SAMARANG, den 21den NOVEMBER 1872. Komi, ƒ 40. a ƒ42 1 „ W. I. bereiding ƒ 42,— a / 43,— j Suiker, f 16.— voor no. 14 en lager. Indigo, ƒ 4,— a 4.80.— van goed tot fraai. ,Sup. soorten schaarsch. Koeiiuiden, j , . f 68,— a ƒ 70,— per kodie, gev. do Buffel » i l*l ioon f 0,16 a ƒ 0,17 per pond. do. CuBEBEN, Rijst ord. wit, / 270,— a ƒ 275,— i per koiang van 28. » Javacarga,« 185,— a » 195,— 1 picol zonder zakken. Klappek Olie, » 26,— . Katjanq » „ 20,—. Ivottino le qualiteit ƒ 12,— a / 14,— per picol. > 2e „ » B,— a » 9,— do. do. Wisselkoers op Holland 6 md. dato 104 a 104!/4 pCt. Factorij 102.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 21-11-1872
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 21-11-1872
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 274
- Jaargang
- 21
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
MARKTBERICHTEN.
Invoer te Soerabaia. van den 18 November. INVOER.
Van Engeland, Batavia en Samarang per het Zwa. schip Pieter Deckson, gezagvoerder C. H. Gadda,— 75 col. koopmanschappen, 30 kn. krnit; Houghton en Cc— 4 kitten koopmanschappen: iteiss en Co.—. 105 bundels ijzer, 1032 st. ijzeren platen, 45 bundels staal, 6 kisten koopmanschappen, 20 kn. schoppen. Martin Dyce en Co.— 9280 kn. zeep; Pitcairn Syme en Co.— 4 kn. zeep; Gezagvoerder. — 50 kn. kruit; E. Moormann en Co.— 150 kn. brandy: G. Suermondt en Co.— 300 kn. kruit, 6 vs. hagel: van Haei'ten «n Co.— 51 kisten koopmanschappen, Order.— 6 ijzeren retorts, 2 vn. ijzerwerk, Jb'raser Eaton en Co.
Scheepsberichten. AANGEKOMEN.
SAMARANG, 19 Nov. Ned. bark Fathool Moebarak, Intje Hamdja Bin Noordin, Indramaioe. SOERABAIA, 29 Nov. Eng. bark Janet Holt, P. Munro, Amoy.
VERTROKKEN.
SAMARANG, 19 Nov. Ned. brik Fartar, Tjio Tiangho Pecalongan; 20 Nov. DuiUch. schip Friedeburg, E. Kopper, Nederland; Eng. stb. Penang, W. Cleopard, Singapore. SOERABAIA, 19 Nov. Eng. bark Stavers, J. Robinion, Nederl. Eng. schip Siberia, J. Inglis, Pasoeroean.
UIT NEDERLAND.
— ROTTERDAM, 9 October. Vry' algemeen loopt te Amsterdam het gerucht, dat by' de conservatieven voor de candidatuur voor het lidmaatschap der Tweede Kamer bijzonder het oog is geslagen op den oud-Minister P. Mijer. Wordt die candidatuur werkelyk geproclameerd door de behoudende kiezersvereeniging Amsterdam, dan is men zeer benieuwd naar de houding zoowel van zeker conservatief orgaan als van onderscheiden conservatieven, die steeds aandringen op nieuw bloed in de Kamer en vooral geen oud-Ministers met wrokkende gezindheden verlangen.
— Het ruwe weder van de laatste week in September heeft aan de zeewerken van het Noordzee-kanaal enorme schade toegebracht. Vooral de Zuiderdyk heeft veel geleden, terwyl ook uit de borstwering op den Noorderdyk een groot stuk weggeslagen is. Naar men verzekert, zouden wel 200 betonblokken geheel verloren zyn, terwijl vele aan stukken geslagen of omgekanteld zy'n. Een gedeelte van den dijk is verzakt, terwyl andere gedeelten weer links en rechts overhellen.
— Naar wy' vernemen, heeft de Keizer van Rusland tot ridder der Orde van St.-Stanislaus benoemd den heer J. M. Van Kempen, eigenaar der Kon. Nedrl. fabriek van gouden en zilveren werken te Voorschoten.
Handelsstatistiek.
Thans ziet het licht het tweede gedeelte van de handelsstatistiek over 1871, vanwege het departement van financiën opgemaakt.
Daaruit blykt, dat de algemeene invoer heeft bedragen eene waarde van nagenoeg 785'/2 millioen gulden, die van den invoer tot verbruik ruim ƒ 586 J/i millioen, de algemeene uitvoer tot ƒ 649'/j millioen en de doorvoer ƒlB9 millioen. De algemeene invoer van Java enz. heeft beloepen ruim / 101 millioen, de invoer tot verbruik ruim f 80 millioen, de algemeene uitvoer derwaarts omstreeks ƒ 41 millioen, de uitvoer uit het vrye verkeer ƒ 31 millioen en de doorvoer ruim ƒ9 Va millioen.
Met de vereenigde Staten wakkerden de betrekkingen zeer aan. De waarde van den algemeenen invoer was ruim ƒ 34 millioen (in 1869 nog geen ƒ 12% millioen); die van algemeenen uitvoer ƒ 6 millioen, zynde 1 millioen meer dan in 1860; de doorvoer ƒ 1 J/t millioen, iets meer dan in 1869, maar minder dan in 1870.
De invoer in 't algemeen had eene waarde van ruim ƒ715 millioen, waarvan ter zee by de ƒ 537 millioen en wel ruim 43 pCt. met zeilschepen en ruim 57 pCt. met stoomschepen; langs de rivieren ƒ 104 millioen en te lande ƒ 144'/a millioen, dus respectievelijk 13 enlBpCt. van den algemeenen invoer.
De uitvoer in 't algemeen heeft bedragen ruim ƒ 649
millioen, waarvan ter zee / 306 millioen, en wel 23 pCt, met zeilschepen en 77 pCt. met stoomschepen; langs de rivieren ƒ 170 millioen eu te lande ƒ 173 millioen, dus respectievelijk 26 en by' de 27 pCt. van den algemeenen uitvoer.
De doorvoer in 't algemeen had eene waarde van/189 millioen, waarvan 12,23 pCt. van de zee- naar de zeezijde; 44,54 van de zee- naar de landzyde en de rivieren; 33,78 pCt. van de landzyde en de rivieren naar de zeezijde; en 9,45 van de landzyde en de rivieren naar de landzyde eu de rivieren.
Van den geheelen uitvoer te lande had voor / 16 millioen plaats langs gewone wegen en voor by de 157 millioen langs spoorwegen.
ROTTERDAM 10 October. De inschrijving op aandeelen en obligatiën der Nederlandsch Indische Droogdok Maatschappij heeft niet den gewenschten uitslag [gehad. Er werd slechts ingeschreven voor 244 aandeelen en 252 obligatiën.
De ongunstige stand van de geldmarkt heeft zeker het zijne by'gedrageu tot dit resultaat.
Het Comité, doordrongen van de dringende noodzakelijkheid dat deze zaak tot stand kome en overtuigd dat vele sympathiën, die thans nog sluimeren, kunnen wordeu opgewekt, stelt zich voor de gelegenheid tot bespreking dezer onderneming en tot het ontvangen van uitvoerige inlichtingen te geven in een meeting, te houden te Amsterdam, op een nader de bepalen dag en plaats.
— Naar het Handelsblad verneemt, heeft de minister van binnenl. zaken aan de gemeeutebesturen een opgaaf gevraagd van het aantal kiezers voor de verschillende staatscolleges, niet alleen volgens den tegenwoordigen census, met en zonder byrekening der patentbelasting, maar ook volgens een census die 1/5 lager is dau de bestaande, insgelijks met en ook zonder het patent.
— Vanwege de Maatschappy Tot nut van den Javaan is dezer dagen een adres bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend, met verzoek het aanhangige wetsontwerp voor de vaststelling der tarieven van in-, uit- en doorvoer in Ned.-Indië aantenemen mits zoodanig gewyzigd, dat het uuiform invoerrecht worde bepaald op 6 pCt. en dat alle uitvoerrechten uit het ontwerp worden 7erwy'derd.
— De internationale commissie voor de vervaardiging van nieuwe prototypen voor het metrieke stelsel heeft sedert eenigen tijd hare werkzaamheden te Pary's aangevangen, die door den oorlog en de gebeurtenissen aldaar onmogelyk zijn geweest.
Uit ons laud zyn afgevaardigd dr. F. J. Stamkart, hoogleeraar te Delft, en dr. Bosscha, lid der academie van wetenschappen.
— Aan de te Feyenoord voor het Departement van Koloniën in aanbouw zynde raderstoomboot is de naam van Celebes gegeven.
— In het Engelsche weekblad The Athenaeum wordt medegedeeld, dat de bekende Nederlandsche schilder Alma Tadema zich in Engeland wil laten naturaliseeren, omdat hij van plan is daar voor goed te blyven.
— De heer C. P. Tiele, Kemoustrautsch predikant alhier, is verkozen tot hoogleeraar by het Seminarie der Remonstrantsche Broederschap.
— De Tweede Kamer heeft, overeenkomstig de voordracht der huishoudelijke commissie benoemd, tot assistent of hulp-bibliothecaris, den heer A. P. Van Eijk.
— Aan l'Ami du Limbourg wordt bericht, dat ongeveer 70 paters en kweekelingen Jezuïten, afkomstig nit Duitschland, eerstdaags, te Wy'naendsraven worden verwacht. Zy zullen zich daar vestigen op het kasteel van den baron Van Bongart, dat tot dit doeleinde opgeknapt en in bewoonbaren staßt gebracht is. Het zijn voornamelijk studenten in de theologie met hunne professoren, die daar verblyf zullen houden. Het kasteel is vry' ruim en gelegen in een gezonde, aangename en tevens rustige streek.
— In een ingezonden stuk in het Handelsblad wordt de aandacht gevestigd op het feit, dat in geheel Twente de loonen in Pruisisch geld worden uitbetaald, waardoor den werkman een tekort wordt gedaan van gemiddeld 2j/3 cent op den gulden.
— Den 6den is te 's-Gravenhage in het lokaal in de Lombardstraat een vergadering der Internationale gehouden. Er blykt uit het verslag dat, na een welkomstgroet van president Vervloet, de burgers Gerhard en Van der Hout lange speeches hielden.
De eerste wijdde uit over het jongste congres der Internationale, over het grooter aandeel dat de werkman in 's lands bestuur dient te hebben, dan thans het geval is, en over het nut van vereenigingsleven tot bereiking van dat doel. Burger Van der Hout wenschte kortweg alle geld uit de wereld; by het ontstaan der maatschappij was het er ook niet. Door coöperatie moesten allen ook zelf patroons trachten te worden.
— Naar het N. v. d. D. verneemt, kan alles, wat dezer dagen in verschillende dagbladen gemeld werd, omtrent eeue voorgenomen reis van Prins Hendrik, minstens voorbarig genoemd worden.
— Uit het 28ste jaarverslag der Nederl. Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank, blykt o. a., dat in ons vaderland, met eene bevolking van ruim 3,500,000 zielen, jaarlijks 35,000 drankpatenten worden uitgegeven, makende alzoo op iedere 100 zielen een drankwinkel en de bevolking van elke wouing gemiddeld op 5 personeu stellende, op 20 huizen een drankverkoopplaats.
— Het stelsel van kustverdediging te Plymouth wordt thans, naar de Times van 28u Sept. meldt, door den kapt. Cromhout der Nederlandsche genie, door den kapt. de Grandy van het 25e reg. Fransche artillerie, en door drie offic. van het Italiaansche leger op de plaats zelve bestudeerd.
— Met den aanvang van den nieuwen cursus 1872/73 zyn by' het Athenaeum Illustre te Amsterdam door de onderscheiden ministeriën benoemd: 21 studenten voor den militairen geneeskundigen dienst, om opgeleid te worden tot officier vau gezondheid, te weten, voor den dienst hier te lande 2, voor dien der marine 7 en voor Oost-Indië 12, die allen op 1 dezer iv dienst ziju gesteld.
—Den 9en October heeft de Hoogleeraar Hofstede de Groot met een belangrijke rede zijn profesoraat aan de Gronin ger Hoogeschool nedergelegd. De volgende byzonderheden zyn ontleend aan De Noordstar. Hy gaf in korte trekken een schets van zy'n 50-jarig theologisch leven; vier jaren duurde zijn studentenleven, twee jaren was hij predikant te Ulrum en 44 jaren hoogleeraar.
De vrucht zyuer studiën legde hy,neder in zyne dissertatie, waarmede hjj in September 1826 tot doctor promoveerde, de hoogeschool verlatende met een eigen verworven overtuiging, die in byzonderheden wel is gewyzigd, maar in haar geheel in 46 jaren onveranderd is gebleven. Van zijn predikautenleveu te Ulrum, waarin hij practisch leerde wat de theorie hem had doen waardeeren en waarin hij veel meiischenkennis opdeed, kwam de hoogleeraar tot het gewichtig en grootste doel zijns levens: het hoogleeraarsambt, dat zich in twee ongelijkmatige deelen laat splitsen: de eerste 10 en de laatste 34 jaren.
In die eerste tien jaren ontspon zich een harmonie van denkbeelden tusschen den spreker en zyne ambtgenooten van Oordt en Pareau, waaraan in 1835 het godgeleerde genootschap zijn ontstaan te danken had.
Het tweede tydperk ving aan in November 1839. Van Oordt vertrok naar Leiden en met Pareau besloot de hoogleeraar hunne handboeken tot een geheel te bewerken. Iv Juni 1840 trad Muurling als van Oordts opvolger op, tn thans werd een werk geboren, een vrucht der studie van drie personen, doch uit één geest ontsprongen: een veischynsel éénig in de jaarboeken van ons kerkgenootschap.
Maar na dat werk kwam ook de tegenstand. In de eerste plaats van de zijde der kerkelijke orthodoxen, waar zich later da Costa bijvoegde. Doch ook met het wy'sgeerig liberalisme kwam hij in strijd. De vader der moderne richting, die er den naam vau moderne wetenschap aan gegeven heeft, is Strauss. Spreker wilde nu niet loochenen, dat die richting in vele by'zonderheden recht heeft. Maar hy ontkent dat hy haar wegbereider is geweest, zoodat hij eu zijne vrienden zich bij haar moesten aansluiten. Dit was ons uiet mogelyk, zeide de Heer de Groot. Van baar is onze richting de tegenstandster. Wy staan op den bodem der kerk, wier beginselen wy' vasthouden. Van de modernen is onze richting niet gescheiden door een afstand, maar door een oupeilbaren afgrond.]
De historisch-critische beginselen der modernen, zooal» zy die op het nieuw Verbond toepassen, komen hem ongerijmd voor. En wat hunne beweriug betreft, dat de vooruitgang der natuurkundige wetenschap moet leiden tot eene verwerping der wonderen, hierover zou hy' geen woorden verkwisten, omdat de natuur nooit iets omtreut 's menschen geest kan beslissen.
Hy had alleen eerbied voor de uitgebreide geleerdheid vau vele modernen: maar de richting hunner wetenschap heeft geen grond hoegenaamd.
Toch heeft zij eenig voordeel opgeleverd; nl. dit, dat de Kerk door de onware uitersten der moderne richting, gedwongen zal worden tot een herziening van haar stelsel en tot aanvulling van het verzuimde.
Na dit belangrijkste gedeelte zyner rede sloeg de spreker een blik in de toekomst en eindigde met de woorden: „God is Liefde, u allen die op de baan der liefde den kamp onzer dagen wilt stryden, u wacht ik voor Gods troon!"
Namens de oud-leerlingen en vrienden werdenden Hoogleeraar door den Heer Brouwer met een gevoelvolle toespraak ecu boekenkastje met kostbare pracbtwerken aangeboden. Vooraf werd den Heer de Groot overhandigd een in maroky'u leder gebonden geschrift onder den titel van Intsma, bevattende „woorden van piëteit en vriendschapsklankeu, opgevangen uit vertrouwelyke brieven van vrienden, op 8 October 1872."
— Wy' vernemen dat zekere mej. A. Jacobs aan de academie te Groningen het propadeutiesch examen in de medicijnen met glans heeft afgelegd. Voor zoover wij weten is deze jonge dame de eerste geëmancipeerde, die zich aan dergelyk examen heeft ouderworpen.
— De begrooting voor de Staats-spoorwegen gedurende het jaar 1873 beloopt 77a millioen. Alle werken worden geregeld voortgezet. Ter exploitatie zijn overgegeven 847.924 meters, in aanleg zijn nog 40.352 meters.
—- Wij vernemen, dat H. M. de Koningin zich waarschynlyk tegen 14 dezer te Vlissingen zal inschepen op Zr. Ma. stoomschip de Valk, kommandant kapt.-luit.-ter zee Clifford Kocq van Breugel, om daarop de reis naar Engeland te ondernemen. Te Nieuwediep wordt aan boord van dat stoomschip alles in orde gebracht om H. M. te ontvangen. Het gevolg zal bestaan uit den hofmaarschalk eu zeven hofdames.
De Dotatie-wet.
De wyze, waarop het wetsontwerp tot het verleenen van pensioen aan de dochters van Thorbecke in de Tweede Kamer is ontvangen, is diep-beschamend voor de Haagsche oppositie. Men herinnert zich, met hoe groote verwoedheid deze voordracht door het Dagblad was bestreden. Minstens de helft der natie, heette het, moest tegen de overwegingen dezer wet protesteeren; zij was het werk van partyschap; het hoofddoel, waarmee de Regeering de wet had ingediend, was een gedenkzuil opterichten voor zichzelve en haar richting, zich meester te maken van den naam eens overledenen, teu einde zich optewerken en staande te houden; het ontwerp was van politieke stormen zwanger; het gaf een nieuwen diepen schok aan de eensgezindheid; het eischte een zelfmoord van allen, die het met Thorbecke niet eens waren geweest; kon en mocht niet wordeu aangenomen.
Op dien toon ging het voort, van het oogenblik af dat het wetsvoorstel werd aangt-boden. Met grooter hartstochtelijkheid werd nooit eenige voordracht bestreden.
En zie, deze verschrikkelijke wet wordt, aangenomen met 52 tegen 4 stemmen. Alleen de heer Nierstrasz litt een flauw weerklankje hooren van de argumentatie van het Dagblad.
De storm, maanden lang door dat blad uit alle macht aangeblazen, is geworden een storm.. . neen, een zachte bries in het glas water van den Delftscheu Afgevaardigde.
Lourdes.
Lourdea — de hoofdplaats van het kanton — is, zoo gezegd, een kleine stad, gelegen in de vallei van den Lavedan, aan den ingang van de bergengte. Zy schijnt daar te zy'n geplaatst, om tot verbindingsteeken te dienen tusschen de vlakte en de bergen.
De stad is leely'k, berookt en onregelmatig gebouwd, met nauwe, kronkelende, slecht geplaveide straten. Ongeveer in het middenpunt vindt men een groot plein, de vergaderplaats van nieuwsbejagers en leêgloopers. Het eenige merkwaardige der stad bestaat in een versterkt kasteel, zich trotsch verheffend op de kruin van een steile rots, gelekt door de wateren van den stroom Gave.
Dit kasteel, dat slechts een fort is in miniatuur, moet in de historie van Gascogne een groots plaats beslagen hebben. Eenmaal stond het bekend als onneembaar, en de legende verhaalt dat zelfs Karel de Groote onmachtig was er zich meester van te maken.
Het mirakel, dat thans zoovele duizenden bedevaartgangers naar de vallei van den Lavedan trekt, dagteekent van niet vroeger dan 1858. Een jeugdig meisje, Bernadette Soubirous genaamd, dat zich den llden Februari van dat jaar op den oever van den Gave bevond, in de nabyheid der grot Massaniella, welke slechts weinige schreden van de stad verwijderd is, zag de heilige Maagd, en had met hsar etn kort onderhoud.
Deze verschijning herbaalde zich tienmalen, steeds op dezelfde plek. De zaak maakte veel gerucht. De bisschop van Tarbes — de hoofdstad van Gascogue — benoemde een commissie van onderzoek, en den 18den Januari 1862 erkende de doorluchtige prelaat in een mandement het feit voor waar en tot mirakel. Sinds dien tijd is een zedig kapelletje aan den ingang der grot gebouwd, hetwelk den naam draagt van O. L. V. van Lourdes.
De berichten, die door de clericale dagbladen worden medegedeeld omtrent wonderdadige genezingen, welke in de jongstvcrloopeu dagen te weeg zouden zy'n gebracht door het water uit de bron, worden door de anti-clericale organen aan een scherpe critiek onderworpen of wel met niet minder scherpe spotternij beantwoord.
Een nieuw artikel in de „Militärische Blatter.”
In het jaar 1870 schreef de Duitsche hoogleeraar Wagner een brochure „Elzas en Lotharingen", waarin hy op den meest verachtenden toon over ons land zich uitliet, trachtte te betoogen dat het bestaan van dien Kramersfaat, evenals dat van Duitsch-Zwitserland en Duitsch-België, een ••of was op Duitschland gepleegd, en zich vroolyk maakte •*er „die Hollanders met hun leelyk dialect, die zich 'noveel aanmatigen, dat zy' zich zelfs verbeelden, evenals ■S -andinaviers, een zelfstandige nationaliteit naast de "ttitsche te vormen."
Sedert dien tyd zy'n er in Duitschland gedurig ty'd•chiift en dagblad-artikelen verschenen, die tot doel had'tu ons land belachelijk te maken of te beschuldigen, al *>8 het dan ook niet altyd op dien onhebbelyken toon fee de Medicinische Biiefe van dr. Rohlfs kenmerkte.
Nu eens leverde de Grenzboten artikelen, „Holland in "Oth", o. a. over het onderwys eu de beoefening der ''tterkunde hier te lande; dan weer gaven het tijdschrift '•» neven Reich en de Illuslrirte Zeitung beschry'vingeu 'an onze feestviering in April dezes jaars, die bij den lezer 'ooiuaniclyk den indruk moesten achterlaten, dat de Nederlanders menschen zijn, waarover men de schouders moet 'phalen.
Lees wat de kalme Baedeker in zy'n inleiding van ■Holland en België" schrijft, of de oordeelvellingen der Kblnisclie Zeitung, men zal steeds denzelfden indruk krijgen.
Twee zaken zijn er vooral die men in Duitschland het 'olk wil inprenten: 10. dat wy ten onrechte een zelfstandige natie zy'n, en 20. dat wy de Duitschers diep verach'ou en zelfs in 1870 een aanval op hun land iv den zin "adden, en, terwyl hier te lande dwaze en onrechtvaardige oordeelvellingen over onze naburen openlyk eu telkens *ederlegd zyn geworden, heeft geen schryver uit de kringen onzer beschuldigers het noodig geoordeeld de punten dier beschuldiging aan een ernstig onderzoek te onderwerpen 'a te wederleggen wat blykbaar onwaar was. Het is alsof die schryvers er behagen in hebben, den volkshaat te 'aten voortsmeulen en aanteblazen.
De lezers herinneren zich zeker nog het artikel uit de Üilitairische Blatter dat onzen toeleg bewijzen moest om ltt 1870 in Pruisen te vallen, eene beschuldiging zoo onedel en zoo gevaarlyk als weinig andere. Ditzelfde tyd. •chrift geeft iv de afleveringen van Augustus en September dezes jaars beschouwingen over de vraag: „Is Nederland verdedigbaar?" In ditzelfde nommer komt een stuk Toor over de capitulatie van Metz, dat bewyzen moet dat generaal Bazaine niet alleen onschuldig is, maar zelfs „zich *erdienstelrjk jegens het vaderland gemaakt heeft", en reeds daaruit zou de lezer, ook al kende hy' het tijdschrift liet, kunnen afleiden, dat de redactie niet volkomen onpartijdig is. De lezing versterkt dien indruk, en het is liet van belang ontbloot te weteu, welke denkbeelden omtrent ons land men in Duitsche militaire kringen ingang *il verschaffen.
Dat de schryver ingenomen is met de denkbeelden van Oen heer d'Ablaing van Giesenburg, die ons weet te zég- Ren dat „Duitechlaud geen veroveringspolitiek kent en Oie, naar alle waarschy'nlykheid, in de eerste dertig jaren niet volgen zal, welke dertig jaren juist toereikend zyn om 1000 millioen gulden op ouze oorlogs- en marinebegrooting te doen uitsparen", spreekt wel van zelf. Maar 'aten wy zien hoe hy de Nederlanders beschryft, die niet niet dat denkbeeld, die volkomen weerloosheid, ingenomen 2ijn. „Natuurlyk," zoo schryft hy, „heeft het deu toorn opgewekt dier vaderlandslievende oud-Nederlanders, die de tijden van de Ruyter niet vergeten kunnen, en allerminst geneigd zy'n met de zoo innig verachte Duitschers op een goeden voet te leven.""
Elders noemt hy' diegenen, die voor de verdediging vau j>et land willen gezoigd hebben, „de heeren Fruisenvreters in Nederland, die door het annexatie-spook zoj zy'n verblind, dat zy' het onmogelyke mogelyk willen maken."
Op eene andere plaats bespreekt hy het middel, dat iemand hier te lande aan de hand schynt gedaan te hebben, namelijk alle Duitschers uit het land te verwijderen, geen Duitscher in dienst te nemen en het onderwys in Teemde talen afteschaffen. Dat hy zulk een voorstel bespottelijk maakt, zulleu wy' zeer natuurlijk vinden, daarin kan hy op de medewerking van bijna alle Nederlauders rekenen. Maar wat voegt hy er by?— en hy' is iemand die met onze taal en met kleine bijzonderheden ran ons land bekend is, misschien wal iv ons land woont — „een insinuatie (?) die overigens als uitbarsting van oud-neder'andschen zin geenszins geïsoleerd staat, lang niet zoo geïsoleerd als de dwaze ontboezemingen van prof. Ewald in den Duitscben Rijksdag." De schryver kon weten dat uy een onwaarheid schryft, en de lezers maken uit zijne Woorden natuurlyk op dat ecu aanmerkelijk deel onzer natie zulk een dwaas denkbeeld is toegedaan.
De schryver heeft gewaagd van ecu annexatiespook dat de Nederlanders verblindt; wy willen hem hierover verder hooren.
Naar aanleiding van de eerst behandelde brochure, die een volkomen weerloosheid van Nederland verkieselyk »cht, schrijft hij: „Verkeert de schrijver ook in dwaling, als hy' het Nederlandsche leger tot ecu minimum terugbrengen wil, dat tot bewaring der rust binnen het land dienen kan, en gaat hy als Nederlander bepaald te ver, door annexatie aan Duitschland boven het klein-staatje'pelen van het tegenwoordige Nederland te verkiezen, zoo maakt het toch over het geheel een verblijdenden indruk, eindelijk eens de waarheid te vernemen over de mogely'kheid om Nederland te verdedigen. Dat er tusschen de annexatie en den deels door vrees, deels door haat gevoeden waan, dat Nederland met alle kracht 'ijne rolkomene zelfstandigheid moet handhaven, een middenterm ligt, die de ziel der Nederlandsche staatkunde moest wezen, goede verstandhouding nl. met Duitschland, dat daarvoor van Nederland stoffelyke waarborgen zou ontvangen — dat schynt ook de schryver niet te vermoeden en op dit punt toont hy zich niet verstandiger dan «yne landgenooten. Dat byv. een tolverbond met Duitschland, volkomen gely'kstelliug van de Duitsche vlag en den Duitschen handel met de Nederlandsche in het verkeer met de koloniën, de zelfstandigheid van Nederland niet schaden, maar integendeel de vrees voor annexatie verminderen en de Nederlandsche politiek voor alle volgende tijden een stevigen grondslag zou kunnen geven, daaraan denkt geen enkele Nederlander. Men heeft er nog heden behagen in, op het nadrukkelijkst te verzekeren, dat men even zoo goed als Duitschland een zelfstandige Staat in ■Europa is; rekent, nu vooreerst geen hulp uit het zuiden te wachten is, op de toekomstige wraak van Frankryk, die ten minste in de toekomst de gewaande gevaren zal kunnen afwenden dia van de zijde van het overmachtige Duitschland dreigen; ook wel van Bussische huwely'ken, maar gaat intusschen voort zich onbezonnen en oneerbiedig jegens de hoogste personen van het Duitsche Ryk te gedragen en Duitsche belangen te kwetsen, wanneer die met de Nederlandsche ook maar het geringste in botsing komen." Dit laatste vergeet de schrijver te bewyzen. Wy' zouden wel eens willen weten op welke wyze hy die beschuldiging kan staven. Zy' is dan ook eenvoudig verzonnen; maar intusschen denken de lezers dat zich zeker vrij wat gevallen hebben voorgedaan, dat het toch voor een macht als Duitschland erg is zich zoo iets van een kleinen Staat te moeten laten welgevallen, en het edele doel der redactie is bereikt. Het is hiermede als met de aanklacht dat het meerendeel van ons volk de Duitschers veracht. Latende Duitschers, die hier in wetenschappelijke of andere betrekkingen zijn, antwoorden of zy by de ingezetenen worden achteruitgezet 1 Opmerking verdient wat de schrijver zegt over: waarborgen. Het is al zeer bescheiden dat hy niet meer eischt, een paar pandsteden byv.; maar hy' zal denken: niet alles in eens; heeft eenmaal Duitschland hier vasten voet door een tolverboud, enz., dan doen zich immers honderd gelegenheden voor om wat meer te krijgen; allicht zullen Duitsche belangen worden gekrenkt, er zullen Duitsche ambtenaren moeten komen om daartegen te waken, Duitsche soldaten om die ambtenaren te beschermen. Ce nest que le premier pas qui coute. En wel is het noodig waarborgen te eischen van een zoo gevaarlyken nabuur als Mederland ! Vraagt men: waarvoor die waarborgen? De Militariiche en andere Blatter hebben immers betoogd dat wy' vau zins waren in Duitschland te vullen, en in het artikel, dat wy' bespreken, wordt verzekerd, dat wy steeds tegenover Pruisen iv „Kriegsbereitschaft" blyven verkeeren.
Al die beschuldigingen, al die voorstellen zouden belachelijk zy'n, wanneer zij niet zulke ernstige belangen betroffeu. Dat ecu Duitsciier zyn landgenooten beter inlicht, schynt een ijdele wensch te zyn, daar nog onlangs een hunner schryvers beweerde dat er iv zijn land zelden of nooit op onwelwillende wyze over Nederland werd geschreven. {Arnh. Ct.)