Eerste Blad
I;n een interview onmiddellijk na zijn benoeming heeft de nieuwe gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië, j'hr. De Jonge, er op gewezen, dat altijd wordt gezegd: Indië behoort aan Holland, maar eigenlijk moesten we zeggen: Holland behoort aan Indië en in dit licht wenschte de nieuwe gezagdrager zijn positie te beschouwen. Dat jhr. De Jonge zijn taak aldus opvat mag zeker hoopvol stemmen, al zal moeten worden afgewadit of deze oud-ambtenaar en leider van een groot petroleumbedrijf, die daarnaast nog liefhebberijen had als paarden, honden en ordtideeënkweekerij, de man zal zijn die zijn inzicht in Indië in praktijk kan brengen. Want gemakkelijk zal dit niet gaan. Geslachten lang hebben de Nederlanders in de vaste overtuiging geleefd, dat Indië was een wingewest, waaruit zooveel mogelijk winst moest worden gehaald, dat de Indische volken er waren om de Nederlanders rijk te helpen maken. En nog leven vele Nederlanders in dien waan. Aan de opheffing van het Indische volk hebben we eeuwenlang niet gedacht. Ln de latere jaren is er gelukkig eenige kentering in de ideeën gekomen. De regeering en verschillende politieke partijen zijn anders tegenover Indië gaan staan en de laatste gouverneurs-generaal hebben nieuwe wegen bewandeld om het Indische volk geleidelijk aan tot een eigen geleid volksbestaan te brengen. Dit werk moet zeker geleidelijk geschieden, want eeuwenlange onderdrukking gaan niet ongestraft aan een volk voorbij en Nederland heeft op dit gebied zeker een taak te vervullen. Een taak welke zoo omvangrijk is, dat we gerust mogen zeggen: Holland behoort aan Indië. Wij hebben zoo lang en zoo intens van Indië geprofiteerd en we profiteeren er nog van, dat we gerust mogen zeggen: Indië moet nu van ons gaan profiteeren. Indië moet de besten uit Nederland hebben als leiders op den weg naar ontwikkeling. We mogen het Coen nog nazeggen, dat er in Indië wat grootsch te doen is, maar dan in anderen zin als de 17de eeuwsche kooplui bedoelden. We moeten nu gaan geven aan het Indische volk wat wij bezitten aan kennis, inzicht en vermogen, opdat de Nederlanders onder den evenaar geleidelijk hun volledige zelfstandige plaats in de rij der volkeren j.n kunnen nemen. . o ■
"Hoopvolle woorden!". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1931/05/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000506063:mpeg21:p00001
"Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1931/05/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000506063:mpeg21:p00001
Briand’s nederlaag bij de presidentsverkiezing in Frankrijk. — Geen avonturen-politiek van den nieuwen president. — Briand af als minister van Buitenlandsche Zaken. — Het spel te Genève begonnen! — Zal Briand’s economisch plan genade vinden? — Raadselachtige berichten uit Roemenië. — Naar de dictatuur? — Met ernstige gebeurtenissen in de naaste toekomst dient rekening te worden gehouden. — Parijs kant zich reeds nu tegen een eventueele dictatuur in het land van koning Carol. Paul Doumer, president van den Senaat, is president der Fransehe republiek geworden. Briand is dus niet gekozen! Dit feit is de groote verrassing van deze presidentsverkiezing geweest. Niet de militante minister van Buitenlandsche Zaken maar de bezadigde, buiten ’t onmiddellijke parlementaire strijdgewoel staande Senaatspresident, zal in de komende 7-jarige periode het Elysée bewonen. Briand’s nederlaag trekt echter meer de aandacht dan Doumer’s zege! Velen hebben het betreurd, dat Briand zioh candidaat heeft laten stellen en den aandrang van zijn vrienden niet heeft kunnen weerstaan. Indien hij de overwinning had behaald, zou Frankrijk een bekwaam en internationaal-vermaard minister van Buitenlandsche Zaken zijn kwijt geraakt; wanneer hij een nederlaag zou lijden — en dit is thans geschied — zou iijn aanzien aanmerkelijk zijn geschokt. Dit laatste * ~ „ 1. J - oraurfflAai ii0M T3» r '1 « n A makftt
*n één zijner eerste daden na afloop der presidentsverkiezing is dan ook geweest, dat hij ,n den ministerraad te kennen gaf, dat hij het rijn plicht achtte als minister van buitenlandsche zaken af te treden, ’n stap dien rechts ten zeerste zoü hebben toegejuicht. Laval, de miaister-president, alsmede zijn andere ambtgeaooten dachten hier echter anders over en drongen er met veel nadruk bij hem op aan naar Genève te gaan, ten einde deel te nemen aan le zittingen van den Volkenbondsraad en van le Europeesche studiecommissie, die door Briind' wordt gepresideerd. De minister heeft niet anger tegengestribbeld, zoodat Briand opnieuw Frankrljk’s vertegenwoordiger zal zijn in de Volkenbondsstad. Met Poncel, onder-staatssecretaris, Is hij reeds naar Qenève vertrokken; uit sommige berichten zou echter kunnen worden afgeleid, dat Briand niet van zins is tot ’t laatste oogenblik aan de besprekingen deel te nemen. Overigens heeft niet alleen in Frankrijk zelf, doch evenzeer in het buitenland de uitslag der presidentsverkiezingen een diepen indruk gemaakt. Hier en daar wordt de nederlaag beschouwd als een aanduiding, dat de nationalistische denkbeelden in Frankrijk hoe langer hoe meer veld winnen en dat dit geen gunstig teeken is voor de pacificatie van Europa. Weer anderen leggen het resultaat in gunstiger zin uit en zijn de opvatting toegedaan, dat men Briand’s échec niet al te ernstig dient op tr vatten, daar dit geenszins de veroordeeling van Briand’s staatkunde beteekent. Deze kringen , zijn dan ook van meening, dat de binnen- en buitenlandsche politiek van Frankrijk op dezelfde wijze als tot dusver zal worden voortgezet en dat de staatkunde, die aanstuurt op vrede en internationale samenwerking, er geenszins door in het gedrang zal geraken. Doumer, zoo zegt men — en de nieuwe staatspresident heeft zich zelf ook reeds in dezen geest uitgelaten —zal niets doen, waardoor Briand in zijn streven, om de toenadering der volkeren te bevorderen, zal worden belemmerd. Trouwens: in vele kringen wordt Briand als een onontbeerlijke figuur beschouwd. Een andere vraag is echter, of Briand het zelf met zijn waardigheid in overeenstemming kan brengen om na de Geneefsche besprekingen aan te blijven. Men spreekt dan ook al van een uitgesteld aftreden en beweert, dat men voorloopig slechts heeft afgezjen van een officieele bekendmaking der demissie om Briand’s positie te Genève niet verder aan te tasten, nu zijn moreel aanzien in zekere rHnte is dit ook zij, aangenomen mag worden, dat, daar Doumer geen uitgesproken vertegenwoordiger van rechts is, doch een bezadigd bewindsman, die niet van een avonturen-politiek houdt, ook de eventueele opvolger van Briand een politiek zal voeren, die eenigszins moge afwijken van de methode, welke Briand toepaste, doch in wezen daar niet al te veel van zal verschillen. Het behoeft geen betoog, dat men juist nu met groote belangstelling en spanning Briand’s gebaren te Genève zal volgen, daar men eruit zal kunnen afleiden, of de instructies, die hij thans heeft meegekregen, al dan niet verschillen van de richtlijnen, die hij tot dusver op de internationale bijeenkomsten volgde.
Intusschen zal Briand te Genève trachten • déér zijn bekend economisch plan erdoor te drijven en het Duitsch-Oostenrijksch accoord overbodig te maken. Welke ontvangst hem zal | bereid worden is niet te voorspellen, doch dit wordt als zeker gemeld, dat Henderson en ' Grand! één lijn zullen trekken, dat dus de ver-1 houdingen dientengevolge eenigszins zullen wor j j den vereenvoudigd. Als we het resumé lezen dat de „Matin” van Briand’s plan geeft, krijgen we den indruk, gewekt door een met voorzichtig overleg opgemaakt stuk, niet bestemd om te prikkelen, zelfs niet om kritiek uit te oefenen wegens bij de tegenstanders veronderstelde politieke beweegredenen, doch zich houdende aan groote lijnen van economische zakelijkheid en vooral bestemd om de verschillende staten aan te sporen Oostenrijk zooveel mogelijk ter hulp te komen en dus een economische toenadering speciaal tusschen Oostenrijk en Duitschland overbodig te maken. Alephisto-Briand zet hier overbodig te maken. Mephisto-Briand zet hier lokkend juweelenkistje neer! Weliswaar nu nog ledig, maar bestemd om gevuld te worden door de edelmoedigheid van allen, die met Briand Duitschland als een hinderlijken mededinger naar Oostenrijk’s bijzondere genegenheid uit den weg willen ruimen. Het staat te bezien: primo of van het voorstel iets terecht komt; secundo o'f Oostenrijk het aangebodene begeerenswaardiger acht dan de economische toenadering tot'Duitschland en — tertio, indien dit ook al het geval mocht zijn — of het zich dan in zijn trouw jegens Duitschland niet om redenen van algemeenen aard („niet* «onder
Duitschland is immers de leuze van benooer; door Briand’s voorstel zal laten afbrengen van zijn met Berlijn ontworpen en moreel reeds gesloten accoord. Wij moeten afwachten — het spel gaat beginnen. * * * De berichten1 uit Roemenië blijven raadsels opgeven omtrent de houding der regeering te Boekarest inzake het Duitsch-Qostenrljksche accoord. Dit is zeker: Berlijn wensoht, na de kameleontische kleurverwissélingspolitiek van Boekarest geen verdere onderhandelingen over een met Roemenië te sluiten handelsverdrag, vóórdat de kwestie van het „accoord” te Qenève door de studiecommissie zal zal onderzocht. Nu meldt een bericht uit Boekarest dat, niettegenstaande het voorloopige schorsen der Duitsch-Roemeensche handelsbesprekingen men in tot oordeelen bevoegde kringen de meening is toegedaan, dat de Invloed der groepen, die aandringen op een economische zoowel als op ’n politieke toenadering tusschen Duitschland en Roemenië, aan invloed blijven winnen. De „Duitsche koers” vindt ook steun bij een gedeelte der regeering, hetgeen is toe te schrijven aan de omstandigheid, dat men te Boekarest heeft opgemerkt, dat de door koning Carol gevoerde politiek den laatsten tijd tegenzin verwekt, niet slechts te Londen, maar ook te Parijs, waar men van meening is, dat bij een zoodanige politiek, de koning er niet in slagen zal de taak, welke hij zich bij het beklimmen van iden troon heeft gesteld, namelijk de gezondmaking van den binnenlandschen toestand in Roemenië en het bewerken van toenadering tusschen alle burgerlijke partijen, te vervullen. Naar verondersteld mag worden, zoo luidt het bericht uit Boekarest, heeft de Roemeensche koning in den loop van zijn onderhoud met den koning van Joego-Slavië erop gewezen, dat de toestand in Roemenië, evenals twee jaren geleden die in Joego-Slavië, de invoering eener dictatuur vereischt, en daarom acht men het onbegrijpelijk, dat Parijs, hetwelk de invoering der dictatuur in Joego-Slavië goedkeurt, een afwijzende houding aanneemt tegenover de invoering der dictatuur in Roemenië. Hiertegenover wordt in de kringen der Nationale Boerenpartij opgemerkt, dat het niet zoozeer gaat over het beginsel der dictatuur als wel over de vraag, tot welk doel deze dictatuur zal worden gehinkt. Zou dit, evenals in loefro-S,'"”p voor de invoering van ingrijpende sociale hervormingen, dan zou de dictatuur de gezonde nationale krachten kunnen vereenigen. Indien zij echter zou moeten dienst doen voor maatregelen in strijd met de verlangens van de meerderheid onder het volk, dan moet in de naaste toekomst rekening worden gehouden met de mogelijkheid van ernstige gebeurtenissen. De voorstanders der toenaderings-politiek tot Duitschland trachten natuurlijk de veikoeling tusschen den koning en Parijs uit te buiten voor hun doeleinden. En misschien wel met volle recht! Want wanneer inderdaad de regeering te Parijs tegen de invoering der dictatuur ln Roemenië gekant is zal dat wel zijn oorzaak vinden in de omstandigheid dat men er rekening mede houdt wie de dictatuur uitoefent en met welke bedoelingen, met welke middelen, onder welke omstandigheden. Koning Alexander is immers iemand van geheel andere formatie dan zijn Roemeensche neef, wiens naam sinds geruimen tijd tot averechtsche stichting der wereld genoemd wordt in verband met onverkwi'kkelijke familietoestanden, bepaaldelijk met den naam van mevrouw Loepescoe. En met een onwillekeurig oplevende herinnering aan het verachtelijke tijdperk van madame De Pompadour. Hetwelk aan Roemenië moge bespaard blij vel
"Buitenlandsch Overzicht.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1931/05/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000506063:mpeg21:p00001
Het opdringen van luxe artikelen In huurkoop aan oncredletwaardigen. — Wat In deze te Leiden aan het licht kwam. — Luxe artikelen in huurkoop in handen van paupers. — Tal van koopers in handen van den huurverkooper en van diens vaak minderwaardige agenten. — Door gepaste publiciteit kan veel ongerechtigheid de kop worden ingedrukt. — Een verrassend vonnis van een der Amsterdamsche kantonrechters. Reeds vóór geruimen tijd wezen de door den Rijksagent der Reclasseering te Leiden ingestelde onderzoeken, verduisteriragszaken betreffende, uit, dat men aan oncredietwaardigen op een onverantwoordelijke wijze luxe artikelen in huurkoop had hten opdringen.
net geiuxte een commissie van unuerzueK. ie vormen en deze stelde een uitgebreide enquête in. Aan het namens deze commissie uitgebracht rapport willen we een en ander ontleenen. Vooraf ga de opmerking dat het onderzoek zich alleen beperkt heeft tot den naaimachinehandel. Het is, aldus het ambtelijk rapport, opvallend, dat het tegen één bepaalde maatschappij klachten „regende”. De credietgeefster vertrouwde haar producten in huurkoop toe aan paupers, in wier woningen een blind paard geen schade ko,n aanrichten. De gevolgen van deze hoogst onverantwoordelijke wijze van credietverleening bleven niet uit; vele naaimachines werden verduisterd. Geconstateerd werd dat een groot aantal huur koopovereenkomsten niet waren gebaseerd op consumptieve behoeften, doch dat de oorzaak van het aanschaffen van een naaimachine dikwijls te vinden was in door werkloosheid en andere moelijke omstandigheden veroorzaakten geldnood. De colporteurs gaven den huurkoopers adressen op van een Leidschen koopman in naaimachines, die deze artikelen grif opkocht, zonder navraag naar de herkomst daarvan te doen. Ter illustratie van de wijze waarop men „zaken deed” moge vermeld worden, dat men leverde aan een minderjarige, die wegens verduistering kort geleden voorwaardelijk was veroordeeld; op naam van een ongehuwden man, die n.b. op sterven lag; aan een oude vrouw, die geen naaimachine kon hanteeren; aan een stokdooven jongen, die de machine per abuis kocht voor een oude moeder enz., enz. Men ging zelfs zoo ver, dat op afbetaling geleverd werd aan lieden, van wie de verkooper wist, dat zij reeds vroeger huurkoopartikelen verduisterd hadden en vertrouwde zelfs aan dezen binnen korten tijd meerdere machines in huurkoop toe. Desondanks beweerde de credietgever, dat voor het afsluiten van elke huurkoop eenkomst op behoorlijke wijze nauwkeurig naar de credietwaardigheid van de aspirant-klanten werd geïnformeerd. De reizigers deden den koopers allerlei fraaie beloften, doch de nakoming daarvan liet steeds op zich wachten. Werd de credietgeefster op die beloften gewezen, dan verschool zij zich ach ter de onbevoegdheid van de reizigers om haar te verbinden. De colporteurs betaalden geregeld uit eigen zak de eerste afbetaling, hetgeen mogelijk werd gemaakt, doordat zij na het sluiten van den verkoop de provisie grootendeels kregen uitbetaald Bij verduistering geraakte de kooper in de macht van den huurverkooper en van diens vaak minderwaardige agenten, waardoor de betalingen verzekerd werden. Het is algemeen bekend dat lieden, van wie geen incasso-bureau kans ziet ook maar iets los te krijgen, ongekende vrees voor de Justitie koesteren en dat een simpele bedreiging met een klacht vaak voldoende is om hen met geld over de brug te doen komen! Zelfs drong de credietgeefster bij de Justitie aan op een voorwaardelijke veroordeeling, met het oog op bijzondere bepalingen, dat de afbetalingen moesten worden voortgezet. Hierdoor werd de Reclasseering het onbezoldigend incasso bureau van den minder scrupuleuzen verkooper! De Commissie heeft het daarom zeer toegejuicht dat de Haagsohe Politierechter in November ’29 een verdachte, die terecht stond wegens verduistering van een naaimachine, een voorwaardelijke straf, zonder de bijzondere voorwaarde om met betaling door te gaan, heeft opgelegd. Ten aanzien van beleening is het vermeldenswaardig dat vele ihuurkoopers ten onrechte meenen dat, zoolang zij de afbetalingen voortzetten, zij zich niet aan een strafvervolging bloot stellen. In verschillende gevallen was stille armoede een der oorzaken van het delict en ging men tot beleening over, in de — helaas niet verwezenlijkte — hoop, tijdig het onderpand te kunnen mlossen. Aan den momenteelen geldnood werd daardoor wel op een bijzonder noodlottige wijze tegemoet gekomen! Hoewel de credietgeefster tegen welke zooveel klachten waren ingekomen, reeds korten tijd na het verschijnen van de publicaties een onderhond had met den voorzitter der Commissie, den heer Mr. P. G. Knibbe, werden de onverantwoordelijke leveringen op denzelfden laakbaren voet voortgezet. Zoo leverde men b.v. op afbetaling aan een steuntrekkende, die „op een schoen en een slof” uit het buitenland met zijn vrouw naar Leiden was komeh loopen en aan een failliet, over wien de politie een boekje zou kunnen open doen. iDe Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland stelde den betrokken buiteniandschen Consul met den zwendel in kennis. Het resultaat was, dat langs diplomaiieken weg in het belang van den goeden~naam van de producten uit het betreffende land „de Leidscfae Augiasstal” door ontslag van al het personeel bezemsohoon werd gemaakt en de credietgeefster genoodzaakt werd haar verkooptactiek anders in te richten,
Intussöhen verraste een van de Amsterdamsche Kantonrechters in April 1931 de Commissie met een voor haren arbeid zeer belangrijk vonnis, waarbij een eisch tot betaling van restanthuurpenningen van een aan een oncredietwaardige verkochten stofzuiger werd afgewezen, op grond dat Z. E. A. een zoodanige transactie in strijd met de goede zeden achtte. Dit vonnis zegt duidelijk, hoe de Kantonrechter denkt over het in huurkoop toevertrouwen van dure artikelen aan paupers. • • • De te Leiden gevoerde actie heeft wel bewezen dat, vooral door middel van gepaste publiciteit, zeer veel ongerechtigheid de kop kan worden ingedrukt. Scherp is uitgekomen, dat de positie van termijnzaken zeer precair is en dat zij zich ten aanzien Van hun slachtoffers niet meer alles kunnen veroorloven. Mogen in vele plaatsen, waar daartoe aanleiding bestaat, commissies als te Leiden worden gevormd. De afbetalingszaken zullen alsdan gedwongen worden uiterst scherp op hun personeel toe te zien. Daardoor zal zeer veel ellende kunnen worden voorkomen. Met dit alles mag en kan echter verduistering niet worden goedgepraat. De openbare orde en goede zeden eisohen onvoorwaardelijk, dat vooral degenen die een of meerdere voorwerpen in huurkoop ontvangen en deze artikelen onmiddellijk te gelde maken, niet straffeloos kunnen uitgaan. Hiernaast staat echter de wenschelijkheid dat t. a. v. degenen, die op een onverantwoordelijke wijze hun producten aan oncredietwaardigen laten opdringen, een strafbepaling in het leven wordt geroepen: de heler is even slecht als de steler!
"Uit eigen land.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1931/05/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000506063:mpeg21:p00001