SAMARANG, 5 Mei Ned bark Poolha, Sa-ida, Said Abd. Bin, Moht. Segaf, Grissee Gezagvoer 'er; N.-D. bark Fitania, H. C. Lemmtrmann, Amoy Gezagvoerder; 6 Mei Ned. stb. Baron, Sloet, v/d. Beele, J. Bakker, Soerabaia Agenten Mc. Neill & Co.; 6 Mei Ned. stb. \X m. Mc Kinon, B. C. de Jong, Batavia Agent. Mc. Neill & Co.; 7 Mei Ned. stb. Br. Bentinck, J. W. Kaijser, Soerabaia Agent. Mc.' Neill & Co. PASOEROEAN, 2 Mei Americ. Mosea Rich, Pierce Tegal. VF.RTROKKEN. SAMARANG, 7 Mei Ned. stb. Br. SI. v. d. Beele, J. Bakker, Batavia Agent. Mc. Neill & Co.; Saraw. schr. Sultana, Moht. Said. Sarawak Gezagvoerder. PASOEROEAN, 1 Mei Ned. Sliedrecht, Willemse, Nederland; 2 Mei Ned Paulina Constince, Kuipper, Nederland.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 08-05-1872
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 08-05-1872
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 107
- Jaargang
- 21
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
SCHEEPSBERICHTEN. AANGEKOMEN.
In lading liggende Schepen te Pasoeroean.
Ned. Kenneme'lané de Jong, Nederland Gezagvoerder. Amer. Hosea, Riek, Pierce, New-York Fraser Eaton & Co
Straat Sunda doorgezeild.
Eng. schip Evening Star, H. C. E. Rothborth, van Cardiff naar Singapore. Eng. schip Evelijn Wood, H. Scheel, Tin Sunderlind, naar Singapore. Eng. schip Craigotea, Westeij, van Sundcrland, naar Singapore. Eng. schip Annesleij, Pearse, van Cardiff naar Shanghae. Fransch. schip Jedo, Dubose, vin CirJiff uur Jokoham». ïrinsch. schip Jacques Seuriu, A. Hne, van Macao, nair Havana. Gouvernements Stoomschip Java , J. H. Meijer van Oostkust Sumatra Kruisende. Americ. schip Elcano, L. W. Brown, van Singapore naar Boston.
Een gebruik — ook een misbruik ?
„Onlangs heeft het Provinciaal Gerechtshof uitspraak gedaan in de zaak van Rexwinkel c. a." — zoo luidt het eenvoudig bericht. Wij weten dat die man zich, met behulp van zijn medeplichtigen, schuldig gemaakt heeft aan verregaande afzetterrj, en zich zonder betaling, onder het opgeven van gefingeerde omstandigheden, in het bezit gesteld heeft *.an meubelen, wijn, sigaren, enz. Erge bedriegerij dus, waarvoor de straf gelukkig niet uitbleef. Doch, toen in November 1.1. deze zaak voor de Arrondissements Rechtbank van Haarlem dieneude was, vroeg wellicht reeds deze of gene zich af: hoe het mogelijk was, dat zoo iets op zoo groote schaal kon plaats hebben , hoe het kon verklaard worden dat die winkeliers en leveranciers niet, alvorens, eerst eenig onderzoek hebben gedaan, of de omstandigheden, die hij opgaf, wel overeenkomstig de waarheid waren,— dat zij zich niet eenige moeite hebben getroost om ingelicht te worden aangaande zijn soliditeit? Hadden die lui wat beter uit. hun oogen gekeken, dan zou R. hen niet op zulk een verregaande wijze hebben kunnen dupeeren: ergo, die winkeliers, die aanklagers hebben tot op zekere hoogte aanleiding tot het gepleegde bedrog gegeven door de gelegenheid daartoe zoo lichtvaardig open te stellen. In zekeren zin waren zij zyn medeplichtigen, voor zooverre men hun gebrek aan behoedzaamheid kan ten laste leggen.
Overigens is het volstrekt geen zeldzaamheid dat een handelaar te vergeefs uitziet naar betaling van geleverde artikelen. Indien het waar is, dat de positie van iemand die door beren geplaagd wordt, verre vau benijdenswaardig is, dan dwingt ons de billijkheid tevens tot de erkenning, dat ook de rol van beer ook in menig opzicht haar onaangename zijde heeft, hoeveel welsprekeude verzuchtingen ook geslaakt worden over de prozaïsche hardvochtigheid van zulke menschen. Elk koopman, iedere werkbaas weet van te voren, dat hij een niet onaanzienlijk bedrag op zijn begrooting moet brengen ouder de rubriek : „kwade betalers". Eu wat kan hij daartegen doen':
Gerechtelijke vervolging? Nu ja, maar die heeft men ook niet gratis, en daarenboven zegt het spreekwoord niet ten onrechte. „Waar niet is, verliest de Keiser zijn recht." Er blijft dus niets anders over, dan dat tekort op een andere wijze te dekken: de koopman kan het niei bijpassen, want hij moet van zijn winst leven. Zoodoende wordt het dan noodzakelijk, den prijs der verschillende handelsartikelen wat te verhoogen, zoodat het geleden verlies hersteld wordt. Maar eigenlijk moeten dan, zooals men wel eens zegt, de goeden voor de kwaden boeten, "t Is wel een soort van hulpmiddel, doch genezen doet het niet.
Crediet is onmisbaar. Zonder dat zouden de meeste handels-operatiën tot de onmogelijkheden behooren. Maar — of het crediet in den kleinhandel, in de verhouding tusschen debitant en consument ook zoo moeielijk zou zijn te missen?
Het leveren op crediet is in ons land zoozeer een gewoonte geworden, dat contante betaling onder de zeldzaamheden behoort. Dut gebruik heeft slechts in zooverre reden van bestaan, als het personeu geldt die zelf per kwartaal of per jaar worden uitbetaald, zooals bjj voorbeeld met verreweg de meeste ambtenaren het geval is. Dat deze het voldoen aan hun geldelijke verplichtingen uitstellen tot den vervaltijd hunner bezoldigingen, laat zich eenigermate begrijpen. Maar welke verklaring is er te geven aau de handelwijze van verscheidene bemiddelde menscheu, die zelfs met de betaling hunner jaarrekeningen wachten, totdat het volgende jaar reeds bijna is verstreken? Niet zelden geraakt daardoor de werkbaas, dat geld toekomt, in ongelegenheid: hij moet wekelijks zijn werklieden betalen; manen durft hij niet, uit vrees van „de clandisie te verliezen" een vrees, die niet onge grond is, en dikwerf moet hij dan geld leenen om zijn zaak gaande te houden, hetgeen hij niet zou behoeven te doen, indien hij slecht 3 dadelijk kou beschikken ovei lietgeen wettig het, zijne is. Ook voor het publiek heeft de gemakkelijkheid, waarmede crediet wordt verleend, dikwijls bedenkelijke gevolgi i . Hoe menigeen liet zich, in slaap gewiegd door de gedachte, dat hij de betaling nog wel eenige maanden kon uitstellen, verleiden tot het doen van uitgaven, die zijn finai krachten te boven gingen. Is eenmaal de tijd van betalen daar, dan staat men voor een stortvloed van rekening! n, door Bellamy zoo eigenaardig „Koningen der verschrikking" genoemd, en er is heel wat overleg noodig om onder die noodlottige epistelen het zoogewenscht „voldaan" geplaatst te krijgen. Ja, niet zelden moet er jaren lang getobt worden om het aldus verloren terrein te herwinnen. Do ondervinding vau honderden is daar, om te gewagen vau geldelijke ongelegenheden a la Micawber, waarin men nooit zou geraakt zijn, had men niet in het begin gezwicht voor de verleidelijke aanlokselen van het crediet.
Er is nog meer. Het „op den pof halen" is ook aan onze mindere standen niet onbekend. Gebrek aan over leg maakt, dat in den zomer alles wat verdiend werd, wordt uitgegeven; en als dan de kwade dagen komen, moet er wel geborgd worden, met vooruitzicht om in het aanstaand gunstig seisoen weder „schoone lei" te maken. De gevolgen zijn gemakkelijk nategaan. De werkman, die zoo weinig te missen heeft, komt telkens een jaar ten achter; in plaats vau te besparen, moet hij alle krachten inspannen om iutelialen. Daarbij blijft hij overgeleverd aan de willekeur van deuzelfden winkelier, die somtijds van zijn bekrompen omstandigheden misbiuik maakt om hem slechte waar tegen hoogen prijs in handen te stoppen, wel wetende, dat zijn klant geheel afhankelijk van hom is.
Zou het niet in 't belang van de algemeene welvaart zijn, indien contante betaling regel was en crediet slechts in bijzondere gevallen verleend werd? (N. v. d. D.)
Over de ziekte van den wijnstok in Frankrijk.
Zeer treurig is het voorzeker, wanneer een land, dat, door oorlog geteisterd, een jaar lang vreemde legerscharen op zijnen bodem gezien heeft, dat daarna, buiten de door oorlog eu plundering verloren sommen, nog vijf miliarden aau den vijand als rantsoen te betalen heeft en bovendien twee groote provinciën verliest, inwendig door een geheel natuurlijke en van den krijg onafhankelijke oorzaak een groote bron van inkomsten bij zich ziet vernietigen. Dit is in Frankrijk tegenwoordig het geval. De verschrikkelijke gebeurtenissen, waardoor dat land sedert anderhalf jaar zijnen rang ouder de Europeesche volkeu voor een tijd lang zag vermiuderen, hebben alle dagbladen aldaar zoo zeer bezig gehouden.dat er slechts nu en dan ecu enkel woord in hunne kolommen gedrukt is over deze gelijktijdige ramp. Dc buitenlandsche bladeu hebben die enkele woorden niet opgevangen en verspreid, en tegenwoordig is het nog, ten minste ten onzent, vi ij algemeen onbekend, dat de wijnstok iv Bourgogne en aan de Gironde voor een groot gedeelte gestorven en verdwenen is. Het schijnt mij niet opgepast daaromtrent het een en ander in dit tijdschrift mede te deelen, voornamelijk ook omdat het gebruik van Franschen wijn, met name van dien van Bordeaux, bij ons vrij wat algemeener is dan van dien, afkomstig vau deu Rhijn en andere Duitsche wijnstreken, zoo lat het to vreezen is dat veleu binnen kort in ecu dagelijkschc behoefte op een andere, wijze zullen moeten voorzien. In 1863 heeft voor het eerst dc heer pénarvan, eigenaar van wijnbergen te Villeneuve bij Aviguou het tegenwoordig zoo uitgebreide kwaad in zijne druiven ontdekt. In 1868 was die ziekte zoo zeer hand over hand toegenomen dat het landbouwkundig getioo'schap van het departement de I'Hérault het noodig oordeelde een commissie van onderzoek te benoemen, welke den 22eu Juli van dat jaar een eerste opgave dienaangaande bekend maakte in de „Messager du Midi". In den zomer van 1869 werd evenwel, daar het gehouden onderzoek onvoldoende bUek te zijn en het rapport onbevredigend, een andere commissie benoemd door de Sociétê des Agriculteurs de France, welke in last kreeg de aangetaste streken aan de Loire nauwkeurig in oogensebouw te gaan nemen Zij viug hare taak aan den 9en Juli op den linkeroever van genoemde rivier en zette haar werk ouder tegenwerking van drukkende hitte voort tot den 18en. Zij nam de streek van het stadje Orauge af tot aan la Crau toe met alle nauwkeurigheid op, trok toen de rivier over en bezocht het Ganton de üoquemaure. Van daar, zoo als later zal blijken, deed zij teu slotte een uitstap naar de oevers der Gironde. President der commissie was de Vicomte DB la loyèbe. De overige leden heetten gaston bazHjl.e, Dr. f. cazalis, do Graaf de lavekgne, LICHTENSTF.IX, HENRI AIAKES, DE PARCEVAL, Prof. PLANCHON. sahut, Baron thenakd (lid van het Instituut) en L. vialla, Secretaris. Wij zullen eerst deze commissie op hare schreden volgen en daarna hare ineening omtrent de oorzaak der ziekte uiteen zetten. Den eersten dag bezocht, zij lo het dorp Redessau op 11 kilometer van de stad Nïmes gelegen, waar zij den wijnstok zeer aangetast vond;. 2o de omstreken van ürange. De drnivenrassen, die aldaar het meest worden gekweekt, zjjn in de eerste plaats de Greuache, in de tweede plaats de Espar en de Clairette; de bodem is over het algemeen op de bergen met een bekleeding van losliggende steenen bedekt. De commissie vond Je druif op het laudgoed Grand-Bouigand, toebehoorende aan den Graaf DE SEKKE, groot 60 uitmuntende hectaien, zeer sterk aangetast; een eind verder in de gemeente Sérignan, op 100 hectaren, genoemd le domaine de Vélage toebehoorende aan zekeren heer mi-.ynabd, deu wijnstok geheel dood en zwart, zonder eenig blad of knop. Aldaar was de ziekte het eerst in 1566 waargenomen, zoodat in drie jaren tijds als daar geheel was vernield en het hieruit, bleek dat de nieuwe ziekte vrij wat ernstiger was dan die, welke aan het Oidium wordt toegeschreven. Denzelfden dag bezichtigde de commissie nog le Bois des dames, met zeer veel aangestoken wijnbergen en het domaine du Colombier, waaide wijnstok, als onredbaar, moest worden uitgetrokken. Het viel haar echter bijzonder in hot oog, dat, naarmate zij begon aftedalen naar de boorden de-r Ouvèze, waaide wijnbergen langzamerhand minder steenachtig van bodem werden* de druif op den meer aardachtigen, losseren groud groeiende, ook gezonder bleek te zijn en over het geheel minder sterk aangetast was.
Den tweeden dag bezocht meu het, welbekende Chdteauneuf du Pape. Op de groote steenachtige hoogvlakte, noordwaarts daarvan gelegen, was alle wijnstok dood of ziek. De vermoedelijke opbrengst van die voormaals prachtige streek, die jaarlijks omstreeks 301)0 hectoliter uitmuntenden wijn leverde, werd voor dat jaar op 30 hectoliter geschat.
Yin daar lieten de heeren zich over den Rhone zetten, kwamen dus in hei departement du Gard e;i bezochten er denzelfden dag het landgoed ltoquemaure. Aldaar was het kwaai het eerst iv 1364 op 65 waargenomen en in 186 S waren er reeds °/10 der wijnstokken bedorven. Op den met vuursteenen bedekten bodem van de hoogvlakte Pujaut wa de ziekte ontdikt, later ware:' de omliggende heuvels en oolc de betere gronden aangetast.
Den volgenden dag trok uien weder dc rivier over en bezocht het departement de Vaueluse, tusschen Sorgucs en Bédarridea. Het merkwaardigste punt dat in oogenschouw genomen werd, was het landgoed Bois de la galde, toebehoorende aan den heer FAURE, oud-president der kamer van koophandel te Avignon. De 29 hectares wijnbergen, welke daartoe behooren, eu die met groote zorg worden behandeld, zagen er toen nog vrij wel uit doch zijn later mede zeer sterk aanget;
Den laatsti n dap; van het onderzoek aan de oevers van den lüiöne had de commis ie een zeer uitgestrekt veld voor zieii vau lage en vochtige landen, welke haar in staat zouden stellen om v.aartonemen in hoeverre deze geheel verschillende ligging een behoedmiddel was tegen het gevreesde kwaad. Zij vond er vooreersl opnieuw bewaarheid, 't geen zij trouwens de vorige dagen ook reeds op verschillende plaatsen had waargenomen, dat aau de randen da* wijnbergen en vooral geheel geïsoleerd de druif veel gezonder stond dan in het midden. Dcch vooral kon zij hier hare aandacht wijden aan ecu landgoed, waarvan de eigenaar, zekere heer fatjcon, in het vorige jaar zijne wijnstokken tegen de ziekte met redelijk gevolg had be handeld. Dit goed. genaamd le Mas de Fabre, ligt iv de gemeente Gra\é-.on en was in 1866 aongetast. Midden in dat terrein zag men een streek zeer zouten zandgrond, op wclkeu bodem do diuif, onaangestast, nog altijd zeer welig tierde. Daarentegen was in de buurt van Saint Romy en la Crau alles in 1868 geheel vernield; de bodem is daar hard, steenachtig, van nature voor cultuur ongeschikt en bij drooge zomers een woestijn gelijk.
Aangezien de commissie op deu laatsten dag vernomen had, dat ook de oevers der Gironde, de welige omstreken vau Bordeaux aan het teisterend euvel niet waren ontsnapt, wendde zij hare schreden daarheen. Zij vond er hetzelfde, ofschoon in mindere male, als hetgeen zij aau den Rhöne had waargenomen. Te Floirak, aan den rechteroever der rivier op 3 kilometer van Bordeaux gelegen, had men het kwaad reeds in 1866 ontdekt en in Juli 1869 vond dc commissie er 60 hectares geheel vernield.
De vergelijking met de Rhóne-oevers leverde evenwel een zeer gunstig resultnnt, want daar strekte dc ziekte sich uit over een streek van 148 kilometers lengte lier i rgst heerschte de ziekte in le Comtat (depart. van V. ucluse) ; van de 31,02-1 hectaren wijnbergen waren aldaar 6,100 aangetast.
Ziedaar de toestand, gelijk de commissie in Augustus 1869 dien bevonden en geopenbaard heeft. Sedeit hebben wij slechts een enkel bericht omtrent den staat der aangetaste wijndistricten kunnen machtig worden. In bel voorjaar vau 1870 zijn do heeren PLANCHON en LICHTBNSTBIN, van wie reeds iv den vorigen zomer verscheidene mededeelingen aangaande de ziekte waaren bekend gemaakt, nogmaals naar de genoemde streken heen gereisd; zy deden bij hunne terugkomst de treurmare kennen, doch ton spijt van den zcor regenachtigen winter, dio naar hunne meening een verbetering in deu staat van zaken zou hebben moeten aanbrengen, die, ziekte nog steeds verder scheen te hebben om zich getast. liet zal wel aan de politieke gebeurtenissen eu vreeselijke rampen, die Frankrijk sedeit Juli 1870 geteisterd hebben, te wijten zijn, dat wij na die laatstgenoemde mededeeling uiet.s meer vernemen mochten. Er bestaat geen grond hoegenaamd om uit dat stilzwijgen optemaken, dat Bourgognes en Bordeaux' wijnbergen sedert hersteld zouden zijn; integendeel het gebrek aan handen tor verbouwing zal zeer nadeeligen invloed op hun toestand hebben uitgeoefend. De ziekte wordt algemeen genoemd „pourriture des racines.''' Wat is nu eigenlijk haar karakter, welke zijn hare svuiptouien ? Waar zij voor het eerst waargeuomen wordt, ziet men gewoonlijk midden in deu wijnberg, zelden aan de kanten, ecu min of meer cirkelvormige plek, waar de wijnstokken geel zien. Sommige wijnbouwers noemen deze plek une luue, anderen une tacke d' huile, dit laatste waarschijnlijk omdat zij spoedig in omvang toeneemt. Wanneer de wijnberg zeer uitgestrekt is, treft men er ook twee, drie of meer zulke plekken op aan. De bladeren der wijnstokkeu, die aldaar staan, worden over deu gehee len rand geel, welke kleur zeer spoedig naar het hart van het blad zich uitbreidt; is het blad geheel geel geworden, dan ontstaat een roode zoom aan den rand. Daarop verdorren dio bladereu, te beginnen bij deu rand. De ranken blijven tegen Augustus iv groei stilstaan. De trossen worden gewoonlijk wel rijp, doch de druiven zyu zuurachtig van smaak, waterig en zouder geir*. Iv het volgende voorjaar blijven de uitbottende ranken kort en zwak, de bladeren zijn dan klein en aan de kanten iueeugekronkeld; zij worden zeer spoedig geel van kleur, verwelken en vallen af. De druiven worden alsdan niet meer rijp. Onderzoekt men de wortels der aangetaste wijnstokken, dan vindt men die slap, uitgezet en verrot. Het rot begint altoos bij de haarwortels; zeer dikwijls vond men die, vooral in den laatsten tijd, kuobbelig geworden en met allerlei uitwassen bezet. Het spreekt van zelf dat een dergelijk, geheel in vorm en zelfstandigheid veranderd orgaan niet meer geschikt is om voedzame sappen uit den grond optezuigen en aan de plant nudetedeelen. Maar, wat voornamelijk de aandacht trok, was dat die wortels meest, om niet te zeggen altijd, bedekt waren met zeer kleine plautluizeu vau een tot heden nog niet waargenomen soort, de meeste "-elijkenis hebbende met een zekere soort van bladluizen, hoog oranje van kleur, welke door geheel Europa op zieke eiken voorkomt, doch nergens zeer menigvuldig is. Ook bespeurde men dat-, wanneeer de wijnstok zoo verrot was dat hij begon weg to sterven, hij dan ook door de luisjes verlaten werd. Het spreekt wel vau zelf, dat zoodra deze uieuwe luissoort in zoo ontelbare menigte gevonden was, men algemeen ook eenstemmig haar de schuld gaf van bet afsterven der wijnstokken, haar de oorzaak achtte van het kwaad. Zells de roods meermalen genoemde commissie deelde die meening geheel, slechts enkele personen en daaronder de beroemde insectenkenner Dr. victor stgnorf.t te Parijs, ontkenden dit beweren en noemden de veimenigvuldiging van het insect gevolg en niejb oorzaak der ziekte. Wij zijn kort met voordacht, en kunnen hier niet lang bij stilstaan, maar wanneer wij de ziekte der wijnstokken vergelijken met die van andere gewassen, dan zullen wij volgaarne instemmen met hen, die de insecten als oorzaken van het kwaad vi ij sproken. (Album der Natuur.) Snellen van Volleniioven.
Een Parlement zender Einde.
ïn het Hongaarsche Huis van Afgevaardigden worden vreemde dingen vertoond. De Kt gei ring heeft een wetsontwerp voorgesteld, dat do verbetering der kieswet op het oog heeft — ecu maatregel, dij waarlijk niet overbodig is, wanueer meu in aaumerkiiig neemt hoe thans de Verkiezingen van onikooperijen door vrij drinkgelag, van dronkemaiistooneelen en bloedige vechtpartijen gepaard gaan. Over dit wetsontwerp nu wil de linkerzijde het echter niet tot ecu besluit laten komen, en daar de mandaten van den tegciiwoordigcn Rijksdag hun eindtijdperk beginnen te nadeien, maar de regeling van zaken in het Huis niet toelaat, dat de meerderheid door stemming aan de debatten een einde maakt, heeft zij vrij spel om door het eindeloos verschuiven het nernsn van elk definitief besluit zoolang te verhinderen tot het afloopen der mandaten de zittingen sluit. Reeds gedurende twee weken werd in 't wilde geredeneerd alvorens men tot de bijzondere debatten overging, en ofschoon dezen thans geopend ::ijn, zoo blijft de artikelsgewjjze behandeling steeds uit; meu komt bjjiia geen st .p vooruit-, daar telkens nieuwe redenaars optreden, andere voorsteilen worden gedaan, en het verzoek om hoofdelijke stemming voor elk voorstel ia het bijzonder een onberekeubaren tijd wegneemt. In ■-,n avou.izitting, welke vau 5 uur des namiddags tot 2 uur 's nachts duurde, werden acht bijzondere voorstellen ei dien ten gevolge 8 verzoeken om hoofdelijke stemming g.*daan. De leden der ülinderh id wisselen elkander telkens iv het spreken af, en houden .vol, tot allengs de rijen der mee.iderheid in het oog vallend dunner worden, en zij de vraag kunnen stellen of het Huis nog het getal leden telt, dat voor het nemen van een beslu t wordt vereischt. Een en ander gaat vergezeld vau geschreeuw, geharrewar en keur van de grofste beleedigiugen, zoodat de b:adeu der Deaksche partij het zoodje met ecu „poolschen Rijksdag,' of met de vechtpartijtjes van de „grieksche Kamer" vergelijken. Graaf Louyay, de minister-president, moest o. a. dezer dagen slikken, dat hij zwagers en andere bloedverwanten net spoorweg-couoessiëu had begunstigd. Vorderde de minister bepaalde opgaven, om den laster te biandmerken, dan zocht zich de beschuldiger door uitvluchtjes te redden. Hoe de linkerzijde 't aanlegt om do leden der meerderheid en dc ministers iv slaap te wiegen, en hen vervolgens geheel te verdrijven, blijkt ut het volgende, in bovengenoemde avoudzitting voorgevallen. De afgevaardigde Benjamin Guthy staat b v. op, en keurt de avondzittingen af, tevens een voorstel doende om telkens wanneer een zitting 's namiddags ten 5 uur begint, baar onmiddellijk weer te sluiten. Johan BidlL'zkay neemt daarop het woord, en houdt over de theorie der meerderheid een wjjsgeerig vertoog—de minister Toth verlaat de zaal — . . . . J k heb iets tot den minister te zeggen en hrj is er niet! 't Is niet schoou gehau leid, dat gijlieden daar ginds —op ue ministers doelende — bij zulke gewichtige debatten de zaal verlaat. Intusschen krijg ik daar juist den ministervan .Justitie in betoog, en wegens de solidariteit, die kennelijk tusschen alle medeleden van het Kabinet bestaat, beschouw ik hem als minister van Binnenlandsche Zaken, en spreek tot hem.
De minister van Justitie plaat-t zich vau zijn zetel op dien van deu miuister van Binnenlandsche Zaken over, en kruist de armen. (Gelach.) Op de rechterzijde liggen eenige afgevaardigden op ile banken eu slapen. De afgevaardigde Jozeph Madarasz schreeuwt den laatsten in de ooren: „Motiveert uw slapen!" (Groote hilariteit). De redenaar spreekt over de bankquaestie, de grieksche poëzie en den staatsgreep. Middelerwijl is de linkerzijde zeer gedund, hetgeen de rechterzijde sluiting der zitting doet vragen. ,Houdt uw gemak, mijne heeren, ik ben met mijne redevoering nog niet klaar!" voegt haar Bidliczkay toe. De redenaar haspelt vervolgens alles dooreen, totdat de linkerzijde weer wat beter vertegenwoordigd is. Thans staat Paul Szoutagh op en declameert: „Ongelukkig land dat zulk ecu regeering heeft! Ongelukkige regeerino-, die met zulke middelen hai e heerschappij wil handhaven! Iv het vorige jaar heeft zij met behulp der zomerhitte het wetsontwerp op deu rechterlijken stand doorgezet. Nu wil zij, met den bijstand der gezondheidverstorende, doodende avondzittingen, het ontwerp op de kieswet er door halen." Hij stemt er tegen —'t is middernacht op dat oogenblik — dat dc zitting tot 11 uur dure. — Csanady verdedigt zich plechtig tegen de besehuldiging, voor eenige dagen tegen hem ingebracht, dat hij namelijk den Koniug langs den reus was voorbijgereden. Hij heeft dien dag in het geheel niet gereden, enz. enz. En dat de linkerzijde de tot hiertoe gevolgde tactiek niet zal opgeven, blijkt uit de woorden van een haar toegedaan orgaan, hetwelk zegepralend uitroept: „Wij zullen overwinnen of sterven! dag aan dag zullen wij arbeiden aan de redding des vaderlands. Daartoe helpe ons God!"
Uit de Vereenigde Staten.
De aanstaande presidentskeuze blijft het hoofdonderwerp der staatkundige gesprekkeu. In den Staat Ohio hebben de voorname politici die ontevreden zyn met de wijze, waarop de republikeinsche partij regeert, en niet kunnen instemmen met de inzichten en de politiek van hen die aan het hoofd staan, hun wijze van zien duidelijk uitgesproken. Zij zijn waarlijk niet die republikeinen, waarvan generaal Cochrane eens gezegd heeft dat zij zelfs voor den duivel zouden stemmen, als hij de candidaat was die de meeste kans had er door te zullen komen. Een zekere graad van zelfstandigheid zal door hen en vele anderen worden in acht genomen, zeker niet ten gunste van Grant. Reeds worden de ex-Minister Gox en de rechters Stanley, Matthews, Hoadly en Stallo als geschikte personen aangewezen om met den democratischen candidaat, of zelfs met den door de andere fractie der republikeinsche partij waarschijnlijk gesteld wordenden Grant in het strijdperk te treden. De ex-Minister Gox heeft de meeste kans. Meermalen heeft hij verklaard hervormingen te willen, hervormingen binnen do perken der republikeinsche organisatie, en op de hem gedane vraag of hij dan niet genegen zou zijn zelf datgene uittevoeren wat hij te vergeefs van anderen had verwacht, was zijn niet bevestigend doch ook niet ontkennend antwoord, „dat zij die do beginselen, op de Conventie in Missouri uitgesproken, zijn toegedaan, zich onderling moesten verstaan eh door samenwerking tot het doel moesten geraken." Hij wenscht dat bij de aanstaande, staatkundige campagne alleen vraagstukken van burgerlijke of financieele hervorming op deu voorgrond zullen worden o-estcld, doch dat alle vroegere politieke leuzen ter zijde wolden geschoven, met dien verstande echter, dat al de werkelijke resultaten van den oorlog gehandhaafd blijven en daarvan niet worde afgeweken. De rechter Matthews verklaarde gaarne te zullen zien, dat de geheele republikeinsche partij de beginselen der Missouri Conventie omhelsde. Schisma zou daardoor worden voorkomen. Hoe het zij, zeer spoedig zullen wij vernemen op welke namen in November a. s., de stemmen van democraten eu republikeinen worden verzocht.
Bij al hetgeen over de Alabama-quaestie is geschreven en gesproken, en bij de vriendschappelijke oplossing die te wachten staat, is het met het oog op de weinig uitvoerige bijzonderheden, door de Engelsche bladen over de verklaringen van Gladstone omtrent het ontvangen antwoord medegedeeld, niet van belang ontbloot het juiste standpunt aauteduiden waarop de Americaansche regeering zich heeft geplaatst. De quaestie is in een tweede phase getreden, waarin beide partijen zich zoo goed mogelijk zien te onttrekken aan den onaangenamen toestand waarin zij onwillekeurig zijn geraakt. Het Americaansche gouvernement heeft de zaak veel gemoedelijker opgenomen dan aanvankelijk en afgaande op dagbladattikelen werd geloofd; deze regeering heeft twee middelen overwogen om uit de moeilijkheid te geraken. Het eerste is dat door de Vereenigde Staten zou worden verklaard dat geen geldelijke tegemoetkoming verwacht wordt, voortspruitende uit de indirecte eischen, doch dat het toch wenschelijk voorkwam om dit gedeelte van het tractaat te onderwerpen aan het oordeel der Geneefsche jury, die ook daarover uitspraak zou doen om voor altijd een eiude aan de zaak te maken. Hiertegen is aangoevoerd dat een zoodanige verklaring uit een wettig oogpunt niet noodig zou zijn, en dat een uitspraak van scheidsrechters niets te beleekeneu zou hebben, wanneer door do strijdende partyen bij voorbaat werd bepaald dat geen van beiden zich aan deze uitspraak zoude onderwerpen. De publieke opinie zou dit niet als een eindbeslissing kunnen aannemen, die trouwens ook vau zeer weinig zedelijke kracht zou zijn. Het geheele beginsel van arbitrage zou daardoor belachelijk worden gemaakt. Het tweede middel, dat aan de overweging vau het Kabinet te Washington werd onderworpen, was om ook door de scheidsrechteis te doen uitmaken wat de eigenlijke ware interpretatie van het tractaat is, dat wil zeggen welke punten aan hun oordeel moeten worden onderworpen, en welke daarbuiten moeten blijven liggen. Ook dit middel echter kan de moeilijkheid niet overwinnen. Het tractaat is ongetwijfeld dubbelzinnig, en bij het geven vau uitlegging staat dc kans voor America beter dan voor Engeland, want Lord C'airns, een van de beste Engelsche rechtsgeleerden, heeft zelf verklaard, dat de indirecte eischen door hot tractaat niet worden uitgesloten. Als nu de vraag der ware interpretatie zou worden beslist ten gunste der Vereenigde Staten, en de Americaansche eischen dus zouden blijven zooals zij thans zijn gedaan, zou Engeland dan toegeven ? Waarschijnlijk niet. De Americanen zeggen: „zekei niet". Waartoe zou het nu dienen uitspraak te doen, wanneer die nitspiaak niet wordt opgevolgd? Zij zou alleen kunuen leiden tot ecu schikking, die echter ook zouder uitspraak worden verkregen. Iv welken geest het antwoord van het Americaansche gouvernement nu is gesteld, weet men niet; het is vriendschappelijk, dat was te verwachten-America blijft zijn eischen handhaven, zeer natuurlijk, maar is nu niet een uitweg aangegeven? geen enkele in algemeene termen vervatte aanduiding gedaan? Zoo dit niet het geval is, dan zullen de beruchte Alabama-eischen nog jaren lang berucht blijven, zonder dat America er voordeel, of Engeland er nadeel bij heeft, en zullen zij misschien alleeu kunuen dienen om in de handen van speculeerende bankiers of wiii3tbejagende effectenkramers van tyd tot tijd den politieken horizon met een wolkenfloers te bedekken.
Wij hebben onlangs gewag gemaakt van do rede, door Carl Schurz in den Senaat gehouden omtrent den verkoop van wapenen aan het Franseho gouvernement tijdens den oorlog van 1870—71. De Times het Newyorksohe orgaan der regeering, volbloed verdedigster van Grant, valt Schurz over deze aanranding van het bestuur van haar lieveliug zeer hard. De senator wordt o. a. genoemd een hardvochtig demagoog, een gewetenloos demagoog, een gewetenloos avonturier, begeerig naar een ambtenaarspost, een staatkuudig kwakzalver, een hond; hij ia bedriegelijk, listig en gevaarlijk, geheel on-Americaausch in zijn wijze van denken, een geboren omverwerper, en de knappe schrijver van deze uitgezochte quahficatiën voegt daarbij ten slotte pour la bonne bouche de aanbeveling om de beenen van senator Schurz aan zyn stoel vast te binden, als de gentlemen het woord voeren Ook aan de andere zijde van den Oceaan verstaat men de kunst van scheiden; dezo practische toepassing van ui dien zin weinig gebruikt wordende uitdrukkingen schijnt zich niet tot Nederland te bepalen. Miss Sarah F. Smiley heeft in een presbyteriaansche KeiK te Brooklyn haar eerste predicatie gehouden. --Jaar deze dame tot de sekte der kwakers behoort, is de gemeente zeer boos. Na inlichting en nadere beschouwing is de boosheid eenigszins bedaard maar toch heeft de ker„7v °VSBolutie afgekeurd de handeling van den preaiKant t uyler, die aan miss Smiley de gelegenheid had gegeven als predikantsche optetredem