Misschien verwacht ge van mij eenige pikante bijzonderheden over het kon* gres van de heeren en dames der arbeiderspartij. Indien dit het geval is, dan moet ik u teleurstellen. Want wie er deze Paascbdagen naar Utrecht getogen moge zijn, uw vriend Batavus niet. Hij is waarachtig wel wijzer.
li^iiii/'t/t' Notenkraker,
Zeker, een banengevecht, vooral van roodekemphanen—en kemphennen—, kan een hoogst amusante tijdpasseering wezen. Er was een tijd, dat de kon* gresset» der 5.1) AP. vele prikkelende en spannende tooneeltjes opleverden, en als zoodanig een welverdiende repu» talie genoten bij ieder, die liet vraag» stuk heeft op te lossen, hoe hij zijn vrijen tijd het beste zoek kan brengen. Tevens verschaften die vertooningen mij vaak een speciaal genoegen; immers het is altijd pleizierig te zien, dat wolven elkander trachten te verslinden en nog pleieieriger hierbij te bedenken, dat een belangrijk deel van de bijtlust dier lieve beestjes daardoor niet op onze kuiten kan worden botgevierd.
Evenwel hebben deze instellingen haar roem sedert jaren overleefd. Toen ik, met de gedachte: je kunt nooit weten ..., verleden jaar een expeditie naar Utrecht ondernomen had, heb ik me deerlijk bekocht gevoeld. Ik had een bedroefd klein beetje waar voor mijn geld gekregen. Na afloop heb ik tegen me zelf gezegd: Batavus, als jij je weer eens vervelen wilt, ga dan liever naar het Concertgebouw. Daarvoor hoef je niet zoon reis te maken en hel geeft je tenminste een zeker cachet als kunstminnaaren kunstbeschermer.
Ditmaal was het gerucht verspreid, dat er in Utrecht een leuk heibeltje zou komen over de portefeuillekwestie. Ik heb echter direkt doorzien, dat ik hier te doen had met een taktische manoeuvre van de Esdéap«iérs, ten doel hebbende zooveel mogelijk publiek te trekken, om met de entrees de partijkas te spekken. Uit het kongresverslag blijkt, dat ik schoon gelijk heb gehad en ik ben blij, dat ze althans van mijn leer geen riemen hebben gesneden. Bovendien ben ik, dank zij mijn alleszins gerechtvaardigd wantrouwen, in de gelegenheid geweest, de Paas«.hda<'en op een zeer aangename wijze door te brengen.
Het is immers, naar ik meen, niet voor tegenspraak vatbaar, dat afwezig, heid op de eene plaats gepaard gaat met de aanwezigheid op een andere plaats Trouwens, zelfs de heer Troelstra heeft te Utrecht deze waarheid moeten erkennen. Dat hij er niet volmondig moe instemde en slechts toegaf, dat zij »in den regel» niet weersproken kon worden, veibaast mij natuurlijk in hel minst niet. Een politikus houdt nu eenmaal graag een slag om den arm. Mijn wegblijven van het 3.D.A P.- kongres, heeft hot mij mogelijk ge maakt, in de stad mijner inwoning de konferentie der Anarchisten bij te wonen.
Het verwondert u wellicht, vriend Notenkraker, dat een vreedzaam burgerman als ondergeteekende zich in het gezelschap van bommenwerpers en maatschappijvernietigers heelt gewaagd. Och, amice, ik besef te goed mijn verplichtingen tegenover mij zelf en mijn gezin, om mijn leven roekeloos op het spel te zetten. Maar heusch, onze Hollandsche anarchisten verloochenen in de praktijk des levens den nuchteren aard van ons volk en onze runderen volstrekt niet. Ze mogen vroeger wel eens met recepten voor dynamiet in hun vesljeszak hebben rondgeloopen, ik maak me sterk, dat het laatste recept al jaren geleden als closetpapier een nuttige taak in onze samenleving heeft vervuld. Van gewelddadige pogingen tot omver» werping der bestaande orde heb ik in geen tien jaar iels gemerkt. Zoo er van anarchistische zijde een enkele maal geschoten werd, dan geschiedde dit met spek en in het ergste geval werd er geen »kapitalist« maar slechts een bokje neergelegd. En zoowel vrij* zinnig demokratische als oud liberale vrienden hebben mij herhaaldelijk verzekerd, dat er met anarchistisch» getinte werklieden veel beter land te bezeilen viel dan met de fanatieke en halsstarrige sociaal deinokraten.
Ik wil u ook eraan herinneren, hoe professor «luack, een man die het weten kan, reeds voor 'n dertig jaar in De Gids schreef, dat het socialisme in het anarchisme een klip kon vinden, waarop het ten gronde kon gaan, mits wij op ons qui-vive waren. Het zou daarom al heel onverstandig wezen, wanneer wij zonder meer de anarchistische beweging gingen veroordeelen. De sociaal-demokralie tiert helaas in ons vaderland te welig dan dat wij een middel mogen verwerpen, dat haar opgang zou vermogen te sluiten. Tot mijn spijt moet ik hieraan toevoegen, dat op de konferentie de klip, waarop het schip (jammer genoeg geen scheepje meer, maar 'n heele dreadnought) van Mr. Troelstra moet vastloopen, nog slechts een heel klein klipje bleek. Doch wat niet is, kan komen. Ook het grootste koraalrif is klein begonnen.
De konferentie heeft mijn sympathie voor het anarchisme belangrijk ver* sterkt. Er werd wel wat te keer gegaan tegen het Gezag en andere onmisbare zaken, maar toch niet erger dan ik verwachtte. De afkeer van gezag heeft buitendien ook zijn goeden kant. Zij belette b.v., dat het voorstel om een kommissie voor schriftelijke pro* paganda te vormen werd aangenomen, zoodat — dank zij een verkeerd beginsel — wij voor te groote verspreiding van dit verkeerde beginsel niet be- hoeven te vreezen. Minder konsekwent was de konferentie, toen zij niet inging op het voorstel om naar een internationale bijeenkomst te Londen alle Nederlandsche anarchisten af te vaardigen, aangezien alleen op deze wijze elke meening daar tot zijn recht zou komen. Ook kwam het mij wat bedenkelijk voor, dat men na de diepgaande debatten over moraal tot de konklusie kwam: moreel goed is alles, waarvan Domela Nieuwenhuis schrijft dat het «in orde» is. Ik moet echter verklaren, dat de heer Domela mij bij deze nadere kennismaking bijzonder is meegevallen. Toen er op het uitgeven van propagandageschriften werd aangedrongen, maakte hij de sympathieke opmerking, dat er bij burgerlijke uitgevers toch al heel wat nuttige en leerzame lektuur verschijnt, 'n Der» gelijke onpartijdige uitlating heb ik nooit op een S. D. A. P. kongres ge» hoord. Evenmin is daar ooit een van zooveel leergierigheid getuigend besluit genomen, als dat van deze conferentie, waarbij een aantal leden werden uitgenoodigd zich met ijver op de studie der Engelsche taal toe te leggen ten bate van de internationale korrespondentie. Dat is nog eens iets anders dan de sociaaldemokralische studieklubl
Het hoogtepunt van deze konferentie vormde de diskussie over de vakbeweging. Als ik de verschillende stand» punten goed begrepen heb, dan was de eene richting van oordeel dat een vakaktie verderfelijk is, wanneer de arbeiders daardoor stoffelijke voordeden verkrijgen, terwijl de andere richting elke vakaktie verwerpelijk vond. Het schijnt mij toe, dat voor beide richtingen veel te zeggen is. Als eenvoudig rentenier, die van dividendjes moet rondkomen» spreek ,k den vurigen «*«»*sch uit, dat dergelij «e gezonde en met het algemeen belang rekening houdende opvattingen bij de Nederlandsche arbeiders weerklank zullen vinden. Met groote instemming vernam ik de motie 3appemeer, betreilende de onwenschelijkheid van geldelijken steun bij werkstakingen. De toelichting, luidende dat zonder geldelijken steun slakingen de meeste kans op welslagen hebben, komt me eenigszins zonderling voor. Doch waarom zou ik over de motieven vallen, waar het voorstel zelve zoo alle aanspraken op onze warme waardeering verdient. Inderdaad, wanneer de vijandschap tegen het gouden kalf zich op zulke wijze uit, dan heeft zij ook voor andersdenkenden niets afschrikwekkends, dan bevordert zij den gert gelden gang van het bedrijf, dan zullen aan» slagen op het loon van den onder nemer — aanslagen, als thans weer te Almelo en Zaandam worden gepleegd, weldra tot het verleden behooreu. In vertrouwen wil ik wel meedcelen, dat er Paaschmaandag een rustig, ordelievend burger was, die in zijn binnenkamer uitriep: ,Leve het anarchisme l» En die burger was, schrik niet, Uw dw. dr. RATAVI'S X.