OE lang was hij ziek geweest? Hij wist het zelf bijna niet meer. Hij was ook eigenlik niet aldoor ziek geweest. Een jaar of tien geleden had hij voor het eerst het werk er bij neer moeten leggen, «ij was toen Eenentwintig jaar. Eénen» twintig! Hij kwam naar huis. moest rust nemen op advies van de dokter. Vader en moeder haalden hem van het station. Hij viel hen mee. Zag wel bleek, maar was verder niet bizonder ziekclik van uitcrhk. Zn schouders waren misseinen wat meer naar voren gekomen, zodat z n rug een heel klein beetje krom leek, een heel klein beetje maar. Ook «oesttv hij op eigenaardige wijze, geen yerkoudheidshoest. maar dat korte, droge kuchje, dat wij allen kennen en dat je soms in eens verschrikt doet opzien, «lat je zelf ,n eens pijn doet voelen in je borst, daar ongeveer, waar je hart moe< ritten — al, een nood vriend of een ver want zo hoest. Maar dat was ook liet enige Verontrustende teken. Na een paar maanden was zijn spaarpotje schoon leeg» petecrd en hij vroeg den dokter, of hij weer kon p.-i.in werken. Die haalde de ."ciiomlers op. ?.'.-!.," zei hij. „je moet het zelf weten. Je toestand i-, --vel -run-M Maar je moczt niet in die stoliige .ahiiek terug- gaan. vat is de pont voor jouw gestel. Ilat zal je vermoorden. Zie, dat je wat anders krijgt." ?vat zal zo gemakkelik niet gaan, dokter," zei de patiënt hoofdschuddend. „Ik ken nou m'n vak, en as ik een nieuw moet leren, zou ik op de ouwelui moeten teren en dat kan niet: dr zijn nog drie andere, die om dr portie kotnme.' „Nou, je moet het zelf weten," besliste de dokter. „Je kunt aan het werk gaan, maar neem jo goed in acht, niet roken, niet drinken en niet '» avond» veel uitgaan."
Je moet het zolt weten! Leuk, zon woord l Voor de keus te staan, terug te gaan naar de fabriek en gevaar te lopen, je gestel voorgoed te ondermijnen, óf... als volwassene opnieuw te moeten beginnen, d.w.z. of het onmogelike. Maar hij moest het zelf weten, hel Hij wist het, en ging naar de fabriek terug. Na anderhalf jaar kwam hij opnieuw naar huis. Hij had een nieuw spaarpotje gemaakt.
„Ja," zei de huisdokter, „ik heb het wel gezegd: die fabriek deugt niet voor je. Ik zal je nog wel opknappen, maar ga dan ook niet naar de fabriek terug, want het wordt je dood." llij zat en dacht na. Moeder liep met roodgesehreide ogen door het huis en vader keek stil naar zijn jongen, zijn oudste, die meer gebogen, bleker al. tel» kens kuchte, en spuwde in een blauw flesje. Wat moest dat worden? Net spaarpotje was spoedig leeg, en langzamerhand namen ook zijn krachten weer wat toe. Het werd zomer. De hele dag lag hij buiten do stad aan de dijk in de zon. Dat deed hein goed. Men zou wat voor hem zoeken. Maar wat? Winkelbediende. Dat was to zwaar. Kantoor? Daarvoor miste htij de nodige kennis. Een oud schoolkameraad, die onderwijzer geworden was, wiet raad: hij moest eens flink aanpakken, dan kon hij over anderhalf jaar ook wel onderwijzer zijn, hij had een heldere kop. De dokter ontraadde dit beslist. En bovendien, anderhalf jaar werken, zonder verdienste, geld kosten zelfs?
Agent voor verzekeringen? Hij pro» beerde, maar had er geen aanleg voor; kon de mensen niet overhalen, en verdiende geen Cent.
Verdrietig door de mislukkingen, gaf hij het op. Thuis werd ook met do dag de pot schraler. Zo ging het niet. En tegen de winter ging hij opnieuw naar de fabriek.
Hij hield liet lang uit: twee jaar. Maar toen stortte hij weer in, en de dokter schudde bedenke'ik het hoofd.
„Dat wonlt een langdurige geschied-»-nis. man... En dan nog... Enfin, kalmpjes aan maar. Zwitserland zou je goed doen. Je bent net in een stadium, «lat je daar penezen zou. Dijna zeker. Maar hier..." Zwitserland, .la, dat wa« wel wat. Er wa» maar é/:n ding op tegen: er was geen >-e!,l. Uil!
lui qinc er slecht uitzien, bleek met -i^iraderüke roosje.-» op «ie jukbeenderen, i-i -*-?
Zijn patroon was humaan. Stond hem een korter werktijd toe. Het ging best» hij deed voorzichtig aan. Weef af en toe wel kuchen nog, maar voelde zich steeds sterker worden. En toen het drukker werd op de fabriek kon hij aan het verzoek van de patroon, om weer volle dagen te werken, voldoen. Een paar jaar gingen voorbij. Lang» zamerhand was ook bij vader en moeder weer wat hoop ontwaakt. Het bleef alle» maal zo goed gaan. Hij klaagde nooit», als hij over kwam.
Arme Marie had nooit de moed verloren. En nu was het alles mooi en goed. IJverig hadden zo gespaard, duit je voor duitje apart gelegd. Nog een half jaar. Dan. als de bomen in bloei zouden staan, als do knoppen zouden springen van uitzwellend jong leven, dan zouden ze trouwen.
Toen, in November, kreeg hij plotseling hevige pijnen in ds lendenen, m de rug en iv de buik.
Haastig liet de fahrieksdokter hen» naar hui» vervoeren. Zo was hij nog nooit thuisgekomen. Niemand begreep er iet» van. Hij zelf wel het minst. Toen de oude huisdokter hem onderzocht had, klopte hij hem vriendelik op do schouder en zei:
„Moed liouwe, m'n jongen, we hebben je altijd al opgeknapt, we zullen maar weer proberen. De zieke glimlachte pijnlik. Er was iet* in do toon van de dokter, dat hem d* tranen in de ogen dreef. Moeder liet dokter uit.
„Moeder," fluisterde dokter, „bereid je op alles voor. Ik kan me vergissen, maar ik heb geen hoop meer. Ik geloof, dat het spoedig gaat aflopen. Bereid jij hem maar voor."
Vlug sprong hij op zijn fiets en reed weg. Moeder zag hem na. Bewegingloos stond ze in de deur, niet volkomen be» grijpend nog al liet gewicht van de slag, die haar daar trof.
„Ilereid jij hem voor." Ja. dat was immers h.-liir plicht, dat kon een moeder immers het best. Het hart va» een moeder, ook al is h^t. verscheurd, is immers tot alles bereid, ia ook tot alles in slaat.
't Avonds kwam Anne-Marie over en samen weenden de twee vrouwen, stil» maar onbedaarlik. hun snikken smoren» .... uni, 11.18 HUK mei. O^ll,^ , ,^!ul, !!y wist het z«tl. '/e glimlachten tegen hem, als .ui haar aanzag, maar hun ogen w iteil zo rood van het vele schreien, en een diepe «mart brandde zo verterend in !>"ar "gen, dat niets hem hedriessen kon. Maar bij glimlachte terug en zweeg: >, dat zwijgen! Dat stom neerliggen en voor zie,') heen staren met. do brandende open. De c< latenheid, waarmee hij alles liet komen. Men «ai; bang geweest voor ldjn heftigheid, roor woeste klaagliederen, voor zijn wilde ,mart, al, hij heb weten zou. ?il.iar hij zweeg. Ui kwamen brieven en Vaarten van Kameraden, die hem helerschap wensten en ?'.,it weerzien»" schreven. Ilij las ze en h i ze -onder een woord» «onder een tdindaeh, naast zich neer. Anneülarie zat naait zijn bed. Af en toe keek hij naar haar i-n < i.> flauwe glimlach bewoog zijne smalle lippen. Maar hij zei niets. Eens trek !,ij haar hand naar zich toe en kuste «Ito, tong en imrtLlochleÜk. Daarop keerde hij /.i h af en zag door het >aam naar builen, waar in het kleine tuintje een laar zalige kippen in de reg«:r rond- Kma ri ehton.
liij dacht na. Hij dacht aldoor maar na cv, r «lat éne, over dat onoplosbare raad» sel: waarom mocsl hij nu heengaan? Hij «.ui immers zo graag blijven leven. En ze, wilden liet, allemaal zo graag, zn < u,!»!,-*, Anna Marie, zn kameraden op de fabriek. V.e hielden allemaal zo veel van hom, en hij van hen. En hij was nog ao long. Wui-iom moest hij nu weg? Maar hij vond geen antwoord. rm hij teerde uit. Dageliks meer. I-fa ouk.-Io weken was hij een levend getaande geworden, vre.:clik om aan to zien. v^oi moeder on Arme Marie, die hom verpleegden. Hij werd lelik. Een pij-dik gezwel kwam in zijn hals op, een .111, lor op de zijkant, van zijn neus. Zijn hole i^zio'iit vertrok er dot» tot een vreemd «n hat-lik masker.
Toen :-..-..10n zijn handen en voeten op !ot dikke, uszielilelike kussentje-». Iloerloos lag hij neer, dagen en dagen !:.*i^ nog. i^ii kon niet meer spreken en ldlecii nut
En op >-<-:i nacht, toen de winterstor-1.1011 her. huisje deden schudden, sliep hij zachtjes in. Nog ha-*! hij niet gesproken over «lat l-no. over zijn vraag, over zijn duldoh.os lijden. Zijn ademhaling werd zachter en zachter, verflauwde oneindig l.ii'gz.lil-i-i, tot zij. toch nog onverwacht, in eens stil viel en het getik van de wek» ker op d«- schoorsteen klonk als zwaar geh-.mor «loor de angstwekkende stilte. Anne.V.:rie en Moeder schreiden zich d« «gen ha.i^t blind. En vader, stoere, oude werker, zat voorover op zijn stoel, het hoofd in de handen geperst, Tussen zijn knokte vingers drupten trage tranen op «len grond. Zijn lijdon wa, uit. Arme, jonge kameraad! Tevergeefs wacht de fabriek op jo terugkomst.