Aang. 7 Juni '.* uur 25 min. Bij koninklijk besluit ziju benoemd tot ridders der Mj litaire Willemsorde ter zake der krijgsverriclitiiigen in Dcli de kapiteins Khoesbeek en van Eeusel en de luitenant Veen- Volgens Peuters teleg-amnien is Sir Clark benoemd tot gouverneur van Singapore De keizer van Duit-chlarid is ongesteld. De minister van justitie in Nederland heeft zijn verzoek om ontslag teruggenomen. Door Mac Mahon wordt de binnenlandsche staatkunde van Thiers gehandhaafd.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 07-06-1873
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 07-06-1873
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 131
- Jaargang
- 22
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Telegram uit Batavia.
Telegram uit Batavia.
Afcfigeb. 7 Juni 11 uur 19 min. voorm. In de Nederiandsche Twee.ie Kamer werd andermaal de oorlog met Atsjin behandeld. De minister van Koloniën bracht de agitatie tot rust. De koning vertrekt naar de noordelijke provinciën. De Amerikanen zijn bij Garry geslagen. Mexico verkeert in groote \erwarring; de provincie Oaxaca is in vollen opstand.
Protestantsche Eeredienst. Ds. VAN TROOSTENBUBG DE BRUIJN. ZONDAG, den 8 Juni 's Morgens 8½ ure. Roomsch-Catholieke Eeredienst. ZONDAG, den 8 Juni 1873.
Vroegdienst des morgens te zeven ure. Hoogdienst des voormiddags te half negen ure. LOF des avonds te zes ure.
Muziek-uitvoering Op Zaterdag, den 7 Juni 1873, onder leiding van den Heer W. Hösel. Programma.
le gedeeld-. No. 1 Marsch STRAI >/.. „ 2 Ouverture „Riibezahl" FLOTOW. „ 3 Solo voor picolo Fluit DJASMA. „ 4 Souvenu- „Martha" FLOTOW. 2e gedeelte. No. 5 Feest Polonaise küIINER. „ (i Schniegb.ekel.en ider schönste Walzer von Strausz) nieuw arr HöSEL. „ 7 Larghetto en Finale „Lucretia Borgia" DONIZKTTI. „ 8 Victoria Marsch KüHNER, Zondag, den S Juni 1873. No. 1 Parade Marsch WILHELM. „ 2 „La belle Helene" Potpourri OFFENBACH. „ 3 Souvenir Polka HöSEL. „ 4 Marsch STRAPSZ.
Huwelijks-,geboorte-en Doodberichten.
(Vit alle Indische bladen bijeengebracht.) BEVALLEN". B. Tromp de Haas, geb. Lautenslager, '/,., Soerabaia i Juni 1878. J. M- Diepenbroek, geb. Halewijn, Z., Djokjocarta 27 Mei 1873. M. H. Boogaard, geb. Beer, X , Batavia 3 Juni 1873. M. A. MathiJßsen, geb. Borgen, D., Batavia 1 Juni 1873. OVERLEDEN. Al. van Heeteren, 17 jr., Billiton :', ■ Mei 1873.
MARKTBERICHT.
BAND.TEUMASIX, .len 2 Juni 1873. Rotfan Riam, per pic, ƒ B.— ü f I),—--id. Raiitawan „ „ „ 11.— „ » 12.—. Getah pertjih .. I»
Verkorte balans der Javasche Bank.
Op den 28den Mei 1873, des avonds opgemaakt, krachtens art. 18 van het Octrooien Reglement (Staatsblad 1870. N°. 84), en ingevolge les luit van den Gouverneur-Generaal, dd. 5 November 1871. N°-< 24. 1 Disconto-rekening ƒ 8.260.422 r,l Beleening-rekening 973.396.11 Ihpmheek-rekeuing „ 1.347.201.— Belegd reservefonds „ 30.000. Specie is de kassen „ 30.330.960.38 Muntinateriaal , 348.953.13 Gebouwen en inven- feria „ 458.437.— Diverse rekeningen „ 3.121.195 47 / 44.879.568 60 Kapitaal / 6.000.000.— Reservefonds. „ 36.486.98 Bankbiljetten in omloop „ 33.054.087.50 Bank-assignatiën in omloop 91.258.8Ï Rekening-courant. saldo's , _267.954.87 Diverse reke ningen „ 1.429.180.38 ƒ 44.879.580.61
Scheepsberichten.
AANGEKOMEN. SAMARAXG, (i Juni Ned.-Ind. Stb. Koning Willem lil. W. C. P Lochman van Koringsfeld, Batavia, Me- Neill & Co. BATAVIA- -11111' ■'' Eng. schip Harrington, Mc. Mortre, Soerabaia Eng. schip Coromandel, Mahy, Cheribon; Mei 31 Ned. bark Java Bakker, Soerabaia; Jnni 1 Eng. schip Nellie Wise, Green, Soerabaia VERTROKKEN. SAMARANG. 7 Juni Ned.-Ind. Stb. Baron Bentinck,.!. W. Kaijser Batavia. BATAVIA, Jnni 1 Ned. schip M. v. llosiem, Hui/er, Saigon-, Juii .» Ned. schip Louise, Vogelsang, Nederland; Eng. schip Nellie Wise Green. Nederland.
Aangekomen Passagiers te Samarang.
Par Ned -Ind. Stb. Koning Willem 111, kapitein W. C. I. I.oeli ,'an van Koningsf'eld, van Batavia: De Heeren Ingenieur van Dijk Uauscli. van Heinert, Dohnc echtg., en 1 kind., BÓnmgarten echtg en 1 kind.. Pelz, Neija, Stavcnz. en Mej. Plassaer.
Benoemingen, enz.
Bij Koninklijk besluit van den 23sten Maart 1843, no. 10, is be vorderd tot officier van gezondheid der tweede klasse, de tijdelijk vai het leger in Nederland bij dat in Nederlandsch-Indië gedetacheerd. ntlicier van gezondheid der derde klasse \V. Smith. Bij Koninklijk besluit van den 26sten Maart 1873, No. 21, is d tweede luitenant K. E. J. van der Putten, van het Iste regimen infanterie, thans gedetacheerd bij bet koloniaal werfdepof, in ram en anciënniteit overgeplaatst bij bet wapen der infanterie van he lemt in Nederlandsch-Indië. Bij Koninklijk besluit van den 3.len April 1873, No. 17, zijn il tweede luitenants 11. L. de Haas en (i. A. Ilerklots, respektivelij van bet 2de en van bel sde regiment infanterie, in rang en ancien niieit overgeplaatst hij het wapen der infanterie van het leger il Nederlandsch-Indië. Bij Koninklijk besluit van den Oden April 1873, No. 23. is d met verlof in Nederland aanwezige kapitein der infanterie van he leger in Nederlandsch-Indië O. Schafer van zijne detacheering Jt 1 suite van Zr. Ms. staf ontheven. Br.j beschikking van Zijne Excellentie den Minister van Koloniër ran 31 Maart 1873, La. Aa-/,., no. 47, zijn de heeren mr. E. J Huber, gewezen resident, en H. J. J. Jansen, ingenieur-titulair, ge irezen fabriek- en magazijnmeeater, beiden in de voormalige Neder lan.ls.-lu- bezittingen ter kuste van Guinea, thans op wachtgeld i Nederland, krachtens machtiging des Konings. gesteld ter beschikkin van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, om t werden benoemd, de eerstgenoemde lot rechterlijk ambtenaar en d laatste tut opzichter der eerste klasje ol' tot architect bij den natel staaf en de burgerlijke openbare werken aldaar. te Soerabaia, Mr. G. H. Lowe. Tot assistent-resident van Mahng (Pasoeroean), 4e assistent-resident van Sumanap iMadiii-a. J. Knipberst. Tot assistent-resident van Dcli (Oostkust van Sumatra),
CIVIEL DEPARTEMENT.
ONTSLAGEN: l-icrvol, uit 's lands dienst, de kommies-ontvangtder in-en uitvoerrechten te Sampang, tevens fungeert m! hawumeestc aldaar J. 11. van Roijen. Eervol, wegens vertrek, als buitengewoo substituut-griffier, builen bezwaar van den lande, bij dt.n landraad t pamalang (Tagal) E Th. Th. H. van Benthim van den Bergh. BENOEMD: To; resident der Oostkust van Sumatra, dt assistepl resident van Siak Sri fndrapoera S. Locker de Bruijne. Tut adv. li .at-generaal bij het hoog-gerechtshof van Nederlandsch-Indie, d president van de landraden te Pasoeroean en te Maiang Mr. ( \'issciu-r. 'J'ot president va-i de landraden te Pasoeroean e te Malan^, de substituut-officier van justitie bij deu raad van justite
BIJ DE ALGEMEENE SEKRETARIE.
BEVORDERD: Tot tweeden kommie», de derde kommies Tn. \V. van der Zon Brouwer. BENOEMD: Tot derden kommies, de klerk J. Storiner. BIJ DE PLAATSELIJKE SCHOOLKOMMISSIE TE KLATTEN. (SOEUAKARTA). Tot leden, jhr. J.. W. G. de Koek eu M. E. Bervoets.
BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN NIJVERHEID TE SAMARANG.
ONTSLAGEN: Op verzoek, eervol, wegens vertrek, als lid W. C. Veeckens. BENOEMD: Tot lid, P. H. Soeters, direkteur der Samarangscbe zee- en brand-assurantie-maatschappij.
GOEDGEKEURD:
dat door den landraad der stad en voorsteden van Batavia. IS BENOEAID: Tot buitengewoon substituut-griffier bij die rechtbank, buiten bezwaar van den lande, Chs. Knaud, tweede kommies op het residentie-bureau, tevens belast met de waarneming der funkticn vau griffier en ambtenaar van bet openbaar ministerie bij het residentie-gerecht aldaar. Door den Direkteur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. IS BENOEMD: Tot tweeden hulponderwijzer aan de openbare 2de lagere school te Soerabaia, W. J. lt. Zieck, onderwijzer vooi- den heli-elien dienst, onlangs uit Nederland aangekomen.
INLANDSCH BESTUUR.
ONTSLAGEN: Eervol, uit 's lands dients, onder toekenning van onderstand, de wcdana van het distrikt Indramaioe (Cheribon) ma» demang Sastra Winata. Op verzoek, eervol, uit 's lands dienst, de demang van de afdeeling Telok-Betong (Lainpongsebe distrikten) mas Aehmat bin ma 9 Wira Troena.
INLANDSCH ONDERWIJS. BIJ DE PLAATSELIJKE INANGSCHE SCHOOLKOMMISSIE TE TJIANDJOER (PREANGER-REGENTSCHAPPEN).
ONTSLAGEN: Eervol, als leden, respektivelijk wegens vertrek en op verzoek, mr. J. T. Kramer en \Y. B. O de Bas, onder dankbetuiging voor de door hen als zoodanig bewezen diensten. BENOEAID : Tot leden de ambtenaren ter beschikking bij het binnenlandsch bestuur op Java en Aladura Th. van Dissel en P. M. L. de Bruijn Prince.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. BEVORDERD:
BIJ HET WAPEN DER ARTILLERIE. Tol kapitein, de eerste luitenant J. R. de Jong f}). Tot eerstenMuitenani, de tweede luitenant D. G. van Gorkum.. Door den Kommandant van liet Leger en Chef van het Departement van Oorlog in Ne.lerlandsch-Indic zijn:
OVERGEPLAATST:
GEWESTELIJK K.N EN PLAATSELUKEN STAP. Als kommandant der Iste militaire afdeeling op Java, kolonel der infanterie, |F. O van Daalen, laatstelijk opperbevelhebber over de land- en zeemacht bij de expeditie naar liet rijk Atsjin noordwestelijk gedeelte Sumatra). Als militairen kommandant der Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo, de luitenant-kolonel W. G. A. L. van Bennekom, plaatselijk kommandant te Samarang. GENEESKUNDIGEN DIENST. Bij bel groot militair hospitaal te Weltevreden, de otlicieren van gezondheid der tweede klasse L. H. N. Vriesman en J. Adriani, de eerstgenoemde van het garnizoen te Samarang en de laatstgenoemde van dat te Weltevreden. Bij den geneeskundigen dienst in de derde militaire afdeeling op Java de dirigeerend officier van gezondheid der tweede klasse P. G. Neeb, van den geneeskundigen dienst van Banka. Bij het garnizoens te Weltevreden, de officier van gezondheid der 2de klasse M. J. van Geelkerken, van het groot militair hospitaal aldaar. Bij het garnizoen te Samarang, de officier van gezondheid der 2de klasse W. J. Oosterhoff, van het groot militair hos itaal aldaar. Bij eten geneeskundigen dienst van Banka, de officier van gezondlieid der Iste klasse P. J. 't Hooft, van het groot militair hospitaal te Soerabaia. Bij het garnizoen te Meester Cornelis, de militaire apotheker, der 3de klasse JJ. L. I'eij, van het scheikundige laboratorium te Weltevreden. [NFANTERIE. Bij bel. Ode bataillon, de 2de luitenants A. 11. van Hengel en 11. J. E. Willen, van het 14de bataillon. :
INGETROKKEN:
INFANTERIE. De plaatsing vau den lsten luitenant O Miseroij bij het garnizoens-bataillon van Palembang en Benkoelen, zijnde hij in verband daarmede geplaatst bij bet 9de balaillon. (
ATSJIN, en zijne betrekkingen tot Nederland. Topographisch-historische schets, door P.J. Veth,
Hoogleeraar aan 's Rijks Liislelling voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden. II (Vervolg.) De godsdienst der Atsjineezen is de Islam, en vooral iv vroeger tijd hebben vele Atsjineesche voislen een grooten Ijver voor dien godsdienst aan den dag gelegd en de banier der halve maan ontplooid tegenover het kiuis dat de Portugeezen in den Archipel zochten te planten. Eeeds uit hetgeen wij omtrent de beoefening der .Maleische letterkunde in Atsjin hebben opgemerkt, blijkt van eene meer dan gewone belangstelling in de kennis der wetten van den Islam eu de handhaving der zuiverheid van de leer. J)e vorsten beijverden zich om prachtige moskeeën te bouwen, zooals de Beitoe'r-rahman, waarvan de stichting nan lskander Moeda wordt toegeschreven, en de Beitoe'l mo schahadat, door zijn opvolger lskander Tsani in de stad zelve gebouwd, en misschien wel dezelfde die in \ alentijns afbeelding van Atsjin zulk eene in het oog loopende plaats inneemt. Telkens maken de Atsjineesche kronieken gewag van beroemde leeraars die uit vreemde gewesten naar Aisjin kwamen en ricb daar vestigden of tijdelijk verblijf hielden. Onder de regeering van Sultan Hosein (1567 — 1575) kwam uit Mekka de scheikli Mohammed Azhari, bijgenaamd Noeroe'd din, die tot de Schefeïtise-he secte behoorde, en te Atsjin de metaphysica onderwees, maar er na korten tijd overleed. Deze werd onder de regpering vau Sultan Maiitsoer-Scbah (1677 — 1585) gevolgd door den scheikh Aboe'l-cheir, zoon van den scheikh Ibn Hadjar, leeraar der rechtswetenschap en sohrijver van een boek „het snijdend zwaard" gehield en quaesties van mystieke godgeleerdheid behandelend, waarover hij een langdurigen, maar ven slotte onbe slist gebleven strijd voerde met een anderen scheikh, Mohammed .lamani, zeer ervaren in de kennis der rechtsgronden, die met hem te gelyker tijd te Atsjin vertoefde. Nadat nu deze beide scheikhs vertrokken waren, kwam weder, en nu uit. Guzuraite, een andere geleerde, de scheikh Mohammed Djilani, een Schafeïet uit het Koreischitische geslacht Ranir, die onderwijs gaf in de logica. 4e rhetorica en de rechtswetenschap. Toen nu velen verlangden dat, hij ook onderwijs in de mystischo godgeleerheitl zou geven, reisde hij naar Mekka om beter op de hoogte te komen, waarna hij naar Atsjin terugkeerde en het vraagstuk uitmaakte, waarover vroeger Aboe'l-cheir met Mohammed Jamatii had getwist. Die mystieke godgeleerdheid schijnt destijds te Atsjin zeer in den smaak te zyn gekomen. Een der hoofden dezer sekte, de reeds genoemde Sebamsoe'd-din Ibn Abdoe'llah Schamatrami, stond in groot aanzien bij Sultan lskander Moeda. De kronieken vau Atsjin zeggen van hem, dat hy ervaren was in alle wetenschappen, maar inzonderheid beroemd door zijne kennis dei- mystieke godgeleerdheid en door zijne talrijke schriften. Hij overleed in het jaar 1630, en zijn dood werd een halfjaar lat*r gevolgd door dien van een anderen beroemden scheikh, die echter meer wegens zijne kennis der rechtswetenschap geprezen wordt, Ibrahim ibn Abdoe'llah Sehanii de Schafeïet. Toen later de mystieke leer van Schamsoe'd-din, die, gelijk bij vele mystieken het geval is, eene sterk pantheïstische kleur had, door de gedichten van Hamzah Fantsoeri werd gepopulariseerd, begon deze richting aau de orthodoxe leeraars een groote bezorgdheid in te boezemen. De scheikh Noeroe'd-din ibn Ali Raniri, die zeer in de gunst stond van Sultan lskander Tsani en vau zijne weduwe Tadjoe'l-'alam, die na hem het bewind voerde, vervaardigde op last dier vorsten onderscheiden werken tot wederlegging der dwalingen en ketterijen van Schamsoe'd-din, en gewaagde daarin ook van de schriften van Hamzah, die hij der verbranding waardig keurde. Men mag wel aannemen dat het deze leeraar geweest is, die lskander Tsani zoodanig tegen de aanhanger» der pantheïstische leer opzette, dat hij hen liet vervolgen en ter dood brengen en het reeds vroeger vermelde auto da fé hield door de schriften van Schamsoe'd-din en Hanzah openlijk vóór de groote moskee te verbranden '). Ik heb deze bijzonderheden met eenige uitvoerigheid medegedeeld, omdat zij bewijzen dat in den gulden tijd van Atsjin in dat rijk eene belangstelling en deelneming iv het leven en streven van den Islam betoond werd, die bezwaarlijk in eenigen anderen staat van den Archipel zal worden v\edergevonden, en, in verband met, oorlogen door de Atsji neesche vorsten tot handhaving en uitbreiding van het geloof geveerd, ons het recht geeft Atsjin in den tijd van zijn bloei als den eersten Mohammedaanschen staat. van Insulinde te beschouwen.
Hiermede hangt nog een ander verschijnsel te zanien, de uitdrukkelijke erkenning namelijk van den Sultan van Turkije als hoofd van deu Islam door Atsjin, en de poging aangewend om zich in dan strijd tegen de ongeloovigen van zijne hulp te verzekeren. Men weet dat. de laatste der Abbasidische Khalifen in 1516 door Selim I, Sultan vau Turkije, bij de verovering van Egypte werd gevangen genomen, en de vrijheid benevens een jaargeld kocht door aan Selim zijn titel al' te staan, met dat gevolg dat sedert de Sultan van Turkije door alle orthodoxe Moslemen als hoofd van den Islam wordt aangemerkt,. Reeds in 1562 zond Sultan Alaoe'd-din van Atsjin een gezant naar Konstantinopel, met het doel om djor de erkenning van dcs Sultans gezag den Islam in zijn rijk te versterken en zich een bondgenoot te verschaften tegen de Portugeezen. De Atsjineesche kronieken leeren ons dat de Groote Heer bekwame handwerkslieden naar Atsjin zond, die aan Alaoe'd din's onderdanen onderricht gaven in het gieten van zwaar geschut, en de doorgaans zoo nauwkeurige berichten der Venetiaansche gezanten, die zulk een gewichtige bion voor de geschiedenis zijn, bevestigen de juistheid dezer mededeeling. -) De betrekkingen met Turkije schijnen sedert en tot cp den huidigen dag onderhouden te zijn. De heer Nierstrasz herinnerde op 27 Pebr. jl. in de Tweede Kamer, dat eenige jaren geleden de Turksche regeering, naar aanleiding van brieven van den Sultan van Atsjin, aan de Nederiandsche een diplomatieke nota gezonden heeft, 0m opheldering over onze verhouding tot Atsjin te vragen. Later zal het ons blijken dat ook bij de gebeurtenissen die tot den tegenwoordigen oorlog aanleiding gegeven hebben, de Sultan van Atsjiu zich op nieuw tot den Grooten Heer o-e--wend heeft.
Om den geest waarin de oude Atsjineesche vorsten in het belang van den Tslam werkzaam waren, no<>- nader te kaïakteriseeren, wil ik hier uit de Maleische "kronieken nog eenige merkwaardige bijzonderheden mededeelen. Vaii Sultan Mantsoer Schah (1577—1 ">SS) wordt gezegd, dat, hij de beoefenaars der wetenschap van den Islam genegen was en zorg droeg voor de handhaving der wet van den profeet, dat hij aau zijne lijfwachten voorschreef een baard, een tabbaard en een tulband, met andere woorden de Arabische kleederdracht, te dragen, en dat hij aan al zijne onderdanen gelastte de vijf dagelijksehe gebeden, de vasten der maand Ramadhan en de door de sonnah aanbevolen vasten in acht te nemen on de zakah te betalen. Van Sultan lskander Moeda (1607—1630) wordt gezegd, dat hij zeer aandrong op de handhaving der instellingen van dea Islam, met name van de vijf dagelyksche gebeden en de vasten en dat nÜ het drinken ™» arak en het dob belspel verbood. 2>V* °FolSer. Pander Tsani (1630--1040) wordt niet minder om zyn vroomheid geprezen, en van hem wordt bepaaldelijk gezegd dat hy de met den Islam strijdige godsgeriehten verbood, bestaande in het dompelen derliand in kokende olie en het likken van gloeiend ijzer. Ook deed hij een bedevaart naar de heilige graven der vorsten en eerste planters van den Islam te Pasei en Samoedra, las bij ieder graf de fatihah ot he. eerste hoofdstuk vau den Koran en ontstak er kaarsen en wierook. Eindelijk wordt ook van de Sultane 1 adjoe 1-alam (1010-1075) vermeld, dat zij de vy dagelyksche gebej ..... ,„,. Koran las en de voorschrilden volbracht, ijverig in deu ivul" , , '. ,J f ,-i„ Nu verdient het ongetwnten van den Islam handhaafde. i,u ?■• J eij i • -, , , , Aeve vorsten als een byzoufeld opmerking dat het aau deze >v » j j- i ü „..„tond dat zy de dagelykdere verdienste wordt aangerelcenu, ■» o j i ii i . ,„ llamadhan en de bètasche gebeden, de vasten van Kamaa ling der zakah of armenbela tuig, ** ndzuilcn van eerste plichten van den Moslem, tot w e den Islam behoort, in acht namenen TrS?2Tond« <£ dit alleen wettigt het vermoeden, dat in A J • 1(/ massa der bevolking de ijver voor den Islam o » Dat nog onder lskander Tsani de godsgerichten^ii^zwan, wartn, die trouwens nog in de vorige eeuw in stonden, bewijst hoe taai ook hier de adat v.a , noode zij hare plaats aan de instellingen van eI inruimde. Waarschijnlijk waren de vorsten den s meer genegen en zochten zij steun bij pnestei geleerden, omdat de Islam het absoluut gezag der vor begunstigt, en zullen de hoofden des volks, die naar de aiou Maleische instellingen een rijksraad voimen die de voi . kiest en weder afzet, al hunne handelingen controleert e te zamen met de mindere hoofden volgens de lam sg bruiken recht spreekt, te meer tegenstand aan der vormingen geboden hebben, naarmate hun gezag daa
T-l nira Fan'soeri, I) Uene lijst der geschriften van Schamsoe'd-din en rem"- keer alsmede van hun wederlegger Noeroe'd-din Kaniri, g^c ' , f]) Neobronner van der Tuuk in „Bijdragen tot de Ind. Taal-, Volkenkunde", 3e Serie, Deel I, bl. 462. *) Von Hamuier, Gesch d. Osm. Reiebes, 111. 408.. '• mccv werd beperkt en ondermijnd. Er waren dn- ongetwijfeld iv Atsjin, gelijk in schier alle staten van den \chipel, van oudsher eene Arabische en eene nationale par' tij, zooah wij ook uit de gesprekken die de Schahbaiidar van Atsjin, Lort vóór hel uitbarsten van den tegenwoordigeii oorlog, met deu Resident van Etiouw hield, vernamen dat nog In-den die bei Ie partijen te Atsjin om den voorrang dingen. Krachtige vorsten, zooals Mantsoe.- Schah en lskander Moeda. wisten de weerspannige hoofden te bedwingen eu het streng Islamitisch karakter van den staat, althans naai- buiten, te handhaven. .Maar bij tien dood van lskander Tsani had eene gebeurtenis plaats, waarbij de nationale partij in Atsjin zeer hare rekening vond eu die vermoedelijk ook wel aan haar drijven is toe te schrijven. De regeoring bleef in handeu vau zijne weduwe de Sultane Tadjoe'l-'alarn, wat op zich zelf reeds, ofschoon in over eenstemming met de gebruiken der Maleische volke", bij welke vrouwenregeeriiigen dikwijls voorkomen, geheel met de beginselen vau den Islam in strijd i-;. Wij zien nu in de geschiedenis vau Atsjin de Orangkaja's of hoofden des volks veel meer op den voorgrond treden; wij zien door hlinnen invloed de vrouwenregeeringen bestendigen, zoodat gedurende 58 jaren vier Sultanes achtereen op den troon, zitten; en als eindelijk de Arabische partij weder zegepraalt, en doordrijft dat de teugels* van het bewind weder aan de handen van een man worden toevertrouwd, zien wij ,den tegenstand der hoofden en vazallen zoozeer toenemen, dat het, rijk meer en meer in verval raakt en meer en meer ten prooi wordt aan wanorde en regeeringloosheid. Dit alles, met Marsden en anderen, aan een soort van omwenteling toe t, ï schrijven, die bij den dood van lskander Tsani zou hebben pl.iats gehad, komt mij voor van de zaak een verkeerde en overdrevene voorstelling te geven. De nationale partij hal altijd bestaan, maar kon zich meer doen gelden nu de rejeering aan zwakke vrouwenhanden was toevertrouwd, en wist gedurende langen tijd te zorgen voor de bestendiging van een toestand die hare inzichten zoozeer diende.
Na al het gezegde zal het ons weinig verwonderen dat thans de instellingen van den Islam in Atsjin weder zeer iv verval zijn, en zijne voorschriften er even weinig worden iv acht genomen, als dit in het algemeen in den Indischen Archipel het geval is. Niet alleen is er de inrichting van het bestuur en de rechtspraak bij vooriduring met de beginselen van den Islam in strijd, niet alleen worden er de voorschriften tot onthouding van sterke dranken en hazardspellen in den wind geslagen, maar ook de vasten en dagelijksche gebeden worden door velen geheel verwaarloosd en alleen bij het zoogenaamde vrijdaggebed, dat, gelijk men weet, van ecu preek in het Arabisch vergezeld gaat, schijnt het de gewoonte te zijn eenigszins trouw ter moskee te komen. Het aantal hadji's dat Atsjin opleve t schijnt echter betrekkelijk aanzienlijk te zy'n.
Onder de middelen van bestaan der Atsjineezen, nemen land- en tuinbouw eene voorname plaats in. In het aanleggen van Naast den landbouw komt de handel vooral in aanmerking. Deze geschiedt deels bij ruiling, deels tegen betaling met Spaan;ohe matten, bij voorkeur zoogenaamde pilaarmatten. Andere zilveien munt schijnt in het geheel niet gangbaar te zijn; Ritter zegt dat de Amerikanen te vergeefs beproefd hebben hier de nieirwe Mcxicaansche dollars te slijten, en Earl geeft als reden hiervoor op, dat de Bataks tier binnenlanden, die aan de Maleiers en Atsjineezen een groot deel der waren waarmede zy' handel drijven, zooals de kamfer, banzoö, damar, rotan enz. verschaffen, alleen pilaarmatten willen aannemen; omdat deze wegens hun zuiver gehalte zich gemakkelijk laten smelten, wal, met de Mexicaausche dollars niet het geval is. De Batak» ziju namelijk gewoon de zilveren munten die in hunne handen komen, te versmelten tot cirkelvormige platen; in het daarmede in verband staande bijgeloof kunnen wij ons hier niet verdiepen. Earl trekt uit dien hoofde in twijfel of de kunstgreep der Amerikanen, om de Mexicaausche dollars te smelten en als pilaarmatten te hernam ten, hen op den duur wel helpen zal. Overigens zegt die schrijver dat, kleine inlandsche gouden en zilveren munten van onzekere wande, koperen duiten van Birminghamsch fabrikaat en oude Compagnie-duiten in omloop zijn; doch dit bericht is te onbepaald. Van oudsher hebben de Sultans vau Atsjin gouden en looden of tinnen munten doen slaan, die zeer de aandacht der numismatici hebben getrokken en voor de studie van de geschiedenis des rijks eene belangrijke bron zijn, maar thans in het verkeer weinig meer schijnen voor te komen. Wat de tegenwoordige pasmunt betreft, deze bestaat volgens Ritter in koperen duiten met het merk van den Sultan, waarvan er ISO op een Spaansche mat gaan. Andere schrijvers gewagen van een tinnen munt van slecht fabrikaat, koe geheeten, waarvan 400 stuks een piaster maken.