bewerkt voor De Locomotief.
(Slot) Zonder dat ze het wilde, gleed ecu lachje, weemoedig genoeg, om haar mond, En bet was alsot dit lachje voor goed haar hart opende, want nu liet ze aan de uiting van haar verdriet den vrijen teugel. • Het ?pyt me erg voor je, juffertje 1— N_e' zoo «eurig, schimmel I — Het spijt me voo» je, hoor. WaDt als ik nu 's in het water wou springen ? Duizenden loopen er rond, die ifc met ir.ijo melk gevoed beb en die groeten me niet eens. Neem me niet kwalijk bier in dit huis heb ik ook een klant, een piacht van een jongen hoor — koonen, zool" De wagen hield stil en bij nam uit het beschot een bak met flessehen en ging het buis in. Zy bleet zitten met de teugels in ds hand, boven haar hoofd een bloeienden goudenregen, die zyn gele blaadjes op haar neder liet vallen,
Zij was heel wat opgelucht, De biecht bad haar goed gedaan. Hij had gelyk: kinderen leven slechts voor het oogenblik
Die hebben geen verteden 1 Gaukkige kinderen I Te kunnen vergeten; gelukkig degene die dat altijd kan! Theo was in staat, ook zyn eigen moeder te verloor chenen, de melkman had daarnet een dergelijk geval verteld. »Het hart groeit by hem pas later, juffie en bij menigeen groeit hel in het geheel niet!" Daar kwam hij weder terug. Ze gingen weder door verscheidene straten, zonder een woord te spreken. Weder hield hy voor een huis stil om melk af te geven.
»Hier zyn tweelingen; twee meisjes, prachtexemplaren, zeventien pond by de geboorte, nou vraag ik je I" Doch voor hy het huis inging, draaide hij zich om, aarzelde, stond by het voorwiel en keek haar met zyn trouwe, open oogen, aan: »Ik weet wel een dienst voor u, juffie, zei hij heel zacht en vertrouwelijk. »Maar die is voor het 1 iven." — Hierby streek hy met zyn vrye hand over zyn knevel an lachte slim. .Kinderen zyn er ook by." Met deze woorden verdween bij. O, God wat nul? De schrik sloeg haai om het hart. De schimmel rukte aan den teugel in baar ha d, zy merkte het niet, ze zat onbewegelijk op den bok. De lucht boven haar was blauw en zy keek er naar. Ze beefde van top tot teen. Zoo iets was haar nog nooit overkomen. Toen hy terugkwam, klom hij zonder haar aan te zien op den bok, ging naast haar zitten en zai weer niets gedurende een tyd. Toen stonden zy weder stil voor een poort, die toegang lot drie hofjes gaf. Daar wemelde bet van spelende kinderen. »wier heb ik er drie zitten" zei hy oogenschijnlijk zeer zakelijk;" die krijgen een extra flesch. Geef me die als je blieft eens aan. I" Zij gaf hem de »extr_flesch" en over deze heen, keken zy elkander lang aan, zonder een woord te spreken. Ze zag hem in het derde hofje verdwijnen Een plotselinge angst overviel haar. Wat wilde hij toch ? Vluchten I voor hij weder terugkomtl dat is het bestel Zij klom van den bok af en wilde toen ook haar mand er af halen. Waarom beet den haar handen toch zoo, alsof alle kracht haar begeven had? Besluiteloos bleef za staan en staarde het hofje in. Eindelijk kwam hg terug, aan de eene hand een meisje, twee jongetjes aan de andere Ze hadden heldere blauwe schortjes aan en zy hadden ook zyn blauwe oogen en zyn vriendelijk, hartelyk lachje. Hy vertelde met een volkomen onschuldig gezicht: «Maleke, heeft een nieuw soort soep gekookt en die is niet gelukt, wel Maleke ? Ik heb er geen tyd voor, zes klanten wach>* ten nog.
Zou u nu misschien zoo goed willen zyn, julfrouw?" Zonder haar antwoord af te wachten, gaf hy haar de twee jongetjes over. Alsof het van zelf sprak, dat zij al tot de familie behoorde en hy zyn drietal niet beter koa achterlaten, sprong bij op den bok, en zei vroolijk .Atjuus!" Als ia een droom, liet zy zich door de kinderen door de drie hofjes leiden, als in een droom klom zy met hen de vier trappen op naar 4e woning. Een keuken was er en een kamertje, maar alles was zoo netjes en zindelp; voor het feene raam stonden zelfs bloemen. En het zonnetje scheen naar binnen, warm en vriendelyk, als een welkomstgroet Op de kachel stond de ketel met de aangebrande soep. Eerst maakte ze een raam open; toen begon ze een andere soep klaar te maken; de kinderen keken er naar zonder een woor I te zeggen. Toen de soep op het vuur slond, werd hat stil in het vertrek. Wat zouden de drie peuzets ook met haar praten? En wie was ze eigenlijk ? Met een vragenden, eenigszins angstigen blik, bekeken ze de vreemde indringster. Deze zat nu moê en uitgeput op een laag bink je uit te ruste . En wal moest zi nu eigen lyk met de kleinen beginnen? jij schaamde zich eigenlijk een beetje voor hea. Om hier ook zoo binnen te dringen. . . »Zeg e°ns Male, roept ze op eens, »neem gau jv den lepel en roer er flink mede in de soep, maar flink hoor I an» ders brandt zy weder aan.'' En Male gehoorzaamde. «En hoe heet jy, eigenlijk ?" »Frits," antwoordde de tweede, terwyl hjj rechtop ging staan als een soldaat, net als zijn vader. En de derde ? Ach die had zoo n lief aardig gezichtje — net als — als ... zij voelde op eens een steek in het hart. En plotseling nam ze, als om het droevigste oogenblik dat zy in haar leven ondervonden had uit haar geheugen te verbannen, het jongetje op — niemand zag het immers!— zet e het op haar schoot en begon het te iiefkoozen, zoo heftig en zoo hartstochtelijk, alsof zy al de narigheid der laatste dagen op eens te niet wilde doen. Wat deed dat haar goedl Och zoo goed I Wat een verluchting gaf dit haai! En het jongetje beviel het ook! De twee anderen keken er alleen een beetje afgunstig naar. Zoo mooi als Theo is hy niet, neen lang niet — maar zyo oogen! Men raakt in de war door er in te kijken. Net zyn vadei's oogen .. Daar ging de deur open. »Vadert" riep.n de twee die by de kachel stonden verheugd uit. De kleinste echter drukte zich nog vaster tegen Louise aan. »Nou Fransje, dat is ook een leventje hè ? zei hij tot hem, de hand op zyn krullekopje legeend; hij vindt het zelfs heel gewoon. Om zoo op schoot te zitten en gekust te worden door zulke lippen. Dat is je nog nooit overkomen, wel? Zyn moeder stierf, namelijk by zijn geboorte moet ge weten."
»oi" Weder ontstond er een stilte, terwyl de soep op het vuur hoorbaar pruttelde, en een brutale zwa'uw op de dakgoot aan het leven maken was. Einde'yk zei hy, op een bepaald verheug» den toon: -Juffi*, bet is toch maar een geluk, dat die k eine rakker, want dat is hy toch maar, u niet herkend heeft. Want had hy dit gedaan, hoe had ik u dan gekend. En kennen, doe ik je noul Dit zeggend reikte hy baar de hand— zd wist niet goed wat te doen. »Vooruit er mede 1" commandeerde tiy. »Fransie, gauw wat van -(Stoot afl Het jongetje gehoorzaamde, Louise stond op -en zonder dat tij het zeil wilde, gaf zp hem een hand. , .Maar mijn hemel ... ."ze, zy stot erend met kloppend (hart: »ik-ik weet niet eens uw naam aag" . .. «Dien hoor je wel op het stadhuis. Wies • jelief I" antwoordde hy, terwyl hy haar met zyn krachtige armen aan zyn borst drukte, Einde.
"FEUILLETON. Fröbelmethode. Naar het Duitsch.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/09/16 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294407:mpeg21:p001
"De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/09/16 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294407:mpeg21:p001
11. Wij hadden het over Frankrijk. Naast Frankrijk, Italië. Hier dagteokenen drie bijzondere wetten van 19 Juli 1894. Eerst een wet, in den geest der Fransche, om het misdadig en ongerechtvaardigd bezit en bewerken van bommen en soortgelijke ontploffingsmiddelen te verhoeden. Dan een wet, in den geest der andere Fransche, om opruiing tot en verheerlijking van anar«* chistiscbe aanslagen strafbaar te stellen ên het aac zetten van militairen tot ongehoorzaamheid. ElndeilJ-. eene, meu zou bijna zeggen aan de school der Russische Gzaren ontleende wet, het -domicilio coatto,'' het gedwongen verblijf op een aangewezen plaats, op te leggen, niet door den rechter, maar door een administrieven raad, een gemengde commissie van rechterlijke en regeeringsambtenaren, bedreigend tegen »allen die voor de openbare orde gevaarlijk worden geacht". Dit gedwongen verblijf kan drie jaren duren. Intusschen kan iemand alleen dan voor gevaarlijk worden gehouden, wanneer bij opzettelijk heeft geopenbaard, zijn oogmerk om feitelijkheden tegen de maatschappelijke orde te begaan. Deze zelfde wet geeft ook aan de Regeering de bevoegdheid om vereeDigingen met gelijk misdadig oogmerk te ontbinden, en zij schept de. mogelijkheid om in ernstige gevallen de verdachten voor« loopig te doen aanhouden. Als proefwet zou zij vooreerst niet langer werken dan tot het einde van 1895. Spanje stelde in Juli 1894 bepalingen vast in soortgelijken geest: tegen het hebben en bereiden van ontploffingsmiddelen, tegen bet opruien tot en het verheerlijken van aanslagen, tegen vereenigingen met anarchistische doeleinden. Oostenrijk dagteekent zijn wetgeving tegen het bezit van ontploffingsmid delen, het aauzetlen tot en het verheerlijken van anarchistische bedrijven reeds van 1885. Duitschland doet het met zijn bepalingen van. bet geooeene recht en wel, roet het wetboek van 1879, sinds de Rijksregeering genoodzaakt werd, de «Umsturz vor lage", met vrij wat exceptioneel recht, in te trekken.
Engeland bepaalde zicb, in 1883 reeds, tot een bijzondere wet óp het misdadig of zelfs verdacht bezit en ge» bruik van ontploffingsmiddelen en ontplofbare stoffen. Zwitserjand moet blonder de aan-: dach ttrekken, omdat het eenerzijds bij uitnemendheid het land is der vrijtieid den anderen kant het asyl van veel gevaarlijke elementen. Ook hier een algemeene, een bondswet, aangenomen in 1893 en in Juli 1894 in werking geli eden. Over het algemeen is zij gesteld in den geest der Fransche wetgeving. Maar zij spreekt niet van anarchistische oogmerken of anarchistische aanslagen. Zij gebruikt eenvoudig gemeenrechtelijke uitdrukkingen: misdadig oogmerk, oogmerk om eenig misdrijf te plegen tegen personen of goederen. En dan verbiedt en straft zij het gebruik van ontploffingsmiddelen met zoodanig oogmerk, het tabriceeren of bezitten van zoodanige middelen en stoffen, waarvan de bereider of bezitter moet vermoeden dat zij tot het plegen van misdrijven tegen personen of eigendommen bestemd zijn; voorts bet aan* zetten of het geven van inlichtingen tot het plegen van misdrijven tegen personen of goederen, hetzij in het openbaar, hetzij in het geheim, door de drukpers of langs anderen weg. Intusschen wordt de uitdrukkelijke straf, baarstelling van het verheerlijken der aanslagen, de apologie, in de Zwitsersche wet niet gevonden.
Zoo is dus de hoofdgedachte bij al deze wetgevers dezelfde: met straffen, in sommige landen doodstraf voor de zwaarste gevallen en voor het overige met zware vrijheidstraffen, in Frankrijk soms zelfs met relegatie naar Nieuw- Caledonië, op te treden tegen ben die anarchistische aanslagen tegen personen of goederen plegen, die ze voorbereiden door nei verschatten ot göieödtiouden der middelen, of die er toe aanzetten, direct of indirect door verheerlijking, in het openbaar of in het geheim..
Zeker ligt het in den geest der nieuwere criminalistische denkbeelden, dat bier zoo sterke nadruk gelegd wordt op het oogmerk waarmee gehandeld wordt, op de gevaarlijkheid der personen.
In zoover moeten de voorstanders der nieuwere richting in die wetten een weerklank vinden voor bun beginsel.
Maar dat beginsel vordert nog iets anders. Allereerst het nagaan van de oorzaken der anarchistische aanslagen, anthropologische en sociale en het daarmede in overeenstemming brengen der middelen van verweer. Vooral doet zich daarbij de vraag voor: in hoever het streage geweld, de doodstraf, een aangewezen verweermiddel kan zijn. Met Lombrovo, wiens vruchtbare pen natuurliJK ook de anarchisten beschreef, moeten onder hen dadelijk, reeds bij grove belijning, drie groepen worden onderscheiden. Eerst gewone misdadigers, die hun roof- en moordlust be« manlelen met een anarchistisch kleed en van de gelegenheid gebruik maken om anarchistisch denkend en doende, voor zich te stelen en te dooden. Dezen begaanook wel zuiver anarchistische aanslagen, door enkel anarchistische motie" ven geleid, maar bun bourgeoishaat is daarbij een wilde, een van egoïstisch allooi, niet oen van edel en altruïstisch gehalte. Een tweede groep is pathologisch, meer of minder : bier groeit het anarchiatkch fanatisme op ziekelij ken bodem, op eiü epileptisch of hysterisch, ot m:s-«H,en zelfs krankzinnig aangelegde natcj. * Een derde groep omvat heü, bij •• pathologische kiemen niet aan te wi,-en zijn; doch wier licht, ontvlambaar _> snped en verbeelding zóó fana- U eb v^» *ft -aangestoken, dat in hun verw"rnar d*'or het doel' dat z9 naJa8en' ,_ ' - -il d» var* ~<3o#ve«_^toitoffers niet zien en niet voe« teil. Zo^worden daarbij dus onderscheiden de anarchist-misdadiger, als Ravachol; de anarchisUzenuwlijder als Vaillant; de anarchist-dweper als Gaserio. Bij den strijd tegen het anarchisme staat vooraan de doodstrafquaestie. Zij draagt bier echter geen ander karakter dan io andere gevallen. Indien kon worden aangetoond, dat met de doodstraf tegen anarchisten van de daad, de levens van zoovele onschuldige slachtoffers zouden gespaard zijn, dan ware de rechtvaardiging van deze straf buiten kijf. Maar zoo eenvoudig is deze quaestie niet. Uit tweeërlei gezichtspunt valt bier de zaak te bezien: uit het oogpunt van onschadelijkmaking en uit dat van afschrikking. Wat de eerste zijde van het vraagstuk aangaat, behoeft de onzekerheid tegenover de bovengenoemde eerste groep niet groot te zijn. Kunnen de anarchistenmisdadigers niet op andere wijze even goed onschadelijk worden gemaakt, dan is het ter dood brengen bier stellig gerechtvaardigd. Maar bestaan er andere even zekere middelen, dan blijven alle gewone bedenkingen tegen de doodstraf wegen. Voor de pathologisch aangelogden is het krankzinnigengesticht, met scherpe voorzorgen tegen ontvluchting.de aangewezen plaats. En voor de groote groep der dwepers is onschadelyktmking door vrijheids* berooving met onbepaalden tijdduur de aangewezen vorm van bestraffing, hetzij dan enkele opsluiting binnenslands, hetzij cAlogn.tie naar hniten. Mat i- volUona-n» juï-t omtrent dezulken opgemerkt, dat zij misschien, mettertijd, bij het klim» men van hun jaren, of ook wel bij het veranderen van sociale toestanden, de gaven van hun geest en de kracht van hun doen in andere richting zullen aanwenden. Het is zoo dikwijls gezien, dat aangewezen werkzaamheid, iv een richting, ia overeenstemming met bun aanleg, van lastige menschen nuttige burgers maakte. Lombroso verhaalt dat Louise Michel in Nieuw-Coledoniê, waarheen zij een tijdlang is gerelegeerd geweest, zooveel goed deed onder zieken en ongelukkigen, dat zy er onder den naam van »de roode engel" bekend was. En zou het niet zeer licht mogelijk zijn, dat naturen bij wie het -ltruïsme- zelf tot dweperij is gestegen, voor dat altruïsme een andere uiting vonden. Het is onnoodig de wereld voor goed van zulke krachten te berooven, mits zij in verzekerde bewaring worden gehouden in hun gevaarlijken tijd. Uit bet oogpunt van afschrikking is de doodstrafquaestie veel moeilijker. Hier kan niet anders dan naar zekere algemeene psychologische conclusiën worden geredeneerd. Er is veel voor te zeggen dat toegevendheid hier den schijn verraadt van zwakheid; dat de dood in het vooruitzicht, de zekerheid dat het eigen leven wordt gewaagd, een schok teweeg brengt, die van de uiterste daden terughoudt. En zeker werkt d. bedreiging met den dood bij velen al« dus. Maar er zijn ook, anderen, bij wie de dweepzucht zoo hoog is gestegen, dat het eigen leven niets wordt geacht. veeleer als een heilig offer voor de goede zaak. En er zijn er ook in wier ontvlambaar gemoed de doodstraf op een hunner geestverwanten toegepast, nieuwe indrukken van haat en wraak voegt bij de oude. Dé woorden van Jesus: »Wee hun die het zwaard trekken, want zij zullen door bet zwaard ver* gaan," blijft een rijke kern van waarbei behov^ten--Geweld baart geweld. Wat een struf heet, is inde oogen d?r anarchisten een oorlogsdaad, die tot andere oorlogsdaden hunnerzijds prikkelt. Wat edelmoedigheid vermag op da stemming van vijandige elementen heeft President Kruger bewezen, toen hij die edelmoedigheid deed gelden tegen den raad van velen in. De zaak is eigenlijk deze, dat de invloed vau geweld onder sommige omstandighedeu en in sommige gevallen geheel anders werkt dan onder andere en dat een groot onderscheidingsvermogen noodig is ooa dit alles uit elkander te houden. Ook is het een feit, dat na de executies in Frankrijk de aanslagen zelf merk* baar verminderd zijn. Of echter het »na dien" ook een »door dien" rechtvaardigt, blijft altoos weder een raadsel. Als slotsom mag dus wel worden gezegd, dat dè wetgevers de doodstraf niet kunnen prijsgeven, maar dat bet gratierecht van den Souverein of beter nog, de facultatiefstelling van de doodstraf voor den rechter een weg moet laten naar den anderen kant.
De vrijheidsberooving zal eo moet in ieder geval bet veel algemeene verweermiddel blijven. Immers niet alleen tegenover de aanslagen zelf, vooral ook tegenover al die andere misdrijven van voorbereiding, van opruiing, van verheerlijking. Maar een vrijheidsberooving met een zeer streng karakter opsluiting én afzondering en geregelden arbeid. Daarbij biedt zich dan ook da gelegenheid om door lectuur of bespreking, aan de dweepzucht van som" migen een andere richting te geven.
Niet op de straffen komt het meeste »»n_ het meeste op de verbodsbena* lingen zeit. __n daarbij kunnen vastheid van wil, rechtvaardigheid en nauwgezetheid in de omschrijving niet genoeg worden aangeprezen. De wetgever moet de anarchisten nooit in onzekerheid laten omtrent dit punt, dat hij meeningen en de verkondiging van meeningen vrijlaat, maar zonder aarzeling daden en aanzetting tot daden verbiedt. Indien aan dezen stelregel streng wordt vastgehouden, kunnen de bedriegelijke mythen alsof de bourgeoisie aan elke maatschappelijke theotie dio van haar zienswijze afwijkt, het zwijgen oplegt, niet langer worden ge« loofd. Deze onderscheiding moet zeer duidelijk en altijd in bet oog springen. Daaraan is alles gelegen én voor den strijd tegen het anaichtsme, én voor de vreedzame hervorming der maatschappij.
Wel wordt beweerd, dat wetgevers met het verbieden op straffe ook van de «apologie" van anarchistische daden en ook van de niat openbare opruiing reeds te ver gaan. Maar dit is een stellige dwaling. Alleen het opzetten tot en het verheerlijken van daden wordt verboden, en de suggestieve kracht van zulke aansporingen is waar het anarchistische daden betreft, daden die een bekoorlijken en schoouschijnenden vorm aannemen, veel grooter dan bij eenige andere. Een wetgever, die dat niet inziet, ziet zijn plicht voorbij. Eindelijk komen bjj de bestrijding van het anarchisme vooral twee dingen op den voorgrond: de feitelijke noodzakelijkheid van een zeer strenge waakzaamheid der politie en de ethische noodzakelijkheid vaa een voortgaande hervorming van de maatschappelijke instellingen. Zonderde eerste is het allernoodigste, bekendheid met personen en toestanden en voomenens, onmogelijk. Zonder de tweede is do strijd 4egen het anarchisme éu tegaaover de gerechtigheid én tegenover heL~ SSS*** slacht niet gerechtvaardigd.
"De Strijd tegen het Anarchisme.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/09/16 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294407:mpeg21:p001
In dit blad werd de wensen besproken van de Amsterdamsche Volksbode, om meer te doen in het belang van land en volk van Nieuw- uinea. (*) E.n ander punt wenschen we nu te bespre.en Daar aanWvding van het laatste artikel van de Volktbode, waarin Nieuw- Guinea besproken wordt als een arbeidsveld voor den laddbouw". Te recht zegt de schryver, dat de arbeid thans onder de halt wilde Papoea's niet m eer« is, en »dit is de kanker, die het leven der bevolking verleert".* Natuurlyk; in een land waar geen veiligheid van personen en goederen bestaat, waar niemand zeker is zelf de vruchten te .plukken van zijn arbeid,-waar bovendien de br hoef ien der menschen zeer gering en de door de natuur aangeboden middelen on in die behoeften le voorzien zeer ruim zyo, — hoe wil men daar lust tot den arbeid verwachtea ? tiet geneesmiddel is aangewezen wanneer men de oorzaak der ziekte keat. Naarmate de veiligheid toeneemt, naarmate de aaarchie plaats maakt voor orde en wet, naarmate de bevolking van aard verandert en in aantal wast —• naar dTe mate zal de arbeid in eere komen I Wy meenen ergens gelezen te hebben dat men het totaal der bevolking van Nieuw- Guinea schat op 200,0 0 «aar d e schatting mist eiken grondslag, zoodat in de officieele statistiek het qjter eenvoudiz oningevuld blyft: Toch kan d*t cyfar van 200,000 ons een aanwijzing zjjn; hel eiland Java, kleiner m menschen en"ïn\erge:yk* met dit aantaj zal men gerust kunnen zeggen: Nederlandsch Nieuw Guinea is zeer slecht bevolkt, daar kunnen honderdmaal meer manschsn dan thans een levensonderhoud vinden 1 ■ Nn komt het ons voor, dat Nieuw Guinea voor Java zal moeten worden, wat Amerika tangen tyd voor een deel van Europa is geweest, een uitweg voor overtollige werkl_ rfifh t &_____ De statistiek leert, dat de bevolking op Java in 35 jaar verdubbelt; en wanneer die verdubbeling zoo voortgaat als tot nutoe, dan zal, in 1930, die bevolking achtenveertig millioen zielen tellen. leder begiypt, dat er eindelyk een grens is aan de mogelyk heid, dat het land syn inwoners voedt; Java is nu reede per hectare meer bevolkt dan Nederland! Er is dus werkelyk gevaar voor overbevolking en het wordt wel tyd op afwending van dat gevaar bedacht te zyn; en mogelyk zal Nieuw-Guinea, tot dusver verwaarloosd, eenmaal blyken voor ons een kostbaar, ja onmisbaar bezit te wezen. -~.,, En nu komen wy terug op de Folksbode, waan. gevraagd wordt: Hoe zu'len wij de bevolking (van Nieuw Guinea) leeren werken? De schryver beantwoordt deze vraag door ta zeggen- de Papoea moet den bodem leeren bebouwen en grondeigenaar worden; immers er ontstaat een geregelde samenleving als de bevolking het landbouwbedrijf uitoefent; landbouw bindt aan den bodem, waarop men leeft, dooft den lust lot zwerven, wekt de behoefte aan beschermingen aan de uitoefe • ning van gezag Uit alles wordt apodictisch gezegd en wy willen het ook niet bepaald tegenspreken. Maar toch... wanneer wij onzen blik naar Atjeh wenden, waarde bevolking de rijstcultuur niet verwaarloost en de pepercultuur met y ver beoefent en tóch het zwerven en den oorlog, (') Zie De Locomotief van gisteren.
bet zy onder elkander, het zy tegen ons, bemint, dan kunnen wy den afdoenden invloed -vaa den landbouw niet dadelijk erkennen. Om nu den Papoea's geregelden landbouw *. leeren, zegt de Volksbode, «dringen des» kundigen aan op de tijdelijke vestiging van Oosterlingen van christelijke belijdenis, met den landbouw goed bekend, b. v. christenen van Java, uit de Minahassa, of van de Ambonsche eilanden; wy gelooven dat dit de weg is en worden daarin versterkt door de meening van alle op Nieuw Guinea arbeidende zen del ngen". Eenige gezinnen van christen- Oosterlingen, voor een bepaalden tyd, tegen voorschot en maandgeld aangeworven,stichten onder deieidirg van een zendeling-landbouwer een kene landelijke onderneming; de zen delingen zenden hun P poea'sche leerlingen daarheen; dezen zullen op bun beurt de leermeesters van anderen zijn.... Wat ons btreft, wy waardeeren degoade bedoeling, maar meenen dat de vruchten van dergelyke onderneming weinige zullen zyn, eenvoudig om deze reden, dat de bevolking te schaarse-, is. De Papoea's zullen de behoefte aan den landbouw niet gevoelen en de «kleine landelyke onderneming" zal blyven wat zy was. een kleine oase io een grojte woestyn! Meer ton oss aantrekken, de stichting van hUjveni* landbouw-koionien van chris'enmiauder-, waarby gaandeweg de Papoea's k*__men aansluiten De vraag ligt voor de hand of die stichting thans dadelijk reeds mogelyk zou zijn; maar de tyd daarvoor zal, naar* mate bet spook van Java's overbevolking eea tastbaarder vorm erlangt, wel komen. Inmiddels zal ons Bestuur, door de zendelingen gesteurd, meer kennis hebben kunnen verzamelen omtrent den aard van den bodem, en sal het den kolonisten te goeder tyd beschik* bare gronden van goede hoedanigheid kunnen aanwezen. Overal in den Archipel vindt men sporen van Javaansche kolonisatie; «ds Javanen wisten te kol.ns.eieo," heeft, meenen wij. Professor Veth uitgeroepen; zy vestigden zich b. v. in Palembang, in 80rne0.... zullan sy zich ook met eenumi willen vestigen op NiBuw -Guinea V' «Wy hebben slechts een plan in schets ontworpen, en hopen dat der zake kundigen dit ontwerp belargryk genoeg zuilenachten om daarover van gedachten te wisselen", zegt de schrijver in de Volktbode. Wy, op onze beurt, gevoelen nog minder gedaan te hebben; wy hebben zelfs geen vlucht'g plan ontworpen, en slecht 10-s-denkbeelden g.üit... misschien eeni^sz os geïnspireerd door het voorbeeld onzer Hamgenooten in de binnenlanden van Zu;d Afiika! Toch hepen wy, dat «der zake kundigen" ook over die denkbeelden hun meeuing rollen zegden. Ons schijnt het toe, dat de te volgen weg, in het be'ang van Nieuw-Guinea, van de Javans - _n van de zending dese moet zyn: lo Jettelijk ons gezag vestigen over eea deel ven ets gebied op Nieuw-Guinea, en lan, samerhand dat gesag uilbreidep. 20. Op het door ons in werkelijkheid bc* heerd gebied de gelegenheid openen voor Chr isteninlanders, om daar grondeigendom te verkrygen en gemeenten te stichten, waar de arbeid in eere is. Da Staat kan daartoe medewerken, omdat de gelden, voor stichting van dergelijke koloniën noodig, hun renten opbrengen door -4_ I.|mi »_. _*_*.?_._« orvnn — HaloQt_n__-. Maar er zuilen nog jaren verloopen voordat aan beide desiderata wordt voldaa_. Wy vreezen het ook; maar aan dit bezwaar hechten wy minder gewicht dan aan een ander, nl. dat men door overhaasting de uit voering van een goed denkbeeld zou bederven. En wanneer wy nagaan hoe luttel de resultaten nog zyc van den veertigj irigeu arbeid der zendelingen op NieuwGuinea, terwijl dezen tocb niet wanhopen aan de toekomst, — dan zeggen wy op onze beurt: wy moeten minder «ten naar dadelyk gewin dan naar de vruenten welke onze arbeid ie eijner tyd sal opleveren. {Amst. Hbld)
"Landbouw op Nieuw-Guinea.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/09/16 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294407:mpeg21:p001