Een aanslag op onze welvaartsbronnen. —— v
Rotterdam ernstig bedreigd.
EEN TAAK VOOR IEDER NEDERLANDsCtl Di BURGER. d’ d( ln de internationale betrekkingen van ons land A dreigt zich een gebeurtenis te ontwikkelen, die g' terecht vele gemoederen in beweging brengt, ki Een verbeterde verhouding tot België schijnt ge- di tocht te moeten worden tegen een prijs, dien k< Nederland nu noch ooit er voor óver kan of mag a rebben. Reeds geruimen tijd dringen vanuit >t Zuiden o lerichten tot ons door, die ontstellende feiten n ipenbaren omtrent de regeling tusschen België g n Nederland betreffende een nieuwe Schelde- " iijn-verbinding, en de Wielingen (toegang voor rr ë zeevaart tot de Wester-Schelde, gelegen voor ie e kust van ’t Ned. Zeeuwsch-Vlaanderen en een a eel van de Belgische kust). Men zou ’t zwijgen a ;unnen doen tot wat in ’t algemeen de pers zegt, * imdat ’t hier buitenl. zaken betreft en wellicht si t iuiste stadium tot publieke besprekingen nog V liet aangebroken zou kunnen zijn, doch deze S' eserves zijn vervallen wegens de bekendmakin- b ;en uit ’t officiëele rapport van den Belg. senator ie Seghers over de buitenl. zaken, waarin de ver- d jijstering-wekkende onthullingen onzer pers n «orden bevestigd, en naar aanleiding waarvan R reeds zeer gezaghebbende Nederlanders open- vi bare redevoeringen hebben gehouden. Vastgesteld wordt in dit rapport, dat de besprekingen onder toezicht der wederzijdsche Regeeringen langs officieusen weg zijn gevoerd, en dat deze al in staat zijn een tractaat. te vormen. Merk- v waardiger wijs blijken dus in tegenstelling met ^ Den Haag, dat ’t Staatsbelang voorwendt om zijn jv zwijgen te motiveeren, door de Belgische Regee- g ring mededeelingen te zijn gedaan aan de Volks- d vertegenwoordiging betreffende den stand der c Belgisch-Nederlandsche onderhandelingen. l i E De Wielingen prijs gegeven? Wat nu meldt de pers t. a. v. de Wielingen? Niets meer of minder, dan dat min. Beelaertsi van Blokland de Wielingen heeft prijs gegeven. Onder de rubriek: Politieke vragen, schreef echter in 1927 mi,n. Van Karnebeek in de Memorie van Antwoord op ’t Voorloopig Verslag der Eerste Kamer nopens ’t Belg. tractaat, dat de Wester-Schelde een enclave zou worden binnen Bel-j gisch gebied, indietb de Wielingen werden prijs j gegeven en de noordelijke toegang, het Oostgat, ooit onbruikbaar mocht worden. Z.Exc. zei later: „Wie Wielingen zegt, zegt Schelde, wie Schelde zegt, zegt Zeeland dus Nederland”. Dit gevleugelde woord blijkt niet meer te gelden, maar dan is ook de eerste stap gedaan in de richting tot een zekere mate van co-souvereiniteit op de Schelde voor België, ’t Is niet de opgave van dit artikel uit te weiden over de bijzondere groo'te beteekenis dezer quaestie. De waarde van de nieuwe Rijn-Schelde-verbinding gaat in belangrijkheid uit boven de politieke Wielingen aangelegenheid, juist om de economische motieven. Te dezer zake bedreigt onze natie een groot gevaar: de bouw van een kunstmatige Rijnarm vanaf de Antwerpensche dokhavens naar ’t Holl. Diep, m. a. w. de schepping van een nieuwe Rijnmond, n.1. een gesloten kanaal: Antwerpen-Willemstad met een dwarsprofiel berekend op 4000-tons vaartuigen. Dit beteekent een grondige vernietiging van de voordeelen van Rotterdamsch natuurlijke ligging t. o v. het Rijnverkeer. Daar ± 86 % van de geheele handelsbeweging der Rotterdamsche wereldhaven betrekking heeft op ’t economisch leven va>’t geheele Rijngebied, moet een dergelijk kanna als een felle aanval op de beteekenis en de welvaart van Rotterdam beschouwd worden. Echteook hier. spelen de politieke begeerten een rol al mogen deze dan tenslotte ook economisch gefundeerd zijn: Antwerpen wil den Rijnhandel var Rotterdam, Brussel en Parijs willen door middel van de Rijnvaartcommissie Fransche medezeggingschap verwerven op de tusschenwateren, n.1. op de Rijn-Schelde-verbinding. Met wiskundige stelligheid moet dus geconcludeerd worden, dat Antwerpen krachtig ijvert om een nog aanzienlijkerdeel van het natuurlijke achterland van Rotterdam te veroveren dan wat tot dusverre is mogelijk gebleken met piquante middelen als, t. a. v. den import bestemd voor ’t Fransche Rijngebied: vrijstelling van de „Surtases d’entrepöt” voor buiten-Europeesche-, en van de „Surtases J d’origine” voor Europeesche goederen, en verder bijv. ’t gratis sleepen dezer goederen van 1 Antwerpen tot Dordt. De zaak is doorzichtig j genoeg: op den duur zal Antwerpen moeilijk kunnen blijven steunen op zulke kunstmiddelen, die gedeeltelijk zqer kostbaar zijn, en in de toekomst, wat de surtases betreft, ónmogelijk geduld zullen blijven, als een nieuw tijdperk za! zijn aangebroken, waarin de wereldhandel zal bevrijd zijn van de kluisters der tegenwoordige razernij óp ’t gebied der handelspolitiek. De Belgische Regeering ziet dus ver voor zich uit! Zij wil afstand doen van die onredelijke beschermingsmethoden, doch welke blijvende, oplossing is dan te vi.nden om ieder verlies, dat uit dien afstand zal voortspruitén, uit te schakelen niet alleen, maar, zoo eenigszins mogelijk, om nieuwe voordeelen te bereiken? Die permante oplossing vindt Zij in ’t gesloten kanaal: AntwerpenWillemstad. Dit kanaal maakt de huidige bescherming toch wel zeer effectief, waaruit weer blijkt, hoe zeer Rotterdam door die maatregelen is getroffen! De opheffing dier beschermingsmiddelen is dan de Belgische compensatie (waarin men toch niet zal kunnen volharden!) jegens Rotterdam tegenover het toestaan van het bewuste kanaal door de Nederl. Regeering. Onredelijke pretenties» De pretenties van Antwerpen na de beproevingen in de wereldramp van 1914/1918 ten koste van de economisch-geographische positie van Nederland zijn onredelijk. En als de Nederl. Regeeri,ng na langdurig wikken en wegen en onder den invloed van een uitgebreide propagandacampagne voldoet aan de vurige wenschen van Limburg en ’t aangrenzende deel van NoordBrabant met den bouw van een moderne scheepvaartweg: Zuid-Lim'burg-Waal-Kotterdam, aan gevoelt België zich bedreigd t. a. v. de monopo listische positie van Antwerpen in de belangrijke industrie-centra Luik en Charleroi, en terstond overweegt het maatregelen met als resultaat de bouw van een directe scheepvaartweg: LuikLanaye-Hasselt-Antwerpen: ’t Grand Canal Albert, een weg met 7 schutsluizen en lang 122 K.M. en dus ver te prefereeren boven den weg via de Ned. Limburgsche Kanaalwegen, lang 278 K.M. en- met 10 schutsluizen. Dit is een verplaatsing van den Maasmond, geheel op Belgisch grondgebied, waartoe België ’t goed recht heeft. Doch laten onze Regeerders niet toestaan, dat België ook den Rijnmond afleidt, en evenzeer naar Antwerpen. Dit is een logisch gebruik van ’t Nederlandsch goed recht. Nederland maakte nimmer bezwaar tegen de volkomen „zelfbeschikking” van België over ’t natuurlijke achterland van Antwerpen. Dat België zich aan die houding toetse. Doch men wenscht daar niet anders dan de uitmonding van Rijn, Maas en Schelde te Antwerpen met volkomen negatie van de belangen van de andere Delta-havens. Ook de Brabantsche en Zeeuwsche belangen verzetten zich tegen ’t bekende pseudo-Moerdijkj kanaal, zelfs om vele klemmende redenen, ’t Eendrachtskanaal: Bath-Dintelsas zal een nationaal kanaal zijn, dat de Nederl. souvereiniteit geheel intact laat, zoocjat ’t volstrekt ónmogelijk zal zijn om Westelijk N.-Brabant voor eeuwig onder den druk te brengen van internationale servituten, die uit een internationaal kanaal voortspruiten. Bovendien vestigt het kanaal Bath-Dintelsas een onvervreemdbaar Nederlandsoh. belang op de Wester-Schelde, waarmee de bewering, dat de Wester-Schelde alleen een Belgisch belang beteekent, volkomen gelogenstraft is. Men leze de publicatie van ’t Kanalencomité van West-Brabant en Zeeuwsch-Vlaani deren. ' . . Volkomen terecht schreef dan ook onze minister van Buitenlandsche Zaken, Exc. Jhr. Mr. F. Beelaerts van Blokland, in ’t bekende memorandum van 7 Mei 1929: „Vóór en na de verwerping van het verdrag van 1925 is in Ned. de overtuiging steeds vaster geworden, dat ’t toestaan aan ’ België van gezegden waterweg (uitgaande van ‘ het havengebied van Antwerpen en uitkomende 1 'in ’t Holl. Diep in de nabijheid van Moerdijk) onj vereenigbaar zou zijn met de bescherming van r de essentiëele belangen van Nederland”, en verder: „Men begrijpt in Nederland niet, waarom 1 dit land verplicht zou zijn ten behoeve van een ' vreemde haven de economische positie te verzwakken, die de natuur ’t gegeven neen , om dan te vervolgen met: „Iedere Nederl. Regeering, die dit mocht vergeten, zou door de natie gewraakt worden.” Deze taal schonk bevrediging en vertrouwen aan ’t Nederl. volk. Bovendien kreeg de Ned. Regeering in de interpellatie van prof. de Savornin Lohman in de le Kamer, door ’t geheele volk met groote belangstelling gevolgd en in de pers door uitvoerige beschouwingen begeleid, in den strijd voor ’t Nederl. alternatief den krachtigen steun' van de openbare meeni.ng ten onzent om voet bij stuk te houden, om te volharden in Haar standpunt van ’t mem. van 7 Mei 1929. Ook wist en weet de Regeering uit de historie van ’t Verdrag van 1925, dat de bestaande verdragen Nederland geenszins noodzaken ten behoeve van België tot dezen moorddadigen aanslag op onze eigen welvaartsbronnen. Het vertrouwen geschokt Helaas, de bevrediging is aan ’t wankelen gebracht en ’t vertrouwen welhaast in zijn tegendeel verkeerd. Inderdaad, de Minister zou kunnen verwijzen naar de mem. van 7-5-’29, waarin Z.Exc. voor een deel terugneemt, wat juist bevrediging en vertrouwen had gewekt. Wanl niemand zou destijds hebben kunnen denken, dai die restrictie de portée zou kunnen hebben, waai over thans iedere twijfel uitgesloten schijnt. Niettemin is ’t de vraag, of in die restrictie de mogelijkheid ligt besloten tot aanvaarding van eer kanaal, dat zeer belangrijk afwijkt van dat, welk in opdracht van de Regeering is ontworper door Ir. Van Konijnenburg, n.1. ’t kanaal BathDintelsas, dat ook slechts de halve lengte heef van ’t pseudo-Moerdijkkanaal. Op die vraag i: slechts een krachtige ontkenning te verwachten omdat dit kanaal tenvolle de kenmerken draag van ’t verworpen Antw.-Moerdijk-kanaal, da voor Z.Exc. onaanvaardbaar bleek; alzoo wa: van dezen Minister geen pseudo-Moerdijkkanaa te verwachten. Geen wonder dat thans, na d< publicaties, die in alle verwachtingen teleurstel len, ons volk diep onder den indruk verkeert vai zoodanige resultaten onzer diplomatie. Rotter dam, als havenstad door de wereldcrisis gedu rende ruim 12 jaren zeer in de verdrukking geko men, fel bekampt door de weinig loyale metho den der Belgische- en Antwerpensche Regeenn gen, wordt door een pseudo-Moerdijk-kanaa smartelijk getroffen, wat toch stellig niet ’t looi kan zij.n van de serieuze uitvoering door Neder land van zijn verplichtingen, vervat in de bijzon dere bepalingen der Scheidingsacte van 1839 o. v. de Schelde beneden Antwerpen.
Belgie zelf heeft zijn binnenwateren verwaarloosd en vervangen door spoorwegen. Doch de rivieren, die verschillende landen doorsnijden, zijn onderworpen aan ’t beginsel der internationalisatie, ’t geen in 1795 'teerst is toegepaSt op de Nederlandsche deltastroomen, terwijl ten Congresse te Weenen niet slechts de Rijn maar ook de Maas en de Schelde hieraan onderworpen werden. De historische ontwikkeling der Weensche beginselen heeft ’t principe der wederkeerigheid doen ontstaan; dit beheerscht thans ook ’t moderne rivierenrecht, dat te Barcelona is gecodificeerd; ’t is ’t resultaat van een vrijwillige samenwerking der belanghebbende mogendheden. Nu kwamen in 1815 de Maas en de Schelde bijna geheel binnen ’t grondgebied van het Vereenigd Koninkrijk, waarmee de verkeersregeling in de Nederl. Delta in handen kwam van Koning Willem I. Met groote energie en goed inzicht heeft Nederland toen zijn hoogste plichten vervuld t. a. v. het scheepvaartverkeer in de Delta. Maar in 1830 komt door de Scheiding de kentering, ofschoon de Mogendheden ’t feit vastlegden, dat de Maas en de Schelde verkeerswegen moesten blijven, onderworpen aan de Weensche beginselen, aan België en Nederland overlatend de toepassing ervan in onderling overleg. Maar de Mogendheden hebben tenslotte in de Scheidingsacte bijzondere regelingen gemaakt voor de Schelde beneden Antwerpen en de Tusschenwateren. Dus, voor Maas en Schelde (boven Antwerpen) bleef ’t Weensche beginsel gehandhaafd (art. IX § 1 der Scheidingsacte 1839), maar voor de Schelde beneden Antwerpen, en voor de Tusschen wateren, kwamen bijzondere regelingen (art. IX § 2, 5 en 8 der Sch. acte). Nederland heeft ’t Verdrag van 1839 geteekend en daarmee de bijzondere bep. aanvaard; ’t heeft zich van de plichten er uit voortvloeiend uitnemend gekweten. In deze Scheidingsacte van 1839 zag België dus al zijn wenschen vervuld ten aanzien van zijn belangen op de Schelde beneden Antwgrpen en de Tusschenwateren. Wat deed België echter met de Maas en met de Schelde enz. boven Antwerpen, waar de Weensche beginselen, dus ’t algemeen rivierenrecht, moesten worden toegepast? België heeft deze eigen waterwegen verwaarloosd, zagen we reeds, en ’t heeft bovendien door ’n tarievenpolitiek op de spoorwegen de natuurlijke verkeersontwikkeling (langs Maas en Schelde) kunstmatig op Antwerpen geconcentreerd. Hierin valt vanuit internationaal standpunt weinig te bewonderen; men zou ’t eng-natiionalisme kunnen noemen, en België handelde in ieder geval in strijd met ’t internationaal belang. Zoo zien wë ’t gebeuren, dat de Delta-stroomen op Nederl. grondgebied zijn uitgebouwd tot de beste internationale transitowegen der wereld, terwijl België diezelfde Deltastroomen binnen zijn grenzen hoogstens voor locaal verkeer beschouwt en behandelt. Bij zulk een stand van zaken past aan dat land slechts bescheidenheid, in ’t bijzonder tegenover de noorderburen, die zich, gelijk reeds is opgemerkt, op eminente wijze van hun verdragsplichten hebben gekweten, maar nimmer van Belgische zijde t. a. v. het binnenscheepvaartverkeef eenlgerlei wederkeerigheid te genieten heeft gekregen. Zoo fungeerden de bijzondere bepalingen der Scheidingsacte als eenzijdige servituten op ’t Nederl. waterwegengebied in ’t Zuiden de§ land. Nieuwe dienstbaarheid jegens België. Wat België na 1918 wil is voor ons land gelijk te stellen met ’t opleggen van nieuwe dienstbaarheid ten koste van zeer groote kapitalen en dan met ’t doel een onzer voornaamste welvaartsbronnen aan te tasten, meer speciaal ten koste van-Rotterdam, West-Brabant, Zeeuwsch-Vlaanderen en’ten bate van Antwerpen. Want België verlangt herziening van de Seheidingsregeling om daarbij Nederland den plicht op te leggen In snel tempo de Deltestrootnen op ons grondgebied voor 4000 tons-vaartuigen uit te bouwen, waarlangs Antwerpen dan onzen Rijnhandel zal tot zich kunnen zuigen. Nederland heeft reeds lang de rechtmatigheid dezer Brusselsche desiderata ontkend en de Belg, Regeering genoopt haar reehtsstandpunt te herzien, Nederland stond in staat op de bres voor de Europeesehe reehtsgedaehte; België ls Hieraan niet toe, want zelfs na de herziening van zijn standpunt verloochent t blijkbaar zijn nationaal egoïsme niet. Want aan ccii giuut gcvacU, I11CI nmiUCl Uall Ual, WctcU tegen in 1927 een Nationale beweging werd gericht, krachtig genoeg om ’t volkomen te bezweren, zij ’t ook op ’t laatste moment. De publicaties uit ’t rapport Seghers vervullen thans de gemoederen opnieuw met bange zorg. Rotterdam neen zijn nurgemeesrer, omringd mer veie deskundigen, ter audiëntie gezonden naar Den Haag, om bescherming van de levensbelangen onzer stad te bepleiten, hetgeen In een 'knap betoog Is geschied, dat den Min.-pres. zichtbaar heeft ontroerd. Er is van een kanaalontwerp sprake, dat volgens ’t memorandum varkden Min. zélf door de natie in de Regeering, die 't z Ich liet opdringen of ’t mede tot stand bracht, moet worden gewraakt. Dit maakt .den strijd étel ig gemakkelijker. Nederland wgnscht onder geen enkele compensatie een pseudo-Moerdijkkanhal, nu niet en nooit. De actie begonnen. De actie, om onze Regeering te bewegein zulk een kanaal volstrekt te weigeren en ’t nimmer In de discussie te betrekken, is begonnen. Hier ligt voor ieder Nederlandsch burger een taak, een spontane opdracht. Dat die teak zich ook krachtig opdringt, aan de bevolking van de Zuid-Hollandsche eilanden is onbetwistbaar, want Rotterdam vormt ’t grootste deel van het® afzetgebied voor hunne productie van landbouw, veeteelt en tuinbouw, ’t Befaamde kanaal, dat een aanslag op de bestaansgronden van Rotterdam en op de toekomstige ontwikkelingskansen van •de haven van Dordrecht vormt, beteekenf derhalve e^p aanslag op de afzetmogelijkheid voor de cultuur der wijde omgeving dezer stedèn, een ernstige bedreiging voor de levensvoorwaarden dezer uitermate dicht bevolkte gebieden, wier bevolkingssurplus in Rotterdam steeds kon worden opgenomen tot heil der wederzijdsche sferen. Er is een innig contact gegroeid tusschen deze steden en de ommelanden, en al moge er bij weinig bewuste lieden .zooal eens een dwaze uiting van animositeit ovep de lippen komen, de intensieve wisselwerking tusschen deze beide sociale kringen heeft zich ontwikkeld tot eén harmonische eenheid van tegendeelen, samen ten nauwste verbonden aan den historischeri opgang en den bloei van ’t machtige achterland van den Rijn, dat door bewonderenswaardige kunstwerken, waarbij iedere animositeit tusschen de naties is uitgesloten, zal worden uitgebreid tot de Zwarte Zee en dan omvattend Oost-Frankrijk, Zwitserland, West- en Zuid-Duitschland, benevens vrijwel ’t geheele stroomgebied van den Donau. Dies kunnen noch mogen wij wanhopen aan ’t herstel, hoe zwaar de crisis ook drukt, hoe diep de impasse ook is, waarin ’t bedrijfsleven en de handel zijn beland. Maar noodig is, dat Nederland zich niet zal laten ontrooven, wat ’t op grond van zijn gunstige ligging maar desniettemin met groote inspanning en met aanwending van zijn beste talenten heeft opgebouwd. In dit licht bezien is ’t niet mogelijk, dat Nederland, beroemd over de geheele wereld om zijn hooge positie in ’t internationaal rechtsbewustzijn, zich van zijn onaantastbaar, eerlijk standpunt zal laten verdringen, om zich een dienstbaarheid voor een gelijkwaardige natie te doen opleggen, in strijd met zijn wenschen, zijn rechten, zijn plichten en zijn belangen. En daarom dienen ook vanuit deze eilanden de handteekeningen te stroomen tegen een pseudo-Moerdijkkanaal. ’t Is een plicht voor daartoe t meest in aanmerking komende organisaties om door een eenvoudige regeling maar bp doeltreffende wijze de handteekeningen tewervem openijk partij kiezend voor ons eerlijk, wejbegrepen eigenbelang, dat echter niet rust op de basis van eng nationaal egoisme, maar geheel is ingesteld Dp ’t welslagen van op internationale rechtsbegrippen steunende overeenkomsten, verdragen, dus mede goede verhoudingen met België, waarbij de eenzijdigheid in de verplichtingen voor immer is gebannen. Onze beweging moet aangroeien tot de macht van een volksreferendum, om de dreigende gevaren voor Rotterdam, Brabant, Zeeland, Zuiddolland, Nederland zeer beslissend te besweren. P. HERWEIJER Pz. Rotterdam, 21-3-’32. (Lijsten, waarop ’t adres aan de regeering is ifgedrukt, ter teekening zijn verkrijgbaar bij jhr. fi. A. Graswinkel, Westzeedlijk 126g, Rotjerdam, Geteekende lijsten inzenden bij J. Hudig, Wilemskade 23, Rotterdam).