De telegraaf bracht gisteren het bericht waarnaar velen in den lande met spanning uitzagen: de Eerste Kamer heeft het Arbeidscontract aangenomen !
De vrees, door de vrienden dezer Regeering gekoesterd, en door een ongunstig Voorloopig Verslag en dreigende Kamerdebatten versterkt: dat de Eerste Kamer ten tweeden male het Kabinet een nederlaag zou bereiden, die vrees is niet bewaarheid. Met belangrijke meerderheid, met 29 tegen 15 stemmen, is het ontwerp aangenomen.
Hiermede is dan de kroon gezet op een belangrijk stuk wetgeving, dat veel tijd en groote inspanning heeft geëischt van Ministers zoowel als Kamerleden. Reeds meer dan een tiental jaren zijn verioopen sedert Mr. Drucker de hand aan den ploeg sloeg om (op 's Ministers uitnoodiging) een ontwerp Arbeidscontract te vervaardigen. Verscheidene Ministers hebben er daarna hun krachten op beproefd, ieder het zijne aan de regeling veranderend, steeds echter Drucker's ontwerp als grondslag behoudend; een half jaar bijna gebruikte de Tweede Kamer voor hare beraadslagingen, eindigende, thans een jaar geleden, met de aanneming door alle Kamerleden, de socialisten uitgezonderd. En üu dreigde het met zooveel moeite opgetrokken gebouw in een te storten wegens de bezwaren der Eerste Kamer; doch 't is anders uitgekomen, het is bewaard gebleven.
Zoodra het invoeringsbesluit in het Staatsblad cal prijken, en vermoedelijk zal dat niet zoolang meer duren, moeten allen »die voor loon in dienst van een ander zijn«, van den Directeur eener groote bankinstelling tot het dagmeisje dat eenige stuivers daags verdient, de werking der nieuwe bepalingen voelen. De meester zal verplicht zijn, een zieke dienstbode eenige weken verpleging en onderhoud te verschaffen; de dienstbode zal weten waar zij aan toe is, wanneer zij zonder reden haar dienst verlaat. De patroon die het ongeoorloofde beding der «gedwongen winkelnering! maakt, zal in de groote boete, aan den werkman verschuldigd, de kracht der nieuwe wet voelen; de werkman die zijn patroon plotseling onrechtmatig in den steek laat, zal door liet ïstaangeld» gedwongen kunnen worden, de «schade te vergoeden. De rechten en verplichtingen van werknemer en werkgever, tot dusver geheel in de lucht hangend, zullen in het vervolg vaststaan.
Zoo zal men in alle klassen der maatschappij de werking der nieuwe wet voelen en wij zullen allen ondervinden in hoever de beloofde verbeteringen, die zij brengen moet, bevredigen, in hoever de geopperde bezwaren juist zijn. Elke voorspelling daaromtrent is zeer gewaagd.
Doch wel zij hier hulde gebracht aan allen, die met zulk een grooten ijver aan dit stuk wetgeving hebben gearbeid. Het moge dan min of meer bevredigen (en als alle menschen werk zal het zeker onvolmaakt zijn) aan de vervaarkomt in eik gev., oote eer toi doordachte en volledige regeling gesteld te en op de plaats waar thans alles onzekerheid ia. Waar ons welhoek zich van he uitgel. iet drie on voll i en weinig z< ar lost d^ !rijke vragen op, brei een groote mate van rechtsaekerheid. Dat de
wijze waarop zij dit doet altijd voldoening zal wekken, is niet te verwachten en ni eischen; laten zijn voor den vooruitgang op het bestaande.
"Het Arbeidscontract, aangenomen.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/07/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164252:mpeg21:p001
"Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/07/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164252:mpeg21:p001
j Er etf» menschen die altijd praten, omdat zij niets r J te zeggen hebben. f ft> f f > m i i i i 1 m > m t t i i i i i i in n .iim
"Advertentie". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/07/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164252:mpeg21:p001
*6) ¦ Zaidee liep naar het venster. Mevrouw gevoelde dat de kamenier medelijden met haar had; haar eigen oogen schoten vol tranen'— medelijden, diep medelijden gevoelde zij met „Ik zou het zoo erg niet vinden," zei zij, de oogen bettend tilt vrees dat die rood zouden zien, j,als de kolonel niet in alles in den "weg zat. De jongen zou naar eene inrichting kun nen worden gezonden, waar ze goed on hem pasten en hij tevens verder leeren kon, maar mijn man is betooverd door het kind. Het moet bij hem blijven ja, 't is voor mij eene beproeving! Weinig dacht ik, toen ik den kolonel trouwde, dat hij zóó koppig ¦was.'.." „Maar meneer is toch een beste man en ¦wat houdt hij veel van u, — och — dat doen eigenlijk alle heeren „De meesten veranderen na hun trouwen. Zaidee, zeg dat het rijtuig moet voorkomen.*
Dien middag deed mevrouw Digby een toer in de mooie Victoria, voor haar particulier gebruik gekocht en uit Londen opgezonden. De vurige paarden vlogen over den weg en de mooie vrouw lag even bevallig als zij gekleed waß in het kussen. Toen dacht zij aan de woorden van Zaidee die eens gezegd had, sprekende over Fitz : „als die jongen tegen u spreekt,.dan zie ik dat u er kippenvel van krijgt." Zoo was het. De oogen van dien jongen deden haar onaangenaam aan, zij hadden iets vreemds, iets geheimzinnings, zij zou geneigd zijn te zeggen iets bovenaards- Mevrouw Digby was in geen prettige stemming toen de kolonel des avonds zei, dat hij eens ernstig met haar spreken wilde. Zij waren alleen in eene der jritkamers. Toen Mabel verd«Boao. -«as sloot lögfay 4©;4en)«. nam een stoel dien hij aanschoof tot dicht naast zijn vrouw. . Cecilia zag er op dat oogenblik bijzonder jong en lief uit in het zachte schijnsel van de lamp. Wat de jaren en het klimaat bedorven hadden was nauwelijks te bemerken. Ze had weer iets van de „heilige Cecilia// in den tuin van de pastorie. Haar figuur was bevallig en nog jeugdig, de oogen werden verzacht en beschaduwd door lange wimpers. De kolonel voelde bij het zien van zijne vrouw weer iets van den hartstocht, welke zijn vroeger leven vergald had. Door die vrouw waren de mooiste levensjaren voor hem bedorven geweest, door haar had de haat gewoond in zijn hart en had zijn karakter er onder geleden. Eerst toen hij Ramsey's zoon ontmoet had, ontdooide het kille hart weer onder zonneschijn en liefde — onder de afstraling van Gods liefde die sprak uit de oogen van een kind. Nu was de vrouw die zijn leven verwoest had zijne echtgenoote. Digby zag haar aan en dacht aan brief No. 8. Helaas, al waa zij nog mooi, do vlam was gedoofd; het vuur van de groote liefde, die Digby haar had toegedragen, was uitgebrand, de asch van het verleden was slechts over. Digby had den brief gelezen. No. 8 was het bewijs dat Eamsey nooit zijne vrouw doorgrond had; de man had geleefd en was gestorven in eene illusie. Hij laad het onmogelijk gevonden, maar de brief _was Jxei sse- LfeKrto bawjar.
„Waarom kijk je mij zoo ernstig aan, Cyril?" zei Mevrouw met eene ongeduldige beweging van haar voet. „Omdat ik je iets buitengewoons to zeggen heb". „Je ziet er uit alsof je mij wilt vermoraelen*.: „Dat is toch volstrekt het geval niet j Je weet, Cecilia, waarom ik je getrouwd heb*.: „Jammer dat jij dat ooit gedaan hebt Ik, had niet moeten toestemmen, ik had je* moeten weigeren*. „En van veel afstand doen dat je onmisbaar vondi. Maar laten wij daarover zwijgen. Je bent mijn vrouw, je hebt je geschikt in het onvermijdelijke; gedane zaken nemen geen keer*. „Wat een ordinair w00rd.... .* „Best — maar waar ik je over spreken wil betreft hot kind". „Het kind? Moet dat altoos de twistappel tusschen ons zijn ?" „Niet als je doen wilt wat ik vraag". . „Wat bedoel je V' „Je bent verplicht om met je zoon te spreken. Je hobt hem opgezocht na het bezoek van den dokter". „Ja, dat deed ik.* „En heb je hem toen verteld hoe Brewster over hem dacht?" „Ik zei de volle waarheid. Ik vertelde dat hij levenslang kreupel zou blijven, tenzij hij. zich onderwierp.* i'_ riep da-kolonel opstaand^ heb je dat gezegd ? Heb je daar het hart van een kind mee bezwaard? heb je dat durven zeggen ? "
„Zeker, ik ben niet bang voor je, ik zal tegen mijn eigen kind praten zooals ik wil." tfDat zul je niet!" „Och kom." „Neen, ik sta tusschen jou en Jerry. Ik heb je gehuwd, omdat ik het kind wilde be- Bchermen van den edelsten en besten man die ooit geleefd heeft." „Dus je hadt mij niet lief, Cyril?" „Eens aanbad ik je maar laten we daarover zwijgen. Ik trouwde je om dereden die ik opgaf..... ik zoü m'n tranen nu maar sparen " Maar de tranen stroomden reeds over de wangen. „Schrei gerust uit, ik zal wachten tot de tranen gedroogd zijn; waarschuw me dan." Die woorden werkten als een too vermiddel. Op een toen vol ingehouden drift sprak zij: „Wreedaard, zeg wat je te zeggen hebt." Ik wil weten wat je verhandeld hebt met den boy. Als je me niet de volle waarheid eegt, zaï ik het aan hem zelf vragen. Precies moet ik weten wat je zei." „Je behoeft niet naar den jongen te gaan; ikzei hem de waarheid, dat hij nooit zou kunnen loopen als andere jongens, dat hij zou behooren bij de velen die medelijden opwekken en beklaagd worden en dat als hij mij genoegen wilde doen hij zich moest onderwerpen."
„Dank je, nou weet ik genoeg. Het is afschuwelijk om zoo te spreken tegen een gevoelig kind als Jerry is. Ik vermoedde wel, dat je zoo iets gezegd hadt." „Beklaagde hij zich over mij ?" „Zich over jou beklagen? Hij zon voor je willen sterven. Hij heeft je op een voetstuk geplaatst, hij vergoodt je; majoor Ramsey deed hetzelfde, die doorgrondde je niet. Het is geen schending van vertrouwen, als ik je iets laat lezen."
De kolonel haalde brief No. 8 uit den borstzak,
„Je zoon gaf mij dezen om in te zien. Hij wil zich onderwerpen en zijn leven wagen door de operatie. Zijn besluit is genomen door een brief, dien zijn overleden vader hem schreef en die, ongelukkig genoeg, slaat op het punt in quaestie, want in dat schrijven wordt gezegd dat geen opoffering hem te groot mag zijn ter wille van jou. Neen, luister verder. Toen je wreede woorden tot hem doordrongen, las het kind dezen brief; aan den laatsten zin heb je genoeg. De majoor schreef onder een voorgevoel van zijn naderenden dood."
„Hoe ziekelijk " prevelde mevrouw. „Och ja, begrijpen zul je het niet.... de laatste regels luiden: „Het kan zijn dat ik sneuvel; in dat geval wees dan zoo goed als je kunt voor je moeder, laat geen opoffering voor haar je te groot zijn. Als ik je voorga, beste jongen, draag ik haar op aan jouw zorgen * De kolonel vonwde eerbiedig den brief toe en stak dien weer in den zak.
„Begrijp je wat dat schrijven voor Jerry beduidt ?"
„Het is een lieve brief... de goeieEamsey •was een beste man van wien ik vroeger verbazend veel hield."
Onrustig liep de kolonel de kamer op en neer. Helaas, Jerry had meer wereldwijsheid dan Digby. Jerry wist dat iemand niet kan geven wat hij niet bezit; maar de kolonel haatte op dat oogenblik zijne vrouw. Hij hernam: „En nu zeg ik het niet om wreed te wezen, maar omdat aan alle geduld een einde is. Financieel ben je geheel in mijn macht, ik kan je genoegens beperken, je uitgangen verhinderen — je weet best wat ik bedoel. Ik kan goed voor je blijven of bitter zijn. Ik z°u 3e üet leven kunnen bederven "
ffEn wat beteekenen nu al die groote •woorden ? Wat wil je nu van mij ?" /7Dat je morgen Jorry verzekeren gaat, dat niets je meer verdriet zou doen dan te ¦weten dat hij eene operatie moest ondergaan. _Aja je dat flink zegt, gelooft hij je, dan zal hij zich verzoenen met de gedachte van althans in de eerste jaren nog kreupel te moeten zijn. Overtuig hem dat als hij daarin berust, bij jou genoegen doet, zijn overleden vader en den man dien hij kolonel noemt. Mijn besluit staat pal dat ik geen operatie toesta. Is hij ouder en sterker, dan kan misschien beproefd worden wat nu levensgevaarlijk is. Nu weet je, Cecilia, wat ik wil. Beloof je mo dat?" Mevrouw Digby zag hem aan met oogen koud als steen: een moederhart bezat zij niet. De kolonel zuchtte en dacht: „Zou Jerry niet het gelukkigst en veiligst zijn bij zijn vader?* Mevrouw Digby perste de lippen samen, de kolonel wachtte met gevouwen armen. „Wil je mij antwoorden?" vroeg hij na een poos. „Ja. Ik beloof voorloopig er mij niet mede te bemoeien, ik zal Fitz vermijden. Misschien wil je Mabel en mij wel toestaan naar Londen te gaan." „Neen. je blijft hier." ' „Best,'het buiten is groot genoeg, het huis ook; ik kan den jongen genoeg ontloopen." „Cecilia!" riep Digby, haar stevig vastgrijpend aan den pols, „je zult doen wat ik vroeg. Morgenochtend in mijn bijzijn, niet alleen, zul je met Jerry spreken. Nu kun je naar boven gaan." Zij huiverde — zij beefde — maar zij wist dat ze haar meerdere gevonden had.
"FEUILLETON. De Kolonel en Jerry. Kaar het Engelsch van L. T. MEADE.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/07/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164252:mpeg21:p001
10 Juli 1907 Lnl zijn dupliek bij het debat over het Arbeidscontract
bepaald© zich de Minister van Justitie, de Heer Van Kaalte, tot de hoofdpunten, in de replieken behandeld.
Hij stelde da beteekenis en de geschiedenis van de o verg,., i jn 't lioht, om de opvatting' te I , alaof hier tegen alle recht gehandeld en een legislatief vergrijp begaan werrd. Alles kon Pp het al of ¦11 van dei sociale bet.'elcenis der wet. Yaa dat standpunt is de wet op dat punt een noo I en volkomen naar eisoh. van recht. Van een bepaling! met terugwerkende kracht is geen sprake; maar do wetgever kan niet willen dat bij 't in werking treden der nieuwe, de oude wet nog1 gelde en zichzelf als het ware overleve. Op 't stuk van de gedwongen winkelnering en der concurrentie is het niet toe te laten, dat ala barbe van die nieuwe wet. rechtsgeldig blijve, wat verboden wordt verklaard; op die wijze zou mem de wet voor langen tijd verlammen. Van den beginne af werd de overgangsbepaling voorgesteld en ze is in alle phasen der voorbereiding: gehandhaafd; slechte ter tegemoetkoming aan juridischen twijfel werd de redactie in overleg met de Commissie ,van Rapporteurs uit de Tweede Kamer gewijlzigd. De Ministeor betwijfelde eindelijk of de bepaling in de practijk van zoo groot gewicht is; want die meeste arbeidscontracten worden slechts voor een korten tijd aangegaan. Wat de competentie-vraag betreft, bestreed de Minister de meening, dat in onze rechtspraak een hopelooze verwarring zou komen door een stap in de reeds nu voor een bepaald terrein aanvaarde regeling der rechterlijke organisatie. Reeds nu bestaan vele bepalingen van gelijksoortige beteekenis ïn ons recht; in vele gevallen kan aan- den kantonrechter de beslissing over zeer gewichtige zar ken, zoaidier beperking van bedrag, worden opgedragen. En de Minister achtte dit goed om 't spoedige en min kostbare recht, dat op die wijze wordt verkregen!, zonder dai de waarborgen verminderen. Bn ten aanzien van het praejudicieeren op de geheele nieuwe regeling van ons recht," zag de Minister niet in dat dit zóó gewichtig was als de Heer Thooft 't voorstelde — een voldoende reden op zichzelf om tegen de wet te stemmen. De procedure blijft schier onveranderd; de dagvaarding blijft en zal de gronden van den eisch moeten bevatten; alleen de beteekening door een deurwaarder vervalt, doch daarin zag de Minister hoegenaamd geen waarborg. Hoofdzaak is, dat de zaak goed bij den rechter .wordt aangebracht en dat is verzekerd. Wat 't doodend argument van den Heer Th ooft aangaat, dat bij hot in werking treden dor wet de rechter zich in processen bij de ank aanhangig incompetent zal verklaren, de ' betwistte dat. De datum dor d it omtrent de bev heid des rechters; rechtbank en hof zullen de ik-t bij die ' Toch was de Minister lader te bezien ca bleek 't j nog ©en kleine aanvullings; voorstellen.
Daarna zette de Minister, o. a. met een beop Mr. Vaa Dolhuis, den eisch uiteen, dat de wet de oeconomisch zwakken berme, ook tegenover zichzelf, waar zij de volledige contractsvrijheid missen. Dit geldt niet enkel voor den arbeider in den gewonen zin des woords; ook voor anderen is bijv. het concurrentie-beding van zeer groote beteekenis.
De Minister verdedigde voorts de artikelen, die op de loonbetaling betrekking hebben, in verband met gedwongen winkelnering en met de vergoeding, waarop de oneconomisch zwakkere recht behoudt, indien hij zelfs medegecontracteerd heeft tot ontvangst van 't loon in verboden vorm. Men moet aan den onpartijdigen .Nederlandschen rechter overlade wet op dat punt naar billijkheid toe te passen. v i aanzien van de geestelijkheid hield de Minister staande, dat zij buiten deze wet valt; brief van den predikant is geen gpbei ikomst. Alleen het terrein dier «nkomst wordt door deze wet bestreken en t voldoen aan 't verzoek 'en lieer Erantzen, om de wet niet in te voeren zonder gelijküjdige regeling van de rechts positie van burgerlijke ambtenaren en
spoorwegpersoneel. >¦ maar vond het tweede overbodig1 ei zelfs verkoold, als twijfel openbarende o punt dat nu mot betwistbaar is.
• noodzafeelijk. in de motie i de M mi e ter ge*']; om ean positieve t -,- te doen van zulk een aanvulling. Op 't Woede punt evenwel achtte ook de Mij sn voorziening dig. Hrj meende dat de motie wei
De Heer Van Houten handhaafde zijn" bezwaar tegen de overgangsbepalingen, waardoor de vroegere overeenkomsten, hoezeer wettig op 't tijdstip van ondertcekening, nietig worden volgens deze wet; hij hield ook voL dat de rechter in de Rechtbank of in een Hof niet naar don datum der dagvaarding, maar volgens de wet moet oordcelen en zich dus, . bij i nvoering dezer wet incompetent moest ver- • klaren, omdat de zaak tot d© bevoegdheidj van den kantonrechter is gebracht. Spr. erkende, dat zijn stem in deze aan zedelijke waarde had verloren. Maar hoezeer hij liever had gezien, dat zijn opvolger had mootan stemmen, kou hij naar de'dnsptraak van,; zijn geweten blijven handelen. De Heer Thooft bleef ook na 't gesprokene zijn motie liandliaven. Hierna kwam de Heer Woltjer nog inï 't debat. Hoewel voorstander van een wette- I lijko regeling der oaak — maar met een ac naam dan van „Arbeidscontract" — kon hij i om eenige onereuse bepalingen voor den klei-." nfn werkgever, zijn stem niet aan 't ontwerp geven; politieke overwegingen konden hem vstn dat besluit niet terugbrengen. Volgens den Heer Stork had de motie gtten waarde zonder schorsing der beraadslaging en verdaging der stemming. Het debat liep hiermede af. De m o t i e van den Heer Thooft werd met' 25 tegen 14 stemmen verworpen en het wetsontwerp daarna aang e nomen met 29 tegen 15 stemmen. Vóór stemden de heeren: Staal, De Jong, Braebaart, Van der Does de Willebois, Heerekens, Sickenga, Vermeulen, Dojea, Bevers,- Prinszen, Regou*., Van Löben Sela, Veoing'' Meinesz, 'Scholten, Kist, Pelinck, Van Velzen^ Hovy, Brouwers, Van Waterschoot van der Gracht, Van den Biesen, Van Leeuwen, Vaa Beyma, Rahusen, Van Weideren Rengers, Var* der Eeltz, Van Heeckeren van KelL Knol Welt en de Voorzitter. Tegen de hoeren: Godin de Beaufort, Van Houten, Havelaar, Woltjer, Stork, Thooft, Bosch van Drakesteyn, Van Lamsweerde, Voat Fisenne, Erantzen, Van Asch van WycJk^ Miejckelbach, WaUer, Reekers en Laan. i Men zal opmerken, dat het nieawbenoamdw! lid, de Heer Mr. Ddinek, opvolger van Mr. Willinge, aan dto stemming deel nam. Deze waa nl. in den loop van den dag door den Voo rx Bitter, d"artoe bij1 Kom besluit gemachtigd* beêedigd en hij nam daarna zittdngt Na de gewichtige beslissing gon over de dienstjaren 1892 tot en met 1901. Verhooging van hot lste en Hd» hoofdstuk Ider begrooting van Ned.-Indië voor 1907 (2 ontwerpen). Vaststelling van het slot der rekening van Curar;ao over 1902.
Bokrachtiging van een door den Gouverneur- Generaal van Ned.-Indië geopend crediet boven de Indische begrooting voor 1905.
Daarna, volgde eenig debat over het wetspntwerp tot onteigening voor het
doort rekke n van de Kortenaerkade te 's-G-rave nhage.
Terwijl de heeren Van der Feltz en H ov y eenig bezwaar opperden tegen de onteigening als 't ware par zone, van meer dan voor het beoogde doel noodig is, deels met 't dool om dien grond weer te verkoopen, verdedigden de Heer Bevers (Wethouder van Publieke Werken in Den Haag) en de Minister van Binnenlandsche Zaken, de Heer Rink, het ontwerp, dat inderdaad niet meer dan het noodige vraagt. De juiste aanwijzing der perecelen voor de verbreeding zal leerst nader bij Kon. besluit geschieden; maar al de aangevraagde perecelen zijn, althans ten deele, noodig pn alleen 't daarvan overblijvende wordt bestemd voor plantsoen, niet verkocht. De Minister betoogde, dat ook de factor der sierlijkheid en den welstand bij de onteigening voor straatverbreeding mag gelden en bij vroegere gelegenheden gegolden heeft.
De Heer Van Löben Sels wienschte het ontwerp geheel te zien losgemaakt van do plannen voor nieuwe Ministerieele gebouwen; praejudicieerde deze wet op de beslissing omtrent de verplaatsing van de Ministeries bijv. naar de kazerneterreinen als deze eventueel vrijkomen, dan zen spr. tegen dit ontwerp Stemmen.
JNa eenige replieken (van do heeren Van der Fe 11 z, II ov y en Bever s, welke laatste, evenals do Minister, den Heer Van Löben Sels gerust stelde) werd het wetsontwerp zonder stemming aangenomen, evenals de wetsontwerpen tot wijziging van de grens tusschen de gemeente 's-Gravenhage en Voorburg en Wassenaar, nadat de Heer Beyers krachtig had aangedrongen op bespoediging der door den Minister in uitzicht gestelde meer uitgebreide grenswijziging, die de Minister zoo mogelijk beloofde; tot nadere wijziging der wet van 25 Dec. 1878 („Stbl." No. 222), houdend© regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, enz.; tot verwijding der Oosterdok- Bluizen te Amsterdam en verhooging van Hoofdstuk VI der Staatsbegrooting voor 1907 (2 ontwerpen), waarbij de Minister van Marine, de Heer Goh en Stuart, verklaarde, dat men zich door dit ontwerp niet bindt aan het behoud van de Rijkswerf van aanbouw, die, wanneer de geregelde aanbouw yan oorlogsschepen is voltooid, als zoodanig wellicht ware op te heffen, — een verklaring waarvan de Heer Van Löben Sels met genoegen akte nam. Bij 't ontwerp tot wijziging en vermindering Van Hoofdstuk VI voor 1907 drong de Heer 'Reekors er op aan, dat de Minister zijn nopens 't korps mariniers bij afijoruderlijk ontwerp, dus niet bij de begrooting, SM>u voordragen, wat de Minister gaarne pou overwegen. Het ontwerp werd daarop zonder stemming Aangenomen. . %¦ 4- Morgen te 11 uur voortzetting. '
"BINNELANDSCH NIEUWS. 11 Juli. VAN 'T HAAGSCHE MINNE NHOE BERSTE KAMER.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/07/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164252:mpeg21:p001