Door B. Eu W. worden ter benoeming van tijdelijke leeraren en een tijdelijke leerares aan de 2e Hoogere Burgerschool met 6-jarigen cursus aanbevolen: A. Wijnberg, technoloog, in de Scheikunde; J. M. van der Hoogt, in de Nederl. taal en Geschiedenis; Mevr. J. Vlas—Ummels, in de Gymnastiek; thans tijdelijk, leeraren (leerares) in gemelde vakken aan deze school.
Het nieuws van den dag : kleine courant
- 05-10-1907
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Het nieuws van den dag : kleine courant
- Datum
- 05-10-1907
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Steendrukkerij Roeloffzen en Hübner;NV De Kleine Courant
- Plaats van uitgave
- Amsterdam
- PPN
- 83249562X
- Verschijningsperiode
- 1870-1923
- Periode gedigitaliseerd
- 1870 t/m 1914
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- KB C 226
- Nummer
- 11588
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Benoeming aan de 2e H. B. S. met 5-j. Cursus.
Adres om verhoogd pensioen,
B. en W. brengen praeadvies uit op het adres van G. Broertjes, gepensionneerd wagenbestuurder bij de Gemeentetram, met verzoek hem alsnog een verhoogd pensioen te verleenen.
ln het adres om verhoogd pensioen komen geea nieuwe gezichtspunten voor.
B. en W. adviseeren de beslissing, ten aanzien van het aan adressant toekomende pensioen te hand* haven en dientengevolge zijn verzoek af te wijzen.
Rij ks-be las t ingklerken. — De afdeeling Amsterda.m en omstreken vaa den „Bond van Klerken bij 's Rijksbelastingen in Nederland"; heeft aan Burg. Eu Weth,, alsook aan den .Gemeenteraad, ecu adres gericht, waarin herinnerd wordt, dat de Rijksklerken, voor zoover zij verbonden zijn aan de 8 sub-kantoren der Plaatselijke Directe Belasting naar het Inkomend voor werkzaamheden ten behoeve van de invordering dier belasting van den daarbij betrokken sub-ontvanger eene. vergoeding genieten tot een bedrag als door de respectieve' s*ub-ontvange_-s is bepaald.
Zij 'achten echter die vergoeding, als gevolg van deze regeling, zeer ongelijk verdeeld, en bovendien op verre na geen verband houdend met de diensten welke daarvoor worden gepTaesteead.
Met verwijzing naar eene uitvoerige memorie van toelichting verzoeken zij Om eene zoodanige regeling, waardoor aan de belanghebbenden rechtstreeks uit de gemeentekas eene vergoeding wondt toegekend van f 200 per jaar.
In die memorie wordt ook betoogd, dat de meerdere kosten voor de gemeente niet hooger zouden zijn dan f 2600. Het getal der bedoelde Rijksklerken is 25, zoodat te samen f 5000 zou worden toegekend, terwijl tot du_?ver reeds f 2100 te bunnen behoeve ter beschikking van de üblon-tvangers gesteld werd.
Het bes-tuur der afdeeling bestaat uit de hee_«n J. H. de Weille, A. vaa Dalen, O. W. Visser, W. Haverkorn, J. Boelen.
Do adressanten hopen, dat op hun verzoek gelet zal worden bij de behandeling van de begrooting voor 1003.
RECHTZAKEN.
De Heer J. 11., baikkeu- te Emraen (Dr.), is door den kaTitonrocl-be-r aldaar vrijgesproken >< zake eene vordering welke de kerkvoogden der NVd. Hen. Gemeente tegen hem aanhangig hadden ~maakt wegwas liet niat betatoa van kerkelijke bwkysting 'ove. 5 achtereen wlgendo jaren.
De verder-urn; word afgewezen op grond, dxi de pracessan-verbaal van do verkieKingen van kerkvoogden niet naar den oiflch van het reglemcc4 op het beheer dien- kwrkelsjl-e goederen on foud_oin, -waren t?pg*?n____a___t.
ROEIEN.
Te West-Graftdijk (N.-H.) is op het Groot-Noord- Hollandsch Kanaal een wedstrijd in het blindroeien gehouden. De le, 2e en 3e prijs werden achtereenvolgens gewonnen door de hoeren : L. Slooten, D. van Tiel en J. Wiedijk.
STADSNIEUWS. Dé Directeur der Gemeentewaterieidingen en de Commissie van Bijstand.
Geheel onverwacht ia ons Gemeenteblad eene zeer 'toerkwaardige stukkenwis_*eling rijker geworden.
! Het eerste stuk, door B. en W. aan den Gemeenteraad overgelegd, is een schrijven van den Directeur der Gemeentewaterieidingen, dd. 23 Mei 1907, waarin hij, na zich beklaagd te hebben over den loop der zaken, hun steun inroept voor zijne algemeen welbekende oplossing van het vraagstuk der watervoorziening en anders aanwijzing verzoekt van een anderen en misschien beteren weg. | De Directeur, de Heer J. M. K. Pennink, schrijft *in zijn missive aan B. en W., dat, mede naar aanleiding van hetgeen in de Raadszitting van 20 Febr. j.l. bij de behandeling der interpellatie van den Heer Tak, door den Voorzitter o.a. is opgemerkt geworden omtrent de voor hoofdambtenaren bestaande gelegenheid zich desnoodig tot B. en W. te wenden en van meening zijnde, dat hij in verband met zijne verantwoordelijkheid voor het groote belang waarom het hier gaat en waaromtrent hij hoe langer hoe meer ongerust werd, zedelijk verplicht is thans van bedoelde gelegenheid gebruik te maken, hij onder de aandacht van B. en W. brengt, dat hij voor Amsterdam de ordelijke voorziening van drinkwater, in alie opzichten, niet lang meer verzekerd acht; dat hem echter het doen van gepaste voorstellen tot uitbreiding en verbetering van die voorziening, zooal niet geheel onmogelijk, dan toch uiterst raoeielijk en bezwarend wordt gemaakt, niet alleen in 't algemeen door den toestand van ongewisheid, veroorzaakt door het ontbreken van eene aangewezen vaste richting van werken, maar ook meer in Jt bijzonder doordat de Commissie van Bijstand in het beheer der Gemeentewaterleidingen hem hoegenaamd geen steun verleent, althans niet in hare vergaderingen, voor zoover die doof hem worden bijgewoond, en waarin veel meer door haar steeds een zoo vermoeiende critiek oponderdeelen wordt uitgeoefend, dat de hoefd zaken telkens weder geheel uit het oog verloren worden; dat dit nu reeds vele jaren duurt, waarbij intusgchen de Commissie ook oordeelt over tal van zaken, waarvan haar de wetenschappelijke en evenzeer de bedrgfswaarde veelal geheel ontgaat, hetgeen blijkbaar den goeden gang van zaken evenmin heeft bevorderd, dat zulk eea toestand niet dan hoogst ongewenscht kan zgn en toch eindelijk die ongewisheid en stelselloosheid plaats behooren te maken voor doeltreffende overwegingen, die rpoedig zullen voeren tot eene definitieve beslissing; dat naar zijne meening inderdaad zulk een beslissing dringend noodig is geworden, omdat het vermogen der werken en inrichtingen voor de drinkwaterleidingen beperkt en niet, of uiterst bezwaarlijk, nog meer door tijdelijke maatregelen te vergrooten Is, en dat bijgevolg de grens van dat vermogen zooal niet verre overschreden, dan toch zeker reeds bereikt Is en er jaren noodig zullen zgn om daarin verbetering Jte brengen, dat het slechts aan één, in zekere mate even onverwachte als gelukkige verdeeling van het maximumetmaalverbruik over drie werkdagen is toe te schrijven, dat niet reeds in dezen zomer op onoverkomelijke wijze storingen in de geregeldo drinkwaterlevering jijn te voorzien; dat wel is waar de besohikbare hoeveelheid water thans nog geen reden tot oogenblikkelijke ongerustheid geeft, maar toch ook daaromtrent voor komende Jaren de voorzichtigheid niet langer meer uit het oog verloren mag worden ; dat, hoe ingewikkeld het vraagstuk der drinkwatervoorziening ook geworden n^oge zgn, daarvoor door hem toch echter, naar zijne vaste overtuiging, toowel in technisch-hygiënischen, als in economischen zin, eene in alle opzichten voor Amsterdam goede oplossing gegeven is, welke met behulp der zeer bijzondere technische en administratieve krachten bij zijnen dienst in den loop der jaren zoodanig is aangevuld en verbeterd, dat thans geen enkel bezwaar meer bestaat een besluit te nemen, waarbij wordt bepaald, dat op de gedachte wijze tot de uitvoering zal wordeu overgegaan, eene overtuiging die, naar hem reeds meermalen gebleken is, ook door vele buiten het bedrijf staande, tot oordcelen bevoegde ingenieurs ten volle wordt gedeeld ; dat op grond van een en ander toch voor het minst mooht worden verwacht, dat de Commissie van Bijstand daarmede rekening zou houden, hetgeen evenwel allerminst het geval is gebleken te zijn; l dat de bedoelde oplossing, welke door mij steeds als de beste is vooropgesteld, vau tijd tot tg'd ia de vergaderingen der Commissie van Bijstand weliswaar terloops ter sprake wordt gebracht, maar dan evenwel weder plaats maakt voor bespreking van punten van te veel ondergesohikt belang;
dat echter inderdaad deze zaak te ernstig is om langer op die wijze te worden behandeld en daardoor al te veel kostbare tijd reeds is verloren gegaan;
dat B. en W. vooralsnog niet kunnen verwachten, dat hij zich met het nog steeds niet uitgebrachte advies van den Heer Tb. Stang zal kunnen vereenigen, aangezien hij voor zichzelf zeer goedo redenen beeft van dat advies, in welke bewoordingen het ook moge luiden, niet dan slechts nog meer ellende te voorzien;
' dat hij om al die redenen B. en W. met nadruk verzoekt te willen overwegen of, in hoeverre en wanneer voor de bedoelde en in het algemeen welbekende oplossing, hem door B. en W. steun kan worden verleend, öf wel, dat hij mag vernemen, welke andere en misschien betere weg door hem wellicht zou kunnen worden bewandeld, waarbij hij •B. en V.. de verzekering kan geven, dat geen vooropgezette meening, noch eenige vooringenomenheid met eigeu denkbeelden, maar uitsluitend het belang der gemeente voor hem de hoofdzaak is.
De Commissie van Bijstand in het.beheer der ge;_Q_entewaterleidingen, destijds samengesteld uit de ïbeeren Heemskerk, Van den Bergh, Tak, D. Schut, Polak, J. N. Hendrix en C. B. Posthumus Meijjes, omtrent dit schrijven van den Directeur haar opmerkingen aan B. en W. mededeelende, meent aanstonds ie moeten opmerken, dat het verzoek, tot B. en W. aan bet slot van den brief gericht, eenigszins jareamd __.
Wanneer de Directeur vast overtuigd is, de goeds oplossing te hebben gevonden en tevens oordeelt, dat het urgent is thans tot die oplossing te besluiten, dan zou het op zijn weg hebben kunnen liggen, die oplossing, zooals zij thans, naar zijne verklaring, aangevuld en verbeterd is, aan B. en W. voor te leggen.
De Directeur echter, klagende, dat h_ met do commissie niet kan opschieten, doet geen voorstel, maar vraagt steun van B. Eu W. voor de door hem voorgestane oplossing.
Dit bevreemd de commissie, vooreerst omdat B. en W. toch zeker moeilijk iets anders zouden kunnen beoordeelen dan een uitgewerkt voorstel, maar niet minder, omdat, naar het schijnt, hier aan B. en W. in overweging gegeven wordt het overleg met de commissie af ta breken op een oogenblik, waarop geen zakelijk versohil van gevoelen is geopenbaard en duidelijk omschreven. Maar het bevreemdt het allermeest om het stadium, waarin thans de zaak verkeert en om hetgeen onmiddellijk is voorafgegaan aan bet schrijven van den Directeur. Om dit toe te lichten, allereerst een woord over de urgentie eener definitieve oplossing.
Do Eaad heeft den 12den Februari 1903 besloten om de voordracht betreffende de Rijnwaterleiding aan te houden en inmiddels te onderzoeken of als voorloopige maatregel vermeerdering van den watertoevoer mogelijk is uit de prise d'eau in de heide of uit die in de duinen, hetzij door diepboring hetzij door diepe draineering, en van de resultaten dier maatregelen te laten afhangen, welk definitief plan moet worden gekozen.
In verband met dit onderzoek zijn provisioneele maatregelen igenomen, diepboring en verdieping van een der kanalen, tengevolge waarvan than3 meer water verkregen wordt en de waterleverantie bevredigend verloopt. Nu is er dus in de eerste plaats geeu onmiddellijke nood, maar daarenboven moet, ter uitvoering van het Raadsbesluit, beslist worden, welke voorziening van definitief karakter, naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek raadzaam moet worden geoordeeld. Spreekt men dus «« van urgentie, dan moet daaronder verstaan worden, dat de resultaten van het onderzoek hebben geleerd, dat niet langer met eene definitieve oplossing mag worden gewacht. De commissie is niet zeker dat niet voor een aanzienlijk getal jaren in de behoefte kan worden voorzien, door in de richting van de thans reeds genomen provisioneele maatregelen nog meer water dan thans uit de duinen te putten. Dat de Directeur der Gemeentewaterleidingen meent, dat dit op den duur niet kan, is aan de ooiimissie bekend, ' Intussehen volgt daaruit nog niet, dat eene definitieve oplossing thans urgent is. Immers, gesteld dat op den duur de prise d'eau in de duinen, zooals zij thans is, niet voldoende is, dan hangt de urgentie thans af van de vraag, hoelang nog de jaarlijks benoodigde hoeveelheid water uit de duinen kan worden geput en naar Amsterdam getransporteerd, zonder gevaar voor onheilen of gebrek aan water, zoowel wat het quantum als wat de transportmiddelen betreft. En nu mist men in het schrijven van den Directeur eene duidelijke aanwijzing van de urgentie wat betreft de hoeveelheid water. Hoeveel jaren kunnen wij nog, zonder gevaar voor verzouting, de tegenwoordige, uit den aard der zaak steeds eenigszins stijgende hoeveelheid water aan de duinen ontleenen 1 De Directeur heeft steeds gezegd, dat in de eerste jaren geen gevaar voor verzouting dreigde. En ook thans drukt _hij zich zeer onbestemd uit op dit punt. Hij acht de ordelijke voorziening van drinkwater, in alle opzichten, niet lang meer verzekerd. Dit is zeer vaag, en men vraagt zich af: kon niet eenige maanden gewacht worden met alarm te slaan, nl. tot het oogenblik, dat de Directeur zgn advies over het advies van den Heer Stang uitbracht.
De commissie weerlegt nog eenige opmerkingen, o. a. ook over het gebrek aan medewerking eu verklaarde ten slotte, haar beschouwingen resumeerende:
dat zij alle maatregelen, door den Directeur als urgent voorgesteld, heeft gesteund en dat die maatregelen ook zijn of worden uitgevoerd, behalve voorshands de verwijding der buisleiding, die de commissie ook heeft gesteund, doch waarvan de totstandkoming thans door den Directeur zelven wordt vertraagd ; dat zrj steeds met den Directeur voeling heeft gehouden over hetgeen in dit stadium der zaak de hoofdzaak was, n.l. de capaciteit der prise d'eau, en steeds, zij het in eenigszins vage termen, voor de eerste jaren daaromtrent door den Directeur is gerustgesteld ; dat het haar aangenaam zou zgn geweest, wanneer de Directeur zijn gemotiveerd oordeel over de nota van den Heer Van den Bergh aanstonds had willen doen kennen; dat echter de Directeur geweigerd heeft op de nota van den Heer Van den Bergh in te gaan, zoodat de commissie het advies van den Heer Stang moest afwachten;
dat, wanneer de Directeur inmiddels een voorstel bij B. en W. mocht willen inzenden, de commissie dit gaarne om advies zal ontvangen.
De Directeur antwoordt op dit schrijven der commissie in een uitvoerige missive, d.d. 27 Aug, 19U7. Hij zegt daarin, dat B. en W. zeker wel niet tot de veronderstelling zullen gekomen zijn, dat het zijn doel was der commissie onaangenaam te zgn, noch zelfs om tot haar verwijten to richten; waar hij echter zulks tot zgn leedwezen niet geheel kon vermijden, heeft hij getracht een vorm te kiezen welke, zonder te kwetsen, de commissie zou dwingen een oogenblik voet bij stuk te houden en haar zou noodzaken zich ook eens in zijn plaats te denken.
Hij kan bet niet ontkennen, dat hij zich gevleid had, dat de bewuste brief aanleiding zou gegeven hebben tot eene bespreking met de commissie, ten einde op die wijze ongewenschte verhoudingen te verbeteren, maar de commissie oordeelde eene bespreking met hem onnoodig. De Directeur licht vervolgens nader toe wat hij verstaat onder ecu oordelgke watervoorziening!!, die hij, in alle opzichteD, niet lang meer versekerd acht, en hoe het hem niet is mogeii gelukken eene «definitieve oplossing» te bespoedigen die met sleohts thans, zooals de commissie cursiveert, maar reeds sinds jaren voor. de Gemeente van belang geweest is. De dieper liggende oorzaak van het feit, dat een en ander zoo ver is kunnen komen, licht — aldus schrijft de directeur — in het gebrek aan overleg, en ik heb een poging gedaan in mijn brief aan B. Eu W., dus min of meer langs ecu omweg, om de commissie te doen opschrikken uit haar »dolce far niente». Omtrent dat gebrek aan overleg zegt de Directeur o.a. dat de commissie oordeelt over zaken, welke zij niet verstaat. Na aftrek van enkele vergaderingen, waarin bijzondere onderwerpen worden behandeld, zullen de vergaderingen der commissie, gewijd aan de bespreking en bestudeering van het eigenlijke »watervraagstuk», niet veelvuldiger zijn geweest dan ongeveer éénmaal in de twee maanden, zoodat over een geheel jaar gerekend ten naastebg zes zulke vergaderingen kunnen worden geteld; zij beginnen veelal des middags te twee uur en eindigen op zgn laatst ongeveer te vijf unr, d. i. een vergadertijd van circa i. uren, waarvan meestal voor begin en einde, notulen-lezen enz. nagenoeg een uur niet aan het eigenlijke onderwerp wordt besteed. In een geheel jaar beperkt zich dus de bespreking tot ongeveer twaalf uur, d. i. één werkdag. Op die wijze is vruchtdragende samenwerking niet mogelijk. De omstandigheden waren zoo geworden, dat het rechtstreeks vragen niet meer mogelijk was en 't den Directeur ten slotte noodzaakte een vorm te kiezen, die, hij moge dan den schijn van onwelwillendheid dragen, voor hem als de eenige aangewezen overbleef. Hoe worden de weinige uren aan bespreking van het vraagstuk gewijd . De Directeur wil, door het noemen van sle.hts enkele voorbeelden en feiten, trachten daarvan een idéé te geven. Bij zijn schrijven van 27 September 1904 deed hij het verzoek eenige bij hem opgekomen vragen te bespreken. Het schrijven, ter tafel gebracht zijnde, deed een der leden — thans niet meer deel uitmakende van de commissie — de opmerking maken, dat het toch niet aanging, dat de Directeur aan de commissie vragen stelde, dat hier de rollen werden omgekeerd en hij slechts had te antwoorden op de vragen, die d. commissie aan de orde meende te moeten stellen. De bedoelde onderwerpen zijn evenwel nimmer meer besproken of hoogstens een enkele maal even aangeroerd, en toch waren en zgn ze van overgroot aanbelang. Bij herhaling komt het voor, dat op de vergaderingen de mededeeling wordt vernomen, dat sommige leden de stukken niet hebben gelezen of slechts_ter loops hebben kunnen inzien, ja, de Directeur heeft zich eenmaal hooren toevoegen door een vroeger lid, dat hij wel wat beters te doen had dan de stukken en rapporten te lezen. JBn onder welke omstandigheden worden de luttele uren van bespreking gebruikt ? De commissie vergadert ten Stadhuize in een kamer met vier kale muren en niet ten kantore der gemeentewaterleidingen, waar nipt alleen verschillende personen gehoord, doch ook alle stukken en bescheiden steeds geraadpleegd zouden kunnen worden. Mede daardoor kunnen vele besprekingen niet anders dan zeer oppervlakkig zijn. Meer dau eenmaal is het voorgekomen, dat er zich conflicten hebben voorgedaan over wat al of niet met juistheid in de notulen is opgenomen geworden. Enkele malen werden met verschillende leden der commissie korte besprekingen gehouden ten kantore, welke bijna zonder uitzondering een aangenaam karakter droegen; daarbij heeft de Directeur bij herhaling den wensch geuit om tooh meer en liefst op gezette tijden te zijnen kantore de voorname zaken te bespreken, en bij herhaling is hem de wen-scheliikheid er van toegestemd, doch daarbij is het gebleven. De commissie schrijft, dat het tgdstip om «alarm» te slaan niet goed gekozen is. _ Maar weet de commissie dan niet, vraagt de Directeur, dat ik reeds alarm geslagen heb van den aanvang dat ik mijn ambt waarneem 1 De commissie verwondert er zich over dat de Directeur niet eeh bepaald voorstel deed, wanneer hij overtuigd was van de urgentie eener difinitieve beslissing. Hieromtrent doet de Directeur opmerken, dat de Voorzitter van de commissie, hem meermalen nadrukkeluk verzocht heeft niet zulk een voorstel te doen, alvorens het rapport-Stang zou zijn afgehandeld. Het was bijgevolg van groot belang, dat het inkomen van het rapport-Stang werd bespoedigd, ook omdat de beantwoording daarvan niet gemakkelijk en eenvoudig is en stellig nog wel eenige maanden zal vorderen: een advies op goed werk kan in dea regel kort zijn, maar een stuk, hetgeen van het begin tot het eind een tfailureu is, eischt, vooral wanneer het, zooals dat van den Heer Stang, met ongewone handigheid en met nimmer genoeg te brandmerken dubhelzinnegheid in elkaar is gezet, zeer omslachtige wederlegging, die voorafgaande studie, ook van do Haagsche Waterleiding, onvermijdelijk maakt.
Het voorstel om hot transportvermogen tusschen Leiduin cv. Amsterdam uit to breiden is door den Directeur, naar hij verklaart, slechts .contro coenr» gedaan, doch het moest gebeuren iv verband met de duidelijke bewoordingen zijner instructie.
Omtrent de opmerking van de commissie, dat bij de urgentie niet slechts valt te letten op de hoeveelheid water, die men uit de duinen putten kan en het aantal jaren gednrende welke men daarmede kan voortgaan, doch ook op de transportmiddelen, schrijf t de Directeur, dat door zoo iets onvolledigs te schrijven, hetgeen foutief wordt door de onvolledigheid, de commissie zelve het bewijs levert, dat zij slechts woorden behandelt eu haar het algemeene, zeer samengestelde begrip en de voorname beginselen eener groote watervoorziening, zoowel wat betreft de techniek als de economie en de hijgiëne, sleohts nevelachtig voor den geest staan.
De urgentie van een definitieve beslissing ligt, althans op dit oogenblik, sleohts voor een kleiner deel in de voor de naaste toekomst beschikbare hoeveelheid water, want die is stellig nog voor verschillende jaren ten minste wel zóó beschikbaar, dat te dien opzichte heden ten dage het woord »urgent_ niet in de eerste plaats behoeft te worden gebruikt. De urgentie eener definitieve beslissing vormt een algemeen, zeer ingewikkeld begrip van waterleidingtechniek, hetwelk niet door de commissio zal worden begrepen en beheerscht, zoolang zij zich alleen blind blijft staren op het vermogen van de pnse d'eau in de duinen en of en wanneer deze al dan niet zal verzouten. Het komt niet op woorden aan, maar op begrippen, en wat is o.a. het begrip «vermogen van de prise d'eau ?« Zou de commissie dat begrip, d. i. wat men met die prise d'eau vermag te doen, duidelijk en zakelijk kunnen omschrijven I Od deze laatste vraag antwoordt de Directeur met een stellige ontkenning. Kent de commissie, om een geheel ander voorbeeld te noemen, het groote, het intense belang hetgeen de Vechtwaterleiding in de algemeene watervoorziening van Amsterdam vormt . De Directeur ontkent, dat hij geweigerd heeft op de nota van den Heer van den' Bergh in te gaan, zoodat de commissie thans het advies van den Heer Stang moet afwachten.
Ten slotte deelt de Directeur mede, dat bij in het bijzijn van twee zijner ingeniers,-het voorreoht had op den 6den Juli 1.1. met eenige leden van de commissie een eerste en aangenaam bezoek to brengen aan de werken der duinwaterleiding, waarbij ruimschoots vau de gelegenheid gebruik gemaakt is om van velerlei het voor en tegen te bepraten, en dat daarna op den lOden Juli een en ander, aan de hand van teekeningen, kaarten, enz., te zijnen kantors werd besproken. Naar zijne overtuiging is dat eea manier, waarop naar vruchtbare samenwerking kan kan worden gestreefd.
De Commissie van Bijstand heeft aan B. en W. medegedeeld, dat zij meent naar aanleiding van dit laatste schrijven in geen nadere beschouwingen t» moeten treden.
B. en W. stellen zich voor, den Directeur te antwoorden, dat zij aan zijn verzoek, vervat in zijn eerstvermeld schrijven, thans niet kunnen voldoen, doch het advies, dat door de Commissie van Bijstand zal moeten worden gegeven over de wijze, waarop zij meent dat het vraagstuk der watervoorziening moet worden opgelost, zal worden afgewacht.
SCHIETEN.
De uitslag van het schietconcours der weerbaarheidsvoreeniging «Koningin Emma», te Vordeu is : Personeele baan. Groot geweer. Max. 3t> p. ID. W. Hondeveld, 31 p.; 2 Heezen, te Steenderen, 34 p.; 3D. Smit, te Zutphen, 3i p.; 4 H. v. d. Wall, 34 p. ; 5 Hamer, te Warnsveld, 33 p.; 6 Ü. A. Jansen, 33 p. Vrije baan. Max. 72 p. 1 Van Groningen, te Zutphen 69 p.; 2 D W. Hondeveld, 69 p. ;3 D A. Jan. s^n 63 p.; 4 K. H. Wansink, 68 p.; 5 Heeze, te Steenderen, 67 p. ; 6 D. Smit, te Zutph.n, 66 p. ; 7 Goubervilla,'te Steenderen, 66 p. Buks. Max. 200 p. 1 J. B. Gerritsen, j9l p. ; 2 H. v d. Brink, 189 p.; 3 W. van Lingen, 189 p. ; 4 K. li. Wansink, 18S p. ; SD. W. Hondeveld, 185 p.; 6D. A. Jansen, 182 p.; 7G. Wesselink, 177 p.
De uitslag van het schietconcours, uitgeschreven door do Schietvereeniging «Prins Hendrik«, te Lochem, is aldus : Vrije baan. Max. 36 p. 1 G. ten Thije, te Goor, 36 p.; 2 W. Swaters, te Lochem, 36 p.; 3L. J. Wiegerinck, te Goor, 35 p.; 4D. Timmerije, te Goor, 35 p. ; SA. J. Mol, te Geesteren, 35 p.; 6'Rouweier, te Goor, 34 p. Vaste baan. Max 36 p. 1 L. G. Wiegerinck, 3"> p.; 2A. Nieuwenhuis, te Lochem, 31 p.; 3G. ten Thije, 31 p.; 4W. Wissink, te Lochem, 34 p.; 5 Rouweier, te Goor, 34 p. ; 6 J. Caron, te Goor, 3-1 p. Buks. Max. 60 p. IL. J. Wiegerinck, 60 p.; 2A. J. Mol, te Geesteren, 59 p.; 3 Morgenstern, te Geesteren, 58 p. ; 4 Hielbrink, te Gorsel, 53 p.; SG. teni Thge, 58 p.; 6T. Velthuis, te Geesteren, 57 p.