Eerste Blad.
c < Het resultaat der Itallaansch-Engelsch-Fran- i sche vlootbespreklngen. — Een algemeene ( voldaanheidsstemmlng over het accoord. — Natuurlijk ontbreekt ook de bedenkelijke , noot niet — Deze komt van den kant van r Japan. — Dat vreest W>or een manoeuvre f van Engeland. — De ontwikkeling van den toestand In Dultschland. — De uitslag der . verkiezingen In Brunswijk. — Een beeld , van de verwarring en de onzekerheid, waaraan Dultschland momenteel ten prooi Is. — Het bezoek van dr. Curtlus aan de Oosten- 1 rljksche hootdstad. — Een algemeene overeenkomst tusschen lord Irwln en Gandhl. Zooals wij in ons vorig nummer reeds hebben medegedeeld, hebben de Italiaansch-Engelsch-Fransche vlootbespreklngen tot een accoord geleld, een gebeurtenis welke in de belangstelling staat van de geheele Internationale : pers. Geen wonder, dat de ministers die bij de . onderhandelingen betrokken zijn geweest, uiterst , tevreden zijn over het verloop daarvan. Voor- | al dc.Engelscre ministers Henderson en Alexan- . der zijn voldaan, zeer voldaan; de Italiaansche ] minister Grandi is het niet minder, zóó zelfs, dat | hij Henderson en Briand in een telegram zijn , dank heeft uitgesproken voor hun medewer- ; king en vriendelijke pogingen om te komen tot ( een oplossing van het maritieme vraagstuk. En < 'heel het Fransche kabinet heeft den te Rome bekroonden arbeid goedgekeurd. Er Is feest in de harten der rechtschapene internationale staatslieden, feest ook in de pers, vooral in de Epgelsche bladen. De steeds op hoogen troon gezeten diplomatieke medewerker van „Daily Telegraph” stelt het resultaat van het thans bereikte in het licht, inzonderheid wat betreft den toestand in de Middellandsche Zee. j Een oorlog tusschen Italië en Frankrijk zou, zoo zegt hij, sluiting van de Middellandsche Zee voor den Engelschen handel hebben beteekend. De gevolgen van zulk een oorlog zouden voor Groot-Britannië bijna even ernstig zijn geweest alsof het zelf in een oorlog tegen een der Europeesche zeemogendheden gewikkeld ware. Reeds maandenlang heeft dit probleem de Britsche A&miraliteit bezig gehouden. Algemeen gelooven de bladen, dat de overeenkomst tusschen Parijs en Rome het hervatten der onderhandelingen over de punten, die nog een toenadering tusschen Italië en Frankrijk in den weg staan, zal vergemakkelijken. En geheel passend in deze sfeer van optimisme en verheugenis klonk Dinsdag in het Engelsche Lagerhuis de verklaring van den onderstaatssecretaris van Buitenlandsche Zaken, Dalton, dat „na besprekingen van uiterst hartelijken aard te Parijs en te Rome een zoodanige mate van overeenstemming inzake de vlootkwestie was verkregen, dat thans de hoop mocht worden gekoesterd op een regeling van de kwestie betreffende de beperking van de vlootbewapeningen, welke bij het sluiten van het vlootverdrag van Londen werden aangenomen." Moge deze verklaring van den heer Dalton onder geen enkel opzicht politiek Daltonisme of gedeeltelijke kleurenblindheid blijken te zijn! De meest belangrijke factor van het succes bestaat, volgens Henderson, niet in de beperking van een of andere klasse van schepen, maar in het politieke werk, dat is verricht. Het accoord belet de hervatting van den wedloop in bewapening ter zee tusschen de voornaamste belanghebbende landen en een onmiddellijk gevolg van het accoord zal zijn, dat de drie landen (Frankrijk, Engeland en Italië) naar de ontwapeningsconferentie van 1932 zullen gaan in een geest van de nauwste vriendschap en zonder eenige overeenkomst te zullen sluiten tegen welk ander land ook. • * • Natuurlijk ontbreekt ook in deze algemeene voldaanheidsstemming de bedenkelijke noot, de verdachte toon niet. En deze komt van den kant van Japan, dat — naar een Reuterbericht uit Tokio meldt — vreest voor een manoeuvre van Engeland, hetwelk door de nieuwe regeling tegenover Frankrijk achter is geraakt wat duikbooten-tonnenmaat betreft. De vrees voor zulk een manoeuvre, waardoor misschien niet rechtsstreek tegen, maar buiten de overeenkomst om, door John Buil zou kunnen worden1 besloten tot het vergrooten van zijn duikbooten-aanta!, doet de bezorgdheid ontstaan, dat Japan op zijn I
UCUIl WC1 CC 119 gcu WUIIgCIl auu iyuujicii wuiucn zijn dulkbootentonnage te verhoogen en dus met S de thans gesloten overeenkomst niet accoord te gaan. Zoodat dus eigenlijk — in strijd met de g aanvankelijke geruchten — Frankrijk geen con- d cessie van beteekenis zou hebben gedaan, doch z veeleer een verhooging van duikbooten-tonnage g zou hebben verkregen van dien aard, dat twee r andere onderteetkenaren van het Lomdensche ver v drag (Japan rekent natuurlijk ook met Amerika) n zich ertegen zouden moeten verzetten. c Het succes is dus nog slechts een Europeesch onderonsje, maar geen wereldsucces, geen heugelijk resultaat van wereldomvattende beteekenis. Misschien dat het vandaag of morgen toch E nog daartoe komt. r • E Voorloopig blijft voor den nuchteren toeschou- k wer-uit-de-verte voorzichtigheid bij het beoor- h deelen der feiten geboden. Met minstens evenveel reden als voor Frankrijk voorzichtigheid E moet gelden tegenover de ontwikkeling van d den toestand in Duitschland. De radicaal-soci- n alist Paganon, rapporteur over de begrooting 1; van Buitenlandsche Zaken, wijdde deze, week in n de Kamercommissie van financiën een uitvoerig s overzicht aan de buitenlandsche politiek. Hij n prees natuurlijk het vredeswerk van Briand, doch meende toch, alhoewel niet de alarmklok r willende luiden, en den langzamen groei der s vredesgedachte niet over het hoofd willende h zien, dat de internationale verhoudingen, speci- g aal de verschillende toestanden in Duitschland, 2 de meest scherpe oplettendheid eischen van de e leidende Fransche staatslieden. Frankrijk is het c aan zichzelf verplicht 'kalm en waakzaam te h blijven en te waken zoowel tegen een onvrucht- \ baar en gevaarlijk niet-begrijpen van sommige verschijnselen als tegen een onvoorzichtig initi- i atiei Frankrijk’s weg zal worden bepaald door r dien, welken Duitschland zelf inslaat, als het uit l een kritieke p'hase treedt, waarvan Frankrijk r hoopt dat zij van voorbijgaanden aard zal zijn. j Ja, dat is dezelfde uiting van wantrouwen, die r men reeds vaak heeft vernomen, doch alleen 2 gekleed in ietwat meer gereserveerden vorm. Tegenover deze onbestemde, maar voor daadwer- 2 kelijke internationale toenadering fatale geestes- ( gesteldheid staan nuchtere redeneeringen als die r b.v. van dr. Schacht, den oud-president der f Duitsche rijksbank: „Duitschland is in staat aan , zijn herstelverplichtingen te voldoen, indien het j in de gelegenheid wordt gesteld geld te verdie- nen. Tracht .men het te boycotten, economisch v te nekken, dan zal het spoedig staan aan den rand van een faillissement”. Dergelijke redenee. { ringen worden in Frankrijk niet gaarne gehoord, , laat staan begrepen, en vooral niet, wanneer daaraan den eisch wordt toegevoegd, dat men { Duitschland zijn koloniën zal teruggeven. Dit j zou immers, een groote politieke zonde zijn te- , gen het Verdrag van Versailies! t * * * Koren op den molen der Fransche chauvinisten is intusschen de uitslag der verkiezingen in , Brunswijk. Hoewel deze op zichzelf vrij onbe- j langrijk zijn, geven zij toch wel een beeld in , de verwarring en onzekerheid, waaraan Duitsch- n land momenteel ten prooi is. Het feit dat de , extremistische partijen de laatste jaren in-der- , daad verbluffende winsten behaalden — men ,( denke aan de verkiezingen voor den Rijksdag, ,, toen de nationaal-socialisten hun zeteltal ver- | veelvoudigden — spreekt boekdeelen, want juist , in tijden van crisis en malaise, wanneer het in ] troebel water goed visschen is, zijn de radicale 1 partijen in hun element. Z. M. de Kiezer, wien , het slecht gaat, en die meent, dat de schuld daarvan rust bij de meer gematigde partijen die \ hij totdusver met zijn stem begunstigde, is licht geneigd het eens met een anderen heelmeester te probeeren en zoo kan het gebeuren dat de vertrouwde huisdokter wordt weggezonden en . een jong, vooruitstrevend maar onervaren col- ' lega wordt binnengehaald, die wellicht in den aanvang succes mag boeken maar het op den duur bij de geheele familie verbruit! Laten wij thans deze beeldspraak varen en bepalen wij ons tot de Brunswijksche verkiezingen, dan valt reeds aanstonds te constateeren, dat de zoogenaamde burgerlijke partijen een geduchte nederlaag hebben geboekt, terwijl de sociaal-democraten er evenmin zonder kleurscheuren zijn afgekomen. Van de 208 zetels, die in de verschil■ lende gemeenteraden in totaal te verdeelen zijn, ! bezetten de burgerlijken er tot dusver 105, zooi dat zij in volstrékten zin de meerderheid had: den. Intusschen wisten zij thans slechts 62 ze; tels te veroveren, hetgeen een teruggang betee; kent van ongeveer 40 %. De sociaal-democra■ ten hadden 94 zetels en komen met 72 terug, een : verlies dus van 25 %. Daartegenover zijn de ■ communisten en fascisten sterk in zeteltal voor, uitgegaan. De uiterst linksche elementen stegen i van 4 tot 21, een reeds niet geringe winst, maar , de uiterst rechtschen, de nationaal-socialisten I! «Joegen alle records door van 3 op 53 zetel* te
jpringen (waaronder zea mandaten voor de Stahlhelm). i De verkiezing voor de z.g. Kreltsvergaderinjen in Brunswijk — ongeveer te vergelijken met ie provinciale staten ten onzent — geeft het zelfde beeld te aanschouwen. Van de 46 burgerlijke afgevaardigden keeren er slechts 21 terug, van de 53 sociaal-dèmocraten kunnen er voortaan 11 een andere bezigheid zoeken. De nationaal-socialisten klommen van 2 tot 32, de :ommunisten van 1 tot 7. i • * • Gansch anders is de verhouding tusschen Duitschland en Oostenrijk. Deze draagt het karakter van een zeer goede verstandhouding en is thans weer actueel door het bezoek, dat de Duitsche rijksminister van Buitenlandsche Zaken, dr. Curtius, brengt aan de Oosfenrijksche hoofdstad. Aanvankelijk lag het in de bedoeling, dat dr. Briining, de Rijkskanselier, zou meegaan, maar die is plotseling verhinderd' door de politieke moeilijkheden, welke de laatste dagen in Duitsch land weer ernstiger zijn geworden. Briining kan niet uit Berlijn weg, omdat de befaamde pantser-kruiser-kwestie weer in ’t geding is gekomen. Wat dé beteekenis betreft van de Weensche reis moet in de eerste plaats worden vastgesteld, dat in Oostenrijk dit bezoek vooral door het gevoel wordt beoordeeld: men ontvangt de gast met een werkelijk innerlijke vreugde; men ziet in hem niet de voorname buitenlander in een diplomatieke missie, maar de vertegenwoord’f er van dat volk, welks saamhoorigheid met het uostenrijksche dr. Schober in de formule heeft gevat: Eén volk in twee staten. Het bezoek kan geen groote politieke beteekenis hebben, daar er tusschen Berlijn en Weenen geen kwesties op het gebied der buitenlandsche politiek bestaan, die geregeld zouden moeten worden; er bestaan geen verschillen. In politiek opzicht hebben de Duitsche en Oostenrijksche staatslieden elkaar nauwelijks -iets te zeggen. De practische beteekenis van het Weensch be zoek van den Duitschen staatsman ligt dan ook op economisch gebied. De gedachte van den regionalen opbouw staat tegenwoordig op de eerste plaats: staten- met gelijkgerichte economische belangen — al is het ook in tegenovergestelde rollen — dus als kooper en verkooper, als consument en producent, tot een economisch verband te vereenigen. De besprekingen te Weenen hebben ten doel de twee staten in economisch opzicht zooveel mogelijk te vereenigen. Dat de Oostenrijksche grondstelling: geen combinatie zonder Duitschland, wederkeerig is, behoeft wel niet eerst gezegd. Maar definitieve resultaten zijn van de besprekingen in den zeer beperkten tijd natuurlijk niet te verwachten, • • • De onderhandelingen tusschen den! onderkoning van Britsch-Indië, lord Irwin, en Gandhi, hebben tot een algemeene overeenkomst geleid, die in den nacht van Dinsdag op Woensdag werd bekrachtigd- en onderteekend. Reeds eerder was een definitief accoord tot stand geltóomen over de zout-kwestie tusschen Gandhi en den Indischen minister van Financiën, sir George Schuster. Krachtens dit accoord- zullen de kustbewoners het recht krijgen zout, dat als een gave der natuur wordt beschouwd-, te verzamelen, te fabriceeren en te verkoopen-. De erkenning van dit principe zal niet het regeeringsmonopolie aantasten, krachtens hetwelk de regeering het grootste deel van Indië van zout zal blijven voorzien. — o—