In ditzelfde blad hebben wij ons den 13en November van het vorige jaar beklaagd over de raadselachtigheid en nevelachtigheid van Mr. S. van Houten. Onze lezers herinneren zich wellicht wat wjj toen onder het opschrift: f,Een sphiniberijder" over zijne brochure „Liberale politiek op historischen grondslag" geschreven hebben. De heer van Houten had in dat werkje het beginsel der autonomie van iederen maatschappelijken kring als het groote liberale beginsel uitgesproken. Hy had deu Minister :: een t_:,_*_..tan__i ,_ii dat ueghuel, vvs een illiberaal genoemd. Hij had eindelijk betoogd, dat alleen van de vrije ontwikkeling der maatschappelijke instellingen gedreven door de kracht der autonomie, de hervorming der maatschappij te wachten is. De groote moeilijkheid voor den staatsman was alleen daarin gelegen, om telkens te beslissen of de tijd voor verandering op een of ander gebied reeds gekomen was, ja dan neen. Die tijd was aangebroken, zoodra de meerderheid er voor was en de minderheid er zich vrijwillig aan onderwierp. Mais la grande chose c'ctait I'heur e précis c. Wij eindigden na dat compte-rendu ons artikel met te beweren dat Mr. van Houten de rol vau Sganarelle uit den „Médecin malgré lui" had vervuld en dat het er veel van had alsof hij dien comedieheld van Molière had nagezegd: „et c'est pourquoi votre fille est muette," terwijl het den vader van het meisje juist te doen was om te weten hoe zijne dochter hare stem terug konde krijgen. En Molière is niet de eenige dramatische dichter geweest die er behagen in had dergelijke rollen te teekenen. De Polonius uit Siiakespeare's Hamlet is naar hetzelfde model gesneden. Hij zal aan den koning en de koningin verslag doen van zijn onderzoek betreffende de oorzaak van HaMLIT's krankzinnigheid en eindigt een zeer lange speech welker rijke woordenvloed alleen geëvenaard wordt dooide armoede van den inhoud met het leuke „and soit is: your noble son is mad; he is what you call mad", om eerst daarna op het denkbeeld te komen dat men hem gevraagd heeft naar „the eau se ofthis effect." Wij hebben dan toen ook met eenigszins andere woorden den heer van Houten hetzelfde toegevoegd waarmede koningin Gertrud den woordenvloed van Polonius breekt ,more matter with less art." More matter! Punten op de i's. Heeft Mr. van Houten dat gevraagde thans willen geven ? Moet zijn onlangs verschenen tweede brochure „de Staatsleer van Mr. J. E. Thorbecke" dienen tot aanvulling dier eerste ?
Wellicht. De voorrede zegt het niet. Toch meenen wij het er voor te moeten houden om ons het verschijnsel te verklaren, dat de schrijver eerst in Februari 1872 aan het publiek zijne beschouwingen levert over de reeds in 1870 verschenen bekende „Narede" van Thorbecke, achter het laatst uitgegeven deel zijner parlementaire redevoeringen geplaatst. Thorbecke kan niet langer de vaandrig van het liberalisme wezen. De Nederlandsche liberalen moeten dit meer inzien. Eigenlijk heeft Thorbecke nooit het vaandel flink omhoog gehouden en wie het anders meende heeft zich illusiën gemaakt. Thorbecke kan het niet, want hij is altyd geweest een tegenstander der autonomie, eenige zuivere liberale beginselen, een tegenstander der volkssouvereiniteit in de goede opvatting van dat woord. Thorbecke was die vijand toen hij in 1849 zjjue aanteekeningen op de grondwet begon te schrijven. Hij is die vijand nog gebleven in zijne Narede van 1870. Alleen zijn de gebeurtenissen hem te machtig geweest. De grondwetsherziening heeft hem overvleugeld en de behoeften der maatschappij hebben hem dikwijls genoodzaakt van het streng vasthouden van zijn theorie aftezien. Mr. van Houten gaat ten betooge dezer qualificatie de houding van den heer Thorbecke na tegenover het stelsel der rechtstreeksche verkiezingen, tegenover het recht der kroon om de vertegenicoordiging te ontbinden, tegenover de stelling der ministers, tegenover de waardeering van het Engelsche staatsrecht, tegenover de grenzen van, den werkkring en de bevoegdheid van hel algemeen staatsbestuur. Over eenige dezer punten hier een enkel woord. Voor het meerdere verwijzen wij naar de brochure zelve. Ook voor wie zich met Mr. van Houten's appreciatie der staatsleer en der werkzaamheid van den heer Thorbecke niet kan vereenigen, zal toch de lezing dier brochure zeer vruchtbaar wezen. Wij hebben reeds meermalen de gelegenheid gehad om er op te wijzen, hoe de denkbeelden van den afgevaardigde uit Groningen ons steeds zijn voorgekomen de richting aantegeven, waarin de theorie van het liberalisme zich ontwikkelen moet. Het is waar, de maatschappelijke hoofdquaestiën worden niet opgelost door algemeene theoretische beschouwingen. Het gebied der practische politiek is het glibberige terrein waarop men vast moet leeren staan. Daar is geen heen en weer zweven mogelijk, gelijk zulks in de nevelachtige atmospheer van algemeene theoriën zoo licht geschieden kan. Maar toch, wie op het glibberige terrein, dat wij noemden, zich een goed pad wil kiezen, moet allereerst zich bewust zijn van de richting die hij zal inslaan, van de beginselen door welke hij zich zal laten voortdrijven.
Enkele punten dus zouden wij hier bespreken. De rechtstreeksche verkiezingen. Thorbecke was in zijne Aanteekeningen op de Grondwet daartegen gekant. De hoofdzaak was volgens hem niet wie kiezen zouden, maar hoe de beste keuze zoude worden verzekerd. Het gronddenkbeeld der vertegenwoordiging was, dat van de zijde der bijzondere leden van het staatsgenootschap, door de waardigsteu zoude worden medegeregeerd. „Niet" zoo als Mr. van Houten zegt, „om uitdrukking te geven aan eigen wil des volks, maar om dit zich zelve den waardigsten, besten, verstandigsten meester te doen geven, is het THOBSSCXE te doen". De directe verkiezingen '. echter in de grondwet hare plaats gevonden, Thorbecke heeft ze niet kunnen keeren. Is zijne leer na dien tijd ook veranderd? Komt de Narede van 1870 wellicht op de oude voorstelling terug ? Men leze:,, Onder de hoofdtrekken der constitutionneele monarchie behoort een vrijgekozen volksvertegenwoordiging, zelfstandig, naar eigen inzicht en oordeel besluitende, zonder eenigen band met de kiezers. Deze opvatting is voor Mr. van Houten hoogst illiberaal. De gekozen vertegenwoordiger mag niet zijn de gekozen meester, maar de gekozen openbaarder van den wil des volks. Is het noodig op dit punt zoo ernstig tegen de Thorbeckiaansche opvatting te waarschuwen, vragen wij. Het stelsel der rechtstreeksche verkiezingen is met geene mogelijkheid ooit te verlaten. Daarvoor behoeft geen vrees te bestaan. En in de practijk doen de kiezers zich meer en meer gelden, en wordt het ook in Nederland gewoonte dat de politieke candidaten hunne programma's aan de kiezers mededeelen. Dat de ontwikkeling van kiesrecht en kiespractijk van een streng doctrinarisme kwaad hebben te duchten, meenen wij dus niet.
En dan vragen wij Mr. van Houten of ook zijn systeem niet overdreven kan worden, en geparodieerd in een mandat impéralif d la RoCHEFORI ; of ook in zijn systeem niet veel aan de „bekwaamheid en het karakter" van den volksvertegenwoordiger moet worden overgelaten; of hy ook in zijn systeem het recht om te kiezen niet zal willen beperken tot hen aan wie hij, volgens welken maatstaf dan ook, ontwikkeling genoeg toeschrijft om goede keuzen te doen. Is er dan nu ten aanzien van dit punt zulk een ontzettende klove tusschen Thorbeckianisme en liberalisme? — Een tweede punt. De stelling der minisiers. Op dit punt achten wij Mr. van Houtens critiek oneindig gelukkiger geslaagd. Het keurig en scherp betoog daaraan gewijd is o. i. het glanspunt der brochure. Thorbecke is wel niet monarchaal in dien zin dat hij de zelfstandigheid der kroon tegenover de vertegenwoordiging eischt ter wille der kroon zelve, ter wille van de traditie der orangistische dictatuur. Hij behoort wel niet tot de kroon en heeft haar nooit gevleid. Maar hij wil de zelfstandigheid deikroon ten einde een uitgebreide werking van den ministeriëelen wil te verzekeren. Hij heeft voorliefde voor eeue minister-dictatuur.
Het is bekend dat de ministeriëele verantwoordelijkheid door den heer Thorbecke nooit zoo ruim is opgevat als menig liberaal wel had gewenscht. En al heeft hij ook in zijne Narede geschreven: „de minister kan niet dan in overeenstemming met het parlement besturen en hjj is verantwoordelijk aan het parlement," toch heeft hij onmiddellijk daarop tegen een te ruime opvatting dezer verantwoordelijkheid geprotesteerd: „het gouvernement is geen dienaar der meerderheid; het is dienaar van de landswet en het landsbelang, geroepen tot uitoefening van de rechten en plichten der kroon naar eigen begrip en overtuiging, niet naar de begrippen of den wil van anderen, vorst zoo min als parlij." De heer van Houten toont het onmogelijke eener dergelijke theorie duidelijk aan. „Verschil tusschen Koning eu minister is immers theoretisch ondenkbaar." En „de minister die in zijn ambt zijne begrippen tegenover ecu parlementaire meerderheid zoude willen handhaven moet verwachten dat hij zijne betrekking door de werking der miuisteriëele verantwoordelijkheid verliest."
Deze dubbele afhankelijkheid maakt zeker liet ministerambt niet gemakkelijker. Doch juist daarom hebben wij altijd de gezonde toepassing der ministeriëele verantwoordelijkheid, welke wij onbeperkt aannemen, nooit verwacht vau de staatsrechterlij ke theoriën van een of anderen minister, Heemskerk zoo min als Thorbecke, maar alleen van het politiek beleid en den constitutionneelenzinder vertegenwoordiging. In haar ligt liet zwaartepunt der constitutionneele practijk. Daarom zij ook bij haar de juiste opvatting der constitutionneele theorie.— Een derde punt. Ten aanzien van de vraag welken werkkring de staat in de maatschappij te vervullen heeft, welke, de grenzen van dien werkkring zijn, heeft de heer Thorbecke altijd geleerd: onthouding. „In wezen, bestemming en middelen zijn het andere levensmachten dan de staatsmacht, welke de kerk, het onderwijs, wetenschap en kunst maatschappelijk te vormen en te besturen hebben. Dit is dan toch het beginsel der autonomie duidelijk uitgesproken. Doch de grenzen van Mr. van Houten zijn dan ook in dit opzicht gericht tegen Tiiobbecke's practyk.— Het onderwijs loopt gevaar niet vrij te worden, maar onder den overheerschenden invloed te geraken van den staat. Voor de opheffing van vele oude belemmeringen van handel en nijverheid heeft Thorbecke geen oog gehad. Het administratief toezicht op fabrieken, de monsterachtige patentbelasting liet hij bestaan. Het economische leven is voor Thorbecke een tamelijk onbekend gebied gebleven. Ten aanzien van de vryheid der kerkgenootschappen meent hij dat het laatste woord reeds is gesproken, nu de ministeriëele afdeelingen voor de eerediensten zijn opgeheven, en heeft men dus van hem geene medewerking tot losmaking van de financiëele banden tusschen kerk en staat te verwachten. Maar de autonomie leert ook volgens Mr. van Houten niet altijd onthouding vau den staat. Z. i. had de staat >:eds vroeger met den aanleg van spoorwegen moeten _n. Z. i. ia het niet te verdedigen dat de regeering het onderwijs voor vrouwen niet ter hand neemt. Z. i. heeft ook de wetgever zijne taak te vervullen ten behoeve van de arbeidende klasse, b. v. door een beperking van het aantal werkuren der kinderen in de fabrieken. Het is merkwaardig. Welk een tegensprak met de beginselen der autonomie zoude men zeggen, niet waar? Doch luister naar de gulden woorden van Mr. van Houten zelven: „Het ware nogtans niet billijk, Thorbecke's handelingen uitsluitend aan de door hem zelven gestelde regelen te toetsen, politiek gedrag enkel naar een absoluut beginsel ie bepalen. De behoeften des levens uitgedrukt in den volkswenscli, wijzen den weg veel meer en dikwijls veel beter dan het verstand en de berekeningen van eenig individu." Zeer juist. Geen doctrinarisme. En men vergete niet, wat Mr. van Houten aan het einde zijner brochure, helaas, met te weinig woorden nog zegt: De maatschappij heeft een grooten strijd tegen de kerk te voeren gehad; die strijd is nog niet uit. Zij zal nog een stryd te voeren hebben tegen de overmacht van het kapitaal, nog een tegen de overmacht dor mannen ten nadeele der vrouw."
Is het niet zoo? Ook de maatschappij heeft altijd een strijd op aarde, niet minder dan de mensch. Erkennen wij dankbaar, wat Thorbecke voor Nederland in dien strijd heeft gedaan. Maar zetten wij allen dien strijd voort. Andere vijanden komen op. Andere wapenen zijn dus noodig. Meu kan de overwinningen van het voorgeslacht waardeeren, en toch tegelijk inzien dat men zelf overwinnen moet op andere wijze.— Mr. v. H.
"Punten op de i's.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/04/29 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297296:mpeg21:p001
"De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/04/29 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297296:mpeg21:p001
Laatste kwartiei Dinsdag den 30sten. ..eJerlauiiscli-lüdische Spoorweg-Maatschappij. llieu vau Vertrek en Aankomst der Treinen. Van SOl.O naar SAMARANG. [j Van SAMARANG naar SOLO. , .-, . ■____*____. Gemengde Treinen, t Gemengde Treinen. ' TATior.3 -—£__- WA-nom-^^ N<.4. 6n Uron van en Uren van Halten. jjnk.|ter.|iack^Vii:|: halten UaEk.,Verlr. lAank.i Vertr. Voormidd. iNamidd. [ Voormidd. ..amidd. *°lo — 6.44 — 18.5oLniaraug — B.— — 1268 Kali-Oaso 7.2 7*5 1.10 1.13 illas-Toewa 8.11 8.14 1.10 1.18 f»lem 7.19 7.22 1.80 l.SSißtoeniboeng 8.28 8.29 1.2 S 1.28 Uwang 7.87 7.4(1 1.61 154ïangoeng 8.48 8.81 1.47 2.60 Goendili 8.6 8.10 2.19 2.29 Kedoeng-Djattie. 9.11 9.21 2.1^. 2.2» Serang 8.21 827 2.48] 2.40 Padas 9.81 8.34 2.86 2.88 Telaw« 844 8.47 8.4 I 8.14 Telawa 9.6 2 9.66 2.69 8.9 p»daa 9 4 9.7 884 887 Serang 10.12 10.16 826 8.29 Kedoeng-Djattie 9.16 9.26 8.46 J 4.— Goendili li'.SO 10.86 8.44 8.64 Tangoeug 9.46 9.49 4.20 4.28 Uwang 11.1 11.4 4.2. 4.28 Broembocng 10.8 10.11 4.42 4.46 Salem 11.18 11.21 4.87 4.40 Allas-Toewa 10.22 10.25 4,56 4.69 Kalie-Osso 11.35 11.38 464 4.67 Samarang 10.86 — 6.10 |Solo 11.66 — 5.15 — KLATTEN —SOLOT ~~SOLO — KLATTEN. Klatten — 646 — 2 11». oio | — ,12 201 — 4. Tjepper 7.1 7 4 2262 29 Poerwodadie 'l 2 29|12 S 2» 4 9 418 l'elangoe 7.18 719 241 2.44 Delangoe 113.(3,13 5(1 484 4S( Poerwodadie 7.39 742 3 4 3 7 Tjepper 17 11(1 4.47 46 Solo 7.(1 — 816 — Klatten Igf — I 66 — BRINGIN-KEDOENG DJATIE. KEDOENG DJATIE-BRINGIN. Bringin — j B.l4)Kedoeiig-l)jattie — ,9.36 Gogodalera 8,29 B,B2|,Tempoeran 9.68; 9,66 Tempoeran 8,53 B,s6l'Gegodalem 10 31; 10 34 Kedoeng-Ojattie 9,141 — ÜBriugin 10,43[ —
"Samarang. Maanstand gedurende de maand April.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/04/29 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297296:mpeg21:p001
Engelsche Mail. Via Batavia, Muntok, Riouw en Singapore. In de maand Mei den 6en en 20en, „ „ „ Juni „ Üen en 17eu. Juli „ len, löen en 2tfeu „ „ „ Augustus „ 12en en 26en. September,, 9en en 28en. „ „ „ October „ Hen en 25en. November H Ben en 22en. „ „ „ December „ 6en en 20en. Fransche Mail. Via Batavia en Singapore. Li de maand Mei den 2, ]6 en 30. „ „ „ Juni „ 13 en 27. „ „ „ Juli „ 11 en 25. Augustus „ 8 en 22. „ „ „ September,, sen 19. In de maand October den 3, en 20. „ „ „ November,, 3en 17. „ „ „ December,, 1, 15 en 29. Sumatra's Westkust. Deu len en 19en van elke maand. Palembang. Den 17en van elke maand. l.omeo's Westkust en Billiton Den len van elke maand. ISandjermassiuen liawean. Den 24en van elke maand. Macassar, Timor-Koepang en de Molukken. Den 16den van elke maand. Het uur van sluiting is steeds des avonds te T ure. Intusschen wordt aan belanghebbenden vrijgelaten, ook op andere dagen hunne brieven aan het postkantoor te doen bezorgen. De doorzending van hier heeft steeds plaats per eerstvertrekkende post. Samarang, den 1 Januari 1872. De Postmeester. H. A. KLEB.KS. Militaria. De Soer. CL verneemt dat twee officieren van het 1 i Bat, Inf., te Soerabaia in Garnizoen, overgeplaatst zijn naar Bandjermasin nl. de kapitein A. Hamaken en naar Banjoewangie de 2e luitenant L. A. Deibert. De officier van gezondheid der tweede klasse G. B. Lowe vertrekt eerstdaags naar Sumanap, zijnde aldaar belast met den geneeskundigen dienst.— Dividend. In de op den 24sten April jl. gehouden algemeene vergadering van deelhebbers in de zee- en brandassurantie maatschappij „de Oosterling" werd de balans over 1871 goedgekeurd en besloten tot uitkeering van een dividend van 4% of ƒ 20 per aandeel. Dividend. In de op den 24sten jl. gehouden algemeene vergadering van deelhebbers in de „Bataviasche Zee- en Brand-assurantie-Maatschappij" is de balans en winst- en verliesrekening over het boekjaar 1871 goedgekeurd en besloten uit de winst aan aandeelhouders uitte keeren 16% over het gefourneerd kapitaal ad ƒ 300,000 of ƒ 80 per aandeel. Op de algemeene vergadering van deelhebbers in de „Javasche zee- en brandassurantie maatschappij", den SBsten April jl. gehouden, werd de balans en winst- en verlies rekening over het boekjaar 1871 goedgekeurd en bepaald dat uit de winsten aan aandeelhouders zal worden uitgekeerd 15% over het gefourneerd kapitaal of ƒ 75 per aandeel. (jy. Bat. Hand.)
Het transportschip met stoomvermogcn Java 17 December uit Nieuwediep vertrokken, kwam den 23sten jl. te Batavia op de reede. De état-major is samengesteld als volgt: Kapt.-luit. t/z. G. H. Bakker; luits. i/z. lste kl.: O Roëll, J. M. Broers, C. H. Bogaert, C. C. Holtzapffel, J. Loots; luits. t/z. 2de kl.: It. A. Crommelin, W. M. G. Bervoets, P. Zeegers Veeckens, A. W. Vinkhuyzen, J. A. Vening, A. Verumens Buning, M. O van Doorn, R. C. van der Meulen; adelborsten lste kl.: G. M. Titsing, A. Voormolen, W. Romer, A. C. v. d. Sande La Coste, jhr. 11. M. Speelman, S. K. Sybrandi, J. G. Roozenburg, J. B. Dukkers, C. Meyboom, C. J. Francois, T. W. Schuylenborg, A. D. de Bergh, C. Pels Rijeken, G. J. G. de Booi, jhr. A. O. J. M. de Casembroot, jhr. S. B. Ortt, C. Moll; offic. van gez. lste kl.: J. B. Coomans de Ruyter; offic. van gez. 2de kl.: J. J. Dekkers, D. Dronkers, offic. van adm. lste kl.: K. J. Adams; 2de kl.: M. D. L. Hertzveld, J. A. H. Huart; Bde kl.: P. J. Roest, A. Vermeulen, J. Torre; scheepskierken: G. A. Zeegers, J. E. de Visser, G. Marcella.
Bohdelbeheek. Bij arrest van het Hoog-Gerechtshof van den 25sten April is beslist, dat de Raad van Justitie en niet de Landraad de bevoegde Rechtbank is voor welke het Collegie van Boedelmeesteren, door een gewezen pupil moet aangesproken worden tot het doen van rekening en verantwoording over het gevoerde boedelbeheer. (Java-Bode) Executie. De drie ketjoe's welke den 20 jl., opgehangen zijn, hebben op de strafplaats hunne misdaad bekend en hoopten zij dat hunne kinderen en bloedverwanten nimmer hun voorbeeld zouden volgen. De avond te voren zoude ook een hunner hetzelfde hebben gezegd, doch er de vraag bij gevoegd hebben, „maar waar is de hoofdaanlegger?" Overigens liep die executie en de tepronkstelling van de overigen naar den overwal gebannenen met echt Inlandsche kalmte af, niettegenstaande er een massa menschen op de been waren. Geene ontroering, geen flauwvallen, geene emotie hoegenaamd. De Inlanders gaan naar dit schouwspel kijken omdat het anèh is (zeldzaam.) Men vangt gesprekken op als deze: Als de handen niet gebonden waren zou hij dan weer opklimmen? Tangané jène boten die bondó poenopó metmek malik? Ik geloof het ook! {„dhoegi koelo ingih mekaten!")
Troonsopvolging. Nadat den 25 e. der vorige maand de Raden Ajoe Sepooh te Djocdjaearta tot Eatoe verheven was, volgde den 24en jl. het Gouvernements besluit, waarbij haar zoon tot kroonprins werd verheven. Hierdoor is dus nu een einde gemaakt aan de onzekerheid die er aangaande de Djocjasche troonsopvolging bestond, die des te pijnlijker werd en des te meer aanleiding gaf tot allerlei onrustbarende berichten, naarmate die langer uitbleef.
Deze regeeringsdaad van den nieuwen Gouverneur-Generaal heeft hooge waarde voor een gewest, waarin, aan de landbouw-industrie door Europeanen, groote kapitalen ten koste zijn gelegd.
De Vorstelijke kroon, op het hoofd van den vertegenwoordiger der Javaansche liberale en progressistische partij, waarborgt dus zekerheid aan die groote kapitalen en voortdurend emplooi ten bate van alle klassen der Maatschappij, van handel, scheepvaart en schatkist! {Vorstenl.)
Mailboot. De Prins van Oranje kwam heden morgen omstreeks 8 uur op de reede, nam eenige passagiers op, en vertrok reeds twee uur later naar Batavia. —
Petroleumzaken. Voordat de verwarring omtrent het confisqueeren van Petroleum plaats had, werd door den resident alhier een pakhuis afgestaan dat aan de voorwaarden van een petroleumpakhuis voldeed. Dat pakhuis, aan het Nieuwe Kanaal gelegen werd door een der alhier gevestigde firma's met ongeveer zesduizend kisten petroleum gevuld. Vrijdag 11. echter werd door bedoelde firma een schrijven namens den Resident ontvangen waarin haar in officieele termen aangezegd werd, het pakhuis binnen één maand te ontruimen. De hrma natuurlek niet geneigd om noodeloos in kosen van transport te vervallen, vroeg waarom zij het pakhuis ontruimen moest. Zij voegde daarbij de opmerking dat zij niet wist, dat een der alhier gevestigde firma's in den eersten tijd een belangrijke hoeveelheid petroleum wachtende was.
De officieele waarheid luidde, dat een ander handelshuis ruimte had aangevraagd; de waarheid echter is dat de chefs van dat huis verklaard hebben van het aanvragen om ruimte te hunnen behoeve niets te weten. Van goedel hand vernemen wij nog, dat de Chinees die verklaarde dat de petroleum gedeeltelijk aan de lirma R. en S. en gedeeltelijk aan hem zelven behoorde, met veertien dagen kiakalstraf wordt bedreigd, omdat hij zich niet ontzag die verklaring voltehouden, ju, ze zelfs door getuigen durfde laten bevestigen hoewel hij wist dat die verklaring aan de politie hoogst onaangenaam was. We zullen zien, wat men zal durven.— Politiezaak. Zaterdag avond om 8 '/2 uur werden door de politie bij Pekodjan vier paarden aangehouden, tot een wagenverhuurderij behoorende en na het afleggen van eenige palen teiugkeerende naar den stal. Dat aanhouden geschiedde hoewel de paarden geleid werden door loopers, vergezeld door een van obors voorzienen koetsier.Eerst nadat z(j vier uur lang van het eene politiestation naar het andere waren gezonden kwamen de afgejakkerdc dieren bjj den eigeuaar terug. Heden morgen werden de loopers veroordeeld tot ƒ 2 boete, omdat zij zelven geen obors droegen. Dat zuks onmogelijk was omdat zjj aan elke hand een paard hielden en yonnoodig omdat toch de koetsier die bij hen was een flam- If bouw droeg, werd niet in aanmerking genomen.— M Een andere lezing. Gaarne eiken aangevallene en dien f verdedigers het woord gunnende, nemen wij hier de mededeeling op dat de inlanders die als obor-dragers voor en bij het rijtuig van den Resident liepen, volgens sommigen door een particulier die den Resident een genoegen wilde doen, in dienst genomen en betaald werden. Wij moeten echter daarbij voegen, dat een nieuw onderzoek ons in onze opvatting der zaak bevestigd heeft. Volgens de verklaringen van de inlanders zelven werden slechts eenigen betaald; de overigen fungeerden, als heerendienstplichtigen op last van zeker inlandsch ambtenaar.— Militaïia. Men verzoekt ons te vermelden dat de aanrandiug door militairen, ten laste van een Javaansche vrouw op Meiaten alhier gepleegd, en in ons nummer van Vrijdag jl. vermeld, niet heeft plaats gehad door de soldaten der wacht. De wacht toch die eertijds bij het schijfschietterrein geplaatst was is sedert lang ingetrokken. De feiten hebben voor het overige plaats gehad zooals wij die beschreven hebben.— Uit Djocja. Op den 6e Mei a. s. zal de tegenwoordige Pangeran Hario Hangabeghie Luitenant-Kolonel Adjudant van Z. E. den Gouverneur Generaal van Ned. Indië oudsten zoon van Z. M. den Sultan Mangkoeboewonno VI en diens 2e Echtgenoote de Ratoe sultan (vroeger Radhen Ajoe Sepoog) van Djocdjocarta, tot Kroonprins verheven worden, onder den Titel eu Naam van, Pangeran Adhipatie Anom Habio Hamangkoenegoro, hing kang Soedhikbio Rodjo Poetro Nalindhro Mataeam. Naar men zegt zal deze verheffing feestelijk gevierd worden, o. a. verwacht men een wajang orang in den kraton.— f Uit Oenakang. In den avond van den 26en jl. had alhier de eerste lezing plaats, ten doel hebbende den soldaat eenige aangename en nuttige oogenblikken te verschaffen. De le. Luit', de Kroes Militaire Kommandant alhier, behandelde in algemeene trekken de verplichtingen van den soldaat, zoowel in Vredes- als Oorlogstijd, betoogde in kernachtige bewoordingen, dat alleen krijgstucht de ziel van het leger is, wees op de toekomst en het lot van den goeden zoowel als slechten militair, en eindigde met uit de Indische krijgsgeschiedeuis eenige voorbeelden van edelen moed en zelfopoffering aautehalen.
Behalve door de bezetting en de aanwezige herstellende zieken, officieren en mindere militairen, werd de bijeenkomst bijgewoond door eenige ingezetenen der plaats. De aandacht waarmee de lezing gevolgd weid zal een voldoende belooning geweest zijn voor den Luit', de Kroes: het behaalde succes spore hem aan om het niet bij deze eerste lezing te laten. Verlangend zien wij eene volgende voordracht tegemoet. v. B. Uit Solo vernemen wij tot heden van verschillende zijden zeer veel goeds aangaande den nieuwen Resident. Die ambtenaar zal het zeker niet euvel duiden, dat wij hem op een misbruik wijzen. Het betreft het viseeren en uitreiken van passen voor Chineezen uit den geringen stand. Men verzekert ons dat een Chinees uit Solo naar Samarang of elders vertrekkende, twee gulden voor een pas moet betalen, en iemand die te Solo komt Ï5 cent vooi het viseeren van de pas. In het belang van den kleinen man. getrooste zich de Resident een onderzoek!—
"POSTKANTOOR SAMARANG.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/04/29 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297296:mpeg21:p001