Volgens nader ontvangen bericht blijft het maximum bedrag der aangegeven waarde van brieven bestemd voor Malta voorloopig bepaald op 3000 franken.
Het nieuws van den dag : kleine courant
- 17-07-1907
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Het nieuws van den dag : kleine courant
- Datum
- 17-07-1907
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Steendrukkerij Roeloffzen en Hübner;NV De Kleine Courant
- Plaats van uitgave
- Amsterdam
- PPN
- 83249562X
- Verschijningsperiode
- 1870-1923
- Periode gedigitaliseerd
- 1870 t/m 1914
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- KB C 226
- Nummer
- 11519
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Posterijen.
Faillissementen.
Failliet verklaard
12 Juli. J. A. Rolorgh, apotheker, laatstelijk te Breda, Tolbrugstraat; — rechter-commissaris Mr. VV. P. A. Heilegere; curator Mr. P. M. J. E. Bloemarts, beiden te Breda.
11 Juli. B. J. van Huyslee, sigarenhandelaar te Amsterdam, Laurierstraat 95; —rechter-commissaris Mr. L. J. A. van Lidth de Jende ; curator Mr. A. W.-_Gerritzen, Keguliersgrachts4, beiden teAmsterdam. 12 Juli. J. U. L. de Man, kok en restaurateur te Delft; — rechter-commissaris Jhr. Mr. Rh. Feith, te 's-Gravenhage; curator Mr. W. U. I. A. van Everdingen, te Delft, Oude Delft 237. 12 Juli. H. Kres, broodbakker en winkelier te Leiden; — rechter-commissaris Mr. J. F. van der Lek de Clercq, te 's-Gravenhage ; curator Mr. H. M. A. Coebergn, te Leiden. 12 Juli. J. O. W. F. Bombled, gescheiden echtgeaoote van H. P. Muiters, te Amsterdam, Cornelis Schuytstraat 36; — reohter-commissaris Mr. J. Dekiug Dura; curator Mr. B. M. de Vos, Xe zersgracht 295, beiden te Amsterdam.
Geëindigde Faillissementen
L. van Riet en J. van Zonneveld, vroeger timmerlieden en aannemers, te Leiden ; — P. en H. Henkes, beiden timmerman en metselaar, te Harlingen; — P. G. den Broeder, winkelier te Gouda ; — allen door het verbindend worden der eenige uitdeelingslijst.
Voor eenigen tijd werden, met mcd ewerking van de burgemeesters der gemeenten Nieuwendam en Buiksloot, pogingen gedaan voojr het oprichten vau eene gemeenschappelijke gasfabriek, waartoe bij de ingezetenen circulaires werden uitgereikt.
Voor zoover in de gemeente Buiksloot uit de ingekomen inschrijvingen is af te leiden, is de belangstelling van zooJanigen aard, dat de oprichting van eene gasfabriek moet worden ontraden.
In de gemeente Nieuwendam is de uitslag nog niet bekend.
Tot secretaris der gemeente Ulrum (Gr.) is benoemd de Heer J. Groenendal, le beambte ter gemeente-secretarie van Tietjerksteradeel, te Bergum.
Verplegers-vakvereeniging. — In de Zomer-propaganda-vergadering der Nederlandsche verplegers-vakvereeniging op 20 Augustus a.s. in het gesticht »Meerenberg« bij Santpoort zal de oudhoogleeraar Dr. G. C. van Walsem eene lezing houden, getiteld: «lets over het heden en het verleden in en Dm «Meerenberg».
Na de pauze houdt de Heer D. M. van Goor, gediplomeerd particulier verpleger eene lezing, waarna gelegenheid zal gegeven worden tot het behandelen van _e aangehouden voorstellen der vorige algemeene vergadering betreffende de algemeene propaganda.
Groene Kruis. — Te Zwolle is dezer dagen de eerste algemeene vergadering gehouden der VereenigiDg »Overijsel-Drente« van het Groene Kruis. Negen van de 16 aangesloten vereenigingen waren vertegenwoordigd.
Tot leden van het Hoofdbestuur werden gekozen heeren: Dr. B. H. Vos, te Hellendoorn, voorzitter; H. F. Fieischer, arts te Smilde, secretaris; Ds. H. G. Brink, te Ruinerwold, penningmeester; Ds. Rispens, te Enter, en Ds. Koekebakker, te Zwartsluis.
Het Hoofdbestuur kreeg de opdracht te onderzoeken: a. op welke wijze de aangesloten vereenigingen het best verplegingsartikelen kunnen aankoopen; b. na te gaan, of door bemiddeling der Vereeniging ontsmetting van besmette goederen kan plaats hebben.
1 Bethesda. = Voor het Leprosöa-asyl 'dar Protestanten. in Suriname, „Bethesda", op Giroot Chatillon, is voor de uitbreiding daarvan, ,(oollect I Het bestuTir bestaat uit de heeren: H. Timmer Sr., te Heiligerlee, 11. Th, Mulder, te Winschoten, an E. Veldkamp, te Midwolda. Roggestroo. — Van de Veluwe schrijft men ons : De vraag naar roggestroo is in de laatste weken zeer toegfmoinen; men bedingt thans 11 a 13 gulden per 6UO KG.
Aanbestedingen.
Het Provinciaal Bestuur te Maastricht heeft aanbesteed : het maken van boordvoorzieningen laugs de Zuid-Willemsvaart in de gemeenten Weert en Nederweert (raming ƒ 18,0^0). Minste inschrijver was de Heer J. van den Berg, te Weert, voor ƒ 18,074.
In het gebouw van het Provinciaal Bestuur van Zuid-Holland is aanbesteed: het uitdiepen van twee gedeelten van den Hollandschen IJsel, onder do gemeenten Moordrecht en Gouderak. . Eeuige inschrijver was de Heer J. Verstoep, te Gouderak, voor ƒ2616.
Posterijen en Telegraphie
Benoemd: 1 Juli, tot klerk der posterijen en telegraphie 2e kl. de tijdelijke klerken K. J. Bronts en J. van der Brug; — tot bureelambtenaar der posterijen en telegraphie te Maastricht (bureel inspecteur) C. H. Smits ; — tot schrijver bij den post- en telegraafdienst te 's Gravenhage (bureel districts-ingenieur) J. W. de Bruijn. Bevorderd: 1 Juli, tot klerk der posterijen en telegraphie le kl. de klerken 2e kl. J. Andriessen, R. van der Brug, C. W. van Bijlevelt, A. I. J.Duijnstee, H. F. Goudswaard, A. J. Kok, J. Oorthuijs en VV. Rab; 16 Juli, tot klerk der posterijen en telegraphie le kl. de klerk 2e kl. R. de Jonge.
Verplaatst: 1 Juli, de surnumerairs der posterijen en telegraphie L. A. P. Beudt, van Dordrecht (telegraafkantoor) naar Helder (postkantoor), onder intrekking zijner verplaatsing naar Dordrecht (postkantoor) ; J. W. Kunst, van Utrecht (postkantoor) naar Rotterdam (telegraafkantcor); H. E. A. Gastelaars, van Breda (postkantoor) naar Rotterdam (postkantoor), en M. H. Boomgaart, van Groningen (postkantoor) naar Uithuizen ; 4 Juli, de klerk der posterijen en telegraphie 2e kl. C. S. Christofïels, van Meppel naar Doetinohem; 16 Juli, de hoofdcommies der posterijen G. van Wieringhen Borski, van Amsterdam naar Leeuwarden ; — de commies der posterijen le kl. A. G. Boekwijt, van Tdbursf naar Amsterdam; — de commies der posterijen 2e kl. D. J. de Boer, van Amsterdam (spoorwegpostkantoor No. 1) naar Zutphen; —de klerken der posterijen en telegraphie 2e kl. J. Nienhuis, van Amsterdam (telegraafkantoor) naar Oudewater; J. D. J. de Rouw, van Leur naar Ginneken, en M. C. Kloprogge, van Oud-Gastel naar Leur; — de verplaatsing van de commiezen der postergen en telegraphie 4e kl. T. Kuiper, van Rotterlam (spoorwegpostkantoor No. 2) naar Haarlem (postkantoor), en L. VV. van Hellemond, van Haarlem (postkantoor) naar Rotterdam (spoorwegpostkantoor No. 2), zal ingaan 1 Juli in plaats vau 16 Juli en van den klerk der postergen en telegraphie 2e kl. C. Kloosterman, van Oudewater naar Neuzen, 16 Juli in plaats van 1 Juli. Ingetrokken: de verplaatsing van den commies der posterijen 2e kl. T. F. VV. Hagedorn, van Amsterdam (spoorwegpostkantoor No. 1) naar Zutphen. Eervol ontslagen op verzoek: 1 October, de brievengaarder te Broek in Waterland J. van Zanen. Eervol ontslagen: 21 Juni, de telephoniste H. A. Oudkerk Rooi, te Amsterdam.
Broederschap van Candidaat-Notarissen.
(Van onzen Berichtgever). Utrecht, 15 Juli. In de reeds kortelijk vermelde jaarvergadering der Broederschap van Candidaat-Notarissen — onder voorzitterschap van den Heer P. C. van der Waeyen Pietersen, uit Hilversum — werd in. hoofdzaak behandeld *
AANVAARDING ONDEE HET VOOEBECHT VAN BOEDELBESCHBIJVINQ, met de praeadviezen van de heeren Mr. Ph. B. Libourel, uit Leiden en G. Vos, uit Utrecht.
Mr. Ph. B. Libourel, advocaat en procureur te Leiden en privaat-docent aan de Rtjks-Univérsiteit aldaar, geeft allereerst een historisch overzicht van deze aangelegenheid en schetst daarna het voorrecht van boedelbeschrijving volgens den Code Civü ca volgens ons Burgerlijk Wetboek. Evenals de Code CivH heeft ook onze wet niet alleen het middel gegeven om zich geheel en al van de schulden en lasten eener nalatenschap, waartoe men als erfgenaam door de wet of testament was geroepen, te ontdoen, door die nalatenschap te verwerpen, dooh ook de mogelijkheid geopend om het eventueele voordeel, dat de nalatenschap kan opleveren, te behouden, zonder voor de schulden en lasten in eigen vermogen te kunnen worden aangesproken. In den Veertienden Titel van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek, ten opschrift dragende: «Van het regt van beraad en het voorregt van boedelbeschrijving» vinden wij het jus detiberandi en het beneficium inventarii van het Romeinsche Recht terug; wat het verband tusschen deze beide instituten betreft met dit belangrijke onderscheid, dat naar Romeinsch Recht, door gebruikmaken van het jus deliberandi het beneficium inventarii verviel, terwijl bij ons de wet door hare redactie den schijn geeft, alsof gebruikmaking van het recht van beraad altijd aan het voorrecht van boedelbeschrijving behoort vooraf te gaan. Eerst in het voorlaatste artikel van dien Titel wordt de bepaling gegeven, dat men, ook zonder zich van het recht van beraad te hebben bediend, eene erfenis onder het voorrecht van boedelbeschrijving kan aanvaarden. Dit laatste is zelfs de gebruikelijke wijze.
De 15e Titel opent met deze bepaling in artikel 1090: «Een erfenis kan óf zuiver, of onder het voorregt der boedelbeschrijving worden aanvaard».
Achtereenvolgens behandelt Mr. Libourel nu in zijn praeadvies:
de wijze waarop het voorrecht der boedelbeschrijving ontstaat; — de gevolgen van het voorrecht van boedelbeschrijving en in verband daarmede denaard van het voorrecht; — de inachtneming van formaliteiten en in verband daarmede op welke wijze het voorrecht verloren gaat.
Het ontstaan. — Twee vereisohten zijn er opdat het voorrecht van boedelbeschrijving ontsta: 10. dat de erfgenaam eene desbetreffende verklaring aflegt ter griffie van de rechtbank van het arrondissement, waarbinnen de erfenis is opengevallen, welke verklaring in een daartoe bestemd register wordt ingeschreven; — en 20. dat er een boedelbeschrijving worde opgemaakt.
Ondanks de slechte redactie van het artikel, betoogt de praeadviseur, mag men uit de wet besluiten, dat tot het ontstaan van ons voorrecht het opmaken van eene boedelbeschrijving eene noodzakelijk vereischte is. De mogelijkheid om eene nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving te aanvaarden vervalt, wan Deer men zich als zuiver erfgenaam heeft gedragen.
Men houde in het oog, dat de aanvaarding niet het erfgenaamschap geeft: dat bestond reeds van rechtswege van het overlijden af. De wet zegt niet wat zij onder zuivere aanvaarding verstaat. Mr. Libourel sluit zich aan bij de meening van Diephuis. »De zuivere «aanvaarding bevestigt het erfgenaamschap met al de regten en verpligtingen, die in het algemeen daaruit voortvloeien, daarvan het natuurlijk gevolg zijn. En eene aanvaarding is zuiver, wanneer zij niet bepaaldelijk onder het voorregt van boedelbeschrijving heeft plaats gehads.
In sommige gevallen schrijft de wet uitdrukkelijk voor, dat de aanvaarding alleen kan geschieden onder het voorrecht van boedelbeschrijving. In het eerste lid van art. 459 B. W. leest men: »De voogd vermag een erfenis, aan den minderjarige opgekomen, niet anders te aanvaarden dan onder het voorrecht van boedelbeschrijvingf. In verband met art. 506 B. W. is deze bepaling ook op den curator van een onder curateele gestelde toepasselijk.
Dat eene beneficiaire aanvaarding en afdoening buitengewonen omslag en last en ook nadeel met zich brengen kan, valt niet te ontkennen.
In den breede wordt daarna door den prae-adviseur nagegaan, wat het gevolg kan zijn, wanneer de voogd in de waarneming van het beheer over het vermogen van den minderjarige plichten, door de wet hem opgelegd, verwaarloost. De voogd kan verplicht zijn den minderjarige schadeloos te houden voor de nadeelen voor dezen uit het niet-navolgen van het wettelijk voorschrift ontstaan ; of wel, de handeling, door den voo"d verricht, kan, zonder inachtneming van alle wettelijke voorschriften, beschouwd worden als geen den minderjarige verbindend rechtsgevolg teweegbrengend.
Vervolgens bespreekt Mr. Libourel het karakter der aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving. De wet noemde een beneficiairen erfgenaam een erfgenaam. Dus is hij het alleen in zijn erfgenaamschap, gewijzigd door zoover de wet uitdrukkelijk afwijkingen van de gewone regelen geeft. Die afwijkingen worden in ons wetboek, in navolging van den Code Civil (art. 802), als volgt omschreven : Het voorrecht van boedelbeschrijving heeft tengevolge:
1. dat de erfgenaam niet verder tot betaling der schulden en lasten der nalatenschap gehouden is, dat ten beloope der waarde van de goederen, welke dezelve, bevat, en zelfs dat hij zich van die betaling kan ontslaan door alle goederen, tot de nalatenschap behoorende, aan de beschikking der schuldeischers en legatarissen over te laten;
2. dat de eigen goederen van den erfgenaam niet met die van de nalatenschap worden vermengd en dat hij het recht behoudt, om zijne eigen inschulden tegen de nalatenschap te doen gelden. (Zie art. 1078 B. W.)
Zoowel omtrent het karakter als omtrent de gevolgen van de bevoegdheid tot afstand van den beneficiairen erfgenaam bestaan niet veel anders dan vage theorieën, meent het praeadvies.
Over de verplichtingen van den beneficiairen erfgenaam wordt opgemerkt, dat art. 1079 B. W. aldus de hoofdverplichtingen omsohrijft; »De erfgenaam die de nalatenschap onder het voorregt van boedelbeschrijving heeft aanvaard, is verpligt de daartoe behoorende goederen als een goed huisvader ta besturen, en de nalatenschap zoodra mogelijk tot effen heid te brengen ; hij is aan de schulcteischers en legataris verantwoording schuldig.»
Op welke wijze de vereffening van den boedel moet geschieden, alsmede de verantwoording en uitkeering aan de schuldeischers en legatarissen, vindt men omschreven in de artt. 784 en v. W. v. B. R.
Een korte bespreking van het faillissement eenerl nalatenschap en eenige opmerkingen de jure constituendo besluiten dit uitvoerig praeadvies.
Het praeadvies van den Heer 67. Vos, te Utrecht, is verdeeld in 4 hoofdstukken: I°. Inleiddng; 2. De, beperkte aansprakelijkheid van erfgenamen voor de: erfenisschulden en voor legaten in het Romeinsche, Frankische, Germaansche en Oud-Holla ad sche recht enm in dat van Frankrijk, Engeland, Duitsehland en Zwitserland, alsmede volgens het Wetboek Napoleon voor Holland en het ontwerp van 1820; 3*. De beneficiaire aanvaarding in hare gevolgen naar ons geldend recht; 4°. De wijze waarop z. i. het recht in deze ten onzent behoort geregeld te worden.
In het eerste hoofdstuk bepleit deze preadviseur het gebruik zoowel van de deductieve als de induotieve methode van rechtsonderzoek, die elk ander zouden aanvullen, en onder den invloed der moraal beide toepassing kunnen vinden.
Het tweede hoofdstuk dient om aan te toonen, dat de aansprakelijkheid voor de schulden niet zoo van zelf spreekt als algemeen gemeend wordt; dat in het Romeinsche recht de aditio of aanvaarding der nalatenschap regel was, en, in het klassieke recht meer beperkt, later algemeen de onbeperkte aansprakelijkheid medebracht, totdat Justinianus in het voorrecht van boedelbeschrijving een middel sohiep, om voor iederen erfgenaam de nadeelen uit! het erfgenaamschap en der daaraan verbonden onbeperkte aansprakelijkheid voor schulden af te wenden. Het Germaansche recht kende die onbeperkte» aansprakelijkheid niet. Ook het Engelsche gaat van dit laatste beginsel uit, evenals het Zwitser-» sche en het aan het tegenwoordige voorafgegane Pruisische Landrecht. Het Engelsche recht in dezen kan, om de bijzondere wijze waarop het geregeld is j en zioh ontwikkeld heeft, niet ter navolging strekken.
Het vroegere Pruisische Landrecht zou op den goeden weg geweest zijn. Dit recht erkeDde de saizine, daarnevens ook de aanvaarding en de verwerping, doch op bijzondere wijze geregeld. Van het i oogenblik af waarop de erfgenaam kennis droeg van het hem toegevallen recht, had hij voor een bepaalden' tijd het recht van beraad, binnen welken hij óf de nalatenschap onder of wel zonder voorbehoud van inventaris aanvaarden kon, óf wel de nalatenschap kon verwerpen. De termijn was van 6 weken tot 3 maanden. Wie zich binnen dien tijd niet verklaarde, werd erfgenaam onder voorrecht van boedelbeschrijving, doch moest dan binnen nog 6 maanden een regelmatigen inventaris opmaken en ter griffie neerleggen) bij gebreke waarvan hij zuivere erfgenaam werd. Anders betaalde hij de crediteuren naar hunn« rangordening onder zijn eigen verantwoordelijkheid. Werd hij lastig gevallen door crediteuren, dan kon hij een «liquidationsproces» aanvangen, van welk: oogenblik af de crediteuren geen betaling van een erfgeDaam konden vorderen, nog minder een excecutie tegen de nalatenschap bewerkstelligen, totdat door eene rangregeling vaststond hoe ver de nalatensohap voldoende was om hem daaruit te betalen. De erfgenaam bleef in het beheer. Zich niet aanmeldende { crediteuren hadden rechtstreeks recht tot verhaal op het overschot, na voldoening van de anderen.
Evenals in het Romeinsche Recht volgt ook naat ons recht de overgang van de verplichtingen van den erflater, nevens ue rechten uit de aanvaarding ca niet uit de saisine, door onze wet erkend. Verwerping is een met-aanvaarden. Wie aanvaardt doet dit zuiver, met aansprakelijkheid voor de schulden als gevolg. Beneficiaire aanvaarding, die dit gevolg uitsluit, moet uitdrukkelijk geschieden door verklaring ter grif- , fie van de rechtbank. Zoolang noch het een noch het ander plaats had, verkeeren crediteuren in een moei» lijk parket. Verzegeling en inventarisatie bij de ontregeling kunnen zij vragen. Eerst nadat de nalatenschap is aanvaard, bestaat voor den schuldeischer zekerheid wie hij zal kunnen aanspreken; de erfgenaam kan nu niet meer verwerpen. Verwerping stelt vrjj van | inbreng, beneficiaire aanvaarding niet. Vermoedelijke! erfgenamen hebben steeds het voorrecht van boedel» - beschrijving der nalatenschap van een vermoedelijk overleden verklaarde en zullen, naai da meening van dezen praeadviseur, in strijd met de alge» meene leer en uitgezonderd zekere bepaalde daden aan de gewone regelen onderworpen zijn, ook van afwikkeling en zelfs zuiver kunnen aanvaarden of, als zij geen afgifte vroegen, volgens art. 628 B. W_ kunnen verwerpen.
De inventaris, door een beradend maar later ver»
werpend erfgenaam gemaakt, kan door een aanvaardenden erfgenaam worden overgenomen. Inventaris moet worden opgemaakt in den vorm, waarmede men niet de hand mag lichten. Niet-inaohtneming van de wetsvoorschriften brengt nu eens eene zuivere aanvaarding, dan weer aansprakelijkheid voor schavergoeding met zich. Overigens geldt de beperkte aansprakelijkheid voor schulden, met bevoegdheid van den erfgenaam zijne eigene vordering te doen gelden.
De rekening en verantwoording kan op twee wijzen geschieden : volgens 1082 v. B. W. of volgens art. 784 v. B. W. l)e praeadviseur bepleit de eerste en geeft Wenken aan, om die zoo goed mogelijk te doen zijn.
Na beantwoording van de vraag: of de eenheid der nalatenschap in de afwikkeling een bezwaar is om haar te scheiden, in ontkennenden zin, en na de eischen, voor het internationale recht te stellen, bespreekt de Heer Vos de faillietverklaring van de nalatenschap, waarvan hij zich een tegenstander toont, als deze moet geregeld zijn, gelijk de wet hafcr nu kent. Bij alle duisterheid, die het middel omringt, is één ding zeker: nl. dat men veel kosten _al hebbeu en dat men dus, wanneer de nalatenschap 'beneficiair is aanvaard, goed doet te vergeten, het ¦art. 198 t/m 202 faillissementswet te staven.
In het laatste hoofdstuk stelt de prae-adviseur het beginsel van aansprakelijkheid volgens het Romeinsche Recht door de aanvaarding, dus mèt den wil, tegenover dat volgens onze wet, die de saisine »le mort saisit le vif« overnam uit het Germaansche Recht, en waardoor men erfgenaam is buiten zJjn wil, althans zonder verklaarden wil, terwijl toch de persoonlijke aansprakelijkheid voor schulden boven de nalatenschap bestaat.
Uit de gestelde praemissie leidt deze praeadviseur af, dat de erfgenaam behoort in beginsel niet onbeperkt , doch enkel tot het bedrag der nagelaten baten voor de schulden van den erflater aansprakelijk te zijn, onverschillig of hrj nog niet aanvaardde of dit deed zonder zich tot zuiver erfgenaam te stellen. Dit laatste zou van naam moeten veranderen: men zou hem «onbeperkt aansprakelijk erfgenaam» kunnen noemen. Aanvaarding zij voortaan niet meer noodig, hoewel niet verboden en ook stilzwijgend mogelijk, met het gevolg dat men niet meer verwerpen maar nog wel zuiver aanvaarden kan. Verder worde de noodige wijziging in de verdere bepalingen der wet gemaakt, zoodat de vele quaestiëu opgelost worden. Zijn er zekerheidsmaatregelen noodig, dan worde er een boedelberedderaar aangewezen, die den boedel tot efïenheid brengt samen met den erfgenaam, den exeecuteur of den bewindvoerder, desnoods met medewerking van een rechtercommissaris of den boedel-notaris. De buitengerechtelijke afwikkeling van thans worde op sommige punten aangevuld, doch overigens behouden. Geen afwikkeling als bij faillissement, als te kostbaar; ook geen rekening volgens art. 784 W. v. B.R. om dezelfde reden en bovendien om haar ingewikkeldheid, ondoeltreffendheid en onvolledigheid. Staatserfrecht zou een regeling vorderen gelijk aan die van het Engelsch Recht. Erfrecht, geschoeid op de leest der Saiut-Simonisten, achtte deze adviseur in strijd met het algemeen belang. j Deze praeadviezen gaven aanleiding tot eene levendige gedachtenwisseling. Na de pauze werd na eenige bespreking aangenomen het volgende voorstel der afdeeling Noord- HoUand! »De algemeene vergadering spreekt den wensch uit, dat het Hoofdbestuur stappen doet tot het verkrijgen van eene vereenvoudiging in de wijze van solliciteeren.» Verworpen werd met groote meerderheid het volgende voorstel der afdeeling Gelderland, luidende : «De vergadering acht het wenschelijk, dat door de Kamers van Toezicht aan de notarissen een rondschrijven worde gericht, inhoudende, dat het samenwerken met zaakwaarnemers (of het doen van uitkeeringen voor het aanbrengen van werkzaamheden) aanleiding kan geven tot toepassing van art. 500 der Notaris wet en draagt aan 't Hoofdbestuur op, om bij den Minister van Justitie stappen te doen tot bevordering van de uitvoering dier aanschrijving». Aangenomen werd een motie, waarin afkeuring wordt uitgesprpken over de zaakwaarnemerij. Aangenomen werd een voorstel, om een onderzoek in te stellen naar den omvang der zaakwaarnemer ij en het Hoofdbestuur uit te noodigen naar aanleiding daarvan het noodige te doen.
Tot voorzitter werd gekozen de Heer Mr. J. P. g. Gualthérie van Weezel.
Aangenomen werd het bestuursvoorstel tot vaststelling van de instructie, regelende den werkkring, de verplichtingen en de bevoegdheden van den algemeenen secretaris en wijziging van het reglement op de redactie en administratie van het Weekblad.
Wijl de publiceering van 't jaarverslag, het verslag, de rekening 1906 en de begrooting van den voorzitter, als zijnde van huishoudelijken aard, ongewensoht voorkwam, wordt daarover niet gesproken.
De volgende vergadering zal gehouden worden te Maastricht.
De vergadering werd besloten met een gemeengchappelijken maaltijd.
HET HEK VAN DEN DAM.
In den nacht vóór het vertrek van den heer en mevrouw Digby had Jerry 'weinig geslapen, maar overlegd wat hem te doen stond. Hij was blij dat Mabel van huis was, niemand waß boven hem gesteld dan Polly» en die was een meisje dat zich voegde naai zijn wil. En de wil van Jerry stond heel vast. Toen de kolonel hem des morgens vaarwel had gezegd, riep hij Polly en wilde opstaan. „Het is nog zoo vroeg jongeheer," zei het meisje. „Niet te vroeg voor van daag, Polly.' Te zeven uur had de kolonel met zijnd vrouw een locaaltrein genomen die correspondeerde met den „snel" die hen naar Pertshira bracht. Polly vond het dwaas dat Jerry al wilde opstaan maar gaf toe; zij bracht hem, warm water en hielp hem indekleeren. Den' vorigen avond was zij bezorgd over hem geweest: hij was zoo stil, zuchtte telkens en. was geheel veranderd bij de vorige dagen. Zij had het aan Adolf verteld, aan den man die heel wat meer voelde voor de jonge frissche Polly, dan voor de verlepte en snibbiga Zaidee,