Het staande blijven van de ongewoon hooge prijzen die n de laatste dagen voor rijst moeten worden besteed, brengt le begrooting voor menig huisgezin geheel in de war, en beeft reeds hier en daar den armen inlander gedwongen, om zijn kinderen het meest gezochte voedingsmiddel met toondjesmaat toeterneten. Oni die reden verdient het verschijnsel zeker de bijzondere belangstelling welke het algemeen verwekt. ludieu wij ons echter niet bedriegen, vergt het verschijnsel meer, vergt het de aandacht der Begeering. Wij veraugeu niet, dat het gouvernement tusschen beide trede om loor dwangmiddelen de daling der prijzen te bewerken: :tlke denkbeelden passen niet voor de negentiende eeuw {ze passen evenmin in het kader onzer beginselen. Maar vrees wordt ons opgedrongen, dat de stijging der rijstijzen samenhangt met den achteruitgang der rijstcultuur, |<8i dat hetgeen eenige ingezetenen tijdelijk tot klagen noopt, de Begeering tot een blijvende bezorgdheid moet prikkelen. Van dat gevoelen wordt hier rekenschap gegeven. Wanneer men het resultaat van de zorgvuldige nasporingen, waaraan de Statistieke Opuame dc residentie Kadoc onderworpen heeft, tot gids en raadsman kiest, dan verneemt men onder anderen, dat de bevolking van het genoemde gewest in 1822 bedroeg: 322 326 zielen ; „ 1830 „ 307 293 „ „ 1840 „ 304 35G „ en „ 1869 „ 560 603 De rijstcultuur daarentegen leverde: in 1822 932 276 picols padie; „ 1832 (*) 738 000 „ 1840 1603 369 „ 1869 1198 932 Bijgevolg: terwijl de bevolking van 304,356 in 1840 tot 560,603 zielen in 1869 was gestegen, klom de opbrengst der padi-oultuur gedurende datzelfde tijdvak van 932,276 tot J 198,932 picols. Of, met andere woorden: de bevolking vermeerderde met ruim 84%, terwijl de padioogst toenam met ruim 28%! En die ongunstige toestand van de padi-cultuur is niet aan de vermindering van het getal bewerkte bouws te wijten. Integendeel, dat is belangrijk grooter geworden, verbazend zelfs. In 1822 toch bedroeg het slechts 27,772 bouws; in 1840 hoogstens 38,110 en in 1869 minstens 101,000. Maar in 1822 werd per bouw 33,57 picols geoogst; in 1840 zelfs 42,07; in 1866, 25,71; in 1867, 25,94; iv 1868, 14,49; en in 1869 slechts 11,92. Iv 1870 was het weer 24,06 picols, maar de gemiddelde opbrengst over dc tien jaren 1860 tot 1870 is het bedrag van 23 picols per bouw niet te boven gegaan. E e h t er — zoo getuigt dc Statistieke Opname ! — is een opbrengstvan 36 picols per bouw zeer goed t e verkrij g e n. In Kadoc ligt het niet bereiken van dat cijfer aau de navolgende oorzaken:
10. de gronden worden in den regel te slecht en te kort bewerkt; 20. omdat er niet veel tweede gewassen worden aangekweekt, wordt op vele plaatsen een geregelde wisselcultuur verzuimd met planten uit andere familien, dan waartoe de padi behoort; 30. de keuze der uitteplanten zaadpadi heeft met weinig zorg plaats; 40. de zaadpadi wordt veel te dicht opeen geplant, zoodat deze reeds, na geringe hoogte bereikt te hebben, door hare gele kleur doet blijken, zich niet krachtig te kunnen ontwikkelen; 60. de padiaanplant wordt slecht verzorgd en niet voldoende van het welig opschietend onkruid gezuiverd; 6°. eindelijk versnelt men op vele plaatsen het rijp worden der padi door haar het water te ontnemen, wat voor de productie zeer nadeelig is. En de veronderstelling is niet gewaagd, naar het ons v°orkomt, dat diezelfde oorzaken in andere residentiën tot dezelfde onheilspellende gevolgen leiden. Vast staat het in allen gevalle, dat do uitvoer van rijst te Samarang bij voort.. during vermindert. Wij roepen andermaal de cijfers op. Een onderzoek "racht ons tot deze gegevens: In 1868 bedroeg de uitvoer 14250 picols; „ 1869 „ „ „ 6794 „ eu „ 1870 „ „ „ 3347 „ Een veelbeduidcnde achteruitgang dus! 1871 geeft een buitengewoon grooten oogst, de prijzen voor eerste soort rijst dalen tot ƒ 5, de uitvoer neemt toe eu neemt toe in een naar evenredigheid veel te groote ma- e> hij stjjgt tot 35416 picols, nagenoeg het elfvoudige van 'et vorige jaar, maai het gevolg is dan ook, dat er in 11.7 o te Samarang een bepaalde schaarschte ontstaat, zooc*weer een menigte rijst moet aangevoerd, en deprij( ) Voor 1830 ontbreekt elke opgaaf.
zen tot ƒ 14 opgedreven worden. Bovendien, wat beteekent die uitvoer van ruim 35000 picols? Wat beteekent hij voor de hoofdstad van een gewest waarin, volgens de officieele aardrijksbeschrijving, dc „koreuschuur van Java" is gelegen. Wat beteekent hij voor de hoofdplaats van Midden-Java, nu de spoorweg den rijstvervoer uit vele andere plaatsen aanmoedigt ? Wat beteekent hij zelfs in vergelijking met vorige jaren, toen dat transport- en communicatiemiddel nog niet te hulp geroepen kon worden, maar toen men den uitvoer hier desniettemin een veel hooger vlucht dan tegenwoordig zal nemen P Ol bedroeg hij niet in 1859 85 000 in 1858 104.000 en in 1837 314.000 picols? In 1857 het tienvoudige alzoo van 1871 en het negentigvoudigc van 1870! Den lezer die ons tot hiertoe volgde komt waarschijnlijk een bedenking op dc lippen. Wij zullen hem voorkomen, door de vraag te beantwoorden of de vermindering van den uitvoer te Samarang niet het natuurlijk gevolg is van de vermindering van den amvoer uit andere plaatsen.
Wij gelooven het niet. Wij gelooven niet, dat die plaatsen — wanneer men althans het buitenland, Rangoen bij voorbeeld, uitzondert—juist in de laatste jaren een ander débouché gevonden hebben. In de laatste vier jaren is de aanvoer over zee hier voortdurend vrij onbeduidend geweest: in 1868 b. v. 206 picols ongcpelde eu 318 picols gepelde ryst; in 1871 respectievelijk 25 en 694 picols. Zulke bedragen leveren bij hoeveelheden als hier bedoeld worden den doorslag niet. Misschien was het bedrag een tiental jaren geleden grooter, maar men had destijds ook niet zulk een belangrijken aanvoer uit andere streken, uit Grobogan bij voorbeeld, vanwaar nu per spoor duizenden picols worden aangebracht. . Neen, ontveinzen wij het niet: met dc nadicultuur is iet niet alleen in de residentie Kadoe bedroevend gesteld. Vie dat nog een oogenblik meenen mocht, zoeke genezing oor zijn dwaling in de Nota door wijlen den even kunigen als eerlijken resident v. d. Poel over de rijstculuir samengesteld, en in de getuigenis van Krajexbrink. an jaar tot jaar als het ware gaat bijna overal die cullur achteruit. Ea niet in dezen zin, dat er jaarlijks meer üldcn aan dc padi-cultuur worden onttrokken om voor e tabaks-, koflie-, suiker- en im'igoteelt bestemd te worcu — wat zoowel in dc Vorstenlanden als elders opteterken valt, — maar in dezen zin, dat de gemiddelde roiluctie per bouw afneemt, wat een zeer ongezond eischijnsel moet heeten. De oorzaken werden reeds genoemd. Voor sommige rcsidentien echter ziju zij de eenige niet. Het gebrek aan landbouwkennis moge een hoofdrol spelen, het gebrek aan irrigatieiverkcn doet er het zijne toe, om den achteruitgang duurzaamheid te verleenen. Dat is het geval in Samarang, iv Rembang, in Japara, in Banjoemas en in vele andere gewesten. Daarin te voorzien, en den inlander door een practisch onderwijs van een landvel-knoeier een laudbouwcr te makan, sta der Begeering voor oogen als een plicht, welken zij uiet verzuimen kan, zonder dat de toekomst van Java's welvaart op het spel wordt gezet.— v. X.
"Naar aanleiding van rijstprijzen.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/23 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297243:mpeg21:p001
"Samarang. Stand der Maan gedurende de maand Feb. 1872. Volle maan Zaterdag den 24en Februari. Nederlandsch Indische Spoorweg-HaaUckappij. Uren van Vertrek en Aankomst der Treinen.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/23 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297243:mpeg21:p001
"POSTKANTOOR SAMARANG.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/23 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297243:mpeg21:p001
Uit Pasoeroean wordt aan het Soer. HB. geschreven: De welvaart onder dc inlanders in het Pasoeroeansche laat niets te wenschen over. Hoe dit in andere Residentiën moge wezen, weet ik niet, maar zeker is 't, dat in deze streken het aanheffen van jeremiaden ten behoeve van onze bruine natuurgenooten, de grootste onzin zou wezen. Dc mannen van de tabak hebben met hunnen arbeid gedaan; en veel moet de oogst van het afgeloopen jaar opgeleverd hebben. De qualiteit echter moet niet extra wezen, zooals ik gehoord heb. Op de inlandsche markt zijn de prijzen van dat artikel verbazend gestegen; en voor eene hoeveelheid die men vroeger tegen betaling van 4 centen verkreeg, moet men nu 6 en 7 centen geven; een verschil dat belangrijk is te noemen. De koffie begint overal reeds te rijpen; eerstdaags zal dc pluk een aanvang nemen. De oogst belooft belangrijker te wezen dan die in het vorige jaar; echter niet zooveel te bedragen als die van 1870. 'T kan dan ook niet altijd kennis wezen. De politie van Malang speciaal, heeft zich in die zaak loffelijk van hare taak gekweten en ik kan gerust zeggen dat de bemoeiingen van den Assistent-Resident voornamelijk tot de ontdekking geleid hebbon. De Begeering moest wat meer vau ambtenaren die op dergelijke wijze hun plicht vervullen, notitie nemen; — ze moest niet, een lamzalig kassianstelscl volgende; „oude sokken" aau het hoofd laten om zoodoende de promotie te belemmeren van nog krachtvolle mannen, die hunne plichten kennen en ze ook vervullen. Maar zoo iets doet ecu echt ludischc Begeering niet; — die loont liefst in omgekeerde verhouding naar het werk. U, redacteur behoef ik daarvan geen staaltjes op te noemen; — Ja één dan toch: —■ Ter hoofdplaats Malang, was de kofliepakhuismccstcr tevens débitant van 't zout. De man had al jaren achtereen, stipt, eerlyk en nauwgezet zijn plicht, vervuld; er was niets hoegenaamd op hem aan te merken. Op het einde van het vorige jaar werden de 2 vorengenoemde betrekkingen van elkander gescheiden en een inlander benoemd tot zoutverkooper; zoodat de door mij bedoelde ambtenaar, na steeds trouw den Lande gediend te hebben, zich een gedeelte van zijn inkomen ziet ontnemen. Had men nu niet dien functionaris in de beide betrekkingen kunnen laten, zoo lang hij nog in dienst . was; of ware anders eene verhooging van tractement niet billijk geweest? Maar ik vergeet dat billijkheid niet staat in het woordenboek van de Indische staatsmannen.
Aan de vergrooting van de gevangenis te Malang wordt Rink gewerkt; met eiken dag is avancement zichtbaar. 'T is een aardige som die voor dat werk is uitgetrokken; — 94000 gulden, geen kleinigheid voorwaar! Ja, die heeren van den waterstaat, ze verstaan zich wM op de kunst van het „grouper des chiffres." Komt er nu nog iets bruikbaars voor den dag; —soit dan zullen we nog niet klagen.
Belasting. Met uitzondering van eenige „hoogstaangeslagenen," zegt het Vaderland, wenscht ieder Nederlander, die ooit heeft nagedacht over de wijze waarop in de behoeften van den Staat wordt voorzien, hervorming der belasting. Het samenstel van heffingen, dat men de goedheid heeft om met den weidschen naam van „ons belastingstelsel" te betitelen, vloeit inderdaad te zeer over van onbillijkheden, dan dat een belangloos beoordeelaar zou kunnen nalaten in dien wensch te deelen. Hoc algemeen het verlangen naar belastinghervorming echter moge zijn, over de richting, waarin zich die hervorming zal moeten bewegen, bestaat nog zeer weinio- een-Btemmigheid Niet dat wij ons dc illusie zouden maken, alsof men het ooit eens zou worden over dt; belastingen, die het eerst moeten worden afgeschaft, on die, welke met de minste bezwaren daarvoor in de plaats kunnen treden. Daaromtrent zal ongetwijfeld steeds het grootste verschil van gevoelen blijven bestaan, eu er zou «el nooit een belastinghervorming tot stand komen, wanneer ten slotte niet menigeen zijn bijzondere idealen ten offer bracht aan de begeerte, om althans iets betrekkelijk goeds te helpen tot stand brengen.
Maai- aan tdke herziening der belastingen moet noodzakelijk voorafgaan de beslissing van deze vraag: is het te doen om de Staatsiiikomst.cn ruimer te doen vloeien, dan wel om een billijker verdeeling van lasten te verkrijgen : De Minister van Financiën heeft beproefd, bij zijn voordracht tot invoering eener algemeene belasting op de inkomsten, ter vervanging der patentbelasting en van den vleeschaccijns, het nuttige met het aangename te vereeuigen.^ Hij heeft op de door ons gestelde vraag geantwoord, dat en naar vermeerdering van middelen èn naar opheffing van bestaande belastingen moet worden gestreefd.
Uitbreiding van middelen staat echter bij hem op den voorgrond. De toelichting zijner voordracht begint met het betoog, dat de gewone middelen telkens, en op de begrooting voor 1872 opnieuw, tekortschieten om in de behoeften van 'sltijks dienst behoorlijk te voorzien; terwijl bovendien de begrooting zal moeten bezwaard worden met een verhoogd bedrag aan renten en aflossing indien „voor den aanleg van groote werken of voor eene meer krachtige opvatting onzer veidedigingstaak" leeningen noodig mochten worden. Eerst daarna volgt het betoog, moet worden voortgegaan met de opheffing van bestaande klemmende en onrechtvaardige belastingen. De Tweede Kamer heeft goedgevonden in haar Voorloopig Verslag den gedachtengang van den Minister te wijzigen, en het te doen voorkomen alsof hij een algemeene inkomstenbelasting wilde invoeren, vooreerst om den accijns op het geslacht en de patentbelasting te kunnen afschaffen, en eerst daarna om de inkomsten van den Staat te vermeerderen. Maar deze voorstelling is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. De Ministerie wil in de eerste plaats, zooals hij zich vermoedelijk zou uitdrukken, „meer geld hebben." Nu is zijn eerste motief daartoe, dc jaarïijksche tekorten, geheel onhoudbaar geworden. De Minister zal wel niet meer ontkennen, dat het tekort op de gewone uitgaven over 1862, aanvankelijk ruim twaalf tonnen gouds bedragende maar door de aanneming van eenige amendementen in de Tweede Kamer tot negen ton verminderd, uitsluitend op het papier bestaat, maar in werkelijkheid zoo goed als zeker voor een overschot zal plaats maken. Immers de middelen zijn voor 1872 slechts ƒ 860,000 hooger geraamd dan voor 1871, en de opbrengst overtrof de raming tot November 1871 (de opbrengst van December is nog niet bekend) met bijua vier millioen. Blijven dus alleen over de uitgaven voor renten en aflossing van een te sluiten leening voor de voltooiing der Staatsspoorwegen of voor de defensie. Want of de Minister dc reddingsplank zal aangrijpen, die de heer Duymaer van Twist hem toestak, toen deze op wijziging van ons belastingstelsel aandrong, ten einde ons onafhankelijk te maken van de Indische baten, zal nog te bezien staan.
Zal men nu tot een belastinghervorming overgaan, in de eerste plaats tot vermeerdering der inkomsten, ten einde later veilig voor spoorwegen of defensie te kunnen leenen, iv de tweede plaats tot wegneming van eenige der vele onbillijkheden in het bestaande samenstel van heffingen '■ Maar daardoor zal men niemand bevredigen. \\ ij nemen voor het oogenblik aan, dat dc inkomstenbelasting algemeen dc minst bezwarende, en de patentbelasting en de vleeschaceijus algemeen de meest drukkende belastingen worden geacht. Wie nu een billijker en gelijkmatiger druk der belastingen noodig acht zal zich met dc afschaffing der twee belastingen vereenigen. Doch tien tegen e'eu, dat hij bezwaar zal zien om iv verzwaring vau lasten in het algemeen toe te stemmen, alleen omdat wellicht later de spoorwegen of de defensie een leening noodzakelijk zullen maken. \\ie daarentegen sterk doordrongen is van de noodzakelijkheid vau uitureiaing van middelen, zal zeer veel moeite hebben om ziju toestemming te geven tot het laten varen van twee middelen om dc schatkist te vullen, al zijn deze middelen ook juist niet dc beste die waren uit te denken. De Minister loopt dus groot gevaar van zijn kracht te moeten zoeken in zijn isolement. In ecu wezenlijk tekort op de begrootiug zou moeten worden voorzien. Maar nu met het tekort op de begrootiug van 1872 de voornaamste groudslag der voordracht tot invoering eener inkomstenbelasting is weggevallen, nu is belastinghervorming alleen mogelyk met doel om de Staatslasten billijker te verdeden. Mocht dan later voor spoorwegen of defensie een leening noodig blijken, dan zal het voorstel daartoe behooren vergezeld te gaan van de aanwijzing der middelen, noodig om in renten en aflossing te voorzien.
„Indische toestanden" heet een boekje, door een ongenoemden schrijver in Nederland uitgegeven. Het voorlaatste nommer van Onze eeuw levert daarvan een zeer gunstige beoordeeling, waaraan het volgende ontleend werd: „Wij hebben het. ongeluk,' aldus eindigt de heer 8., „geboren te zijn in een maatschappij, waarin de kracht, die men vroeger geloof noemde, bijna geheel verlamd is. Toen er in een eeuw van duisternis slechs één ster aan den hemel blonk om het menschdom tot leidster te strekken op het moeielijke levenspad; toen wist een ieder dat dit licht was, hetwelk Israël moest leiden door de woestijn „De schemering der wetenschap breidde zich uit over de aarde en verlichtte het terrein, waarover liet menschdom zich had voortbewogen: kuilen en hindernissen openbaarden zich, die bij het licht der morgenster onzichtbaar waren gebleven. Tegelijkertijd taande het licht dier ster, en taande tevens het geloof, dat zij de richting had aangegeven, waar de zon zou opgaan, De geheele Oosterkim is verlicht! Wie zal ons het pad aanwijzen, dat wij moeten betreden? „Haar staat het menschdom en is het spoor bijster. „Het geloof is geweken, de twijfelzucht gekomen. Het kwaad is in overvloed aanwezig en neemt nog toe, maar niemand heeft geloof genoeg om het te bestrijden, het te verbeteren, te beginnen met zijuc eigene verbetering. Wat blijft ons thans over? „De vijf onverzadigde zinnen zullen blijven," zegt Thomas Carlyle, „de zesde onverzadelijke zin (de ijdelheid), de geheele demonische natuur des menschen zal blijven — losgelaten, om regel- en teugelloos in den blinde te woeden, zelve wild, maar met alle werktuigen en wapenen der beschaving toegerust: een schouwspel, nieuw in de geschiedenis." Wie kan zijn weg vinden door den chaos, waarin de hedendaagsche maatschappij vervallen is? „Priester- en koningschap, ' roep! nog eene kleine partij, „moeten haar regceren p ny y Zlm^ waartoe gij ons gebracht hebt," is het antwoord. „Egoïsme moet dc eenige drijfveer zijn. Laissez aller, laissez faire! Leve de vrijheid!" liet egoïsme drijft de rijken tot de afzichtelijkste uitspattingen. Wat zal men er tegen doen? Ook dat schijnt eene behoefte voor de maatschappij te zijn; want al wat bestaat is het gevolg van oorzaken. „Maar ook de armen, door gebrek of wangunst gedreven, rukken de banden van het plichtgevoel los. Werkstakittgen, Internationale, Fenians, commune, gepaard met dronkenschap, liederlijkheid, moord en brandstichting, verontrusten de maatschappij. Moet het ook daarmee zijn: leve de vrijheid! Laissez aller, laissez faire?
„Verre van dien! Vrijheid mag niet ontaarden in losbandigheid. Egoïsme kan de eeuige drijfveer der maatschappij niet zijn; het moet beheerscht worden door plichtgcvoel, door het gevoel dat don mensch bezielt, als hij weet, dat hij een werktuig is in dc hand van den God der waarheid. „Zie waartoe het egoïsme — het georganiseerde recht van den sterkste —de wereld heeft gebracht! Tot slavernij, gebrek, misbruik van sterken drank of opium en allo daardoor ontstane misdrijven aan den eenen, tot lcdiggang, overprikkeld zinnelijk genot, ontzenuwing, prostitutie aan den anderen kant. „Le pouvoir deprave ceux qui I'exercent, zegt Say. „Nog altijd kan men den machthebbenden in den staat toeroepen: „Kaïn, wat hebt gij met uwen broeder gedaan?" en zal men van ecu man als ScHaFFLE daarop ten antwoord krijgen: „Iv den vorm van koffie, en suiker, worden in Europa groote hoeveelheden zwart menschenvleesch verslonden." „Rijken en machthebbenden! Gij zijt er trotsch op, zelf niet te werken, ja zelfs af te stammen van een ras, dat zonder te produceeren groot en rijk is geworden. „Uw fortuin en de kundigheden, die gij u hebt kunnen verschaften besteedt gij niet om dc productie hier of op Java gemakkelijk te maken. Uw eenig streven is : ook uwen kinderen eene positie te schenken, die hen er voor zal behoeden, aan het verachtelijke werk der nuttige voortbrenging deel te nemen. In plaats dat gij de krachten, die gij uit de maatschappij tot u gezogen hebt, beschouwt als een heilig pand, dat gij verplicht zijt in de maatschappij te doen terugvloeien, vruchtbaar gemaakt door de meerdere kennis en hoogere waarde, die gij in staat zijt u boven anderen te verschaffen, besteedt, gij ze waarvoor? .la, waarvoor besteedt gij ze? „Uwe sclntten stelt gij beschikbaar voor gedemoraliseerde gouvernementen, die ze niet alléén gebruiken om den, dikwijls onrechtmatig verkregen, eigendom te beschermen tegen de misnoegde arbeidende klasse; gij maakt het voeren van oorlogen, gemakkelijk waarin de mindere klassen genoodzaakt worden elkanders glazen in te slaan, om dan iater zelf de stukken te betalen. Op die wijze verkrijgt gij, wat gij noemt een fortuin voor uwe kinderen. „Harde lessen hebben h niet gebaat! Iv het laatst der vorige eeuw giugen de vlammen op uit het paradijs der fainéans. Het door honger en ellende tot razernij gedreven volk ontdeed zich van zijne meesters. Een angel met een vlammend zwaard verdreef uwe geestverwanten uit hun paradijs en noodzaakte hen in het zweet huns aansehijns hun brood te verdienen. „Het ras was echter in andere lauden niet verdelgd. Een nieuw paradijs verrees, prachtiger dan het vorige, vol van korven, niet bewoond door werkbijen, maar door hommels. Opnieuw kon uw oog eu hart zich verlustigen in het s hoonc Parijs. „Dc in overvloed uit de maatschappij gezogen sappen zochten echter eene bestemming en maakten een afschuwlijken oorlog mogelijk. Nog eenmaal werden dc produceerende werkbijen tot razernij gedreven, en wederom gingen de vlammen op uit uw paradijs. „In vlammend schrift hebt gij kunnen lezen, wat er, zoo niet voor u, dan voor uwe nakomelingen is weggelegd. Woorden van een wijsgeer, zooals Thomas Cahi.yi.e, bleven voor u ecu stem des roependen in dc woestijn, niettegenstaande zijne „Geschiedenis der Fransche Omwenteling" voor uw gemak in het Ilollandseh vertaald werd. „Miskent de teekenen des tijds niet! Toen ik het vaderland verliet, („19 jaren geleden") had ik nog nooit eene stem gehoord, die Proüdiiox durfde verdedigen, en durfde beweren, dat hij niet geheel ongelijk had, toen fiij eigendom diefstal noemde. Thans durft een man als Skh&F--i'l.i: liem en zijn stelsel openlijk in bescherming nemen. Van dien man, die vroeger overal als een schurk of krankzinnige werd uitgekreten, zegt hij: „Er hat ein Lebcn der Unabhangigkeit, der Unbestechligheit, der kuhnen Herausforderung gegen die Gewalt, des Mnrtyriums, der Verbannung und des Kerkers überzeugungstreu durchgelebt; mir weuigstens ist ein schleehter Charakterzug des Mannes nicht bekannt". En Sciihffle was, toen hij dit zeide, minister van den keizer van Oostenrijk ! „Twintig jaren geleden sprak men van de heiligheid van den eigendom; thans spoort men na, hoe eigendom kan r e c h t v aar d igd worden, en komt men tot het besluit, dat hij alleen kan gerechtvaardigd worden door het gebruik, dat er van wordt gemaakt. Hij, die zijn vermogen besteedt, om zich weelde te verschaf, n, die hem verzwakt, in plaats van hem krachtig te maken; hij, die het aanwendt tot demoralisatie der maatschappy, pleegt een afschuwclijken diefstal, waarvoor hij zelf of zijn nageslacht zal worden gestraft.
„Twintig jaren geleden behoorden strikes nog tot dc zeldznamheden; thans zijn zij aan de orde van den dag ; socialistische begrippen hebben zich verspreid. Maar gij kunt in dat alles niets anders zien dan het werk van den Vader der Leugen. „Vergist u niet! Er is waarheid in: Gods waarheid is er in! „Maar, helaas, hoe zult gy de waarheid hooren? Gij leest slechts couranten en boeken, die in uw geest geschreven zijn; gij gaat slechts naar kerken, waar gij weet, een priester te zullen vinden, die een preek in uw geest samenbeuzelt. „Thomas Carlyli hebt gij niet gehoord; Theodoee Paekeu is een vreemdeling voor u; voor Douwes Dekkeu hebt gij uwe ooren gesloten? Waarom zoudt gij nasr mij luisteren" ? Is het tot u doorgedrongen, volk van Nederland? Hebt gij 't gehoord en gevoeld? O, ik bid het u, ik bid het u in uw eigen belang, sluit het oor toch niet zoo halsstarrig, telkens als de waarheid, de naakte, bittere waarheid tot u komt, om u wakker te schudden uit uwe lusteloozc loomheid! Neem niet altijd aanstoot aan den vorm; klaag niet over overdreven scherpte Neen! Hevig klinke de zweepslag; onbarmhartig dc „diatribe" —'t is verdiend, honderdvoudig verdiend. Moge de liberale partij het nimmer vergeten; moa;e zij, nu een dcv haren, nu een „slooper' als Loudon het roer vau staat in Nederlandsch-Indië gaat besturen, 't in gloeiend schrift steeds voor oogen zien schitteren, wat zij zelve, ruim 17 jaren geleden, schreef in 't Indisch regeeringsreglement'): „üe bescherming der Inlandsche bevolking tegen willekeur, van wien ook, is een der gewichtigste plichten van den Gouverneur-Generaal. S. Katz, Jz. (1) Wet van 2 Sept 1854 (Ned. Staatsbl., no. 19»,) art. 55, lste al. Ongelukkfa. Een stadgenoot, met een nog niet voldoende gedresseerd paard voor een bendy willende vijden, had het ongeluk met dat voertuig ten onderste boven te vallen, waardoor hij zijn arm op twee plaatsen brak. ren Javaansche koetsier met zijn gezicht te dicht bij een paard staande, werd door laatstgenoemde op een beet onthaald, die deu koetsier het vleesch van kin, lippen en neus kostte. — De Ontvangkr dor In- en Uitgaande Rechten te Batayia gaat eerstdaags met verlof. Tot de candidaten voor de vervulling van die vacature behoort dc Ontvanger te Samarang. Met leedwezen zeker, schoon met blijvende erkenning vau hetgeen de Hr. Admiraal ook voor de veraangenaming van Samarang verricht heeft zou men dien eerlijken ambtenaar van hier zien gaan, maar het belang van hemzelven en de plicht der regeeriug om haar trouwe dienaren te beloonen moeten hem naar Batavia roepen.— De Mail is deu 19en uit Batavia vertrokken maar wordt niet vóór morgen hier verwacht!— Janmaats. Gisteravond bad alhier wederom een dier tooneeltjes plaats die iv zoesteden vrij menigvuldig ziju. Een zestal Janmaats, waaronder men Johiißulls, Yankees en één Pruis telde, kwamen in nuchteren toestand bij zekeren tapper zonder patent, aan den Boom woonachtig. Toevallig kwam de stuurman van het onlangs gestrande schip Floris ook in die tapperij en daar hij onder de Janmaats eenige zijner matrozen herkende, zoo onthaalde hij allen, naar gulle zeemanswijze op een bierglas jenever. Ware het daarbij gebleven, dan zouden de gemoederen — de lezers gelieve aan te teekeneu dat wij van matrozen spreken, die doorgaans voor goede drinkers bekend zijn, — niet bijzonder opgewekt zijn. Het ongeluk echter wil dat zij met bij een bierglas bleven, maar als het ware een wedstrjjd hielden wie hunner het meeste drank kou verdragen. 'loen het zevental braaf hun best hadden gedaan, zoo zelfs dat twee huuner buiten westen waren, begon er niet alleen verwarring van spraken maar ook vau gevoelens te ontstaan. Het laatste in verband met het eerste deed den Amcrieaan verscheiden vloeken tegen deu Pruis uitkramen die van zijue zijde niet onder willende doen den Amerieaan een lading Duitsche vevweusehingen naar het hoofd zond, waaronder Kreutz Zoon lang scheldwoord moest iets verschrikkelijks zijn dacht onze ïaukec, en hij begreep dat hij het met redeneeringen in geen geval kon winnen van don Pruis. Plotseling dan ook duwde hij deu Pruis zijn vuist onder den neus, en de daad bij ecu bedreiging voegende, gaf de Yankee zijn tegenstander een stomp die deu laatstgenoemde niet zijn gezicht op den grond deed vallen, zoodat het bloed hem uit mond, neus en wang vloeide en de Pruis voor dood naar het Militair Hospitaal werd gedragen Daarna verleende de wacht zijn hulp en bracht deu bokser in arrest. Heden is de zaak in handen vau den Officier van Justitie gesteld. De Pruis is weder springlevend, doch draagt op het gezicht nog blijken van zijne kennismaking met deu grond.—
"Uit Pasoeroean wordt aan het Soer. HB. geschreven:". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/23 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297243:mpeg21:p001