u i De Haagsche juweelen-diefstal werpt wel een' schril licht op de eigenaardige verhoudingen die wij thans beleven. Wat is het geval? Daar is een man, die rijk is en tonnen gelds bezit. Aan dit bezit gehecht zoekt hij naar een weg, waarop hij het veilig stellen kan. Staatsleening, hypotheken, aandeelen, zij vormen voor hem stuk voor stuk te groote risico. De crisis immers laat niets veilig en zou in deze vormen ook zijn bezit kunnen aantasten. En dat mag in geen geval. Hij geeft de voorkeur aan een andere belegging. Hij koopt juweelen, paarlen, gouden Engelsche ponden en acht zijn vermogen daarin veilig. Zij zijn een dood bezit. Ze leveren geen rente op, maar zij besparen hem ook de problemen en de risico, die daaraan verbonden zijn. En aldus denkt hij zijn bezit veilig gesteld te hebben! Dan gebeurt het, dat hij het verliest op de eenige wijze waarop hij het in al de andere gevallen van belegging niet verloren zou hebben: een dief komt en steelt het met één slag. Ook déze wijze van belegging is allerminst de volkomen zekere en veilige. Het is te begrijpen, dat de bestolen eigenaar van dezen juweelen- en paarlenrijkdom gepoogd heeft aan den roof geen ruchtbaarheid te geven. Want hier knelt de schoen en hier is het, dat het schrille licht op de eigenaardige verhoudingen waaronder wij leven, geworpen wordt. Aan den eenen kant ziet men hoe de onder de crisis gebukte gemeenschap, gemeenten, openbare lichamen, die worstelen om aan geld te komen, door de geldschieters met hooge rentecijfers in hun macht worden gehouden. Aan den anderen kant ziet men geldbezitters, menschen die van alles te veel hebben, hun bezittingen aan elk nut onttrekken, liever dan ook maar eenig risico te ondergaan. Hun geld ten nutte te maken geeft hen te veel risico en daarom potten zij het liever op, om het ongeschonden te houden en straks, als de crisis, waar zij zich zelf buiten stelden en die hun evenmensch uitput, misschien eens eindigt, hun lieve geldje nog ongeschonden te bezitten. Deze verhoudingen, deze wanverhoudingen zijn het, die in het geval van dezen Haagschen juweelendiefstal scherp aan den- dag treden. Het gerucht van den diefstal heeft zijn sensatie, maar de diefstal onthult deze wijze van geld- en rijkdommen bezitten, die men niet anders dan als ónnationaal, ónsociaal kan kwalificeeren. n
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 02-08-1932
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 02-08-1932
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5665
- Jaargang
- 55
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
De Haagsche juweelendiefstal.
Buitenlandsch Overzicht
De groote slag in Duitschland geleverd! — j' Het doodloopen der Hitlerbeweging. — Beduidende winst voor de communisten. — g Naar een bondgenootschap tusschen Hitler en e het Centrnm? — Een redevoering, die de n aandacht heeft getrokken. — Generaal Von j' Schleicher spoort op zijn manier tot daad- v werkelke ontwapening aan. — Een Poolsch- j. Russisch niet-aanvalsverdrag. — Gericht te- z gen Duitschland? — Zorgwekkende dagen S voor Zuid-Amerika. — De onrust is groot en ' neemt toe. — Het conflict tusschen Paraguay n en Bolivia. d d De grootste verkiezingsdag, die het Duitsche a parlementarisme ooit heeft beleefd heeft geen be- p slissing gebracht. In weerwil van de geweldige g krachtsinspanning van alle partijen is de toe- g stand in yergelijking met de resultaten, die de p laatste Landdagverkiezingen hebben gebracht, t niet noemenswaardig gewijzigd, tenminste niet r wat de krachtsverhouding der partijen betreft. Het voornaamste feit, dat deze verkiezingen hebben opgeleverd is het doodloopen der Hitlerbeweging. Voor de Hitlerianen stond by deze verkiezingen alles op het spel. Zij hadden een d propaganda ontwikkeld, zooals men die in 1 Duitschland nog nimmer heeft beleefd. Hitler ver- o wachtte van deze verkiezingen, dat hij tenminste r 46 % van alle kiezers achter zich zou krijgen, f Dat is niet gebeurd. Als de definitieve cijfers be- 1 kend zijn, zal het blijken, dat hij het ten hoogste a tot 37 of 38 % der uitgebrachte stemmen zal heb- c ben gebracht. Dat is een imposant resultaat, \ inaar het wijzigt den bestaanden politieken toe- 1
stand in toestand niet. In vergelijking met de \ jongste Landdagverkiezingen heeft Hitler geen vorderingen meer gemaakt. In vele belangrijke centra is het aantal van zijn aanhangers zelfs af- i T genomen. i' In het algemeen gesproken hebben de sociaala democraten zich goed gehouden. De verliezen, die ’ zij lijden in vergelijking met de jongste Landdag5 verkiezingen, zijn niet van groote beteekenis. In 1 het algemeen kan men zeggen, dat de stemmen, ■ die voor de sociaal-democratie verloren zijn ge" gaan, aan de communisten ten goede zijn geko< men. De communistische partij heeft ten sterkt ste het argument uitgebuit, dat de sociaal-demot craten, door de herkiezing van Hindenburg mogelijk te maken, verantwoordelijk zijn voor de benoeming van von Papen tot rijkskanselier. Zoo a maakten de communisten in Opper-Silezië in verj gelijking met de Landdagverkiezingen een winst J van 34.000 stemmen, terwijl de nationaal-socialisten zoowel als de sociaal-democraten daar in e stemmenaantal achteruit zijn gegaan. s Zooals algemeen was voorzien, handhaaft het ! Centrum zich over de geheele linie. Dr. Brüning, e die aan het hoofd staat van alle Centrumlijsten, n was van alle Rijksdagcandidaten verreweg de { meest imposante figuur. De winst, die het Cene trum behaalde, overtreft die der jongste Lande dagverkiezingen, toen reeds een groot aantal nietn katholieken 'op deze middenpartij hebben gestemd. ” Hetgeen algemeen werd voorzien, toen het ka“ binet-von Papen gevormd werd, is gebeurd: het s zal in den nieuwen Rijksdag zoo goed als onmo- gelijk zijn, een vaste meerderheid te vormen, n Slechts een bondgenootschap tusschen Hitler en e het Centrum zou de grondslag kunnen zijn voor - een parlementaire regeering. Daar deze samenn werking uiterst moeilijk is, is te verwachten, dat e het kabinet-von Papen zich zal kunnen handhaven. Wel is waar zal de regeering tegenover den n nieuwen Rijksdag in een moeilijke positie verkeeren, maar men zal haar moeten tolereeren, ‘ daar het parlement niet in staat blijkt, zelf een r kabinet tot stand te brengen, e * * “ * e h Het zou niet heelemaal met de feiten in overi eenstemming zijn, wanneer men beweerde, dat ’ in de vele jaren, dat men zich te Genéve bezig “ houdt met het vraagstuk der ontwapening, nog e niets heeft bereikt. Aan den anderen kant kan n evenmin worden geloochend, dat de resultaten n tot dusver uiterst poover zijn geweest, zoodat het il zeer verklaarbaar is, dat een staat als Duitsche land ongeduldig begint te worden. Het vredesn verdrag toch heeft Duitschland gedwongen zijn n leger tot honderdduizend man te verminderen, zoodat het een troepenmacht heeft overgehouden, wier uitsluitende taak het is te zorgen voor de grensverdediging en de handhaving der binnenlandsche rust en orde. Hetzelfde tractaat van Versailles houdt echter tevens in, dat de andere t staten, die als overwinnaars uit den oorlog zijn getreden, het Duitsche ontwapeningsvoorbeeld moeten volgen. Hiervan is tot dusver nog niets gekomen. Integendeel: tal van staten zijn tot de tanden gewapend, zoodat de Amerikanen niet _ heelemaal overdrijven, wanneer zij Europa voor stellen als een groot legerkamp. . Op de ontwapeningsconferentie, die dezer ua~ gen met vacantie is gegaan na de aanvaarding n eener resolutie, die wel is waar niet inhoudloos [e is, maar waaraan toch niet al te veel waarde n mag worden gehecht, omdat in de resolutie nog betrekkelijk weinig concrete vorderingen op ontwapeningsgebied zyn belichaamd, heeft Duitschlm land met grooten nadruk gewezen op de noodb- zaak, dat thans toch wel eindelijk de tijd is nan:n gebreken om aan de Duitsche rechtsongelijkheid een einde te maken. Deze rechtsongelijkheid ID komt vooral tot uiting op het gebied der bewapeiy ning. De algemeene opvatting in Duitschland is, dat deze dwaze en onbillijke toestand zoo spoedig mogelijk een stuk verleden moet worden. Zooie als men weet, heeft Herriot, de Fransche minister e- president, tegenover het Duitsche standpunt 5° geenszins een volkomen afwijzend standpunt ins- genomen. Frankrijk wil in beginsel de zaak wel le tot een punt van discussie maken en zal ongelt> twijfeld over de brug willen komen, wanneer het et maar afdoende veiligheidswaarborgen krijgt. * * :n * rie Intusschen heeft ook generaal Von Schleicheb, >n de rijksweerminister, die als de sterkste man in in Duitschland wordt beschouwd, zich uitgelaten r- over de ongelijkheid van Duitschland op bewate peningsgebied. In een radiorede, waarin hij een n. lellen aanval op Frankrijk deed, heeft hij duidee- lijk laten uitkomen, hoe hij zich de oplossing der te aangelegenheid voorstelt: Frankrijk en de andere b- oorlogsgeallieerden moeten hun bewapeningen it, verlagen tot het peil van Duitschland of Duitsche- land zal derwijze de rijksweer reorganiseeren,
dat haar offensieve én defensieve kracht aanmer- f kelijk toeneemt. In Frankrijk doet men erg ver- ! ontwaardigd en verontrust, maar in Britsche krin gen bekijkt men de zaak veel nuchterder en met minder hartstocht; niet gering is het aantal der Engelschen, die het als iets vanzelfsprekends be- < schouwen, dat Duitschland op de bovengeschetste '■ wijze reageert, nu de Geneefsche ontwapenings- 1 werkzaamheden tot zoo weinig tastbare uitkom- 1 sten hebben geleid. Vooral Frankrijk aarzelt te- < gemoet te komen aan de Duitsche eischen inzake gelijke rechten en dit is mede één der oorzaken, dat van Duitsche zijde den laatsten tijd de drei- i gementen openlijk of in vermomden vorm uitge- i sproken, om de bewapening uit te breiden, steeds talrijker worden geuit. In Engeland heerscht naar aanleiding van Von Schleicher’s verklaringen geenszins een alarmstemming en geeft men als zijn gevoelen te kennen, dat de rede voor de microfoon vooral ten doel had pressie te oefenen op Frankrijk, dat den ontwapeningsarbeid saboteert. * * * Reeds einde Januari was er een Poolsch-Russisch niet-aanvalsverdrag geredigeerd, doch pas enkele dagen geleden is dit pact onderteekend, zeer tot genoegen van Warschau, dat groote blijdschap aan den dag legt, hetgeen tot uiting komt in de regeeringspers, die met nadruk wijst op de groote politieke beteekenis van het verdrag, dat eindelijk en ten leste, nadat geweldig veel moeilijkheden overwonnen moesten worden, tot stand kon komen. Inmiddels trekt het de aandacht, dat het offieieuse regeeringsblad, de Gazete Polska, bizonder veel waarde hecht aan de vaststelling, dat het pact het uitvloeisel is van een vrij, d.w.z. onbeïnvloed, besluit der beide landen. Met opzet schijnt dit woord te zijn gebruikt om den sterken Franschen druk te loochenen, die in het begin van dit jaar heeft geleid tot het hervatten der onderhandelingen met Moskou. Bovendien behelst deze formuleering een duidelijke waarschuwing aan het adres van Roemenië, welks parallel verloopende onderhandelingen met de sovjetregeering pas kort geleden opnieuw zijn mis lukt. In dit verband dient men zich te herinneren, dat aanvankelijk de onderteekening van het verdrag tusschen Polen en Rusland achterwege bieef, omdat men te Warschau geen pact wilde sluiten zonder den Roemeenschen bondgenoot. Sinds Januari heeft men telkens opnieuw getracht pressie te oefenen op de regeering te Boekarest, maar deze pogingen zijn, dank zij den Roemeenschen tegenstand, mislukt, daar Roemenië wenschte, dat Rusland voorgoed van Bessarabië af zou zien, waarvoor de sovjet-regeering echter niet was te vinden. Het gevolg hiervan was, dat er tusschen Warschau en Boekarest een verkoeling ontstond, al werd dit van officieele zijde steeds tegengesproken. * * * Wanneer thans niettegenstaande de omstandigheid, dat de besprekingen tusschen Roemenië en Rusland op niets zijn uitgeloopen, het pact tusschen Moskou en Warschau is onderteekend, dan is reeds dit feit op zich zelf zeer merkwaardig. Voorloopig is wel is waar verklaard, dat een ratificatie door Polen niet zal plaats hebben, voordat Roemenië en Rusland het eens zijn geworden, maar wanneer men in staat is tusschen de regels door te lezen, dan zal de uitdrukking „vrij besluit” nauwelijks anders kunnen worden uitgelegd dan als een nieuwe waarschuwing aan het adres van het wederstrevende Roemenië. Voor het streven der Poolsche politiek om met Rusland in het reine te komen en die er zelfs niet tegen opziet de betrekkingen met het zeer bevriende Roemenië te bedreigen, bestaan natuurlijk diepere gronden. Terwijl aan het einde van 1931 de druk der toenmalige Fransche regeering den doorslag gaf, staan na de financieele teleurstellingen, die Parijs de Poolsche regeering inmiddels heelt bereid, ongetwijfeld andere overwegingen op den voorgrond. Waar zij te zoeken zijn, spreekt de in dergelijke gevallen steeds eenigszins onvoorzichtige, rechts georiënteerde Poolsche pers duidelijk uit. Zij ziet de voornaamste beteekenis van het verdrag in de neutraliteit van Rusland, voor het geval, dat er tusschen Polen en Duitschland een conflict uitbreekt. De Vossische Zeitung maakt naar aanleiding hiervan de opmerking, dat men van Duitsch , standpunt uit het nieuwe niet-aanvalsverdrag der i halve in de eerste plaats moet beschouwen als i een poging der Poolsche politiek om de Oostgrens van Polen strategisch te ontlasten, om naar het i Westen toe de handen vrij te krijgen. Aan den - anderen kant acht het blad het onjuist uit dit feit • acuut verontrustende conclusies te willen treki ken, maar de vaststelling der verbanden en achi tergronden is noodzakelijk, omdat zij een bijdrage • vormt tot een, door Warschau inmiddels officieel geloochende, geleidelijke hergroepeering der Poolsche politiek, die tegen het Westen, d.w.z. Duitsch land, is gericht. • * * Zuid-Amerika doorleeft nog steeds zorgwekkende dagen. De onrust is groot en neemt toe. Verschillende staten zijn het tooneel van bloedige botsingen. 01 waren het voor kort. Zoo heeft Peru te lijden van de communistische woelingen, die Chili beroeren. Peru’s grondgebied is reeds lang door de aanhangers van Moskou bewerkt. De bolsjewisten hebben er gemeene zaak gemaakt met de volgelingen van wijlen Leguia, den radicalen despoot, en zij bestrijden de nationalistische regeering sinds den dag, waarop deze het vertrouwen van de meerderheid des volks verwierf. Zoowel in Mexico als in Montevideo worden nieuwe complotten gesmeed. Wèl ontkent de Uruguaansche regeering, dat Montevideo het brandpunt van de communistische activiteit is, maar deze ontkenning beteekent weinig. En hoe staat het in Chili? De toestand is er verwarder dan ooit. Davila, die met zijn communistische bondgenooten heeft gebroken, is er nog wel steeds aan het bewind, maar zijn positie is wankel. Zijn besluit den ex-dictator Ibaner opnieuw in het land toe te laten, heeft alle aanhangers van hem vervreemd. Ook in Brazilië kletteren de wapens. Van alle voorloopige regeeringen, die na de revolutie van 1932 aan het bewind kwamen, is de Braziliaansche de eenige, die haar positie niet door regelmatige verkiezingen heeft bevestigd. De confederatie leeft nog steeds onder een revolutionnair regiem. Zal, ten slotte, Zuid-Amerika een oorlog leeren kennen tusschen Paraguay en Bolivia? Men weet waarom het gaat: om den Chaco, waarvan het bezit voor Bolivia een uitweg naar zee beteekent. Het Chaco-conflict is reeds oud en nooit is er een definitieve oplossing voor gevonden. Moet ’t met de wapenen worden beslist? De staten van ZuidAmerika en de Vereenigde Staten spannen zich in om de botsing te voorkomen. Maar het enthousiasme vóór een oorlog is bij de Bolivianen groot. Komt het inderdaad tot een gewapend treffen dan zal Paraguay, dat verreweg de zwakste is, de nederlaag moeten lijden. De eerstvolgende dagen zullen ons leeren of de bemiddelingspogingen voor de zooveelste maal den oorlog, die steeds dreigt, kunnen verhinderen. , Als het Chacoconflict zélf evenwel niet uit de wereld wordt geholpen, zal er overigens slechts eenig uitstel zijn verkregen. o
UIT EIGEN LAND
O Het resultaat der Eerste Kamerverkiezingen. — Geen verandering in de partijverhoudingen. — Ook geen wijziging in de sterkte der verschillende partijen. — Het leentjebuur spelen door sommige partijen. — De bestrijding der werkloosheid. — Allerlei systemen worden uitgedacht. — Na het z.g. rouleeripgssysteem van den heer v. d. Kief! thans weer een nieuw systeem van den lieer Barmat. — Hoe het plan in elkaar zit. — Op het eerste gezicht een aanlokkelijk denkbeeld. — Aan de uitvoering groote practische bezwaren verbonden. De Eerste Kamerverkiezingen hebben geen wijziging gebracht in de partijverhoudingen. Niet alleen blijft de verhouding rechts-links precies dezelfde, n.1. 29 rechts en 21 links, maar ook in de sterkte der verschillende partijen is geen enkele wijziging gekomen. Waaruit opnieuw weer blijkt, dat we op dit oogenblik in onze partijverhoudingen een soort versteende positie hebben gekregen. De Staten-verkiezingen van het vorige jaar hebben op dit gebied zoo weinig resultaat gehad, dat niet één Kamerzetel er door gewijzigd is. Intusschen hebben niet alle partijen hun zetels gekregen door eigen kracht. Hier in Zuid-Holland hebben b.v. de Katholieken 1 stem afgestaan aan de Christelijk-Historischen, die daardoor hun tweeden zetel behielden en waardoor de Kerstiaan ook ditmaal buiten de Eerste Kamer blijft. De sociaal-democraten hébben de vrijzinnigdemocraten geholpen en ook de vrijheidsbond. De sociaal-democraten hebben n.1. 21 lijsts-temmeni, terwijl ze er maar 18 noodig hadden voor hun 3 zetels. Twee sociaal-democraten hebben nu gestemd op den vrijzinnig-democraat en een sociaal-democraat op den vrijheidsbond. Daaraan danken de heeren Slingenberg en Droogleever Fortuyn hun zetel en blijven de
communisten buiten de Eerste Kamer, alsmede de Kerètiaan, die twee kansen had, waarvan een hem ontnomen is door de Katholieken en de andere door de S.D.A.P. In Gelderland hadden alle partijen hun stemmen noodig en heeft ieder op eigen kracht geboerd. Ook in Groningen en Drenthe hebben de partijen geen leentje-buur gespeeld, alleen in Groningen stemde de plattelander op de liberalen en in Overijssel heeft de heer Van der Vegt, vroeger sociaaldemocraat, maar thans bij geen enkele partij aangesloten, op de sociaal-democraten gestemd, zoodat deze 12 lijststemmen uitbrachten, terwijl ze er slechts 11 noodig hadden. * * * De thans heerschende werkloosheid is een ontzaggelijke ramp, niet alleen materieel maar ook geestelijk. De overheid moet millioenen uitgeven aan steunbedragen, terwijl de ondersteunden uit den aard der zaak nauwelijks genoeg hebben om te leven. Daarbij komt nog de geestelijke verwoesting aangerieht bij menschen, die maanden en maanden gedwongen zijn tot nietsdoen, terwijl zij toch werken willen, terwijl jonge menschen de beste jaren uit hun leven waarin zij zich vakbekwaamheid voor heel hun verder leven moeten verwerven, voorbij zien gaan zonder dat zij een slag kunnen uitvoeren. Geen wonder is het, dat de knapste koppen zich beijveren om een systeem uit te denken waarmee men deze ramp afdoende kan bestrijden. Men praat van verkorting van den arbeidstijd tot 40 uur per week. Maar zal men zelfs bij een 40urige arbeidsweek alle thans overbodige werkkrachten aan den arbeid kunnen zetten? Zal men, wil men dit laatste bereiken, niet tot een 35-urige werkweek moeten komen, vooral bij de huidige snelle productiemethode verkregen door de rationalisatie? Maar zal het uurloon dan weer! niet zoo hoog moeten worden, dat we weer een té dure productie krijgen? Men ziet, ook aan dit schijnbaar eenvoudige middel kleven nog vele moeilijkheden. Een sociaal-democraat, de heer v. d. Kieft, propageerde voor eenigen tijd geleden een,.nieuw systeem. Het kwam, zeer kort samengevat, hierop neer, dat een werkgever die zijn personeel moet inkrimpen en gedeeltelijk aan vrijwel permanente werkloosheid prijsgeven, voortaan een rouleeringssysteem invoert, waarbij periodiek een telkens wisselende ploeg gedurende een week werkloos is. Die ploeg bestaat dan telkens uit een ander gedeelte van zijn vroeger personeel. Thans oppert in de Arbeiderspers de heer Barmat weer een ander plan. Het denkbeeld-Van de Kieft acht hij zeer ingewikkeld in zijn uitvoering. En onverwezenlijkbaar acht hij de door zijn partijgenoot Van Tinbergen weer verdedigde toekenning van een premie door de overheid aan ondernemingen, die een grooter aantal arbeiders in dienst nemen dan zij zonder steun kunnen bekostigen. Dit denkbeeld, stammend van den Duitschen minister Dietrich, werd in do Kamer al meermalen besproken en door de Regeering afgewezen. Niet het geringste bezwaar ertegen is, dat deze premie bij bedrijven, die voor den export werken, exportpremie wórden zou. Daaraan zitten bedenkingen vast van handelspolitieken aard. Bovendien leidt dit stelsel al gauw tot willekeur en misbruik. Het plan van den heer Barmat zit als volgt in elkaar: In iedere gemeente wordt een centraal werkverschaffingsbureau opgericht. Aan het eind van iedere week deelen de ondernemers aan dit bureau mede, hoeyeel uren zij in de volgende week produceeren willen. Tevens zijn alle werkloozen verplicht zich bij ditzelfde bureau op te geven. Het bureau doet nu niets anders, dan het aantal door de ondernemers opgegeven uren te verdeelen over de beschikbare arbeiders. Een ondernemer deelt b.v. mede, dat hij in de volgende week 2400 uren produceeren wil (dat wil dus zeggen, dat hij 50 arbeiders zou kunnen gebruiken, die 48 uren in de week werken). Nu zijn er echter 75 arbeiders beschikbaar en dus zal, om dezelfde productie te verkrijgen, ieder van deze 75 arbeiders slechts 32 uren behoeven te werken. Hierdoor wordt dus aan 25 arbeiders werk verschaft en de bedragen die anders aan deze menschen uitgekeerdi zouden worden, worden nu aan . den ondernemer uitbetaald, die 75 in plaats van 50 arbeiders betalen moet. Aangezien echter de steunbedragen in het gunstigste geval slechts 70 % van het loon bedragen, is deze som niet voldoende i om alle 75 arbeiders een geheel weekloon te betalen. Nu moet men er rekening mede houden, dat de ondernemer door de werkverschaffing voordeelen ! geniet. Immers, wat 50 arbeiders in een week doen, verrichten 75 in 4 dagen. Er wordt dus in de week i twee dagen minder gewerkt en hierdoor spaart de ondernemer licht, verwarming, schoonmaakkosten enz. enz. Deze extra-winst, die grooter is dan men wellicht denkt, zou men als bijzondere belasting ^ kunnen heffen en eveneens aan de arbeiders uitkeeren. ' Wanneer men nu het geheele bedrag (dus: loon voor 50 arbeiders, uitkeering voor 25 arbeiders en gespaarde onkosten van den ondernemer) op alle j 75 arbeiders omslaat, zal men nagenoeg de volle 100 % van een weekloon bereiken. Zoo goed als het plan van den heer Van de Kieft ziet dit denkbeeld er op het eerste gezicht aanlok- c kelijk uit. Toch lijkt ons ihet eerste denkbeeld ver- , kieselijker, omdat het ’t oude personeel aan de onderneming binden blijft, terwijl de heer Barmat ° er noodzakelijk toe komen moet de werkloozen van 11 het kastje naar den muur te sturen, de eene week naar deze, de andere week naar gene onderneming. 11 Voor de zeer groote meerderheid der ondememin- s gen is dit, dunkt ons, een onmogelijke toestand. ®