Donderdag 2 Mei 1872. Voor rekening van Hudig, van houtwerken op Pengapon, en In het vendu-locaal van Karthaus. Vrijdag 3 Mei 1872. Ten huize van den WelEdG. heer van der Swaagh, op Pontjol, door Soesman & Co., en In het vendu-locaal van Bouma.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 01-05-1872
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 01-05-1872
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 101
- Jaargang
- 21
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Aangeslagen Vendutiën.
Advertentie
Advertentiën.
Advertentie
Voor hel Land. De ondergeteekende vestigt de aandacht van gegadigden, op dein de' Java Courant van den 23 April 1872 N". 33, voorkomende ADVERTENTIE van den DIRECTEUR der Genie betreffende de op den 1 Augustus a. s. te Samarang te houden AANBESTEDING voor delevering van TEER, gedurende 1878, ten behoeve van het Algemeene Genie Magazijn aldaar. De Waarnd. On der- Directeur der Genie. (1529) (w. g.) NUMANS. Vendutie bij F. KARTHAUS, van bijgebrachte goederen, op Donderdag den 2e. Mei. (1505) Op Donderdag den 2e. Mei, zal bij F, KARTHAUS worden verkocht, tot sluiting van facturen, Bier, Wijn, Madeira, Speelgoed, ele. etc. (1512) ' F. KARTHAUS. Op mijne Vendutie, van DONDERDAG den 2e MEI, zullen worden Terkocht: 1 partij goed zingeniie Kanarie Vogels e n 1 partij Meubels. (1510) F. KARTHAUS. Op bovenstaande Vendutie, zal worden verkocht, een groote partij Japansche paiongs. (1511) F. KARTHAUS.
Advertentie
HOTJTAAMAP REMBES, Stapelplaats Pengapon tegenover de schoutswoning. Vendutie op Donderdag 2 Mei, van prachtige balken en Chineesche doodkisten yoor rekening van J. HUDIG. (U 94) door P. BUIJS Hz.
Advertentie
Vendutie op Vrijdag den 3en, in het Vendulocaal van; F, Ha BOUMA, van diverse koopmanschappen en bijgebrachte o-oederen (1530) Vr.-. M.\ Een grooten voorraad exemplaren ontvangen wy weder van Gids voor Leerl.-. Vr.-. M.\ C L A V E L, Geschiedenis der Vrymetselarij. (1459) DE GROOT, KOLFF k Co. Naaimachines. Pas ontvangen: Hand- en Trap Naaimachines volgens verbeterd Singersysteem. (649) Toko PLIJNAER. Per Mail. 1566-1572 SgSMS"?!-'ÏAn Geen Militaire expeditiën. maar Een kundig en beleidvol bestuur op Sumatra door A. P. GODON ƒ 1.50. (1B32) DE GROOT, KOLFF & Co.
Gemengde Berichten.
— Als een staaltje op boe zonderlinge wijs men op 1 April zoo al Neerl. onafhankelijkheid meent te kunnen gedenken, bericht men van geloofwaardige zijde uit Leerdam, dat aanvankelijk plan bestond aldaar een groote dryfjacht te organiseeren van oude jufvrouwen op een kaal geschoren, vet met zeep besmeerd varken. De koenste en rapste van haar zou eigenares van het te vangen dier worden. Juist de groote deelnemiug (100 oude tantes meldden zich in een ommezien aan) deed de commissie van het fraaie plan afzien. In verband met de kosten dreigde de pret al te korstondig te zullen zyn. — Te Swalmen is een kind in een ketel met kokende karnemelk gevallen en aan de gevolgen overleden. — Bij J. H. de Boer te Ooster-Hoogebrug (Groningen) staat een koe, die in vijf jaren twaalf kalveren ter wereld bracht, vier jaren achter elkaar telkens tweelingen en dezer dagen vierlingen. —Te Berkenwoude bestaat een tooneelschool in miniatuur. Dertien schoolkinderen en een kweekeling geven af en toe voorstellingen, die naar men zegt zeer goed voldoen. — In de gemeente Tietjerksteradeel, zyn voor 6 vacante plaatsen als gemeente-veldwachter, 100 sollicitanten opgekomen. — Onder de voorwaarden voor het afbreken en het opbouwen van een nieuwe kap op de kerk te Zuidlaren, komt een artikel voor, dat de directie verbiedt bij het werk sterken drank te gebruiken, op een boete van ƒ 5 voor iedere overtreding in deze. — De leerlingen der Handelsschool en der H. Burgerschool te Amsterdam zullen 1 April een gondeltochtje houden in costuum. — Te Maastricht zyn in een nacht bij een boer 5000 kilogr. aardappelen gestolen. — De heer H. v. H. te Enschede, heeft aan die stad ƒ 28000 tot het aanleggen eener wandelplaats en ƒ 22000 tot bestrijding der kosten van het onderhoud daarvan verbonden, vermaakt. — De fabricanten te Enschede hebben f 8000 beschikbaar gesteld voor een nieuw schoolgebouw. Vermoedelijken oorsprong van het spookje den kampersleur. Den 15 Juli 1515 schrijven Burgemeesteren, Schepenen en Raad van Campen aan Ghysbert en Louwen en Gheert van IJsigen, hunne mederaadsvrienden, „dat zij hunnen secretaris Johin van Breda met drie steuren afgevaardigd „hebben, om deu Prins van Kastilië, nu te Amsterdam „komeude aan te bieden". Register van Charter en bescheiden in het oude archiet van Kampen. Deel II fol. 114. De niet verschijning van den Prins op den bepaalden tijd, schijnt aanleiding gegeven te hebben tot het sprookje, dat die steuren Vau schelletjes voorzien wederom te water zijn gelaten, om die ter gelegener tijd te gemakkelijker weder te kunnen bemachtigen. Dat het Kamper vischwater te dier tyd rijk van die vischsoort voorzien en de regeering daarmede nog al vrijgevig was, kan blijken onder andere uit:
10. een brief van 19 Juni 1557 van Walburch geb. van Brederode gravin van Bentheim, waarin zij aan den magistraat van Campen verzoekt „dat haar over„gelaten worde een visch in een harden steen ge„wassen, door eenen steenhouwer en burger van „Munster gevonden, ter bezigtiging te Campen ge„bracht en aldaar bij vergissing gebleven, welke „steen haar door den vinder geschonken was", den 22 Juni wordt haar de begeerde steen, met een steur gezonden, waarvoor zij dank zegt. ibid. deel 111. fo. 90. 20. een schrijven dei* drie steden (Zwolle, Deventer, „Campen) van 3 Juni 1569, „waarby zij aan „Margaretha geb. gravinne van der Marck en Arem„berg geluk wenschen wegens het huwelijk harer „oudste dochter met den graaf van Lalaing en zenden „haar als gesehi.uk drie steuren, een van 8 voet en „twee kleine te zamen voor 83 h. p. 5 \ st. br. ingekocht", ibid. fo. 157. — Te Maastricht is dezer dagen een vrouw bevallen van tweelingen, waarvan de een twee en een halve dag ouder is dun de ..rider. — Te Nijmegen is in een der catholieke kerken gepredikt tegen de feestviering van 1 April, omdat vau de inneming van den Briel de onderdrukking der calholie/cen dagteekent. —Te 's Bosch heeft een onderofficier een snoek van 10'/, kilo gevangen. — De luit. M. die te Breda klappen uitgedeelt heeft is tot 3 maanden cellulaire gevangenis veroordeeld.
Feuilleton. HUISELIJKE SLAVERNIJ door MEVR. BEECHER-STOWE V. Schaakmat!
Zij onder onze lezers, die ooit een paar schaakspelers hebben gadegeslagen, welke, beiden ijverig en vastberaden, met geoefende hand de zetten op het bord in alle stilte ten uitvoer brachteu, zullen de volkomen beteekenis van dezen beslissenden term verstaan. Tot op dat oogenblik is er aan beide zijden hoop, kracht en geestdrift voor het spel; de loop der stukken wordt met aandacht gevojgd en geregeld. Eindelijk, misschien zeer onverwacht, worden er achter elkaar één, twee, drie noodlottige zetten gedaan en het woord schaakmat wordt uitgesproken. Dit kan menigmaal gelden als zinnebeeld van hetgeen er in het spel des levens voervalt. Verbeeld u een man, die voor zichzelven gevoelt dat hij in zijne huiselijke omstandigheden niet gelukkig is. Er is gebrek aan overeenstemming tusschen hem en zijne vrouw. Zij is de vrouw niet, die aan de behoeften en wenschen van zijn hart voldoet, en in den dagelijkschen omgang zijn zij elkander onophoudelijk in den weg. Maar hy schrikt er voor om dit alles gereedelijk te erkennen. Hij gaat van dag tot dag voort, telkens hopende dat het morgen beter zal zijn dan heden; dat dit of dat verandering in de zaken zal brengen, en dat misschien, in een onbepaald verschoven toekomst, alles zich nog eenmaal naar zijne ' wenschen zal schikken. Een man ontwaakt slechts langzaam uit de droomen zijner eerste liefde, en hoogst ongaarne komt hij tot het eiudbesluit, dat hij juist daar een misgreep voor het geheele leven heeft gedaan; dat de vrouw, aan wie hij zijn gansche hart schonk, niet de vrouw is, welke hij vooronderstelde dat zij was, en wat meer is, dat zijn noch door eenig tijdsverloop, noch door veranderde omstandigheden dit ooit zal worden, — dat zijn ongeluk volkomen en hoopeloos is.
Hjj komt echter eindelijk tot de overtuiging dat hy' zijn levenspad naast haar bewandelen moet. maar dat zjj hem nooit een hulp, — veeleer een beletsel bij alles zal wezen wat verbeven en groot is; dat het goede en rechtvaardige niet door hem zal worden verricht onder haren invloed, maar in spijt van hare tegenkanting, en dat wanneer hij tegen den moeielijken stroom des levens moet opzwemmen, zij altijd als een gewicht aan zijn arm hangen en hem terughouden zal; dat hij haar niet ten goede bekeeren en niet beheerschen kan.
Het oogenblik waarop de oogen van een man voor dit alles opengaan, behoort onder de verschrikkelijke treurspelen die, verborgen, in het menschelijke hart worden opgevoerd, — treuriger dan men ooit op eenig tooneel te zien krijgt. — Zulk een oogenblik brak voor John aan, nadat Grace een jaar gehuwd was, en ziet hier op welke wijze. De toestand van de fabriek te Spindlewood was reeds sedert geruimen tijd zeer hachelijk geweest; door verscheidene financiëele veranderingen in den staat was de waarde der producten verminderd en had de geheele inrichting veel geleden. Alles hing op dit oogenblik af van de soliditeit van één enkel groot handelshuis, en John doorleefde angstige dagen. Met Lilia kon hij over zijne bezwaren niet spreken. Reeds maanden lang had hjj met zenuwachtige spanning de inkomsten en uitgaven van zijne huishouding berekend, die op zulk een schaal van verkwisting was ingericht, dat hij zich volkomen onmachtig gevoelde om langer de kosten te bestrijden. Lilia's wenschen waren lastig en dringend; zy was zenuwachtig en lichtgeraakt; geheel onbekwaam om naar rede te luisteren, en de geringste poging om iets in hare schikkingen te veranderen of hare vermaken binnen engere perken te begrenzen, bracht zoovele tranen en flauwten en tooncelen van huiselijke verwaring te weeg, dat John daarvoor terugdeinsde. Hij trachtte haar somiijds de mogelijkheid voor te houden, dat zij genoodzaakt zouden kunnen zijn, om ten minste gedurende eenigen tijd op een anderen voet te leven; maar dan verwierp zij zulk een vooruitzicht als zoo verschrikkelijk, dat hij ontmoedigd zweeg en alle verandering uitstelde, in de hoop dat de gevreesde kwaue dag nimmer zou komen. Maar hij kwam eindelijk. Op zekeren morgen bracht de post hem de tjjding van het bankroet der groote firma Clapham k Co, en nu wist hy dat het uur geslagen was, waarop het ongeluk niet meer afgewend kon worden, hr liepen vele wissels van dat huis op ziju naam, en een crisis was onvermijdelijk. Het was tevens onvermijdelijk om Lilia met den waren toestand der zaken bekend te maken, want zij hield zich juist weder bezig met omslachtige voorbereidsels voor een reis naar Newport, en zond, als gewoonlijk, hare orders aan de modemaaksters en naaisters te New-York, om haar zomertoilet in orde te brengen. Het was voor John .een zware taak om haar in dit alles te storen, daar zij zoo vroolyk en gelukkig was, even als altijd wanneer zij een uitspanning in het vooruitzicht had. Maar de zaak duldde geen uitstel. Aan al die weelde en al die toegevendheid moest plotseling een einde worden gemaakt. John was verplicht haar te zeggen, dat zij niet naar Newport zou gaan; dat er geen geld was voor nieuwe japonnen en nieuwe opschik; dat zij waarschijnlijk genoodzaakt zouden zijn om hunne elegante woning te verlaten, een kleiner huis te betrekken, en voor eenigen tijd de striktste zuinigheid in acht te nemen. Hij verscheen in Lilia's prachtige vertrekken, waar de veelkleurige linten en sjerpen, de glansrijke zijden en de fijne kanten, die er, om nagezien en ingepakt te worden, lagen uitgespreid, als een tulpenbed schitterden. „Mijn hemel, John! wat in vredesnaam scheelt u van daag? Wat ziet gij er ernstig uit!" „Ik heb van ochtend slechte tijding gekregen, Lilia, die ik u moet mededeelen." „O, foei, John! wat is het? Ik hoop dat er niemand dood is?" „Neen, Lilly, dat niet ; maar ik vrees dat gij uw plan om naar Newport te gaan zult moeten opgeven." "Hemelsche goedheid! en dat waarom, John?" „Om de waarheid te zeggen, Lilly, kan ik het niet betalen." „Niet betalen? Waarom niet? Nu, wat is er dan gebeurd?" „Lees dezen brief maar eens, Lilly." Lilia nam den brief en hare band beefde terwijl zij hem las. „Nu, John! ik zie niets in dien brief. Als zij bankroet zijn gegaan, begrijp ik niet wat gij daarmede te maken hebt." „Maar Lilly, ik heb hunne wissels geaccepteerd." „Dat was heel onnoozel van u, John! Waarom hebt gy u met ben ingelaten? Dat is toch waarlijk al te erg; ik kan er van beven als ik aan zoo iets denk. Ik weet wel dat ik dat niet gedaan zou hebben ; maar ik zie niet in waarom gij zoudt moeten betalen. Het is in allen geval hunne zaak."
„Lilly, ik moet het betalen; myne eer is er mede gemoeid, want ik heb mij verbonden om het te doen."
„Nu, ik begrijp niet waarom dat zou moeten gebeuren! Gij zijt het niet schuldig, maar zij zyn bet schuldig, en waarom zoudt gij het dan doen? Ik heb Dick Follingsbee meer dan eens hooren zeggen, dat er wel een manier op was voor iemand die zoo in het nauw zat, door zijne bezittingen tijdelijk aan een ander overtedragen. Dick weet wel hoe men dat moet aanleggen. Hij heeft mij van zooveel menschen verteld die dat gedaan hadden, en die prachtig leefden tn overal goed ontvangen werden, zonder dat iemand hen er minder om achtte."
„O, Lilly, Lilly! kind," riep John; „gij weet niet wat gij zegt! Dat zou mij onteeren; en er kan geen sprake van zijn. Neen, lieve Lilly," zeide hij met een diepen zucht, — „zeker is het, dat ik bankroet ben, maar eerlijk wil ik blyven. Al bleef er niets over, dan wil ik toch mijne eer en mijn geweten redden. Maar wij moeten uit dit huis in een kleiner gaan wonen. Alles moet aan de schuldeischers worden overgelaten, om de zaken te schrikken en aftedoen. Als alles geregeld is, zullen wy zeer zuinig moeten leven, en misschien komen wij er dan later weer boven op. Maar gij ziet, kindlief, dat er geen uitgaven voor. zulk soort van dingen meer gedaan kunnen worden ;" dit zeggende, wees hij op de kleederen en de juweelen. „O, John! ik zou liever sterven!" riep Lilia uit, terwijl zij zich in hare japon tot een klein wit rolletje ineenpakte en op het bed wierp. „Als wij ons zoo moesten gaan behelpen en tobben en gebrek lijden, was ik liever dood en er uit; en ik hoop dat het ook maar gauw met mij gedaan zal zijn." John kruiste de armen over de borst, en zag met een somberen blik naar buiten. „Dat zou mogelijk het beste zijn," zeide hij. „Ik wilde ook dat ik er uit was." „Ja, dat geloof ik ook!" zei Lilia; „zoo weinig geeft gij nu om mij. Dick Follingsbee zou ten minste wel voor zijne vrouw zorgen. Hij heeft wel drie- of viermalen bankroet gemaakt, en telkens is hij nog rijker dan hij vroeger was er weer bovenop gekomen I" „Hjj is een schurk en een bedrieger!" riep John; „dat is hij en anders niet." „Het kan mij niet schelen wat hij is," snikte Lillia. „Zijne vrouw heeft goede dagen, en gaat met de eerste lui te New-York om. Zoolang als iemand rijk is, vraagt geen mensch er naar wat hij doet. Nu, ik weet er geen, raad op; ik weet alleen dat ik zonder geld niet kan leven en dat ik het niet leeren kan ook. Gij zoudt het zeker wel aardig vinden, om mij in een oude katoenen japon te zien rondloopen en zelve te zien stoffen en wrijven, zoudt ge niet? en om maar één meisje te houden, zoodat ik zelve in de keuken moest gaan, zooals jufvrouw Peabody? Ik zie mij zelve al zoo! — En dat alles, omdat gij zulke Don Quichots begrippen hebt, terwijl gij even goed uw geld zoudt kunnen benouden. Dat komt er van, als men zulk een hervormer trouwt: door uw geweten beb ik in myn geheele leven geene rust gehad; altijd was er het een of ander, dat gij niet doen kondt, zoo nis alle andere menschen. Ik vind dat gij ten minste dit huis wel op mijn naam of dien van het kind hadt mogen zetten, zoodat wij een plaats hadden om ons hoofd neer te leggen." „Lilly, Lilly," zei John, „dat is te veel! Denkt gij dan dat ik er in 't geheel niets vau gevoel?" „Daar zie ik ten minste niets van," was haar snikkend antwoord. „Gij vindt dat alles zeker heel goed; het is juist iets voor u. O, hemel! ik wilde dat ik nooit getrouwd was." „Dat wilde ik ook," zei John. „Dat kan ik wel begrijpen. Maar voor u, mannen is het minder. Gij hecht niet aan al zulke dingen. Als gij maar een donkeren hoek en uwe boeken hebt zijt gij best tevreden, en ziet niet eens of de rest mooi of leelijk is. Daarom kunt gij ook gemakkelijk al die verheven redeneeringen over eer en geweten en zoo al meer houden. — En ik vooronderstel, dat de paarden en de rijtuigen ook verkocht zullen moeten worden?"
„Zeer zeker, Lilly," zei John, die zyn best deed om zyn hart en den toon zijner stem te verharden. „Zoo, zoo," zuchtto zij; „ik wilde nu wel dat gij maar heengingt en mama bij mij riept, want ik wil er niet meer van hooien. Het is of mijn hoofd zal barsten van pijn. Die arme, goede mama! Toen ik trouwde dacht zij wel niet dat bet ooit zoover met my zou komen."
John verliet de kamer in een treurige stemming. Hij had heden zijn schaakmat gekregen. Alle begoocheling was ten einde. De vrouw, die hjj had bemind en vergood, die hij had geliefkoosd en vertroeteld, die hy iv alli's had toegegeven; de vrouw door wie hij, sedert zijn huwelijk, iederen dag en ieder uur was teleurgesteld geworden, maar van wie hij altijd beterschap had gehoopt, — zij had, hij was er thans van overtuigd, niet alleen een karakter dat geheel ongelijk aan het zijne was, maar, erger nog, dat er lijnrecht tegenover stond. Hij gevoelde dat bij haar in het vervolg niet langer achten noch beminnen kon. En toch was zij zijne vrouw, de moeder van zijne dochter en meesteres iv zijn huis; en hij bad voor het altaar plechtig beloofd, dat hij „alle anderen verzakende, aan haar alleen trouw zou wezen, zoolang als beiden leefden, in geluk en ongeluk." — „In geluk en ongeluk!" fluisterde hij bij zichzelven; „dit is het ongeluk, en, o, het is verscjirijkkelijk!" (Wordt vervolgd.)