Eerste Blad
De kwestie der tol-unie tusschen Duitschland en Oostenrijk voor het Internationale Gerechtshof te ’s-Gravenhage. — Verontwaardiging bi] dr. Curtitts over het Fraasche standpunt In deze aangelegenheid. — Italië ditmaal geenszins op de hand deiT Duitschers. — De a.s. ontwapeningsconferentie. — Amerika doet alsoi er geen wolkje aan de lucht is. — Albert Thomas’ rapport over de werkloosheid en de bestrijding daarvan, — Het vraagstuk van de schadevergoeding en der economische anti-dumpingsactie tegen Rusland. Zoowel in de Europeesche commissie als in den Volkenbondsraad is de ontworpen tolunie tusschen Oostenrijk en, Duitsohland, die al zoo lang de geesten bezig houdt, de laatste dagen het onderwerp van soms zeer vinnige besprekingen geweest. Zoowel voor- als tegenstanders hebben het hunne over de zaak gezegd en reeds nu blijkt, dat ndèh Duitsohland, noch Oostenrijk van zins is van den weg, dien zij ingeslagen hebben, toen zij de tariefunie ontwierpen, af te wijlken. Ondertusschen valt met betrekking tot de kwestie een merkwaardige ontwikkeling vast te stellen, waartoe in belangrijke mate is bijgedragen door Henderson, Engelands minister van Buitenlandsche Zaken, die in den Volkenbondsraad aan de hand heeft gedaan het vraagstuk ter beoordeeling voor te leggen aan het Internationale Gerechtshof, dat In onze residentie is gevestigd. Deze Instelling dient, naar de Enfelsohe minister van gevoelen was, uit te maen, of de ontworpen douane-unie al dan niet Indrulscht tegen het Geneefsche protocol van 1022, dat zich met Oostenrijks onafhankelijkheid bezig houdt. Uit Henderson’s woorden viel af te leiden, dat hij alleen de juridische zijde van de aangelegenheid behandeld wenscht te zien en dit zal wel de reden zijn geweest, waarom de vertegenwoordigers van Oostenrijk en Duitsohland zich bij Henderson’s voorstel aansloten. Dit voorbeeld werd ook van Itallaansche en Fransche zijde gevolgd, maar Briand heeft ondertusschen laten uitkomen, dat, mocht het Haagsche 'Hof het sluiten der douane-unie een correcte handelwijze vinden, de zaak hier nog niet mee uit was, daar dan nog zou moeten worden nagegaan welke economische en politieke zijden de (kwestie had. Dit standpunt heeft de verontwaardiging gewekt van dr. Curtlus den Duitschen minister van Buitenlandsche Zaken, die als zijn opvatting te kennen gaf, dat, wanneer men deze procedure zou volgen, zijn land en het land, dat Schober te Genève vertegenwoordigt, als minderwaardige staten werden behandeld Hiermee kon hij geen genoegen nemen; als het Haagsche Hof mocht oordeelen, dat de handelwijze van Dultschland en Oostenrijk juridisch in de haak is, dan dient er, aldus de meening van Curtius, aan de zaak niet verder te worden getornd. Het heeft overigens de aandacht getrokken, dat Henderson van Schober heeft gevergd, dat deze uitdrukkelijk zou toezeggen niets te zullen doen om de tariefplannen te realiseeren, voordat het advies van het Haagsche Hof is afgekomen. Te voren had Schober reeds laten uitkomen, dat Oostenrijk den Volkenbondsraad niet voor een voldongen feit zou stellen, maar Henderson nam met de formuleerlng dezer belofte geen genoegen en verlangde, dat van Oostenrijksche zijde zoo duidelijk mogelijk zou worden beloofd, dat ellke voorbereidende handeling met betrekking tot de verwerkelijking der tol-plannen voorloopig achterwege zou blijven. Ofschoon Schober door dezen hardnekkigen aandrang onaangenaam was getroffen, heeft hij zich er toch bij neergelegd. Natuurlijk is bij velen de vraag opgekomen wat Henderson mag hebben bewogen, toen hij met zooveel klem Schober de bovenaangeduide belofte feitelijk afperste. Sommigen zijn van oordeel, dat hij deze tactiek heeft toegepast om Briand den wind uit de zeilen te nemen en te voorkomen, dat deze een nog feller geformuleerde toezegging zou eischen. Ondertusschen is nu uitgemaakt, dat het Haagsche Hof, wat den'juridischen kant betreft, de zaak tot een oplossing zal brengen, doch het is aannemelijk, dat de economische zijde nog uitvoerig zal worden behandeld in de Europeesche commissie, daar het Fransche memorandum inzake een tariefunie, waarin kritiek 1 wordt geoefend op de toiunle, stellig voor Cur- i tius aanleiding zal zijn tot een uitvoerig en prin- ■ cipieel verweer. . Evenmin is het uitgesloten, dat te eenlger tijd in den Volkenbondsraad, hoe fel de Duitschers en Oostenrijkers zich daartegen ook zullen kanten, de politieke zijde van het Dultsch-Oostenrijksche initiatief nog eens onder de loupe zal worden genomen. Van Fransche zijde is een stap in deze richting te verwachten en ook is het niet ónmogelijk, dat Italië zich daarbij aansluit. Het heeft toch de aandacht getrokken, i dat Grandl, de gedelegeerde van Mussolinl, ditmaal geenszins op de hand der Duitschers Is. * . * Intusschen, terwijl de moeilijkheden in het internationale huishouden van het oude Europa met den dag toenemen (door de steeds minder wordende waarschijnlijkheid van het tot stand komen eener vlootovereenkomst tusschen Italië en Frankrijk, de vijandige houding van Rusland tegenover al de andere staten, en het FranschDuitseh-Oostenrijksch accoord-gesohil) doet de regeering te Washington alsof er voor de ontwapeningsconferentie geen, wolkje aan de lucht is. Qibson, de Amerlkaansche gedelegeerde bij de voorbereidende ontwapeningsconferentie, is, naar uit Washington gemeld wordt, aldaar aangekomen om met Stimson, den minister van Buitenlandsche Zaken, en andere leden der regeering overleg te plegen over die met zoo gemengde gevoelens tegemoet geziene conferentie. Tevens was de gezantschapsraad Moffat uit Bern in het departement van buitenlandsche zaken ontboden om het secretariaat der Amerikaansche delegatie bij de ontwapeningsconferentie voor te bereiden en de algemeene richtsnoeren voor het optreden der Amerlkaansche gedelegeerden op deze conferentie uit te werIken. Men wil te Washington gaarne zooveel mogelijk het bijeenkomen der ontwapeningsconferentie forceeren, doch kan toch ook niet blind zijn voor het 'feit dat het niet tot stand komen van overeenstemming tusschen de vijf zeemogendheden vóór het begin der conferentie zeer duistere vooruitzichten voor het welslagen dier conferentie zou openen. Vandaar dat ook van Washington uit al het mogelijke beproefd wordt om de vlootquaestie vóór dien tijd uit de wereld te helpen. En dat de Amerlkaansche ambassadeur te Berlijn, Wilson, Gitbson bij diens ambtelijke pogingen om tusschen Frankrijk en Italië als bemiddelaar op te treden, vervangt De Itallaansch-Fransche vlootoneenigheid, het Germaansch-Fransch „accoord” geschil en de ontwapeningsconferentie — de derde sinds 1899 — vormen drie pijnlijke zenuwplekken, waaraan Briand bij zijn eventueele verdwijning van het politieke tooneel Europa als lijderes zal achterlaten. • * • We laten heden Spanje, Japan met zijn mysterieuze stedenbranden — thans zes binnen veertien dagen — de communistische beweging in Zweden, de jongste gebeurtenissen in China onbesproken, om even de aandacht te wijden aan het rapport, dat door den directeur van het internationale arbeidsbureau te Genève, Albert Thomas, inzake de werkloosheid en de bestrijding daarvan is uitgeibracht Als oorzaken der werkloosheid beschouwt Albert Thomas: de landbouwcrisis, de industrieele overproductie, de te ver gaande rationalisatie, de slechte verdeeling van het goud, de prijsdaling van het zilver, de prijsverlaging der grondstoffen, de te hooge productiekosten, de tallooze handelsbelemmeringen en het gebrek aan vertrouwen. Thomas legt er den nadruk op, dat de medewerking van het internationale arbeidsbureau krachtens zijn statuut slechts op enkele nauw begrensde gebieden kan plaats vinden en dat men alleen kan rekenen op het uit den weg ruimen van het euvel, wanneer alle instanties der staten, van ’t particuliere bedrijfsleven der vakverenigingen, enz. zich bewust zijn van haar bizondere taak. Opdat het internationale arbeidsbureau zal kunnen bijdragen tot vermindering van de werkloosheid, doet hij, evenals in zijn rapport aan de Europa-commissie, de volgende voorstellen aan de hand: 1. Vorming eener internationale arbeidsbeurs. 2. Algemeen immigratie-programma voor arbeidskrachten en „ontslultings”-werk met betrekking tot braakliggende gebieden. 3. Bestudeering eener internationale overeenkomst inzake de werkloozenverzdkering op een der volgende arbeidsconferenties. 4. Opstelling en tenuitvoerlegging van een I internationaal programma van publieke werken. Overigens is Thomas de opvatting toegedaan, dat de werktijd internationaal moet worden verkort en wel in ultgebreider mate dan te Was-
ningxon is overeengeKomen, waar zij op uren per week werd vastgesteld. Thomas meent, dat de werktijd misschien op 40 uren kan worden gebracht. In elk geval acht hij het voorloopig noodzakelijk, dat alle staten de oude Waahlngtonsche overeenkomst inzake den ach tu renwerkdag bekrachtigen. In zijn verslag gaat Thomas ook in op het vraagstuk der schadevergoeding. Hij merlkt dien aangaande op, dat het hier niet de plaats is dit delicate en reeds dikwijls behandelde vraagstuk der schadevergoeding te bespreken, maar dat het niettemin een feit is, dat de intemationaaleconomische gevolgen van het herstetvraagstuk en zijn invloed op de tewerkstelling der arbeidersmassa’s hoe langer hoe meer de aandacht trekken, zoowel bekeken van het gezichtspunt der debiteuren als dat der crediteuren uit Zonder te willen nagaan, of Duitschland al dan niet kan betalen, zooals onlangs de Italiaansche minister van financiën, de Stefani, schreef, bestaat er geen twijfel aan, dat het vraagstuk der schulden en vergoedingen opnieuw moet worden onderzocht, niet in den vorm eener welwillendheid jegens het eene of andere land, maar ten bate van de gehede wereld, de crediteurstate» Inbegrepen. Merkwaardig is ook, dat Thomas zich vrij scherp uitspreekt tegen een economische antidumpingsactie tegen Rusland. Volgens hem staat het niet absoluut vast, dat Rusland werkelijk dumping in den eigenlijken zin van het woord toepast en aan den anderen kant hebben de Russische leveringen van goedkoope grond‘?ff«n bijgedragen tot verlevendiging der Europeesche mankten. Aan het slot van zijn rapport laat Thomas een waarschuwend woord hooren» Wanneer de Industrieele wereld niet den noodzakelljken moed heeft een nieuwe orde te scheppen, gebaseerd op vrede en gerechtigheid, dan zal z.1. de geest der vernietiging en der opstanding niet nalaten ontzettende omwentelingen in het leven te roepen en dat wel óp een moment, waarop het buiten kijf mogelijk is werktuigen te smeden voor een nieuwe orde en beschaving.