil, dat tusschen de Vlaamsch en de Fransch sprekenden in België is gerezen. Inderdaad dient te worden opgemerkt, dat vooral de Vlamingen, waarschijnlijk onder den invloed van Nederland, voor onmiddellijke ontwapening zijn. Ik zie de kwestie alleen van internationaal standpunt uit. Op voorwaarde, dat België zich niet te buiten gaat aan de politiek van een militaristisehen staat, dreigt op het oogenbtik alleen gevaar van de zijde der Hitlerianen, die meester van DuitschLand kunnen worden. En zooals wij tegen de binnenlandsche fascisten vechten, zouden wij ons ook tegen de buitenlandsche fascisten moeten verdedigen. Het Belgische proletariaat heeft de laatste halve eeuw rechten en vrijheden veroverd. Zou het niets hebben te verdedigen indien die rechten en vrijheden door een buitenlandsche mogendheid werden bedreigd? Wij kunnen het Hervé-isme, dat de nationale ontwapening voorstaat, niet aanvaarden, omdat het ten slotte zou uitloopen op ontwapening van de meest democratische staten, die dan machteloos zouden staan tegenover de sterk bewapende dictatuurstaten.” Wat natuurlijk beteekent, dat België aan geen ontwapening denkt. Wanneer we dit allemaal lezen, en we bedenken daarbij, dat Frankrijk in al de hierboven genoemde landen aan dë touwtjes trekt, als ’t er op aankomt... soldaatjes te laten dansen, dan komt ons de befuivi.ng van Briand als vredesengel aan het slot der laatste Genève’sche conferentie toch wel een beetje zonderling voor. We gelooven natuurlijk graag, dat Briand het goed meent, dat hij door middel van sterke bewapening den1 vrede in Europa veilig meent te kunnen stellen, maar zekerheidshalve zorgt hij er toch maar voor, dal Frankrijk met zijn bondgenooten verreweg de sterkste partij is en blijft, dus de militaire hegemonie Ln handen heeft. o
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 17-02-1931
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 17-02-1931
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5515
- Jaargang
- 54
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Wat ervan te denken?
Buitenlandsch Overzicht.
# Dr. Curtius verlangt eindelijk eens daden inzake de algemeene ontwapening. — De bewapeningsverschillen wil de Duitsche minister zien verdwijnen. — Ook zijn Engelsche ambtgenoot Henderson is van oordeel, dat men zich niet tot fraaie woorden kan bepalen. — De financiëele toestand van Engeland verre van rooskleurig. — Drastische en onaangename maatregelen onvermijdelijk. — Het Spaansche kabinet-Berenguer afgetreden. — Terug naar de monarchie? — Gandhi heeft gesproken! — Weinig hoopvolle mededeelingen. Zooals men weet, zal op 2 Februari 1932, in aansluiing op de bijeenkomst in Januari van den)
Volkenbondsraad, de groote internationale ont- ( wapeningsconf-erenfie beginnen waarvan de be- r teekenie buitengewoon groot is, omdat de be- 5 slissingen, die zullen worden genomen, de toe- i komst van Europa en van de verdere wereld in £ zeer gunstigen of zeer ongunstigen zin zullen < beïnvloeden. Curtius, de Duitsche minister van c Buitenlandsche Zaken, heeft in zijn pas gehou- i den rijksdagrede nog eens laten uitkomen, dat I zijn land juridische aanspraken kandaten gelden { op de tenuitvoerlegging van de algemeene ont- \ wapening en dat Duitschland er geen genoegen 1 mee zal kunnen nemen, wanneer de algemeene i ontwapening opnieuw wordt vertraagd. Cur- \ tius verlangde nu eindelijk eens daden- en eisch- c te voor zijn land dezelfde mate van veiligheid, r waarop de andere staten aanspraak maken. De \ bewapeningsverschillen wilde de Duitsche mi- ^ nister zien verdwijnen; dat schreven z. i. niet ( alleen -de verdragen voor, maar was bovendien volstrekt noodzakelijk voor de rust en veiligheid s in Europa. De oplossing van het vraagstuk der \ ontwapening noemde Curtius den toetssteen van l den Volkenbond. Hij rekende erop, dat dit in- t stituut niet te kort zou schieten in de vervulling f van die taken, welke de grondslagen van zijn c bestaan vormen. Tot deze taken rekent Curtius \ ook de ontwapening en uit zijn woorden kon wor j den opgemaakt, dat Duitschland er niet voor ; terug zal deinzen het lidmaatschap van den Vol- l( kenibond op te zeggen, wanneer deze Geneef- t sche instelling op ernstige wijze in verzuim blijft. < Gelukkig, dat ook de Engelsche ambtgenoot \ van dr. Curtius, Henderson, van oordeel is, dat f men zich niet kan bepalen tot fraaie woorden, i In een rede, die hij te Londen hield voor de in- ( ternationale vrouw-enliga, heeft hij een krachtig ; pleidooi ten gunste van de ontwapening gehou-, j den. Hij vond hierbij gelegenheid uiteen te zet- ; ten, dat ontwapening de vermindering beteeken- s de van de nationale weerkrachten van allerlei , aard en wel -op grond van een plechtig aange- i gaan internationaal verdrag. Ontwapening was volgens hem thans een zaak van practische po- ■ litiök! geworden. Het ontwerp, dat de voorbereidende ontwapeningsconferentie heeft uitge- i werkt, -kan z. i. worden gebruikt als een grondslag, waarop voort kan worden gebouwd. Op de ontwapeningsconferentie zullen de regeeringen — aldus Henderson — evenals op ander terrein doen wat de volkeren willen. Henderson maakte verder de opmerking, dat , de vrienden tvan -den vrede thans nog over r twaalf maanden tijds beschikken, teneinde de -i openbare meeni-ng der wereld ten gunste van -i deze groote gelegenheid te mobiliseeren, die , misschien nooit terug zou keeren, zoodat het zaak was haar thans te baat te nemen. De volgende oorlog, wanneer die ooit mocht uitbreken, zal volgens den Engelschen minister , door de strijdkrachten in de lucht worden uitgevochten en wel door toestellen, die zich zullen bedienen van giftige gassen. Het is overbodig te zeggen, aldus de gedachtengang van Henderson, dat een dergelijke oorlogsvoering een in ternationale misdaad zou beteekenen. Wanneer eenmaal een- oorlog begint, dan kan geen rnensch en geen regeering hem meer controleeren. De algemeene economische crisis is e-en uit- i vloeisel van den jongsten wereldoorlog en, naar hij verklaarde, weet iedereen, dat Engeland evenals elk ander lid van den Volkenbond wettelijk verplicht is te ontwapenen, hetgeen trouwens tevens een, eere-towestie is. Bovendien dient men te bedenken, dat het verdrag, hetwelk deze plechtige verplichting bevat, hetzelfde ver- i drag is, waardoor de effectieve ontwapening van andere naties werd gewaarborgd]. Vandaar, dat de tegenwoordige toestand niet kan worden bestendigd. Het tegenwoordige Europa, betoog de Henderson verder, ziet zich voor evenveel moeilijke politieke vraagstukken geplaatst, als vijf jaren geleden het geval was en ik zeg als minister van buitenlandsche zaken eener groote Europeesche mogendheid, dat de ontwapening de sleutel is, waarmee deze problemen op vreed zame wijze kunnen worden opgelost. Wij moeten — zoo luidden Henderson’s slotwoorden — een einde maken aan den internationalen chaos van het verleden, maar wij kunnen onze nieuwe wereldorde niet ten leven wekken, zonder dat wij ontwapenen. * * * Opzienbarender was de rede, die Henderson’s collega, Snowden, in het Lagerhuis heeft gehouden en waarin hij betoogde dat het er met de geldmiddelen va'n Engeland buitengewoon slecht uitzag. Zijn verklaringen over den ernst van den financieelen toestand hebben heel wat sensatie gewekt, vooral om,dat Snowden onomwonden te kennen heeft gegeven, dat de situatie zoo ernstig was, dat.het nemen van drastische en onaangename maatregelen niet meer kon worden vermeden. Het was voor Snowden natuurlijk niet prettig
deze feiten vast te stellen; hij heeft er steeds naar gestreefd den levensstandaard der Engel- f schen- te verhoogen, doch op het oogenfolik staat i het bij hem vast, dat de tegenwoordige stand- t aard alleen kan worden gehandhaafd, wanneer de tenuitvoerlegging der plannen, waarvan het 1 doel was den standaard te verbeteren, worden : uitgesteld tot het oogenblik, dat de welvaart in i Engeland weer haar intrede doet. In het loo- t pende financieele jaar zal hij zich geplaatst zien i voor een zeer groot tekort: verschillende belastinggelden zullen niet binnen- komen en de t uitgaven ter leniging van den nood zullen nog t voortdurend stijgen. De toestand is thans van <■ dien aard, dat alle Engelschen zich offers zullen c moeten getroosten en de grootste offers zullen ' volgens Snowden’s mededeelingen worden ge- ' verg-d van hen, die het best in staat zijn -deze' f offers te dragen. * De ernstige woorden van den kanselier der schatkist waren het uitvloeisel eener motie van wantrouwen der conservatieven, waarin de La- ' bourreg-eering op de vingers wordt getikt in ver ' band met haar buitensporige -uitgavenpolitiek. ’ Snowden’s antwoord is het duidelijk bewijs, dat 5 de regeering den toestand met evenveel bezorgd heid beoordeelt als de oppositie. Dit heeft het j misnoegen opgewekt van den linkervleugel zij- 1 ner eigen partij, welks spreker Snowden bij de ( discussie voorstelde als iemand, die de sodalis- 1 tische verwachtingen vernietigde. Doordien Snowden toegaf, dat de toestand 1 ernstig was, verloor natuurlijk de conservatieve motie van wantrouwen aan kracht, zonder dat echter tegelijkertijd het prestige van de regeering werd verhoogd. Bovendien kon erop worden gewezen, dat de conservatieven, toen zij aan het bewind waren, de uitgaven eveneens hebben zien toenemen, zonder dat krachtige bezuinigingsmaatregelen werden genomen. De regeeringsmeerderheid bij de stemming over -de motie van wantrouwen was dan ook zeer belangrijk, n.1. 75 stemmen. De liberalen kwamen nog met ’n voorstel, waarvan de strekking was een commissie van onderzoek in te stellen, die tot taak heeft de besparingsmogelijkheden na te gaan. Snowden voelde niet al te veel voor een dergelijke commissie,1 omdat besparingen in den- eigenlijken zin van het woord z. i. slechts in geringen omvang kunnen worden verwerkelijkt. Er kan volgens hem alleen veel bespaard worden, wanneer zich een politieke koerswijziging voltrok, doch het behoorde niet tot de taak van comité’s deze te bepalen. Wanneer desniettegenstaande -het li- j berale voorstel de geweldige meerderheid van j 468—21 stemmen behaalde, -dan geschiedde dit ; — zooals de Londensche correspondent van de 1 Frankfurter Zeitung opmerkte — omdat men ( van oordeel was, dat de commissie in elk ( geval niet kon schaden. Hc * * Het Spaansche kabinet-Beren-guer is niet ! meer! Zaterdag is dit ministerie afgetreden als gevolg van de politieke opwinding in het -land, ' die Zaterdagavond haar hoogtepunt bereikte ' toen namens de monarchistische partij een nota 1 gepubliceerd werd, waarin deze mededeelde, dat zij op ontbinding van de Cortes, die, zooals be- 1 ktend, in Maart moest worden gekozen, zouden aansturen en meende, dat een oplossing der han gende problemen niet mogelijk was zonder medewerking van alle partijen. Getracht zal nu worden een kabinet te vormen uit de oude politieke partijen, dat met meer succes -en prestige als het „niet-politieke kabinet-Berenguer” een beroep op het land kan doen. In verband hiermede zijn -de verkiezingen voor het nieuwe parlement uitgesteld. De strijd om het karakter van dit parlement, m. a. w. de vraag monarchie of republiek, is hiermede echter niet uit -de wereld en -de politieke moeilijkheden zijn, afgezien nog van den traditioneelen invloed van het leger op de politiek, nog zeer groot. * * * Gandhi heeft gesproken! En onder meer te kennen- gegeven, dat z. i. het standpunt, hetwelk de Engelsche premier Macdonald met betrekking tot Indië heeft uiteengezet, het opheffen van d-e beweging voor -burgerlijke ongehoor zaamheid geenszins rechtvaardigt. Gandhi betoogde, dat hij het wezen der onafhankelijkheid verlangde en dan konden de Britten voor zijn part den schijn -daarvan behouden. Z. i. behelsden de voorstellen, die ter ronde-tafel-conferentie waren gedaan, dit wezen niet. Volgens Gandhi was het Engelsche leger iets volkomen overbodigs. Hij sprak in dat verband dan ook van een bezettingsleger en zeide, dat hij het prettig zou vinden, wanneer alle Britsche regimenten morgen aan den dag het land verlieten. Er bestaat geen: grensgevaar, verklaarde Gandhi, die eraan toevoegde, 'dat geen enkele mogendheid een begeerig oog op Indië slaat.
Waarom, zoo vervolgde Gandhi, moeten er financieele waarborgen zijn? Volgens hem waren de Indiërs van nature deskundigen op het gebied der financiën. De methodes van de politie noemde hij barbaarsch. Hij -had den onderkoning wel verzocht een onpartijdig onderzoek in te stellen;, doch daarop een weigerend antwoord ontvangen. Hij vond dit niet een houding, ’n gentleman waardig. De conflicten tusschen Hindoes en Mohammedanen achtte Gandhi geen bezwaar voor het toekennen van volledig zelfbestuur; in plaats daarvan beschuldigde hij de Engelschen ervan, dat zij de geschillen hebben' aangewakkerd. Hij was dan ook van gevoelen, dat, wanneer de Britsche invloed werd uitgeschakeld, een vergelijk tusschen de beide bevolkingsgroepen stellig tot stand zou komen. Na zijn actie voor burgerlijke ongehoorzaamheid te hebben: verdedigd, waaraan hij de voorkeur gaf boven een openlijke revolutie, liet Gandhi nog uitkramen, dat wel is waar af en toe daden van geweld werden gepleegd, maar, zoo betoogde hij, elk leger heeft zijn deserteurs. Ten slotte legde hij er den nadruk op, met niet minder dan met zelfregeering genoegen te kunnen nemen. Tevens kondigde hij aan, dat de burgerlijke ongehoorzaamheid zou voortduren. Alles bij elkaar mededeelingen, die weinig goeds voor de toekomst inhouden.
Uit eigen land.
Een gevaarlijke theorie van den anti-oorlogs-propagandist prof. Van Embden. — Hij wil ons land ontwapenen, dus ... machteloos maken. — De eierenproductie ln ons land. — Verrassende uitkomsten van de telling van den pluimveestapel. — De groote beteekenis van de pluimveeteelt voor de welvaart des land. — De vraag naar behoorlijken afzet in het buitenland en de plaatsingsmogelijkheid van meer eieren ook in eigen land. — Het streven der Nederlandsche Pluimvee Federatie. Tot welk een gevaarlijke theorie de ontwapeningsneiging van sommige anti-oorlogs-propagandisten 'leiden kan, blijkt weer eens uit de afzonderlijke nota, welke prof. Van Embden aan het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer over de begrooting van Buitenlandsche Zaken heeft doen toevoegen. De professor zegt daarin, het wenschelijk te achten, -dat omtrent Nederland’s volkenreohtelijke, politieke en moreele positie in geval van oorlog tusschen derden-staten „meerdere klaarheid” wordt gebracht, en dat het nu maar eens uit moet zijn met de stelling, dat ons land in zoo’n geval, evenals in 1914, zijn neutraliteit zal proclameeren. Naar prof. Van Embden’s oordeel moet ons regeeringsbeleid uitgaan van de verwachting: a. dat ingeval een oorlog gevoerd wordt nabij o.ns territoir hier te lande of onze overzeesche gewesten wij den doortocht van de rechtspartij over ons gebied zullen moeten igedoogen en vergemakkelijken; b. dat wij, eveneens wan rechtswege, zullen moeten deelnemen aan de economische afsluiting jegens den Staat-aanvaller; c. dat mitsdien de belangen, die vroeger ’n belligerent van schending onzer neutraliteit weerhouden konden, namelijk het voordeel van te behouden èn territoriale dekking è;n handelsverkeer, voor den Staat-aanvaller ivoortaan zijn weggevallen; d. dat in het geval sub a. het voorhanden hebben eener oorlogsmacht ons practisoh ook tot actieve deelneming aan den strijd zal nopen. Het moet zelfs voor den eersten den besten leek duidelijk zijn, dat de professor hier een vreeselijk gevaarlijke theorie verkondigt. Hij wil o.ns land ontwapenen, dus... machteloos maken. En in die machteloosheid moeten wij één-twee drie uitmaken, welke van beide partijen de rechts partij is: die partij moeten wij dan doortocht toestaan en vergemakkelijken en de andere partij moeten wij mede economisch beoorlogen, door welke beide daden wij natuurlijk in optima forma ... oorlogvoerende partij geworden zijn ... zonder oorlogsmiddelen, geheel overgeleverd aan de partij, welke wij, al dan niet terecht, als rechtspartij believen te beschouwen. Een wel zonderling standpunt van dezen professor! , * * *
De productie van eieren heeft in ons land een enorme uitbreiding gevonden. Tegenover 1929 is ze gestegen met minstens 20 pCt. in 1930. De telling van dep pluimveestapel heeft dan ook verrassende uitkomsten opgeleverd. Men zal er niet ver naast zijn als men voor 1931 de schatting maakt op 24 millioen legkippen. Bij een gemiddelde productie van 125 eieren per dier komt men tot een productie van 3 milliard eieren die op basis van 5 cent per stuk een waarde vertegenwoordigen van 150 millioen gulden. Tegenover zulke prestatie past het respect te hebben voor de duizenden grootere, maar vooral kleinere boeren, aan wie het gelukt is in betrekkelijk korten tijd met geëigende middelen het tot die hoogte te brengen. Bij het zien van zulke getallen behoeft dan ook niets meer gevoegd te worden om te bewijzen, van hoe groote beteekenis de pluimveeteelt is voor de welvaart van die en van vele nevenbedrijven en mede voor de algemeene welvaart des lands. Groote zorgen zou men zich niet behoeven te maken, indien men het overtollige op de buitenlandsche markten ongehinderd aan behoorlijke prijzen kon afzetten. Maar als men de sterke strooming ziet in verschillende landen tot bescherming van het binnenlandsch product, dan wordt de vraag naar behoorlijken afzet wel in niet geringe mate beangstigend. Terecht is er dan ook door den heer Simons op gewezen in zijn inleiding op de te Wageningen gehouden Landbouwweek, dat met steun van de Regeering moet gezocht worden naar en moeten bewerkt worden nieuwe afzetgebieden. Daarnaast moet ter hand genomen worden het meer moderne middel der grootsch opgezette reclame, ook in het binnenland. Want men mag aannemen, dat het verbruik van eieren in ons land aanmerkelijk lager is dan in andere landen. Dat verbruik wordt wel geschat op ongeveer 130 eieren per hoofd en per jaar. In de Vereenigde, Staten, in Canada, Duitschland, Engeland, België en andere landen is dat verbruik aanmerkelijk hooger. Sommige landen, in bizonder Canada, hebben door doelbewuste en krachtige propaganda het eierverbruik in sterke mate gestimuleerd, zoodat het verre uitgaat boven dat in ons land. De plaatsingsmogelijkheid van meer eieren in eigen land is zeer zeker aanwezig. En het resultaat op een minderen uitvoer met al de moeilijkheden daaraan verbonden, kan niet gering zijn. Een meerder verbruik van één ei per inwoner en per week zou den afzet in ons land vergrooten met ongeveer 400 millioen eieren! Het vraagstuk der reclamecampagne voor: „Eet meer eieren!” is daarom wel van groote beteekenis voor de pluimveehouderij en het mag de Neder-, landsche Pluimvee Federatie wel tot eere worden aangerekend, dat zij dit vraagstuk in een ernstig onderzoek heeft betrokken.