Eerste Blad
Gepraat en gedellbereer te Lausanne en Genève. — Moeilijkheden die niet in „een vloek en een zucht” uit den weg zijn geruimd. — Hoover laat zich opnieuw gelden. — Een verrassende ontwapeningsbood8chap. — De Belgische koning breekt den staf over de economische hokjespolltlek. — Een eerste stap in de goede richting. — Een dwaas telegram van den banneling te Doom. — Een HohenzoUem die blijkbaar niets heeft geleerd en niets heeft vergeten. — Ten tweede male misbruik gemaakt van ’t asylrecht. — Dat Nederland den „ImperatorRex” indertijd grootmoedig heeft verleend. Te Lausanne en Genève wordt nog steeds door de staatslieden druk gepraat en gedelibereerd. Dit is te verklaren, nu twee kwesties dringend dienen te worden opgelost: het vraagstuk der schulden) en dat der ontwapening. Zijn er vorderingen gemaakt? Wat het probleem der schadevergoeding betreft, was het begin niet slecht; immers op 17 Juni besloten de mogendheden die bij deze zaak zijn betrokken, de herstelbetalingen tijdens den duur der conferentie op te schortel Zoodoende werd een prettige en rustige sfeer geschapen, -maar nadien zijn er moeilijkheden gerezen, die niet in een „vloek en een zucht” uit den weg kunnen worden geruimd. Kort samengevat kan men zeggen, dat er twee partijen bestaan; ten eerste Engeland, 'Duitschland en Italië, die voorstanders zijn eener onmiddetlijke en algeheele schrapping der schuilen en ten tweede Frankrijk alsmede de bon-dgenooten en protégé’s van dezen staat, die afwijzend staan tegenover de radicale voorstellen der eerste statengroep. De toestand heeft zich dan ook derwijze ontwikkeld, dat de plenaire vergadering, die oorspronkelijk op Dinsdag j.1. was bepaald, voor onbepaalden tijd is uitgesteld. Blijkbaar wil men eerst langs den weg van parliculiere besprekingen nog eens probeeren de standpunten nader tot elkaar te brengen. Dit zal vermoedelijk heel wat voeten in de aarde hebben, daar de Fransohen er tot dusver hardnekkig op staan, dat de schadevergoedingssc'hulden niet volkomen worden geschrapt, doch dat men in plaats daarvan zijn toevlucht neemt tot een nieuwe regeering, waarin een Duitsche slotbetaling zou moeten worden belichaamd. De Engelschen, zoo redeneeren de Franschen, hebben goed praten, wanneer zij aan de hand doen een streep te halen door de herstelbetalingen, laar Frankrijk — en eveneens Joego-Slavië — hierbij veel meer zijn geïnteresseerd dan Engeland. De striid schijnt in hoofdzaak te gaan om het bedrag, dat de crediteuren van Duitschland overhouden, nadat zij hun eigen schuldverplichtingen hebben vervuld. Ondertusschen is het wachten op heldere, duidelijke omlijnde en definitieve voorstellen van Frankrijk op het stuk der herstelbetalingen. Parijs schijnt bovendien de opvatting te huldigen, dat de regeling der reparatiekwestie een onderdeel moet vormen van een complex maatregelen van politieken, financieelen en economischen aard. Velen krijgen den indruk, dat Frankrijk, door de zaak nog gecompliceerder te maken dan zij reeds is, de heele aangelegenheid op de lange baan tracht te schuiven, aühet eenigszins kan tot het tijdstip, waarop de Amerikaansche presidentsverkiezingen hebben plaats gehad. Engeland, Duitschland en Italië verzetten zich echter tegen deze treuzelpolitiek: de nood in de wereld is zoo hoog gestegen, dat men eindelijk eens spijkers met koppen moet slaan. Ondertusschen heeft men te Genève evenmin belangrijke vorderingen gemaakt met betrekking lot het vraagstuk der ontwapening. Frankrijk schijnt deze laatste in hoofdzaak te willen verwerkelijken langs budgetairen weg, terwijl Duitschland en diens medestanders verlangen, dat niet alleen de oorlogsbegrootingen zullen worden ingekrompen, maar eveneens de legereffectieven belangrijk zullen worden besnoeid, waarmee een controle op de bewapening gepaard zou moeten gaan; vooral een opruiming dor gevaarlijke en wreede aanvalswapens, die een offensief karakter dragen, wordt bepleit. Hoe dit ook zij, zoowel op het gebied der poi Htieke schulden als dat der ontwapening dient enen ernstig rekening te houden met de,opvattingen der Vereenigde Staten. Amerika handhaaft zijn overbekende standpunt: Europa dient ^middellijk een ernstig begin met ontwapening
te maken; wanneer het doorgaat met millioenen voor militaire doeleinden uit te geven, dan behoeft Europa er niet op te rekenen dat de Vereenigde Staten in financieel opzicht over de brug komen. Dit blijkt ook uit de boodschap, welke Gibson, de vertegenwoordiger der Vereenigde Staten, Woensdagmiddag ter ontwapeningsconferentie, namens president Hoover, heeft afgelegd. Zie voor verdere bijzonderheden de rubriek Buitenland. * * * De Belgische koning heeft aan zijn premier Renkin, die als 'hoofd der Belgische delegatie te Lausanne vertoeft, een brief gezonden, waarin hij den staf breekt over de economische hokjespolitiek, waardoor de vrije uitwisseling van goederen, kapitaal en arbeidskrachten onmogelijk is geworden en de wereldcrisis veeleer is verergerd dan verbeterd. Uit angst voor den crisisgier rijn de verschillende staten als schuwe konijnen teruggekropen achter de tralies van hun enge nationale kooitjes en teren op de verlepte slablaadjes, welke zij daar tot hun beschikking hebben. Maar in plaats van vet te worden, zooals zij hoopten, mageren zij zienderoogen af. Het gebrek aan bewegingsvrijheid en frissche lucht wreekt zich deerlijk op hun economische constitutie. Aan dezen toestand moet een einde komen, de hokken moeten opengezet en gelucht worden en de konijnen moeten weer over en weer rondhuppen, voedsel zoekend, dóór, waar de natuur dat het beste laat gedijen. De konijnen moeten de hokken uit en de gier moet er in. Deze gedachte, ofschoon in meer koninklijke dan dierlijke termen vervat, ligt ten grondslag aan koning Albert’s brief, die op het psychologisch welgekozen moment te Lausanne aankwam. * * • Het krachtig pleidooi van den koning der Belgen voor het herstel van den vrijhandel, voor een gemeenschappelijke actie van alle landen in den geest van internationale solidariteit, waartoe hij België aanspoort het initiatief te nemen, was een verrassing voor de op redevoeringen verzotte, maar voor daden ietwat kopschuwe staatslieden, doch tevens een bevestiging van de geruchten, welke van een economische conventie tusschen België, Nederland en Luxemburg gewaagden. Zooals bekend, is inderdaad zulk een conventie in Zwitserland geparafeerd. De Scandinavische Oslo-staten hebben helaas zich er nog niet bij aangesloten; maar dit doet niets af aan de psychologische waarde van het goede voorbeeld, dat België, Nederland en Luxemburg aan de groote mogendheden hebben gegeven. In deze conventie, welke natuurlijk aan de betreffende parlementen nog ter goedkeuring moet worden voorgelegd, besluiten de onderteekenaars tot een wederkeerige en geleidelijke verlaging van de economische hinderpalen, welke het handelsverkeer tusschen hen belemmeren. Op voet van gelijkheid kunnen andere staten zich desgewenscht bij deze overeenkomst aansluiten, zoodat hier een begin is gemaakt met het in de practijk brengen van een sinds jaar en dag tot in den treure herhaalde, maar steeds grover veronachtzaamde theorie. Over de mogelijke resultaten daarvan behoeven wij ons nog niet op te winden. Het voornaamste is, dat een eerste stapje is gezet in de goede richting, en dat er meerdere en grootere op kunnen volgen. Het initiatief der kleinen kan de grooten inspireeren. Hier is de wijze aangegeven, waarop de kleine mogendheden internationaal werkzaam kunnen en moeten zijn ter leering van hun groote hardleersche of onwillige broeders. • * • Zoo sympathiek en verstandig als de brief van den Belgischen koning is, zoo dom en antipathiek is het dwaze telegram, dat de banneling van Doorn aan de Duitsche cavaleristen te Hannover heeft gezonden. Men mocht hopen, dat na zijn missive aan de Duitsche marine ex-keizer Wilhelm de groote ondankbaarheid van een dergelijke politieke agitatie tegenover het land, waar hij gastvrijheid geniet, zou hebben ingezien, doch deze Hohenzollern, die zich zelf met een ietwat paskwillerige eigenzinnigheid nog steeds „Imperator-Rex” (Keizer-koning) noemt, behoort blijkbaar tot het ras, dat niets heeft geleerd en niets heeft vergeten. Hij droomt van den grooten wereldoorlog, van den „frisschen riddergeest”, die in oorlog en vrede eiken vijand slaat, en herhaalt in zijn ex-keizerlijke bescheidenheid het woord van Frederik den Grooten: „De Pruisen zullen den vijand het eerst attaqueeren. Dat hij, die in Duitschlands zwaarste stonde de wijk nam naar het veilige Nederland, gaarne zich vermeit in het imperiale verleden, kan niemand hem kwalijk nemen, dat hij zijn keizerlijke dagdroomen' zóó hardop droomt, dat men nog moeilijk aan de onbewustheid daarvan kan gelooven, is niet alleen ^smakeloos, tnaar ook
hoogst ongepast. De banneling van huize „Doorn” maakt nu ten tweede male misbruik van ’t asylrecht, dat Nederland hem ondanks de bedreigingen der geallieerden indertijd grootmoedig heeft verleend, om, nu de heele wereld bezig is de rampzalige gevolgen van den rampzaligsten aller oorlogen te liquideeren, te pogen den vervloekten soldatengeest bij zijn vroegere legerscharen wakker te roepen. Daardoor schaadt hij niet alleen Nederlands aanzien in het buitenland, maar hitst hij bovendien in D'uitschland instincten, op, welke op het oogenblik gevaarlijker zijn dan ooit. Indien deze gewezen Imperator-Rex het hard-op droomen niet kan laten, moet de Nederlandsche regeering hem een krachtige slaappoeder toedienen of weer over de grens zetten. Er bestaat in ons land toch een verordening, welke het uitzetten van ongewenschte vreemdelingen mogelijk maakt.
"Buitenlandsch Overzicht". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1932/06/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000507076:mpeg21:p00001
"Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1932/06/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000507076:mpeg21:p00001
MCXXXII. Hoe het met de Indische tentoonstelling gaat, daarvan vernemen wij niet veel. Als je er komt zijn er wel bezoekers maar of het er vele zijn vallt moeilijk uit te maken omdat het terrein uitgestrekt is. Wat meer publiciteit zou geen kwaad kunnen en het moet daarbij niet beperkt blijtft-ii tot vermelding van nieuwe attracties, die geprobeerd worden om meer bezoekers te trekken. De tentoonstelling zelf is de aandacht ten volle waard en op bezoek daarvan moet meer getamboerd worden. Zijn alle Hagenaars er al geweest? Den Haag zelf mag toch wel een paar honderdduizend bezoekers leveren. We hebben hier toch meer dan tweehonderdduizend kiezers en kiezeressen die door hun stem uit te brengen ook mee beslissen over Indië eni zijn lot. Men mag toch redelijijkerwijze verwachten dat zij althans iets doen om begrip te krijgen van Indië al was het maar uit pure nieuwsgierigheid. De entreé-prijs is waarlijk geen bezwaar, vooral als men ’s avonds na zes uur gaat en die prijs slechts dertig cents bedraagt. Een kopje koffie op Scheveningen kost met fooi ook dien prijs en dus kan men voor een keertje wel eens die drie dubbeltjes beter besteden. Er wordt ook niet eens vermeld of het hard gaat met bezoekers van buiten-af. We herinneren ons dat op de Arnhemsohe tentoonstelling in 1928 er voortdurend een stroom van bezoekers uit de omgeving was. Is dit hier ook? Het is er ons werkelijk iets te stil en wat wij van anderen hoorden is hun indruk niet veel beter. Het zou jammer zijn als het niet zeer druk ging en wij wekken dan ook nog eens op om toch vooral deze gelegenheid niet voorbij te laten gaan om deze expositie te bezichtigen. Er is niet overdadig veel zoodat men niet dood-moe wordt van het drentelen en kijken; er is op het terrein zelf alle gelegenheid om uit te rusten zonder gedwongen te zijn iets te gebruiken en er is dus alle aanleiding om te gaan kijken. Een dergelijk mooi geheel komt wellicht nooit terug en wat ons in plaatjes altijd zoo aardig is voorgehouden kan men hier nu in veel meer leerzamer vorm voor zich zien. Reeds de aanblik der gebouwen alleen is meer dan de moeite waard; wij krijgen er een begrip door hoe de oostersche bouwkunst zich ontwikkelde. Men kan dan ooik eens vergelijken met de westersche en zonder er verder over te kibbelen voor zichzelf een indruk krijgen of die westersche nu altijd veel mooier is. Merkwaardig hoe 'bij die oostersche het dak een zeer belangrijk deel der architectuur is, terwijl bij de westersche het dak geheel is verdwenen als gedeelte daarvan. Wij zijn aan die platte afdekking gewend en wij zien het misschien niet meer, maar als men hier weer eens gadeslaat wat men elders van een dak als décor weet te maken, dan pas valt het op welk een belangrijk element in de bouwkunde hier eenvoudig is weggevaagd zonder er iets anders voor in de plaats te stellen. En zoo kan men diverse onderdeden eens vergelijken om te constateeren, dat het westen nog wel iets van dat oostersche zou kunnen leeren. Het valt ook op, dat de architectuur ginds berekend is op den aard van het klimaat, waarin warmte hoofdzaak is. Is hier in ons land daar ook rekening mee gehouden? Het regent hier de helft van het jaar. Heeft men ook bedacht daarmede eens rekening te houden bijvoorbeeld bij den aanleg der straten en den bouw van winkels, bij de ventilatie in de huizen? We hebben er nooit veel van bespeurd. Onze woningen zijn meest mooi-weer woningen en de bouw is mooiweer bouw en dat in een klimaat waarin mooiweer uitzondering is. Onlangs vertelden wij iets over het tooneel en het bezoek aan de theaters. Uit nadere gegevens blijkt het volgende duidelijk; het bezoek
aan het tooneel neemt af, dat aan de bioscopen neemt nog geleidelijk toe, dat aan andere voorstellingen, concerten, uitvoeringen enz. blijft constant, de totale opbrengst der entreés voor alle vermakelijkheden daalt. Het totaal bedrag in den Haag was van 1924 tot 1930 opgeloopen van 4 millioen gulden tot 5,4 millioen, maar daalde in 1931 weer tot 4,26 millioen, terwijl het totaal aantal bezoekers toch nog met 30 duizend was gestegen. Hier volgt dus duidelijk uit, dat men goedkoopere rangen is gaan bezetten in plaats van duurdere. De bioscopen brachten in 1931 nog zeven millioen belasting in het gemeentelijk laatje, maar de overige vermakelijkheden te zamen 56 mille minder. Men moet bij deze cijfers altijd nog bedenken dat den Haag ieder jaar met 2/2 é. 3 % in bevolking toeneemt, dat dus van 1924—1931 de bevolking met 20 % is toegenomen zoodat een stijging der totale opbrengst van 4 tot 5,4 millioen gulden niet zoo heel belangrijk is. Uit de cijfers blijkt dat eiken dag, gemiddeld over een jaar berekend, zestien duizend menschen „uit” gaan, want het aantal bezoekers in een jaar aan alle belaste vermakelijkheden bedroeg in 1931 5691 duizend personen. Deelt men dit aantal op het totaal bedrag der aan entreé’s ontvangen geld dan blijkt gemiddeld vijf en zeventig cent per uitgangetje te worden betaald 1 Het is niet onaardig om te weten dat dit de „norm” is voor hetgeen betaald wordt voor een theater, concert enz. Men kan nu eens zien dat tegenover één bezoeker van den schouwburg die vier gulden entree betaalt er weer dertien moeten zijn die in den bioscoop maar twee kwartjes uitleggen voor een avond genoegen. Is het totaal bedrag, berekend op een bevolking van 4>/2 maal honderd duizénd zielen, dat voor vermaak wordt uitgegeven ihoog. ’t Is twaalf gulden per hoofd? Maar een groot deel gaat nooit of zelden uit. Een juiste beoordeeling is dus niet mogelijk, maar leerrijk zijn de cijfers wel vooral wanneer men ze over een aantal jaren kan vergelijken en men den invloed der omstandgheden daarin weerspiegeld kan zien. Weerslag van de malaise is er wel maar heel groot is die toch niet te noemen. HAGENAAR.
"Brieven uit de Hofstad". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1932/06/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000507076:mpeg21:p00001
Voorzorgen op reis. Behalve die reis-inlichtingen, welke ik de vorige keer besprak, zijn er nog een aantal andere zaken, waarop ik de aandacht wil vestigen. Niet ieder gaat een verre reis per spoot* maken. Er zijn er, die gaan vliegen of die met een schip een reis ondernemen. Er zijn er ook, die dichtbij huis blijven, die gaan kampeeren of gaan varen op in de buurt zijnde plassen of rivieren of op meren elders in -ons land. Er zijn er ook die een wandeltocht of een fietsreis ondernemen. Laat ik een overzicht geven, waarop die verschilende reizen en reisjes en tochten elk 'hun eiscihen stellen. Wie gaat vliegen neemt natuurlijk weinig bagage mee, want dat is een bezwaar bovendien vrij kostbaar. Men maakt tegenwoordig weekends naar de Riviera met éigen vliegtuigen. Die mogelijkheid1 Iaat ik -nu maar verder rusten doch overigens zijn de prijzen van kleine reizen van Amsterdam of Rotterdam naar Antwerpen, slechts f 7.50 naar Dtisseldorf f 14.naar Essen f 14.— naar Keulen f 15.—naar Parijs f 39.50 en bij1 retour zelfs goedkooper. Hoewel het verleidelijk is nog meer voorbeelden te
noemen, slap ik hiervan af om eens na te gaan, wat kampeerders noodig hebben. Meestal gaan zij op dé fiets ook wel per auto en trachten de benoodigheden zelf mee te nemen. Natuurlijk is er in de eerste plaats de tent, voorts de slaapgelegenheid, de waseh-ingredïenten en' de potten en pannen om eten klaar te maken, en te nuttigen. Daarnaast zijn er de voorwerpen voor verlichting en het maken van vuur. Aan ah deze voorwerpen kan men wel een geheel artikel wijden, vandaar dat ik me beperken zal tot den raad te voren een uitgebreide lijst van alles, wat ge denkt noodig te hebben, op te maken en die voor te leggen aan personen, die ervaring hebben. De keuze van de plek is zeer moeilijk ir. verband met watervoorziening en afvoer. Ons land is over het algemeen vochtig en niets is zoo ellendig als een vochtige plek om te kampeeren. De nachten zijn meestal koud, zoodat voldoende dekking noodzakelijk is. Allerlei kookstellen worden aangeprezen, doch ervaring is van meer nuf dan reclame. Indien het kiampeeren gecombineerd wordt met varen, dan is de toestand al dadelijk eenvoudiger, indien de mogelijkheid bestaat in de boot onder waterdichte zeilen beschutting te vinden als het weer al te slecht wordt. Men kan zich met de boot en de kampeerbenoodiighedën ook gemakketijker naar een andere plaats begeven. In elk geval is het wel zeer gewenscht zoo mogelijk het kampeerterrein tevoren te verkennen, d.w.z, te bezoeken en zich op de hoogte te stellen of er gekampeerd mag worden en of er in de buurt wat te krijgen is aan eet- en drinkwaar, eventueel brandstof. Een kleine apotheek of verbandtrommel is geen luxe, want het werk met allerlei vreemde onhandelbare voorwerpen geeft spoedig kneuzingen of verwondingen en een dokter of apotheker heeft men niet altijd bij de hand. Wie fietstochten gaat maken en niet a,e bedoeling heeft te kampeeren, heeft alleen te zorgen voor eten en drinken onderweg en er zijn er velen, die hetzij om de kosten, hetzij om de gezelligheid en 'landelijkheid graag buiten in eigen voeding willen voorzien. Zij slapen dan in een hotel of de jongeren in een hooiberg ot schuur op wat stroo (liefst met toestemming van de eigenaar, opdat zich geen verrassingen kunnen voordoen). Het picniken kan men.doen met telkens uit Het hotel mee te nemen levensmiddelen. Men kan ook zelf gereed maken uit meegenomen grondstoffen of nog gemakkelijker met' daarvoor bestemde ingemaakte levensmid- i delen, welke blikjes alleen verwarmt behoeve-' te worden om dadelijk gereed te zijn voor he gebruik. Natuurlijk is het zaak eetgerei mee te nemen, liefst van een onbreekbare stof en van klein formaat. Er bestaan op dit gebied picnicmanden. Wie uit varen gaat heeft het voordeel zonder al te groote bezwaren de noodige bagage mee te kunnen nemen, waaronder ik versta de benoodigheden om te slapen en eten gereed te maken. Het is een geliefkoosde sport en ik ken heel wat gezinnen, die hun vacamtie op het water doorbrengen, al dan niet in combinatie met een optrekje of huisje, zooals er bijv. rondom' de Loodrechtsehe plassen zooveel te vinden zijn. 0e wandelaars moeten zich het meest beperken in de bagage, die zij op hun tochten moeten meememert. De van onze Oostelijike buren afkomstig „Rücksack” bewijst hier schitterende diensten voorat bij bergtochten. Niet iedere vrouw of man kan daaraan gemakkelijk wennen, doch ook dit is een, kwestie van wennen en vooral van trainen. Men overschatte zijn krachten of spieren niet en beginne met een matige belasting te dragen, door het zoo in te richten, dat men voor het verwisselen van kleeren ten vooral van schoenen beschikken kan over bagage, die men van plaats tot plaats zendt. Daardoor is men dan wel een beetje beperkt in den weg, die men heeft te volgen, doch dat kan men later wel anders doen, als men meer aan
den rugzak gewend is. Trouwens wie het alleen om het wandelen te doen is en niet om de groote afstanden, die zal het meestal wel zóó inrichten dat zij- of hij des' avonds steeds weer over bagage beschikken kan en dus den geheelen dag kan wandelen, zonder belast te zijn. Men overschatte zich zelf niet. De lichtste bepakking wordt op den duur zwaar en hoe minder lichamelijke bezwaren hoe meer genot, hoe meer men zich wijden kan aan de prachtige natuur, de omgeving, de bijzonderheden van de flora en fauna, als men daarin belang stelt. Deze wandelaars zullen op hun gemak ergens aanleggen voor het nuttigen der maaltijden, want ook dat is een genot na een flinke marsch. Vooral in de laatste jaren wordt het wandelen weer mode en heeft die A.N.WjB. het zijne gedaan om voor fraaie wandelwegen te zorgen, d.w.z. ze voor u uit te zoeken, zoodat ge niet altijd langs- de groote wegen in. stof en herrie behoeft te loopen* die u de vreugde vergallen. LOUIS-E. n
"Rubriek voor Vrouwen". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1932/06/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000507076:mpeg21:p00001
Is het U bekend: Dat onlangs te Berlijn een vereeniging is opgericht van gescheiden vrouwen? Dat de Australische schapen per jaar 2 millioen balen wol leveren? Dat het de Amerikaansche regeering 2/2 cent kost om een dollar billet te maken? Dat zelfzucht ons brein benevelt en onze oogen verduistert? Dat het huwelijk de hoogeschool is van het geduld? Dat h,et leven niet zóó kort is, of er is nog steeds tijd om anderen te helpen? Dat men iemand alleen in z’n eigen omgeving goed kan beoordeelen?
"Wetenswaardigheden". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1932/06/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000507076:mpeg21:p00001