Het verzoek van de Engelsche en de Russische regeering om verlenging van den termijn binnen welken Servië, op straffe van oorlog, zich onvoorwaardelijk bij dc eischen van Oostenrijk zou hebben neer te leggen, was afgewezen. Nog gaven de kabinetten te Londen, Petersburg en Parijs — de afwezigheid van President Poincarü en eerstenminister Viviani belemmerde in de plotseling en onverwacht opgekomen krisis de werking der Pransche diplomatic — hun pogingen ten behoeve van «len Europeeschen vrede niet op. Een toezegging gedaan door minister Berchtold — die even» wel in de praktijk"niet de geringste waarde bleek te hebben — bood gelegenheid, werd althans door Sir Edward Grey als een gelegenheid aangegrepen.
Op 25 Juli n.l. berichtte de Russische gezant te Londen aan liet hoofd van Buitenlandsche Zaken te Petersburg, minister S aonof, dat de heer Grey hem, gezant, het onderhoud had meegedeeld met den vertegenwoordiger van Oostenrijk dien dag gevoerd. Hen moest, had deze diplomaat gezegd, aan de Oostenrijksche nota niet het karakter van een ultimatum toekennen. Men zou haar veeleer moeten beschouwen als een stap, die, ingeval een antwoord uitbleef of ingeval van een onvoldoend antwoord op den bepaalden datum, ten» gevolge zou hebben het afbreken der diplomatieke betrekkingen en het onmiddellijk vertrek uit Belgrado van den Oostenrijkseh Hongaarschen gezant, zonder echter het onmiddellijk begin der vijandelijkheden met zich te brengen. „Grey, besluit het telegram, heeft er aan toegevoegd dat tengevolge van deze uiteenzetting, hij den ambassadeur van Engeland te Weenen in overweging heeft gegeven, dat als het te laat zou zijn om de kwestie van verlenging van den ultimatum» termijn te opperen, die van het opschorten der vijandelijkheden mi««chi«n als grondslag voor bespreking zot» kunnen dienen." Denzelfden dag berichtte Grey dit gesprek aan de gezanten te Parijs en Petersburg.
E» thans ging de Engelsche minister aan het werk om de kleinere of grootere «panne tijd, welke naar zijn opvat» ting nog overbleef voor zijn deel to gebruiken.
De Duitache regeering meende zooals wij hebben ge» schreven, de heer Grey het eerst voor zijn plan te meeten winnen. Nadat de Duitsche zaakgelastigde hem de zienswijze zijner regeering in de kwestie van Oostenrijk met Servië had meegedeeld — een zienswijze die gelijk bekend i, hierop neerkwam, dab de lucide groote Mogendheden «le andere Staten voor de keus plaatste: gij laat on, met Servië naar welgevallen handelen of gij hebt onze oorlogsverklaringen te wachten — «einde Grey. 24 Juli, naar de legatie te Berlijn. Den Duitschen vertegenwoordiger te Londen was door hem geantwoord dat een gezamenlijk optreden van Duitschland, Italië, Frankrijk en Groot- Britanië, gelijktijdig te Weenen en Petersburg aandringende op gematigdheid, de eenige mogelijkheid bevatte volgens hem, Grey, in staat iets goeds uit te werken.
Den volgenden «lag kwam uit Berlijn liet antwoord, dat wij reeds gedeeltelijk ter sprake brachten. Staat ssekreturis Von Jagow bad tegenover den Pritschon gezant geen geheim gemaakt van Oostenrijks besluit om Servië te tuchtigen en op de verlenging van de» bedenktijd zou wel >feen kijk kunnen zijn. „Verder bleef de minister bij zijn gevoelen dat de kri*-i. gelokaliseerd kon worden." Inmenging van Rusland achtte liij niet waarschijnlijk. Het denkbeeld van een gemeenschappelijke aktie der vier andere mogendheden vond overigens zijn bijval. „Wanneer de betrekkingen tusschen Oostenrijk en Rusland gespannen werden, was hij geheel bereid zich te vereenigen niet uw voorstel."
De door Oostenrijk in hel vooruitzicht gestelde gelegen» heid om, ondanks liet verbreken «ler diplomatieke betrekkingen «net Servië, de onderhandelingen voort te zetten, maakte (,'rev nog denzelfden dag aan den lieer Ilumbold, waarnemend gezant te Berlijn, bekend. En, dit denkbeeld ierder uitwerkende, «le mogelijkheid om voor den vredo te blijven arbeiden, ofschoon reeds aanstalten tot vijandelijklieden waren gemaakt, preciseerde do Engelsche minister in de volgende kennisgeving aan zijn vertegenwoordiger:
„Waarschijnlijk zullen wij nu spoedig mobilisatie van Oostenrijk en Rusland zien. Do eenige kans op vrede, als dit gebeurde, zou daarin gelegen zijn dat Duitschland, Frankrijk. Rusland en wij zelf de handen ineensloegen en gezamenlijk tot Oostenrijk en Rusland het verzoek richtten do grens niet te overschrijden voordat wij tijd hebben gehad om te trachten een verzoening tusschen hen tot stand te brengen."
De Duitsche minister van Buitenlandsche Laken had, zoo» als wij zagen, de bereidwilligheid van zijn regeering, om zoo noodig met de andere genoemde kabinetten «amen te werken, aan den Engelschen vertegenwoordiger meegedeeld. Hoe in Duiteohe regeeringskringen deze toezegging bedoeld werd, echter, toont o.a. de depêche waarover wij spreken. Dat als bestanddeel van welk vergelijk ook, Oostenrijk iets van lijn eischen tegenover Servië zou laten vallen, bleek vau to voren al» uitgesloten beschouwd te zijn, en daarmee tegelijkertijd iedere mogelijkheid van vruchtbaar onderhandelen.
„De Duitsche ambassadeur, schreef Grey, las mij een telegram yoor van het Departement van Buitenlandsch» Zeiken te Berlijn, waarin gezegd werd dat zijn regering niet vooruit in kennis was gesteld en niet meer da» andere mogendheden betrokken was geweest bij de krasse termen van Oosten, ijk's nota aan Servië, maar dat, nu Oostenrijk eenmaal die nol» had ingediend, het niet meer terug kon."
Zooals de Duiische gezant te Londen, heeft op denzelfden da? de Dnitsche ge«»t te Parijs gesproken. I» een telegram van den Russischen zaakgelastigde aldaar aa, zijn chef te Petersburg, staat het hvrte verslag van een onderhoud gevoerd op het departement van Buitenlandsche Zake-u met deu Duitschen diplomaat. „Hij heeft verklaard, leest men, dat Oostenrijk zijn nota aan Servië heeft gezonden zonder stellige verstandhouding met Berlijn; maar dat niettemin Duitschland het standpunt van Oostenrijk goedkeurde n dat zeer zeker „wa, de pijl eenmaal afgeschoten" (dat zijn zijn eigen woorden) Duilschland zich slechts kan laten leiden door zijn plichten al, bondgenoot." Merkwaardig genoeg, evenwel, had de Oos tenr ij k sch e vert«genwoordiger, prins Ziehnowsky, op de woorden van zijn ambtgenoot laten volgen dal. ..sis hetgeen ik beoogde, bemid«leling lunchen Oostenrijk eu 11i,*,..i» En dc stemming waarin de leider «lei- buitenlandsche'betrekkingen van Engeland dien dag verkeerde, wordt nogmaals toe» «e.icht «loor hef. Aa„ zijn vertegenwoordiger te We cue & verzonden telegram, dat als volgt eindigt: „Het was cc*. veradrn,,,^ te vernemen, dat de stappen van de Ooxtenrijksehe re; e. ring voor het «ogenblik beperkt zouden blijven tol !,. l afbreken «ler betrekkingen «ii tot Militaire toei,ereid-.«*!en. en niet tot daxVliik oor» log »¦_•«_•>-. elit. Ik venrouw daarom «lat als de Oosteniijk.*>c*l,.jloi,gaa,'selle regeirüil: liet te laat „>!»«, om den termijn tc verlengen, zij iv elk geval tijd zal.even in d«. «in en op grond van Rusland', wenschen, voordat e» > onherroepelijke stappen worden gedaan." Hoe de Russische regeering in dat tijdsgewricht de zaait beschouwde, blijkt uit de stukken in haar officieele verzameling te vinden. Ook zij verzocht om uitstel en drong aan op het plegen van gemeenschappelijk overleg. • • » Per telegram van 26 Juli wendde zich de. heer Grey aan de legaties te Berlijn, Parij, en Rome. De vraag door do Lritscbo gezanten aan de drie kabinetten te stellen, luidde -Hz-volgt: „Zou de minister van Bt!.le!.ll'...d°,ehe Zaken bereid /ijn «len ambassadeur hier opdracht te geven om tezamen met do vertegenwoordigers van Frankrijk, Italië en Duitschland en mijzelf hier bijeen te komen in een on middelijktehoudenkonfereiitieniethetdoel een uitweg te zoeken ter voorkoming va» verwikkelingen? Wil «lei, minister van Buitenlandsche Zaken vragen of hij dit kan goedkeuren. Zoo ja, dan zouden «le vertegenwoordigers ie Belgrado, Weenen en St. Petersburg op het oogenblik dat zij bovenstaand voorstel ter kennis brengen va» «le R«?eeringen waar zij verblijf houden, moeten worden gemachtigd to verzoeken «lat alle werkelijke krijgsbedrijven geschorst worden in afwachting van «len uitslag der konferentle." (No. 36, Engelsch „Witboek"). tüermee, dus, was het Engelsche voorstel tot het houden van een nieuwe „Londensche konferentie" officieel aanhangig gemaakt bij de drie groote mogendheden die evenals Enge» land niet rechtstreeks bij den strijd tusschen Servië en Oostenrijk waren betrokken. Laat ons zien welke antwoorden op het voorstel inkwamen. Do Fransche 'regeering verklaarde den volgenden dag het te aanvaarden. Eveneens van 27 Juli is dit rapport van den heer Goschen, Engelsch zaakgelastigde bij de Duitsche regeerlng. - „De Staatssekrelaris zegt dat de konferentie die gij vgorstelt feitelijk «ou neerkomen op een Hof van Arbitrage (sclieidsgereclit) en naar zijn meening niet bijeengeroepen zou kunnen worden tenzij op het verzoek van Oostenrijk en Rusland. Derhalve zou hij niet kunnen ingaan op uw voorstel, ofschoon hij verlangend was samen te werken voor het behoud van den vrede......" Got.chen vermeldt ook de verdere gedachtewisseling: „Ik «ide zeker te zijn dat uw denkbeeld niets te maken ha,! met arbitrage, doel' beteekende dat vertegenwoordigers van de vier niet rechtstreeks betrokken naties middelen zouden lm»-preken en beramen ter vermijding van cc» gevaarlijken toestand." „De Duit sche minister, evenwel, hield vol dat zulk een konferentle als u voorstelde niet doenlijk was. Hij voegde er bij dat tijdingen welke hij juist ontving uit Petersburg, deden zien dat er plan bestond bij den heer Bazon o f (Russisch Buitenlandse!, minister) «m van gedachten te wisselen met graaf Berch» tol «1. Hij «lacht dat deze wijze van handelen zou kunnen leiden tol een bevredigende» uitslag en «lat het besto zou zijn, eer men iets anders «leed, do uitkomst, af te wachten van de ge,l,chtenwisseliu« tusschen de Oosten» rijksche en Russische regeeringen." Ook uit Petersburg kwam «lenzelfden dag hetzelfde he» licht: „Sazonof heeft voorgesteld dat «le wijzigingen in do Oostenrijksehe eisclieu aan to brengen, het onderwerp zullen «jn* van reelit-itrccksche besprekingen tusschen Weenen en Petersburg". Wat men zich van dit nieuwe plan op dit oogen» Mik mocht voorstellen — zooveel was zeker dat het Engelscho denkbeeld, door Duitschland afgewezen, zijn «enige kans van slagen reddeloos verloren had. Wij hebben «cd, eerder uiteengezet «lat alleen met dc medewerking van Duitschland een hervatting van dc Lendensche konferentiv i» do Balkan kwestie mogelijk zou zijn geweest. Het is waar — te Londen zelf sprak de Duitsche regeering „nigSUins anders dan te Berlijn. Althans kon de heer Grey tien zooeven genoemden gezant berichten dat volgens een «ededeeling van den Duitschen vertegenwoordiger zijn «oever««ment „een bemiddeling tuschen Oostenrijk en Rusland door «l« vier mogendheden in beginsel aannam, onverminderd het «•ebt «ds bondgenoot om Oostenrijk te helpen indien het werd •ongevallen". Hoe Von Jagow zich na, verwerping van het UW--«lseh« voorstel die „bemiddeling" dacht* kunnen wij uit ie beschikbare stokken «iet opmaken. Evenmin hebben do U«^lH«he, F«ns«he> en Italiaanse!,» zaakgelastigden betanta vat de Duitsehe minieer bedoelde. Het volgende telegram van Goschcn, gedateerd Berlijn 28 Juli, 2». ook den lieer Grey niet veel wijzer hebben gemaakt: „De Staatssekretaris sprak mi) gisteren over uw voor» stel in dezelfden zin als hij blijkens mijn telegram van gisteren (zie boven) tot mijn Fransche en Italiaanse!,», ambtgenooten deed. Ik besprak met mijne twee ambtgenonten van morgen zijn antwoord, en wij oordeelden dat hoewel dc voorgestelde koiiferentie weigerend, hij tot ieder van ons had gezegd dat hij niettemin «net ons verlangde te werken voor het behoud van den algemeenen vrede. Wij leidden dus daaruit af, dat, indien zijn wensch ernstig is, hij alleen bezwaar kan hebben tegen den vorm van uw voorstel. Misschien kan de minister er toe gebracht worden zelf een gedragslijn aan de hand te doen volgens welk hij met on, zou kunnen werken." Kort en bondig, ten slotte, seinde op 28 Juli te Weenen do vertegenwoordiger van de Britsche Kroon naar het departement te Londen: ..Ik sprak hedenmorgen den minister van Buitenlandsche "Zaken. Z.E. verklaarde dat Oostenrijk—Hongarije zijn oorlogsdaden tegen Servië niet kon uitstellen, en elk denkbeeld van onderhandelingen op den grondslag van het Servische antwoord zou moeten afwijzen. Het prestige van de Monarchie stond op liet spel en niets kon de botsing voorkomen". („Witboek", 110. 61.) . Op dit bericht volgde denzelfden dag een langer verslag van het gevoerde gesprek, waarin nog eens duidelijk de bekend» en van begin af door Oostenrijk en Duitschland aangenomen stelling wordt uiteengezet: geen bespreking kan aanvaard worden over den inhoud van de Servische nota — onverschillig wat er de gevolgen van zullen zijn. Aan dit uitgangspunt heb ben heide regeeringen gedurende de ondehandelingen na 23 Juli onwrikbaar vastgehouden, en nu wij vier maanden ver» der zijn hebben een millioen mannen dc kou*ekwentie van deze regeerders met een gewelddadige» en ontijdigen dood geboet. Zeker is wel haast dat nog een tweede millioen hen in het graf zal volgen, alleen minder zeker dat het prestige van de Oostenrijksch-Hongaarsehe monarchie ten koste van deze. offers gered zal worden.' Wij zullen ten slotte nog moeten aanwijzen hoe ook de direkte bespreking tusschen Weeneu en Petersburg tot niets leidden. Toen de gewaarschuwde regeeringen van den thans eenig overgebleven Driebond, door het verwerpen van iedere poging tot bemiddeling in hun overtuiging versterkt dat zij den vrede enkel konden bewaren do**« voor dc bedreigingen van Oostenrijk en Duitschland uit den weg te gaan, getoond hadden zich niet te zullen laten gebieden, verklaarde Duitschland den oorlog. (Slot volgt.) 5. v. 6. 6.