Eerste Blad.
« — v ’t Is niet al goud, wat er blinkt en ’t is niet al mooi en goed, wat zich als zoodanig aandient. Zoo dikwijls wordt ons het nieuwe, het moderen als het eenig juiste aangeprezen en vooral in de j opvoeding vindt men bijna elk jaar nieuwe en betere methodes en stelsels uit. De een nog voortreffelijker dan de andere, maar de moderne jeugd, volgens de nieuwste begrippen van de modepaedagogen opgevoed, is niets beter dan de vroegere jeugd. Een der nieuwe uitingen j van de jeugdopvoeding welke den laatsten tijd een groot-e vlucht hebben genomen, is het kampeeren. Dat was het summum. Men leerde er orde en training, men werd er handig en inschikkelijk en er is bijna geen stukje hei of bosch meer of men vindt er jeugdige kampeerders. Dit kampleven heeft zoo’n groote vlucht genomen, dat er gebrek aan goede leiders ontstond. Een kamp leiden is niet gemakkelijk en lang niet ieders werk, en nu komt de critiek dan ook los. Een inzender in de „N, Rott. Crt.”, die de zaak bestudeerd heeft, noemt zijn ervaringen ontstel, lend. De vermakelijkheden in een kamp blijken i op vrij laag peil te staan en bedenkelijk banaal ; te zijn. Een geliefd onderwerp voor jolijt is het j reeds sedert jaren bestaande revolutie-maken. ' Zulk een revolutie wordt: vaak tot in finesses voorbereid en ook uitgewerkt. De gemoederen der jongens worden dan zoo -opgezwe-ept, dat enkelen de kluts kwijt raken en tot hevige handtastelijkheden overgaan. Vooral in christelijke kampen schijnt dit spelletje geliefd te zijn. Een andere vermakelijkheid is een zoogenaamde recht-zitting. De beschuldigden zitten gemaskeerd voor de jury, terwijl daarna de terechtstelling volgt. Ophanging en geeseling zijn dan de vonnissen, in deze kampen komen honderden I jongens en meisjes van de beschaafde families i van ons land. Ook in niet-Christelijke kampen is niet alles naar wensch. Wij herinneren ons dat ergens in een groot kamp eenigen tijd geleI den een kermis was opgesteld, weliswaar om geparodieerd te worden, maar het ging er zoo echt toe, dat er later hevige klachten inkwamen. Wij vragen: wat heeft het zuivere kampleven in de natuur dergelijke amusementen van noode? En worden onze jongens en meisjes daarvoor naar buiten gezonden? Wordt onze beschaving door dergelijke kampgeneugten niet slecht gediend? We willen met dit alles natuurlijk het kampeeren niet veroordeelen. Het is goed en nuttig, mits de leiding deugdelijk is. En niet iedere leider, die zich als zoodanig aandient is een geschikt leider. Het kampeeren biedt juist door zijn bijzonderheden, bijzondere gevaren, welke op hun beurt weer speciale aandacht der ouders vragen. o Buitenlandsch Overzicht. De „veiligstelling” van Frankrijk’s veiligheid. — Daarover gaan in de eerste plaats de besprekingen te Washington. — Het | eiland Cyprus in opstand tegen het Engelsche gezag. — De Cypersche kat heeft nijdig geblazen, maar is thans weer getemd. — Ontevredenheid over de hooge onkosten van het Engelsche bestuur. — Nog geen definitieve oplossing inzake het Mandsjoerijsche conflict — Japan niet bereid de Volkenbondsresolutie te aanvaarden. Omtrent den goeden afloop van Lavai’s bej zoek aan Amerika bestaat eenig pessimisme. Hoewel Laval in zijn antwoordspeech op de 1 fraaie welkomstwoorden van burgemeester Walker te New-York op echt-Fransche wijze gewag maakte van de „diepe ontroering”, welke Hoover’s uitnoodiging om naar Washington te komen in Parijsche officieele kringen gemaakt had, is dezelfde Laval toch reeds zóódanig over zijn ontroering heen, dat hij heel nuchter zaken met de Yankees wil doenl Die „zaken” bestaan op de eerste plaats uit 1 „waken voor Frankrijk’s veiligheid”. De Fran| schen zeggen, dat ze den vrede willen, maar dat i ze er niet in gelooven, voordat de veiligheid van hun land georganiseerd is en niet op formules berust. Met dat organlseeren bedoelen ze dan K ■
een nauwe samenwerking tusschen Amerika en j Frankrijk, oftewel de Amerikanen moeten de I Franschen de verzekering geven, dat Amerika i dadelijk Frankrijk te hulp zal komen als Duitsch- i land het aanvalt. Die hulp moet dan In de eer- : ste plaats bestaan In een effectieve economische ! blokkade, waardoor dus de Duitschers, zond’r zelf met Amerika direct in oorlog te geraken, toch van de Yankees geen oorlogstuig of levens- i middelen zouden kunnen krijgen en evenmin de ! oceaan zouden kunnen benutten om ze uit an- ; dere deelen der wereld te halen. Maar zullen de Amerikaansche „business 1 men”, die beperking van hun handel willen toestaan! Zal de Amerikaansche Senaat ervoor te < vinden zijn, om ter will° van een Europeesche i aangelegenheid, de handelsvrijheid, dat allereerste dogma voor den Amerikaan te beknotten? We moeten 'teerst nog zien! < Het is nu de bedoeling van Laval om door I middel van een z.g. consultatief verdrag dié toe- , zegging van de Amerikanen te verkrijgen, welk verdrag dan als aanvulling van het bekende Kellogg-pact zou fungeeren. Over deze „veiligstelling” van Frankrijk’s veiligheid gaan in de eerste plaats de besprekingen te Washington. Laval is vrijwel verzekerd van den steun van Stimson, den Amerikaanschen staatssecretaris (minister) van Buitenlandsche Zaken. Maar Hoover denkt er nog anders over en hij is de baas! En met Hoover de Senaat! * # * Het eiland Cyprijs is enkele dagen in opstand geweest tegen het Engelsche gezag. De Cypersche kat heeft nijdig geblazen, maar is thans weer gestemd. De bevolking van Cyprus, die voor vier vijfden, Grieksch en voor één. vijfde Turksch is, was ontevreden over de hooge onkosten van het Engelsche bestuur en den gouverneur Sir Ronald Storr, die zich sinds 1927 door de tegenwerking van het parlement der eilandbewoners gedwongen zag met dictoriale ordonnanties te regeeren. Gehoor gevend aan de in krasse termen vervatte proclamatie van den ouden Grieksch-katholieken aartsbisschop Kyrillos III, die Cyprus één met Griekenland verklaarde, heeft zij het paleis van den Engelschen gouverneur in de hoofdstad Nikosia in brand gestoken. Onmiddellijk werden uit Creta en Egypte Engelsche kruisers en troepen gezonden, en thans is de toestand, naar Reuter bericht, weer normaal, d. w. z. heeft geen enkele ongeregeldheid, noch eenige anti-Britsche manifestatie meer plaats. Het verlangen der bevolking om zich bij Griekenland aan te sluiten, dat al van jarén her dateert is daarmee natuurlijk niet uitgedoofd, doch bleek enkel niet bij machte dit in werkelijkheid om te zetten. De opstandelingen waren slecht gewapend en georganiseerd, zoodat de Engelsche bladen dan ook geringschattend van gepeupel spreken. Er staan voor de aansluiting van Cyprus- bij Griekenland verschillende hinderpalen van politieken en militairen aard in den weg, zoodat de Cyprianen er wel in zullen moeten berusten, dat hun wenschen wenschen blijven. Want niet alleen is het eiland voor Engeland het belangrijkste maritieme steunpunt in het Oostelijk deel der Middellandsche Zee, maar ook heeft Groot-Britannië tijdens den wereldoorlog aan Frankrijk beloofd nimmer afstand van het eiland te zullen doen, zonder toestemming van Frankrijk. Deze toestemming zal het, zelfs indien Engeland haar zou verlangen, wel nooit geven, daar Frankrijk met het oog op zijn mandaat in Syrië, het Engdsche regiem op Cyprus het veiligste voor zijn eigen belangen vindt. Bovendien wil Griekenland zelf niets van een aansluiting van Cyprus 1 weten, daar ’tniet graag de steun en de sym1 pathie van Groot-Britannië zou verspelen. * * • Het geschil, dat tusschen China en Japan is ’ gerezen als gevolg van het feit, dat eerstgenoemd land in Mandsjoerije veel uitgestrekter ' gebieden heeft bezet dan waartoe het, op grond ■ der verdragen, gemachtigd is, was in het laatst ■ der afgeloopen maand voor den Volkenbondsraad aanleiding zich met de aangelegenheid te bemoeien. Op 30 September nam de Raad een ■ resolutie aan, waarin aan de staten, die bij het conflict waren betrokken, werd verzocht met : ernst te streven naar het herstel der vroegere niet door zoo’n nadrukkelijke vijandigheid ge; kenmerkte, betrekkingen. Overeengekomen werd ■ op 14 October nogmaals een Raadsvergadering • te houden, teneinde alsdan den toestand te be, spreken, zooals deze zich in den loop van een i paar weken zou hebben ontwikkeld. Met ant dere woorden: de Raad stelde de beide staten in de gelegenheid in veertien dagen tijds ondert ling tot overeenstemming te komen. Ondertus■ schen bleef niet alleen een accoord achterwege, t doch de toestand verscherpte zich dermate, dat t het oorlogsgevaar aanmerkelijk toenam. Van! daar dat de Volkenbondsraad opnieuw en wel i vervroegd bijeen kwam. Het resultaat van negen dagen wikkens en wegens, betoo-gen, ver- i' toogen en notawisselingen was, dat een nieuwe r procedure werd tolichaamd in een resolutie, die veel pittiger wasjan haar voorgangster, welke t zoo tam was, dat van vele zijden den Volkenbond een schromelijke slapheid voor de voeten werd geworpen. De jongste resolutie dan, die met algemeene 1 stemmen werd aanvaard en ook de goedkeuring c kon wegdragen van de Vereenigde Staten, die, r zooals men zich herinnert, tegen de wenschen f van Japan in bij de Raads-besprekingen werden t betrokken, is een forsche aansporing aan het adres van Japan om zoo spoedig mogelijk de I onrechtmatige bezetting van Mandsjoerije onge- l daan te maken en er zorg voor te dragen, dat c de ontruiming althans definitief haar beslag r heeft gekregen op 16 November, den dag, waar- N op de Raad wederom vergadert. Een en ander \ beteekent, dat China in het gelijk is gesteld. Om aan Japan echter anderzijds ook eenigszins tegemoet te komen, wordt tevens uitdrukkelijk van ^ China geëischt, dat het onder toezicht van bui- r tenlandsche deskundigen alle maatregelen treft, c welke de veiligheid van lijf en goed def Japan- £ ners waarborgen. Elke anti-Japansche beweging in China moet bovendien onverwijld den j kop ingedrukt. Vandaar, dat de regeering te Nanking alle tegen Japanners gerichte betoogin-gen en verdere handelingen reeds heeft ver- , boden. De Chineesche regeering geeft hiermee s te kennen, dat zij alles zal doen wat in haar macht Is om een scherplng van het geschil te , verhinderen. Reeds Zaterdag hebben de beide bij het ge- { schil betrokken partijen positie gekozen ten op- j zichte van de ontwerp-résolutie; de vertegen- ( ^voordiger van China, dr. Sze, gaf ook ditmaal blijk van groote soepelheid hierin tot uiting komende, dat hij doeltreffende veiligheidsmaatre- ( gelen ten behoeve van de Japanners in uitzicht j stelde en ook genoegen wilde nernen met bui- j ten-landsch toezicht op de tenuitvoerlegging , daarvan. Verder was hij ervoor te vinden, dat, ^ zoodra de ontruiming door Japan een voldon- ^ gen féit was geworden, een bestendige verzoeningraad in -het leven wordt geroepen, die het aan Japan en China mogelijk zal maken de vraagstukken, waarover zij het oneens zijn, te regelen. De Chineesche vertegenwoordiger kon i er zich echter niet mee vereenigen dat het den 1 Japanschen troepen nog drie weken lang ver- j gund zal zijn de zuiver Chineesche gebieden , bezet te houden. Dit vond hij een onredelijk ( langen tijdsduur. . 1 Terwijl dus China in beginsel de resolutie < van den Volkenbondsraad aanvaardde, kwam Japan met een tegenvoorstel voor den dag, 1 waarin geëischt werd, dat eerst een Japansch- Chineesch accoord inzake de fundamenteele ] kwesties tot stand moest zijn gebracht. Een bepaalden ontruimingsdatum wenschte Josjisa- ; wa, de Japansche gedelegeerde, evenmin vast- i gesteld te zien. China op zijn beurt betoonde zich weigerachtig om fundamenteele kwesties ; tot een punt van bespreking te maken, zoolang 1 de Japansche bezetting bestendigd werd. Er i is bovendien Zaterdag nog uitvoerig gediscu- i seerd over de uitdrukking „fundamenteele kwes j ties”; in den loop dezer besprekingen, die ge- i kenmerkt werden door een verwarrende vaagheid, werd men het nog niet eens over de inter- i pretatie der gebezigde woorden zoodat deze zaak opnieuw moest worden aangesneden. Ondertusschen krijgen we den indruk, dat China een grootere bereidwilligheid om tot een i regeling van het geschil te geraken, aan den dag legt, dan Japan, dat halsstarrige pogingen 1 doet om de bezetting zoo lang mogelijk te rekken. Uit eigen land. Een leerzame statistiek. •— Cijfers die iets beteekenem. — Of het hardste liegen? — Nederland het nieuwe afzetgebied geworden van het Deensche vleesch. — In 1930 werd ruim zeven en vijftig maal zooveel rundvleesch ingevoerd als in het jaar daarvoor l — is het dus een wonder, dat „de koeien geen geld meer waard zijn” op het oogenblik? — Maatregelen van regeeringswege in overweging? Het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft cijfers, betreffende het loonpeil in verschillende landen. Daarbij wordt als grondslag aangenomen niet het nominale loon, maar het reëele loon, -d.w.z. de hoeveelheid levensmiddelen , die men voor het loon kan koopen. De vergelijkende cijfers van het maandschrift van 31 Augustus 1.1. zien er aldus uit: Denemarken 115, Zweden 109, Engeland 100,
rijk 50, Italië 45, Spanje 43. Dit staatje is leerzaam in verschillende opzichten, meent de „Nederlander”, die er bijvoegt: „In de eerste plaats blijkt er uit, dat Duitschland, Polen, Oostenrijk, Italië en Spanje een zeer laag loonpeil hebben. Het zijn juist de landen, daar inflatie werd toegepast. Inflatie is dus niet alleen een ramp voor den bezitter van kapitaal. Zij is blijkens de cijfers een even groote ramp voor de arbeiders. In de tweede plaats valt het op, dat, alleen Denemarken, Zweden en Engeland in loonpeil boven Nederland uitsteken. Evenwel is men daar thans ook tot inflatie overgegaan. Het reëele loon zal daardoor ook aanzienlijk worden verlaagd. Het gevolg is: Nederland komt als klein land geheel bovenaan te staan. Is dat mogelijk? Ziehier de vraag, die een antwoord behoeft. Wij meenen, dat een dergelijke toestand niet mogelijk is, en -moet leiden tot vermindering van den uitvoer, werkloosheid, niet sluitende staatsen'gemeentebudgetten en inflatie. Maar wij houden ons aanbevolen voor het bewijs, dat we het verkeerd zien.” Het is niet duidelijk, wat hier onder „loonpeil" verstaan wordt, Is er vergelijking van het hoog ste loon of van het laagste, of het gemiddelde. Verder zouden wij wel eens een verklaring willen van het feit, dat hier Denemarken bovenaan staat, terwijl dat land toch in hoofdzaak een boerenland is, terwijl toch overal de loonen in den landbouw, om het zacht te zeggen, niet de hoogsten plegen te zijn. En als men dan nog ziet dat Denemarken met zijn hooge loonen zoo geweldig kan concurreeren met zijn vleesch, dat b.v. naar Nederland komt, -dan staan we hier toch wel voor raadsels. En we vragen of deze cijfers wel absoluut juist zijn, dan wel of ze ook behooren tot die statistieken, welke zooals Colijn indertijd zei het hardste liegen. * # * Wat den’invoer betreft van Deensch vleesch in ons land, de Deensche minister van Handel, heeft dezer dagen in de Volksvertegenwoordiging verklaard, dat het evenwicht irn den vleesch uitvoer en handel, dat verstoord dreigde te worden door de invoer-belemmeringen in Duitschland, hersteld is -door een grooter afzetgebied o.m. naar Nederland. Inderdaad ! Nederland is het nieuwe afzetgebied geworden van het Deensche vleesch. Tot voor anderhalf jaar — toen Duitschland den Deenschen vleeschimport begon te bemoeilijken— voerde Denemarken hier te lande zoo goed als geen vleesch in. Daartegenover exporteerde ons land toen nog groote quanta. Doch in 1930 Veranderde deze toestand, -die altijd zoo was geweest, met één slag ! Nederland werd plotseling een land met -een belangrijk invoersurplus wat rundvee betreft! In 1930 n.1. werd, naar dezer dagen op een protestvergadering in zake den invoer van Deensch vleesch in ons land, werd medegedeeld, ruim zeven en vijftig maal zooveel rundvleesch ingevoerd als in het jaar daarvoor! Is het dus een wonder, -dat dé „koeien geen geld meer waard zijn” op het oogenblik ? Immers noteerden op de vorige week Woensdag te Hoorn gehouden koeienmarkt de melkkoeien f 160 tot f 280 tegen f 250 tot f 350 m het vorige jaar. Kalfkoeien daalden van f 275 tot f 400.— op f 180 tot f 260, vaarzen en geldekoeien konden het niet hooger brengen dan f 125 tot f 250 tegen het vorige jaar f 250 tot f 400. * * • In verband met bovenstaande herinneren wij eraan, dat van regeeringswege een wetsontwerp 1 te verwachten is, dat verband -houdt met de ■ vraagstukken, die in den allerlaatsten tijd m-et . betrekking tot den uitvoer zijn gerezen, i Naar aanleiding hiervan schreef het „Handels( blad”: „Een wetsontwerp is in overweging, dat in ! de mogelijkheid voorziet bij wijze van noodt maatregel bepaalde vodrzieningen te treffen. Hierin ligt reeds opgesloten, dat dergeliike voor zieningen steeds van tijdelijken aard zullen zijn. Uitdrukkelijk werd ons verzekerd, -dat de re1 geering zich zal blijven houden aan haar Ii berale vrijhandelspolitiek, waaraan ze zich internationaal heeft gebonden. In dezen crisistijd moet het als hoogst wenschelijk worden -beschouwd-, dat men in Nederland vasthoudt aan d-e tot dusver gevoerde handelspolitiek. Men zal dan ook, zijn we wel ingelic-ht, van déze ret geering geen wetsontwerp, houdende invoerverboden, of invoerbesprekingen, kunnen ver - wachten."
. Echter verneemt de „Maasbode" uit parlementaire kring, dat bij het wetsontwerp niet de bedoeling voorzit maatregelen op het gebied van den Invoer bij voorbaat uit te sluiten, indien aan dergelijke maatregelen behoefte zou blijken. Deze behoefte zal bestaan in gevallen dat er een overstrooming van de Nederlandsche markt dreigt door een geforceerden invoer uit landen, die momenteel maatregelen tegen elkaar nemen. Het nieuwe wetsontwerp verschilt dus in zooverre van de anti-dumpingwet, dat deze zich meer richt tegen prijzen, geene tegen quantiteiten. Het wetsontwerp zal natuurlijk niet in strijd zijn met de bestaande handelsverdragen. Zijn wij goed ingelicht, dan denkt de regeering op de eerste plaats aan maategelen van contingenteering, zooals verschillende landen, die ook door handelsverdragen gebonden zijn, reeds heb-
dan cider* wordt gepractiseerd. ring zich eleganter* wijze van handelen voor dan elders wordt gepractiseerd. Aan verschillende landen zal dus net zooveel Invoer worden toegestaan als zij in een normaal jaar in Nederland hadden. De bedoeling is dus onze binnenlandsche markt te behouden als normaal afzetgebied voor eigen landbouw en industrie. Slechts als uiterste maatregel zou aan een algeheel verbod van invoer worden gedacht, i Juist omdat absolute Invoerverboden ten principale niet in de bedoeling liggen, maar uitsluitend het behoud van het gewone inlandsche afzetgebied voor de binnenlandsche productie, kan de nieuwe wet weinig onsympathiek zijn aan het buitenland, dat zich zeer goed1 bewust is, hoe Nederland, vooral onder de tegenwoordige omstandigheden, van alle kanten wordt bedreigd.