Het besluit van den Amsferdamschen gemeen- ( •teraad om de loonen van het gemeenteperso- ï neet niet te korten, maar daarentegen de belastingen maar wat meer te verhoogen, heeft ^ tot gevolg gehad1, dat de regeering heeft Inge- t grepen, weliswaar om formeele redenen, en dat r het gemeentepersoneel toch onder het caudijn- 1 sche juk zal moeten doorgaan. Want komt dte raad niet op zijn besluit terug, dan zullen de 1 ambtenaren, en het politiepersoneel met wie in * het georganiseerd overleg overeenstemming is j ■bereikt, wel gekort worden en de werklieden met wie geen overeenstemming mogelijk was-, , vrij van korting blijven. Aldus zouden de goed- ) willenden worden gestraft en de kwaadwillen■den worden beloond. Dat dit een onrechtvaar- ■ digheid zou zijn, voelt natuurlijk iedereen. De 1 Amsterdamsche gemeenteraad zal dus wel op ’ zijn besluit moeten terugkomen en de sociaaldemocraten, die op order van de vakbonden ' zich tegen iedere loonsverlaging verklaren, komen nu in vrij onbehaaglijke positie. Deze is j hun van harte gegund, omdat de heeren graag , de brave jongens hebben willen spelen door ; zich tegen loonsverlaging te verzetten in de hoop, dat de andere partijen de zaak dan wel 1 zouden redden. Maar de middenstandsafge- ; vaardigden hebben ook eens onreëele politiek J bedreven en tegen de loonsverlaging gestemd en aldus door hun hulp aan de sociaal-democraten deze leelijk in het nauw gebracht. En de vraag is, of het Amsterdamsche gemeente- ] personeel door dit gescharrel nog niet veel ver- i der achteruit is gebracht. Want Amsterdam I moge dan nog niet zoover zijn als Rotterdam, i waar reeds een tweede loonsverlaging op het 1 gemeentepersoneel werd toegepast en waar dte financiën reeds zoo zijn vastgeloopen, dat de j gemeente met handen en voeten is overgeleverd | ■aan de regeering, de financiën van de hoofdstad staan er verre van schitterend voor. De belas- | ringen zijn ibijna tot .den top gevoerd. Als de ( rekeningcijfers iets tegenvallen, zit men ook i daar vast en dan zullen er harde maatregelen genomen moeten worden, welke men waar- 1 schijnlijk bij een tijdig ingrijpen had kunnen ! voorkomen. Maar de sociaal-democraten, die 1 in Amsterdam het meest in de melk te brokke- , len hebben, verlagen zich steeds meer tot 1 kruiers van de vakbonden, die inzake het gemeentebeleid geen, verantwoording kennen en j dit kwaad gaat nu zichzelf straffen. Men be- 1 hoeft geen voorstander van loonsverlaging te < zijn, om in te zien-, dat men toch niet aan iedere 1 loonsverlaging kan ontkomen, door de burgerij ■die toch reeds zwaar getroffen is, maar steeds , weer nieuwe lasten op te leggen, alleen om een groep, die nog niets door de crisis te lijden heeft ] gehad, ja zelfs door de daling van den levens- , standaard voordeelen van de malaise heeft genoten van elk offer vrij te stellen. Reëele en vooruitstrevende politiek kan hier juist voor de ; betrokkenen het grootste voordeel beteekenen. j
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 18-05-1932
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 18-05-1932
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5643
- Jaargang
- 55
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Brave jongens-spelerij.
Buitenlandsch Overzicht
Het kabinet-Brüning voor de zooveelste maal staande gebleven. — Brüning’s groote politieke rede. — Duitschland kan niet betalen; nu niet en later niet. — Groener treedt af als minister van de rijksweer. Wat is de oorzaak van zijn heengaan? — De gespannen verhouding tusschen Ierland en Engeland. — Is het principe van De Valera juist? Voor de zooveelste maal is het kabinetBrüning staande gebleven door het verwerpen van een motie van wantrouwen,: met 287 tegen 257 stemmen heeft dte Rijksdag aan zijn belagers van de rijksregeering geen kans gegeven'. Dr. Brüning en zijn medeministers kunnen dus hun zwaren arbeid voortzetten, en zich gereed maken voor de hoogst belangrijke herstelconferentie, welke over een maand te Lausanne zal bijeentkomeni. Als vermoedtelijk laatste gelegenheid om Duitschlands standpunt bekend te maken, heeft de rijkskanselier een groote politieke irede gehouden, welke in gespannen aandacht door den
geheelen Rijksdag is gevolgd en waarin dr. Brüning als spreker op z’n best is geweest. Veel nieuws heeft hij daarin niet gezegd; immers Duitschlands standpunt ten aanzien van ontwapening 'en, schadevergoeding is reeds lang bekend. Doch de internationale beteekenis van Brünings rede is, dat hij nog eens op volmaakt ■openhartige en 'ondubbelzinnige wijze aan de geheele wereld1 duidelijk gemaakt heeft, dat nóch hij, Brüning, nóch eenige andere Duitsche rijkskanselier zal kunnen afwijken van Duitschlandls politieke gedragslijn. Immers, voor Duitschland is de eenig mogelijke politiek1: algemeene ontwapening en gelijkberechtigdheid in militair opzicht, algeheele afschaffing van alle politieke herstelschuldem in financieel opzicht! Dit is openhartige taal en Frankrijk weet dus, wat het van Duitschland' te verwachten heeft te Genève en Lausanne. Wat de ontwapeningskansen betreft, deed 1 üning een hoopvol geluid hooren, toen hij verklaarde, dat de wil tot werkelijke ontwapening veel sterker dan in de afgeloopen jaren naar voren komt, hetgeen hem in gesprekken met staatslieden te iGenève was gebleken, waarbij onder de groote mogendhedten een sterke toenadering tot het Duitsche standpunt aanwezig is, behalve dan natuurlijk bij Frankrijk, zooda-t er nog ernstige discussie te wachten is, maar aan Brünings vertrouwen deed dit weinig af. Een nagenoeg gelijkluidend' vertrouwen1 koestert de rijksikanselier ten aanzien van het herstelbetalingsvraagstuk, omdat steeds meer mogendheden tot het inzicht komen, dat Duitschland niet kan betalen, nu niet en later niet. Daarom: een streep dóór alle politieke schulden. Nog enkele dagen geleden heeft een Arnerikaansch politicus het uitgesproken: „het is ónmogelijk de schuld1 in goud te betalen,, zoolang het grootste deel van den wereldgoudvoorraad in het bezit van Frankrijk en de Vereenigde Staten is.” Dr. Brüning had tot zoover het gevaar va,n een mislukken der conferenties van Genève en LauSanne voor Duitschlands economisch en politiek leven gekenschetst. Als een modterne Cassandra verhief de rijkskanselier daarop zijn waarschuwende stem tot de wereld om de onmiddel lijke dreigende wereldeatastrophe af te wenden. Daar de handelsibalansen van alle groote staten niet meer actief zijn, is ’n volledige ineenstorting van het wereldhandelsverkeer slechts een kwestie van tijd. Alleen door gemeenschappelijke inspanning van alle landen kan men weer tot een normalen toestand komen. Duitschland is bereid1 om zoodra het mogelijk is, alle hinderpalen voor het handelsverkeer geleidelijk uit den weg te ruimen en te onderhandelen over een geleidelijke''afschaffing der tolmuren. Eén ding is voor alle landen te hopen, dat men zal inzien, dat door een langer wachten van weken of maanden de crisis over de geheele wereld' zulk een snellen voortgang zal hebben, dat dan misschien geen redding, meer mogelijk is. Dit is niets nieuws voor de staatslieden met wie de rijkskanselier de laatste twee jaren gesproken had. Het inzicht in de moeilijkheden is er dus wel. Allen hopen echter dat hun land het zal kunnen uithouden. Maar ook deze hoop van enkele landen om zich nog een tijdlang aan deze ontzettende crisis te kunnen onttrekken, wordt hoe langer hoe geringer. Niemand zal gespaard worden! * * * Brünings groote rede maakte hierom juist zoo’n indrink lop den rijksdag, omdat hij naast de dreigende gevaren van de wereldcrisis en1 de duidelijke verwijten aan het adres der Fransche staatsliedten voor hun laksheid in het bevorderen van hulpmaatregelen, óók de nationaalsocialisten in eigen huis zoo in het nauw dreef, hun de waarheid zeide en toch de Nazi’s weer niet afstootte. Hierdoor kon het merkwaardige feit gebeuren, dat de ruim 100 Hitlerianen als respectvolle knapen hun leermeester in de politiek aanhoorden. In 'de wandelgangen van den Rijksdag beschouwde men dit reeds als een eerste poging tot toenadering tusschen Centrum en Nazi’s voor een toekomstige regeeringsmeerdterheid'. Brünings politiek lesje tot de radicale Hitlerianen was even nuchter als duidelijk. Duitschlands stem in de wereld zou krachtiger weerklinken, indien in den strijd der partijen een zekere gematigdheid’ zou komen. Ik raad u aan, aldus zeide Brüning tot de Nazi’s, u gematigdheid op te leggen 'bij uw agitatie, want de hoop, die gij daardoor verwekt, zult gij niet kunnen nakomen. Mij deert die agitatie niet, zoo besloot de rijikskanselier, want ik wil mij ae rust gunnen, die in de volgende honderd mieter voor het 'doel absoluut noodzakelijk zijn. De vermaning om eindelijk hun demagogie op te geven en tot practische samenwerking te komen, werd' idoor dte Hitlerianen geslikt, zonder dat schreeuwers als Goebbels één kik durfden geven. Beter bewijs voor de unieke figuur van dr. Brüning als eminent leider van het Duitsche volk is nauwelijks denkbaar. In de handen van zóó’n man is het lot van Duitschland veilig. Moge hij erin' slagen op de conferentie van Lausanne een volledige oplossing van het vraagstuk der schadevergoeding te verkrijgen, want bij een nieuwe mislukking zouden de toestanden in Duitschland: zóó slecht worden, dat we dan voor Brünings positie moeten vreezen. * * Minister Groener, die in het Duitsche rijkskabinet twee functies vervult — hij is minister van de rijksweer en tevens van binneniandsche zaken — schijnt verzocht te hebben van de eerstgenoemde functie te worden ontslagen. Naar men van officieele zijde tracht te suggereeren, is Groener’s besluit ingegeven door diens overweging, dat de leiding van twee belangrijke ministeries voor één persoon 'een te zware taak is, terwijl tevens als motief voor zijn heengaan wordt opgegeven, dat er bezwaren aan zijn verbonden het beheer van een 'ministerie, dat een duidelijk politiek karakter draagt zooals het ministerie van binneniandsche zaken, te eombineeren met dat van het ministerie van defensie, aangezien de rijksweer een instelling is, die geacht wordt onpolitiek te zijn en boven de partijen te staan. Om zelfs den schijn te vermijden, dat een politieke invloed op de rijksweer werd geoefend, heeft Groener tenslotte besloten alleen de portefeuille van binneniandsche zaken te behouden en hieraan heel zijn kracht te geven. Uitdrukkelijk wordt te kennen gegeven, dat zijn aftreden niet moet worden uitgelegd als* een desavoueeren van het verbod, dat tegen Hitler’s particuliere ■leger was gericht. Van andere zijdte wordt echter ronduit verklaard', dat Groener d.oor een militaire camarilla is weggewerkt. Zoo zouden de generaals Hammerstein en Schleiger en evenzeer de leider der marine, admiraal Raeder, dien- men doodverft als Groener’s lopvolger, .te hoogster plaatse hebben laten uitkomen, dat de minister van defensie niet langer het vertrouwen der rijksweer gendot en dat het uit dezen hoofde wensehelijk was-, dat Groener ontslag nam als leider van het militaire ■departement. Een, en ander zou dus beteekenen, dat politiseerende militairen van hoogen rang zooveel invloed hebben uitgeoefemd en zoo ijverig achter de schermen hebben gewerkt, dat rijkskanselier Brüning zich zelfs genoodzaakt zag Groener te laten schieten. * * * De gespannen verhouding tusschen Ierland en Engeland, die sinds de regeeringswisseling in het Groene Erin tengevolge van de verkiezingen is ontstaan, duurt onverminderd voort en nadert steeds dichter het critieke stadium. De Valera, d'e president van het uitvoerend bewind in dien Ierschen Vrijstaat, houdt voet bij stuk en ijvert ondanks alle dreigementen van Engeland en verschillende zijner dominions voor de afschaffing van den eed van trouw aan de Engelsehe kroon. Reeds in de eerste en tweedte lezing heeft de Dail, de Iersche volksvertegenwoordiging, het wetsontwerp tot afschaffing van de als een vernedering door Ierland gevoelde eedsformule aangenomen. Maar even standvastig als De Valera is de Engelsche regeering in haar opvatting, dat een eventueele afschaffing van den: eed door Ierland* als eenzijdige verdragschennis moet worden beschouwd. De eed, dien de Valera heeft gezworen, om den Ierschen vrijstaat te bevrijden van den eed aan den Engelschen honing, belooft een zeer dure te worden. In het Engelsche Lagerhuis heeft de minister voor de dominions Thomas nog eens nadrukkelijk verklaard, dat de Britsche regeering nieuwe onderhandelingen met een staat, die trouweloos de reeds aangegane verplichtingen wil: schenden, doelloos, acht en dus ook niet op ©enigerlei bespreking wenscht in te gaan met den Ierschen vrijstaat omi op dle economische rijksconferentie te Ottawa tot een accoord te komen, .zoolang de Valera in zijn. voornemen volhardt. De economische voorrechten en voordeelen, welke eventueel door de Britsche dominions zullen1 worden bedongen en aan dezen zullen worden verleend, zullen dus aan de Valera’s neus voorbijgaan. Voor Ierland', welks export voor het grootste deel door Engeland wordt geconsumeerd', zal dit een zwaar geldeliik verlies beteekenen, dat door de beraamde
annuleening van de Iersche grondrechtenschuld geenszins kan worden gedekt. Dat hij een principe niet voor geldelijk voordeel wenscht prijs te geven, teekent het karakter van De Valera. Of zijn principe echter juist is, is een andere vraag. Het Iersche vollik heeft in den. loop der eeuwen bewezen voor een gedachte te kunnen en te willen lijden, en het heeft blijkbaar nog niets* van deze uitsluitend' op zichzelf respect afdwingendte gezindheid ingeboet.
UIT EIGEN LAND
Gaat het den boer goed, dan profiteeren allen daarvan. — Eerst de grondbedrijven steunen, beginnen bij het begin. — Maar dan er voor gewaakt, dat de getroffen maat/ regelen op behoorlijke wijze worden uitgevoerd. — Diverse contingenteeringen reeds mislukt. — Ergerlijk onverschillige uitvoering van besluiten. Elk land doet vertwijfelende pogingen om zich zelf boven water te houden, maar kijkt niet om naar andere landen. Wat juist de groote fout is. En ’t erge is, dat ieder land, door zijn buren geknauwd, wel verplicht is om, wil het ’t veege lijf behouden, ook weer maatregelen te treffen, die in zich niet deugen en die vermoedelijk ook practisch niet zullen uitwerken, wat men .er zich van voorstelt. Brengt men één tak van het bedrijfsleven hulp, dan bemoeilijkt men vaak daardoor een ander. In de „N. R. Ct.” lazen we daarover het volgende, wat echter niet geheel juist is: „Waarom b.v. zou men wel den landbouw, de beetwortelsuikerindustrie, het zuivelbedrijf en de pluimveehouderij moeten steunen en niet b.v. de scheepvaart, den mijnbouw, het verkeerswezen, de nijverheid, den handel en het winkelbedrijf, die nu zoo leelijk in de knel zitten en wier misère zich in breede lagen van de maatschappij doet gevoelen? Uit den aard der zaak hebben alle maatregelen tot steunverleening, die nu al in toepassing zijn of nog voorbereid worden, de strekking om bepaalde producten en dan nog wel in den regel die, welke voor het dagelijksch levensonderhoud vrijwel onontbeerlijk zijn, duurder te maken en aldus het bestaan van de millioenen die door de malaise reeds zwaar genoeg getroffen worden, nog meer te bemoeilijken.” Als gezegd, dit gaat niet geheel op. Immers, als men door overheidsmaatregelen er in slaagt, 'beetwortelindustrie, zuivelbedrijf, pluimveehouderij, enz. er boven op te brengen, helpt men indirect ook den handel, het verkeerswezen, de scheepvaart, het winkelbedrijf, enz., welke alle profiteeren van de eerstgenoemde bedrijven, zoo die bloeien. Het oude woord blijft nog steeds van kracht: gaat .het den boer goed, dan profiteeren allen daarvan. Eerst de grondbedrijven steunen, beginnen bij het begin. * * * Maar dan er voor gewaakt, dat de getroffen maatregelen op behoorlijke wijze worden uitgevoerd. Dat dit noodig is blijkt wel uit de mislukkingen van diverse contingenteeringen. Zoo komen thans de eerste cijfers binnen over den invoer van boter in ons land, die in de eerste maanden van dit jaar een ongekende hoogte heeft bereikt, in Februari zelfs bijna tweemaal zoo groot was als onze uitvoer — de uitvoer van een gespecialiseerd boterland. In verband met het ontwerp-margarinemengge'bod is toen voor de periode 1 Maart—1 Juli van dit jaar de invoer van boter gecontingenteerd tot 529 ton. Het blijkt nu volgens het „Handelsblad”, dat op het oogenblik reeds sinds 1 Maart 700 ton is binnengekomen. In de laatste week van April zond Rusland ons 345 ton, terwijl het contingent voor dit lant nog geen 50 ton bedraagt. De invoer uit dit land is dus nu al zevenmaal zoo groot als hij mocht zijn. Wij staan dus thans weer voor een geval van ergerlijk onverschillige uitvoering der besluiten.
BUITENLAND
JAPANSCHE PREMIER VERMOORD. Doodgeschoten in zijn woning. Zondagavond om halfzes hebben zeven jonge mannen in militaire en marine-uniformen een aanslag gepleegd op den 76-jarigen premier van Japan, Tsoejosji Inoekai, die eenige uren* , later aan zijn verwondingen is bezweken. Vrijwel terzelfder tijd werden bomaanslagen gepleegd op verscheidene punten van Tokio.