— Een zeldzaam geval van moord heeft zich op den spoorweg tusschen Cork en Limerick voorgedaan. De conducteur van een goederentrein bemerkte plotseling dat de snelheid van den trein verminderde, en begaf zich, om een onderzoek daarnaar in te stellen, naar de locomotief. Daar bevond hij dat machinist, en stoker verdwenen waren. Hij liet dadelyk den trein stilhouden, zette seinen uit en waarschuwde daardoor een volgenden trein die mede stilhield. .Men deed onderzoek en vond den machinist naast de rails liggen, met een geweldig bloedende hoofdwond. Hij was niet in staat te spreken en stierf kort daarna. Spoedig vond men ook den stoker, Nagle, die langs de rails trachtte te ontkomen. Hij vertelde dat een twist tusschen hem en deu machinist was ontstaan, dat deze hem de hand had verbrand en hij, in woede ontstoken, hem had doodgeslagen. De locomotief droeg duidelijk de sporen van het gevecht da', daarop was geleverd. Het werktuig waarmede de moord was gepleegd en eenige vermoedelijk met bloed bevlekte kleederen des verslagenen waren iv den vuurhaard verbrand. De vermoorde was gehuwd en een stil man, kalm en getrouw aan zijnen plicht. Nagle was ongehuwd, evenzeer gunstig bekend eu verkeerde met den vermoorde op vriendschappelijken voet; zelfs had hij nauwelijks 24 uren te voren met hem in hetzelfde bed geslapen. — Het Nieuw» vau den Dag ontving een briefkaart van den volgenden inhoud: „Groningen 18 April. Geachte Redacteur! Ik ben te gelukkig u eindelijk eens op de waarheid betrapt te hebben, dan dat ik deze gelegenheid om u toe te juichen, ongebruikt zou laten voorbijgaan. Het door u overgenomen bericht uit Enschedé is waar. Ik heb mijn revolver vergeten en behoorlijk terug ontvangen. Mina Kviiseman."—
— In de provincie Posen heeft een vreeselijke gebeurtenis plaats gehad. Een tachtigjarige vader en zoon, die zich sedert jaren ten koste van het zweet der arme boeren hadden verrijkt, en algemeen als bloedzuigers gehaat werden, hadden, om een paar silbergi-oschen uit te winnen, van de heirbaan afgehouden en waren met hun wagen een zijwe<* ingeslagen. Ter nauwernood had het paard echter eenige stappen gedaan of het zakte in een moeras, en trok den wagen en de beide mannen achter zich mede. In een oogwenk stonden de laatsten tot aan de borst in het vuile water, en hunne haren, rezen te berge, toen zij den bodem nog steeds onder zich voelden wijken. Op hun hulpgescheeuw kwamen eenige arbeiders met stokken toeloopen om hulp te bieden; docli toen zij zagen, wie eigenlijk die hulp behoefden, reikten zij onder hoongelach hunne stokken toe, om ze op 't oogenblik dat de ongelukkigen er naar grepen terug te trekken. Honderdduizend thalers bood de oude met gorgelend keelgeluid aan hem, die hem redden zou — maar te vergeefs. Al dieper zonken de rampzaligen we" - nog één stuiptrekkende beweging der armen' boven den waterspiegel, en alles werd doodstil. Waren de daden der gierigaards onmenschelijk geweest, dergelijke wraak was mensc'iontcerend en afschuwelijk. —■ Op de lijn du Midi, tusschen Beziers en Narbonne, is een jongetje van 5 jaar uit etn sneltrein gevallen, daar het portier, waar hij tegen leunde, plotseling opensloeg. De moeder, die bij hem was, moest nog drie kwartier voortrijden eer de trein stil hield. Men kan zich haar toestand verbeelden. Het ongeval is boven verwachting afgeloopeu. De knaap sprong dadelijk overeind en vroeg naar zijn vader en moeder, en 't eerste woord dat hij zijn vader toeriep, die zich zoo spoedig het hem doenlijk was op de plaats bevond, waar het was voorgevallen, was: „Papa ik heb mijn pet verloren!"—
"Gemengde Berichten.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1873/06/05 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297626:mpeg21:p003
XII Vervolg. Zelf mocht hij zoo gaarne zijne dochters bewonderen, en 't deed hem goed haar schoonheid door anderen te hooren prijzen. Toen Lady Sarah na haar middagdutje in de gozelschapszaal kwam, zeide zij tot Linda: „Lieve kind! Ge hebt zeer verstandig gehandeld, die mooie heidensche zuster wat achter te houden. Alle mannen bewonderen die piquante, mooie brunette. Percy Amyand zou zijn hoofd verliezen door die frissche, zeldzame schoonheid." Linda's antwoord was zacht en liefelijk als't murmelen eener beek. "J. °mbra 'liet mooi- Ik had gedacht, dat gij haar bev onderen ,oudt lieve Lady Sarah. Sir Percy maakt het vin___ itii l,e™im™- iwt bewegen om haar mooi te n toch 11 eSn i 3' 'M{ "«grijpt ge; en toch heeft Ombr.-i, de oogen uitgezonderd, veel meer mi, r da?Cl'"dail Vml 'T m°CdCl' SS gü Letniefmet Toorgaan? Z,J Zeel' g°C* VQOT eCI)e kan „Wat?" riep Lady Sarah hoogst verwonderd, „bedoelt gy, dat de moeder van dat meisje — " „Eene prinses was, Lady Sarah _ een zeer aanzienlijke persoon in haar vaderland, weet ge. Maar Ombra «-dijkt al heel weinig op hare moeder." „Zoo," zei Lady Sarah. jlaar vader was officier en een boezemvriend van mijn lieven pa; hij kwam om bij den opstand," vervolgde Linda. Dis arme, beste Ombra; 't, is zeer treurig voor haar Maar wij houden allen heel veel van haar, er. Manheer' North is altijd zoo goed voor haar geweest, en als men alles in aanmerking neemt, dan is hare positie op verre na zoo slecht niet, als die had kunnen zijn, dat arme kind!" „Zoo!'' zei Lady Sarah. XII]. „'t IJs is prachtig, Ik heb op 't meer de baan laten vegen Hebben de dames lust lieden morgen de schaatsen eens te probeere»?" vroeg Sir Percy Amyand, toen hij 's morgens in fl'uweelen wintercostuun» de kamer te Knol! Ohace binnen trad. Algemeen en luide werd het voorstel toegejuicht, en weldra veidween het jonge volkje om zich gereed te maken voor het tochtje. „Lady Sarah en Mevrouw North, hebt ge geen lust om meê te gaan?'' vroeg Sir Percy. „Er zijn sleden voor u en 't is een heerlijke morgen./ „Wel," antwoordde Lady Sarah, „mij dunkt, ik kon wel meê gaan om mij wat rhumatiek en andere akeligheden op den hals te halen." „Ik zal 't rijtuig laten voorkomen," zei Mevr. North, tegelijkertijd schellende. „Wij kunnen dan wat om het meer rijden en naar 't volkje kijken. Met de noodige pelsen, mantels en waterstooven gewapend, kunnen wij de koude lucht, zonder eenige vrees voor ongeluk, genieten." „Mijn rijtuig staat voor", zei Sir Percy; „zijn er wellicht nog anderen, die rijden willen, daa kunnen ze er gebruik van maken. Door den nieuwen aanleg is het maar een wandeling van tien minuten, daarom stel ik voor niet te rijden." De meesten volgden zijn voorstel. Lady Sarah, die geheel in haar pels gewikkeld in 't rijtuig aan den kant van het meer zat, zag de wandelaars uit het boschje te voorschijn komen, en, ofschoon soms in stilte, maakte zij hare opmerkingen. „Hm! zeer goed gekleed," bromde zij toen Linda voorbijging in haar tluweelen kleed, afgezet met bont, en met lissen opgenomen over haar prachtig blauw satijnen onderkleed, terwijl een blauwe veer op haar bonten hoed golfde. „Amabel Mount ziet er zeer goed uit, vooral als meu in aanmerking neemt dat zij dicht bij de dertig is; daarbij is zij een aangenaam vrouwtje," — en nu hard op — „maar, Sir Percy heeft er wel zijn reden voor, als hij haar het hof maakt, 't Komt in geen vergelijk. Maar waar is die donkere schoonheid? Ah, daar komt zij aau met den jongen Dawson. Goddelijk! op mijn woord!" Met hare gewone, losse bevalligheid liep Ombra" voort; een muts van wit bont zuiver en zacht als een sneeuwvlok was smaakvol op haar donkere vlechten; om den bals en over haar losse korte casaque van blauw fluweel, had zij een rijk gekleurde Indische shawl geslagen, hel schitterend van goud borduursel. De jonge Dawson was reeds zeer ver gegaan en toonde dit „Hm — hm! — uwc jonge protegée is prachtig van daag", zei Lady Sarah tegen Mevr. North. „Ombra", vroeg Mevr. North eenigszins gemelijk. „Ja, zij denkt soms zeer vreemd over de keuze van haar kleed; zij is werkelijk een zonderling schepseltje." „Maar zij is keurig gekleed," zei Lady Sarah, „dat vreemde, Indische gewaad staat het kind uitstekend " „'t Kan zijn"? antwoordde Mevr. North. „maar ik houd er niet van." „Daar komt Mijnh. North aan met zijne dochter," ging Lady Sarah voort, toen Arme in haar eenvoudig kleed van donkere sergie achteraan kwam. „Juffrouw North zal niet schaatsen rijden naart schijnt. Kapitein Courtland tracht haar over te halen om het te probeeren met een stoel, en de Pruisische lancier is welsprekend op 't punt van schaatsen; maar zij is standvastig. Daar is ze. Goeden morgen, Mijnheer North ! Een vroolijk tooneeltje hier, niet waar!" „Ja, Lady Sarah! men zou bijna wenschen, weer jong te zijn." „O, foei toch! men is altijd jong." „Een dame, ja! geloof ik, maar vau een heer wordt niet verwacht dat hij zijn pas afmeet naar de hars, is 't wol ?" „Dat hangt er van af; wij b. v. b. zijn even oud; ik ben jong, daarom moet gij het ook zijn." „Dat begrijp ik." „Juffrouw North! rijdt gij niet schaatsen?" vroeg Lady Sarah, zich tot Arme wendende. „Ja wel", zei Anna. „En lokt dit mooie ijs u niet?" „'t IJs is prachtig", zeide Heer North. „Amyand heeft het eiken dag onder water gezet, en 't is zoo glad en effen als een spiegel aan dezen kant." „Juffrouw North is onverbiddelijk", viel kapitein Courtland in. „Ja", zei Anna eenvoudig. „Zij is jaloersch", dacht Lady Sarah, „de andere meisjes zijn mooier en beter gekleed " Maar hierin vergiste Lady Sarah zich. Anna dacht aan den tijd, toen, lang geleden, Douglas haar leerde schaatsen rijden op den grooten vijver bij het Schotsche woonhuis, waar zij samen de Kerstdagen doorbrachten: zij dacht er aan, of haar gevoel altijd zou zijn, zoo als 't nu was, dan wel of er eens een dag zou aanbreken, waarop haar leveu zou stilstaan, en de snaar, die daar alle toonen aansloeg, zou ophouden te trillen, Sir Percy Amyand had er tact van om Miss Mount het schaatsen rijden te leeren; kapitein Courtland hielp Linda en de jonge Dawson, nu volstrekt niet linksch, droeg zorg voor Ombra. Zij was een volgzame leerling, en kon reeds lang alleen gaan, voordat Linda haar gevaarlijk schoeisel waagde te vertrouwen — lang ook. voordat Mijnheer Dawson haar nog op eigen wieken wilde laten drijven. Haar bevallige vlugheid en haar flink zelfvertrouwen waren haar van grooten dienst bij de proef. „Wees voorzichtig!" riep haar cicerone gedurig, „'t zou beter zijn, juffrouw Ombra, als gij mijn arm wildet nemen. Gij weet niet hoe gevaarlijk het is, op 't ijs te vallen met schaatsen aan. Ik ken een jonge dame, die er eene hersenschudding door kreeg, waarlijk. „Ik zal niet vallen — wees maar niet bang", antwoordde Ombra met tartend zelfvertrouwen, stout streek houdende reet den Graaf von Haas, die al zijn behendigheid in 't zwaaien en draaien teu toon spreidde voor een bewonderende groep aansehouwers. Linda scharrelde voort op haar schaatsen, steeds hulpeloos zich aan Erank Courtland klemmende, terwijl zij her haaldelijk riep: „dat zij het nooit zou leeren — o nooit!" Sir Percy, die juffrouw Mount, ademloos van haar eerste proefrit, een stoel had gegeven, kwam haar te hulp. „Geef ons elk een hand, juffrouw Vallance. ifoo", zeil hij, „laat u nu maar glijden." „Zie Ombra eens!" riep kapitein Courtland „Neen — kijk er maar niet na, juffrouw Vallance — ik dacht er niet om. Zet maar flink door." Maar Linda wankelde, verloor haar evenwicht en zou gevallen zijn, had Sir Percy haar met in zijn arm opgevangen. En terwijl zij, bevende en klagende over hare eigene linkschheid, op zijn arm leunde, snelde Ombra. rakelings haar voorbij, op den voet gevolgd door hqar cavalier. „Bravo!" riep Courtland. Ombra lachte en knikte en wuifde hem toe met haar hand. Linda haalde de schouders op. „Kunt gij Jat dwaze schepseltje niet bewegen om wat meer zoo als andere menschen te zijn?" zeide zij, en vervolgde met nadruk: „Gij hebt invloed op haar." Het anUoord van Kapitein Courtland was onbewimpeld.— „Ik zou haa~ niet gaarne zien zooals andere menschen zijn", zei hij „'t zou zonde zijn haar te bederw . „'t Zou haar ioch waarlijk niet bederven,, a,ïs'zij zich ,vat meer als een juffrouw en, wat minder als een heidin gedroeg, zou 't wel?" vroeg Linda, op haar gewone vleiende wijze. „Ik Weet het niet", antwoordde de kapitein, „er ligt iets in dat denkbeeld heidin, dat zeer betooverend is." „Vooral wanneer dat gewikkeld is in een vuurrooite en gOïïdén shawl, net als een taoneelheidin," lachte Linda, «act, heel zoet. Sir Percy krulde zijn lange moustaohe om zijn vingers en zeide niets. „Wat is eene- heidin?" vroeg Ombra, eensklaps voor. lien blijvende stil staan. „Een heidin", antwoordde Linda lac1 end, — )
"FEUILLETON. Wat Anna te lijden had.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1873/06/05 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297626:mpeg21:p003
Advertentiën. Nadere heruitbesteding van een gedeelte van het boschperceel Gade (92 bouws). benevens van den OosteliJKen raud van het djatibosch BRADAK, gelegen in het district NGA.WEN (regentschap BLORA. residentie REMBANG.) Zie de in de Javasche courant van 80 Mei jl., daaromt-ent voorkomende annonce. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (19,;1| VBEPLOEGH. OP de Vendutie van Vrijdag 6 Juni, zal worden verkocht voor rekening van wien zulks zoude mogen aangaan: $ R 315, Een kist Modewaren, beschadigd aangebracht per St. HARRINGTON. (1M1) A.MEIJER. Op de Vendutie van Vrijdag 6 Juni, zal worden verkocht voor rekening van wien zulks zoude mogen aangaan-, B 3 1 Klist KLOKKEN C 87/96 ÏO Kisten Spiegeldoosjes. dooi_ zeewater beschadigd ex PROFgSSC® SIMON THOiYiI ivü, (1948) A. MEIJER.
"Advertentie". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1873/06/05 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297626:mpeg21:p003