VLAG. BENAM. SCHEEPSNAMEN. GEZAGVOERDER. BESI'KMMJNC. AGENTEN. Ned. Bark Vice Admiraal May J. K. Annokl.ee Lost v. d. Br. & Veeekeiv ; Ned. ■ Ridderkerk D. Blokzei! Bataïia Daendels & Co ' Eng. - Charity R. Taylor Australië Daendels & Co N.l. „ Almacblaar Hadjie R. b. Maehmoed... Lost ! -.-^agvoerder N. I. » Atiatool Barie Secb Marsoek Osman Lost Geiagvoerder Eng. brik Laughing Wave E. Shaw Australië (iellermann &'Co.'.! jl. I. bark Justina Lim Wan Lost Gezagvoerder N.l. „ Kim Sing Wat Tan Tjiaauw Id N.l. schn. Goan Goan J. K. v. Bargen ld N.l. bark Kalimanten Abdulraehinaa Id N.l. a.s. Lik Bic Liem Bian Tjoe Id Eng. «chip Bentam Ross id T,ie Sien
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 21-06-1873
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 21-06-1873
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 143
- Jaargang
- 22
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Ter Reede en in Lading liggende Schepen te Samarang.
Gemengde Indische Berichten.
Een Amboneesch soldaat der 2e kompagnie van het 3e bat. Infanterie spreekt in de bintang Timor het in vele Indische bladen medegedeelde bericht tegen, dat tijdens den aanval op den At*jineeschen kraton drie soldaten van zijn landaard door den vyand gjvangen genomen en lerend aan de voeten boven de borstwering zouden opgehangen zyn, waar zij op bevel van den kommandunt door goede schutters hunner eigen kcmpagnie werden doodgeschoten. Hij is bij den aanval tegenwoordig geweest, zegt hij, en kan daarom ten stelligste verzekeren dat, geea enkel soldaat levend in handen van de Atsjineezen is gevallen. Wel zijn drie lijkeu van voor deu kraton gesneuvelde Amboneezen, door den spoed waarmede de terugtocht ■werd gelast en het wcgbiyven van het hospitaal-personeel dat de gesneuvelden en gekwetsten moest weghalen, op de plaats van den strijd blijven liggen en na den aftocht der troepen door den vijand boven zijne borstwering aau de -voeten opgehangen, maar levend heeft hij geen Ambonees in zijne macht gehad. — Zouder dat de wind hem daar.oe drong, is te Soerabaia bij kampong Baroe een der daar langs de rivier geplante waroeboomen omgevalleu; hij kwam nog al bedaard naar beueden, zoodat eenige lieden die zich iv zijne schaduw koesterden, tijd hadden zich in veiligheid te stellen. Om dergelijke gevallen te voorkomen zyn b. v. te Samarang de wegen langs de rivier maar geheel onbeplant gebleven. — le Pmang wordt onder het volk verteld en is door een der daar verschyneudo bladen als heusche waarheid opgennnen, dat door onze regeering het bevel over de tweede Atsjmeescne expeditie was opgedragen aan den dappersten generaal in Nederland, die zich echter uit angst voor die opdraclit den hals zou hebben afgesneden. — Te Buitenzorg zijn de wedrennen met veel animo °-ehouden. De daa.uit te verwachten rasverbetering der paarden, is nog nergeus in den Archipel bemerkbaar. Alleen de door de rijders voor hunne meesters behaalde prijzen zyn blijvende gedenkteekenen van dat vermaak — De Soerabaiasche koetsiers verstoppen om, wachtende op hunnen hier of daar afgestapten heer, een belommerd plekje te vinden, flegmatiek de passage. De politie laat hen i daarbij ongestoord. — De scheepsleverantiezaak te Singa-J pore der firma Hammer en Go zal on ler dezelfde firma worden voortgezet door de weduwe, die geassisteerd wordt door een Europeaan, /ij hoopt zich de achting der hee Ten gezagvoerders te verwerven. — De heeren wijuhande laars Platon en Lange en Co te Batavia hebben een particulier telegram ontvangen, berichtende dat de geheele oogst Bauerwijn, Macao Medoc door nachtvorst is vernield. Zy zyn daarom verplicht den prijs van den by hen aanwezigen voorraad met 100 perct te verhoogen — De resident der Padaugsche bovenlanden is op reis geweest naar een district, van waar gebrek aan rijst gerapporteerd was. Hy heeft echter geen rijst medegenomen om het gebrek te verhelpen. Zijne komst zal den hongerigen de maag wel vullen.—
ATSJIN, en zijne betrekkingen tot Nederland, Topographisch-historische schets, door P. J. Veth.
Hoogleeraar aan 's Rijks Instelling voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde le Leiden. IV. (SlotJ In 18Ö5 werden de bovenlanden van Singkel door woelingen van een Atsjineesehen zendeling verontrust. De rivier van Singkel ontstaat uit de vereeniging van twee takken, de Simpang Kiri en Simpang Kanan, die eenige uren boven de hoofdplaats bij Pamoeka te zamen vloeien. Langs beide takken liggen eenige kleine inlandsche staatjes, die vroeger ook al onder Atsjineesehen invloed stonden, maar sedert eenige jaren het oppergezag van Neder land hebben erkend, Radja Gobang, het hoofd van Kampong Baroe aan de Simpang Kiri, had echter eigenmach.ij. goederen van handelaars te Singkel aangehouden en wei gerde die uit te leveren. Nu vertoonde zich in het genoemde jaar een Atsjinees, Tongkoe Seijid geheeten, om in dit gebied hassjl voor den Sultan vau Atsjin te heffen. Hy gaf -.oor e:.n Arabier en afstammeliug van den Profeet te "zijn, en verbC.nd zich met Badja Gobang tot eene poging om de vaart op iie rivier te beheerschtn door te Pamoeka versterkingen op te •".erpen. Na vruchtelooze aanmaning van onzen ambtenaar U* Singkel om op vreed zame wijze de opruiming dier versterkingen te verkrijgen werd eene kleine militaire macht gezonden, die ze veroverde en vernielde. Radja Gobang werd van zijne waardigheid ontzet, endoor een vierjarigen zoon, onder vcogdn van zijn oom, opgevolgd. Tongkoe Seyid verliet deze stre keu eu aoch vaa hem noch vau Badja gobang heeft men sedert ooit meer vernomen. Eea anieT hoofd van de Sim pang Kiri, Ra.lja Toealang geheeten, bleef zich ook nog later als wakil of stedehouder van Atsjin uitgeven, ofschoon hij de Nederlandsche souvereiniteit erkend had. Hij heeft echter in 1872 veigiffenis gevraagd en gekregen. Ofschoon de hier verhaalde gebeurtenissen overvloedige bewijzen opleverden, welk een gevaarlijke nabuur Atsjin voor de rust eu veiligheid onzer bezittingen was, bieel zich de Indi.che regeering van rechtstreeksche vijandelijkheden tegen den Sultan onthouden, en ging zij voort hem de beleefdheden te bewezen, die gewoonlijk aan de Indische voisten met wie wij in betrekking staan, worden bewezen. In 1567 werd een brief met kennisgeving van liet optreden van den Gouverneur-Generaal Mij er door het stoomschip Willem aau den Snlran overgebracht. De ontvangst die den kommandant ten deel viel, was ko. 1. ca de .Sultan bedankte voor zijn aanbod om een brief in antwoord, mede te nemen. Hij verklaarde dat hij zijn antwoord langs een anderen weg zou zenden, maar het is nooit te Batavia ontvangen. Konden dus de Atsjineesche hoofden hunnen wrok niet geheel verbergen, zij wisten dien echter genoeg te ontveinzen, om niet te doen vermo.den wat zij tegen on^ in het schild voerden. Dit was niets minder dan de oude betrekkingen met Turkije te vernieuwen, en bij een verzoekschrift, door al de hoofden geteekend, de Souvereiniteit van hun land aan den Grooten Heer aan te bieden en zijne hulp in te roepen om de Nederlanders vaa nmatra te ve*jagen. Dit plan was waarschijnlijk afkomstig van een persoon die op de lotgevallen van Atsjin een grooten invloed heeft geoefend, en wellicht als de hoofdoorzaak van den tegenwoordigen krijg te beschouwen is. Wy moeten bij den romanesken levensloop van dien persoon de aandacht- onzer lezers eenige oogenbli'-keii bepalen. ' Sidi Mohammed, zoo heet deze persoon, is afkom.u'g uit het landschap Pedir en moet omstreeks het jaar IS2S geboren zijn. Zijn gedrag als jongeling gaf aan zijn vader, Tongkoe Ibrahim, reden tot misnoegen, en hij legde hem een barbaarsche straf op, die echter in de Atsjineesche strandplaatsen niet ongewoon schijnt te zijn, die namelijk van alleen in een sampan zonder riemen of voedsel op zee drijvende den dood te vinden. Juist op het oogenblik dat dit vonnis zou voltrokken worden, kwam daar ter plaatse een Fransch schip om liandel te drijven. De kap tem, die in deu jongen behagen vond, bewoog den vader hem dien zoon af te staan, nam hem mede naar Frankrijk eu liet hem behoorlijk onderwijs geven. In September 1852 b zocht hij. met ecu pas -an den Nederlandschen ambassadeur te Parijs Rotterdam, Amsterdam en 's Gravenhage en keerde daarop naar Frankrijk terug. Eenige weken later las men in den Constitutiounel een bericit van den volgenden inhoud: „Het bezoek van Abdoe'i-Kader te St. Cloud is niet de eenige belangwekkende gebeurtenis van deu dag van gisteren geweest. Na den Emir is een afgevaardigde van den koning van Atsjin op Sumatra door Z. H. den Prins President ontvangen. Deze afgevaardigde, een aan van een indrukwekkend voorkomen, heeft bijna de kleur van een Abyasiuicr. Hij heeft aau Z. H. een fraaie snuifdoos aang boden, hel werk. naar hij zegt, van Cnineezen, die alleen in het gebied van Atsjin de kostbare metalen bewerken. Deze fraai gewerkte doos schijnt een namaakscl te zijn vau eene Kuropeesche der vorige eeuw, die in handen zal gekomen zijn van Chineesche werklieden, zoo bekwaam, gelijk men weet, in het nabootsen. De afgezant van den koning van Atsjin heeft aan deu Prins-President de waims'e verzekeringen gegaven van het verlangen van zijn Souverein om betrekkingen met F.ankryk te onderhouden." De Coustitutionuel vermeldt echter niet alles van dez ■ -amenkomst. Later is, bij het bezoek van de oorlogsbrik de Haai te Atsjin iv l*-3.">, gebleken, dat aan Sidi Mohammed een brief en een kostbare sabel, als geschenk van lei President der Fransche republiek voor den Sultan van Atïjin zijn medegegeven. Dit is geheel in overeenstemming met de avontuurlijke politiek van den man, die een maand na het bjzoek van den zoogenaamde:! Atsjineescheu gezant, zich door den meest vermetelen staatsgreep op den ktizeTStroon wist te plaatsen. Van Parijs verreisde Sidi Mohammed na zijne ontvangst bij den President naar Konstantinopel, met het voornemen om vandaar over Mekka naar zijn vaderland terug te keeren. Men weet dat hij later bij verschillende gelegenheden hoog op heeft gegeven van zijn onderhoud met den Sultan van Roem (Turkije), die groote belangstelling in de zaken van Atsjin zou betoond hebben. Men zegt zelfs dat de borst van Sidi Mohammed met een Turk.che ridderorde prijkt. Nadat Sidi Mohammed, in zijn vaderland teruggekomen, eenigen tijd bij den Sultan vau Atsjin vertoefd had, begaf hij zich naar Troemon. Een Nederlandsch ambtenaar, die den vorst van dat rijk in 1854 bezocht, hoorde daar veel ve.-haieu van den invloed in s'rijd met onze belangen, dien een zekere Nja Adam op den ltadja Moeda oefende. Hij deed onderzoek naar dien persoon, en nü bleek hem dat iüj de ons bekende S di Mohammed was, die zich de titels aanmatigde van Toeaukoe Hadji Mohammed Koos, Pangli ma Sultan Roem dan Kalipa Nja Adam. Sidi Mohammed verbaasde niet alleen door zijne grootspraak, maar wekte de eerzucht der hoofden op en bracht alle gemoederen in beweging. Volgens zijn voorgeven zou de Sultan van Roem beloofd hebben, dat hij het rijk van Atsjin in vorigen luis ter herstellen en uitbreiden zou. Hij meende te mogen verwachten, ofschoon hij het niet als zeker durfde voorspellen, dat binnen een paar jaren de vlag van Atsjin te Batavia zou waaien. Ook de hulp der Franschen zou daarbij niet uitblijven. Het is waarschijnlijk dat de invloed dien de Nederlanlschc regeering te Troemon oefent, de verwijdering van dezen o-evaarlijken per.oon uit onze nabijheid zal bewerkt hebben. Hij vond trouwens voor zijne intriges in Atsjin zelf, waarheen hij nu terugkeerde, een veel beter terrein. Er is wel geen tvvijfel aan, of de stap in 1868 door de Atsjineezen bij den Grooten Heer gedaan, is door zijn drijven uitgelokt. De Turksche regeering schijnt zich to' het vragen van eenige opl elderiug omtrent onze verhouding tot Atsjin bepaald te hebben, zooals reeds vrceger werd gemeld. Ik zal wel niet behoeven op te merken dat de verhouding van Nederland tot Atsjin bij voortduring van dien aard was, dat de regeering wenschen moest hare handen geheel vrij te maken tegenover Engeland, gelijk bij hei bovei gemelde tractaat betreffende Sumatra is geschied. Niet alleen bleef de slechte gezindheid van dien staat een gevaar en een gedurige bedreiging voer ons koloniaal rijk; maar de onrust en onveiligheid op de kusten waren weder toentmend, en het kon ons toch nooit aangenaam iijn de handhaving der politie op de Atsjineesche kusten aan een andere vlag dan de Nederlandsche driekleur toevertrouwd te zien. De handhaving der orde door een vreemde mogendheid moest natuurlijk leiden tot een po o-ino- om bly\tnden invloed op Atsjin te verwerven, en .ou ons vroeg of laat terugvoeren tot dien toestand van 'edeeld bezit van hetzelfde eiland en de gedurig daaruit voortvloeiende botsingen lu<_clitn de wederzijdsche ambenaren, waarvan wij, in de eerste jaren na het herstel van ons gezag in Indië, de bitterheid in zoo hooge maie ■ndervonden hebben, dat slechts de domste struisvogelpolitiek het gevaar van het terugkeeren van zulk een toestsnd met onverschilligheid kan bejegenen. De Singapore Freepress van 28 Juli 1868 meldde, dat de Engelscbe schoener Good Fortune op de kast vau Atsjin was geplunderd en dat een der Radja's gedreigd had dat hetzelfde Ipt foü wecivaren aaa iederen haudelaar van Tinang, die vagen zou zich daar te vertoonen; en den lsten October daaraanvolgende behelsde dat blad een notificatie van het bestuur der St.aits, houdende dat tot zijne kennis was .rekomen, da: vijandelijkheden plaats hadden tusschen de hoofden van Telok Samoi, Kiertoi en Edi op Sumatra's noord- en 00-tkust, waarom c.e Gouverneur der Straits-] Settlements aie schepen meende te moeten waarschuwen tegeu de poging om ged ure n 1 e die onlusten genoemde havens binnen te looptu. De spoedig daarop gevolgde verschijning der Britsche kanonneerboot Algeiine op de Atsjineesche kust bo.zemde geen g noegzaam ontzag in, en toen in 1870 de brik Roseneath wegens gebrek aan water in eene Atsjineesche haven binnenliep, moest d. z'ch aan boord bevindende zendeling allerlei beleedigingen en mishandelingen van de bevolking verduren. Ter zelfder tijd braken vijandelijkheden uit tusschen den Sultan van Atsjin en zijne vazallen de Radja's van Pasangan en Telok Samoi, die weigerden de huldegiften te betalen, eu die ge ich.Hen maakten de kust zoo onveilig, dat de Gouverneur der Straits-Settlements den lsten Juli 1870 een proclamatie uitvaardigde, om op nieuw voor de onveiligheid ever een groot deel van '•'umatra's noordkust, te waarschonen. en te verklaren dat ieder schip dat. deze bezocht, terwijl de vijandelijkheden voortduurden, zelf de schade daarvan zou moeten lijden en op geen bescherming van het Gouvernement kon rekenen. Maar zulk een toestand kon toch niet voortduren. Meer eu meer werd door de dagbladen op krachtige tusschenkoinst bij de Regeering aangedrongen. Niet lantf meer had het opperbestuur den toestand lijdelijk kunnen aanzien. Maar zou het inderdaad voor ons wenschelijk zijn geweest, dat Engeland de laak had iv handen genomenV En bij al het gezegde kwam nu nog dat ook de Nederlandsch Indische dagbladen over hervatting van slaven-uitvoer van Nias naar Atsjin en de daardoor bij d 3 bevolking gewekte onrust en vrees luide klachten lieiet ren. Terwijl het Sumatra tractaat hangende was werden door het Opperbestuur ten aanzien van Atsjin instructiën aan de Indische regeering gegeven, waarin gewezen werd op de noodzakelijkheid eener waakzame eu meer voortdurende con*röle, des noeds gevolgd door maatregelen van lepressie, om Atsjin te dwingen tot opvolging der bepalingen van het in 1857 gesloten tractaat, en op onze verplichtingomi niet alleen Atsjineesche woelingen in onze eigen bezittingen ttgen te gaan, maar om ook aan handel en scheepvaart in het algemeen die mate van veiligheid te verschaffen, waai op mag gerekend worden overal waar een Europeesche mogendheid haren invloed dect fielden. Met het oog op dit laatste be al de regeering ook nog speciaal aan ecu oorlogschip te zenden ten einde onderzoek te doen naar de gelegenheid om, in het belang der stoomvaart, kustlichten om de noord van Sumatra op te richten. Om aan deze instructiën gevolg te geven, besloot de Indische regeering in 1871 het stoomschip Djambi met. een tocht langs Sumatra's westkust, een bezoek te Atsjin en een | onderzoek der vaarwateren en gelegenheden tot het oprichten van vuurtorens te belasten, en ter gelijker tijd de Marnix de vlag te doen vertoonen langs Sumatra's noorden oostkust, teveus met last om den zeevoof tegen te gaan. De controleur Krayenhoiï zou met de Djambi medegaan om een brief van den Gouverneur Generaal aan den nieu wen Sultan te overhandigen. Sultan Mantsocr Schah «as name- lyk in het vorige jaar overleden, en daar ook zijn beide zonen kort te voren gestorven waren, opgevolgd door een achterneef, die toen, volgens het koloniaal verslag van 1871 eerst 12, vollcus latere berichten 16 jaren oud wa-.
I>.- Marnix bezocht op haten tocht onder anderen ook de haven vau Edi, die, naar men vernomen had, door schepen van Simpang Olim geblokkeerd werd; doch voor hare komst waren deze schepen op het gezicht \an twee koopvaardij stoombooteu van Poelo Pinang weder wëggezeild*. IDe radja vau Edi verhaalde, dat in die streken, zooi ra duizend ma.i bij elkander waren, een radja bcuoemd werd, die, als hij tegen een zyner buren vechten wilde, daartoe verlof vroeg van den Sultan en dat altijd verkreeg, terwijl de Sultan zelf hem tegen goede betaling kruit en lood leverde. De radja had eenige weken te voren geschreven aan den controleur vau Deli, met verzoek om in gi lijke betrekking als de Sultan van dat, rijkje tot he* Nederlandsch Gouvernement te komen, hopende dat dan ook in zijn gebied spoed.g rust en welvaart zouden heersenen. Hij herhaalde nu dien wensch en vroeg om reeds dadelijk de Nederlandsche vlag te mogen voeren, wat hem echter met het oog op zyne ie houding tot Atsjin moest geweigerd worden. Dooi- de hoofden van den re liter of Nederlandschen oever van de Tamiaug-rivier werd de ver.chijning van de Marnix met glootc vreugde begroet, en nog meelde mededeeling van het voornemen om herhaaldelijk oorlogschepen naar die streken tot bevordering van rust eu veiligheid te zenden. De Matnix zette den tocht voort tot de roede van At s'iu, maar had daar geen communicatie met den wal. Even na haar veitrek kwam de Djambi op de reede. De controleur Krayenhoff had in last te zorgen, dat de brief van den Gouvcrneur-Gener.ial op waa-dige wijze n et de noodio-e ontvangen werd. Hierover ontstond al dadelijk gehaspel. Eerst was de eerste rijksbestierder af.iezig; toen hij terugkwam werden tegen het voorgestelde ceremonieel allerlei bezwaren gemaakt Den 27ste" September kwamen de beide rijksbestierders, als vertegenwoordigers vau den jeugdigen Sultan, aan boord, door drie oeloebalaugs vergezeld. De eerste rijksbestierder, zich noemende Jlabid Abiloo'r rahman, voerde uit naam van allen het woord. Hij uaf hoog op van zijn verblijf in Turkije en zijn gesprekken m.t den g.ooten Heer, en verklaarde dat, .-Vtsjiu met Turkije, Franktijk, Engeland en andere mog.udhedeii in vriendschap leefde, maar dat hij van de vriendsc: apsbetuigingen van Nederland niets begreep, daar dit rijk, wanneer het werkelijk vriendschappelijke gezindheden koesterde, behoorde te beginnen met de landen die het aan Atsjin ontnomen had, zooals Siboga, Ba_oe>, Singkel, Nias en de staatjes op de Oostkust, terug te geven, en den Sultan hulp te verleenen tegen de vorsten die zch in de grenslanden aan zijn macht poogden te onttrekken. Men herkent den man aau zijn taal. Habib Abdoe'r-rahman is klaarblijkelijk niemand anders, dan Sid: Mohammed, die zich in Atsjin tot den rang vau eersten rijksbestierder had weten te \ erheffen Ook zijne volgende handelingen zullen dit bevestigen. Het bezoek eindigde echter beter dan het begonnen wa- Men werd het eens omtrent het ceremonieel, de contro leur giug met eenige officieren aan wal; id? de ontvangst liel nieti te wenschen over, en de rijksbestierder zond ten -lotte aau de gecommitteerden nog een zeer beleefden brh !'. nadat zij reeds naa; boord waren tentggekcerd De Djambi servolgde nu den tocht langs de oostkust. Te radja van Pedir maakte vau die gelegenheid gebruik om den wensch te kennen te geven vau onder bescherming van het Nederlandsch Gouvernement te komen; het hoofd vau l'a-ei (Passir), die reeds in l**<>n in denzelfdèn zin aan den controleur van B toe Bara geschreven had. herhaalde zijn vroegete betuiging. Ook de radja van Edi leed nogmaals een poging om zijn meermalen geuit verlangen bevredigd te zien. Doch voor al die aanzoeken sloot de regeericg vooizichtig het oor. Het bleef nog altyd de bepaalde wensch van het O; perbestuur, duidelijk iv zijne instructiën aan de Indische regeering ul'gedrukt, om Atsjin te sja-cn eu zelfs zijne integriteit te handhaven, maar zonder iets te laten vallen van zijn eischen. De gedragslijn die men ie volgen had, ned iiitussclieii door deu loop der o ustandigheden hoe langer hoe scherper afgebakend De radja van Edi zond in Maart 1572 twee gezanten naar Kiouw om het aanbod tot erkenning der Nederlandsche Souvereiniteit formeel te herhalen, en toen deze onverrichter zake terugkeerden, trachtte hij zijn doel langs een omweg te bereiken en onderwierp zich aan het gezag van onzen vazal den Pangeran vau Langkat. Dezelfde weg werd door het hoofd van Pasci ingeslagen. Van de Britsche regeevinü; ontving men de mededeeling, dat Atsjin : ich om raad en hulp tegen Nederland tot het Gouvernement der Straits hal gewend. Het werd nu dringend nood 2-, zoowel om he.i die onze bescherming hadden ingeroepe i zoo min mogelijk te leur te stellen, als om Atsjin duidelijk te maken, dat het met geen andere Europeesche mogendheid dan niet Nederland iets te doen had, een meer stringent tractaat te sluiten. ■De Djambi werd in 1872 mei een tweeden verkenningstocht tol aanvulling van het onderzoek voor het oprichten van vuurtorens belast. De controleur Krayenhoff deed andermaal de reis mede als gemachtigde der Ned. Regeering, om voorstellen omtrent een nieuwe overeenkomst te doen. Maar het doel dier zending werd geheel verijdeld. De ryksbestierder en de overig, ryksgrooten hielden zith ziek of afwezig en er kon geen conferentie gehouden worden. Dit had ten gevolge dat de Indische regeering eene commissie benoemde, om in plechtig gezantschap naar Atsjin ie gaan, en deu Sultan openingen te doen omtrent den geest der overeenkomst die door het Gouvernement gewenscht werd. Die commissie werd opgedragen aan de ■leeren Schift' resident van Riouw, en von Dewall, ambtenaar met den rang van resident voor de beoefening der Maleische taal, terwijl de heer Krayenhoff als secretaris ian de commissie werd toegevoegd. De instructiën dier comm ssie hadden nog altijd eene geheel vredelievende men zou alleen laten doorschemeren dal, ingeval \t-jin eene goede vi i-standhouding met Nederland bleef weigeren, wij genoodzaakt zouden zijn, hoe ongaarne ook, le cuderhoorigheden van At-jiii riie onze bescherming ingei oepen hadden, bij het onder onze Scuvereiniteit staande j;ebied in te lijven. De komst der Gouvernements-Commissarissen zou minstens twee maanden te voren in ecu brief van deu Gouverneur van Sumatra's westkust aan den Sultan van Atsjin worden aangekondigd, opdat niet de poging tot onderhandeling door nieuwe uitvluchten zou verijdeld Morden. Ook zou men met die aankondiging wachten totdat de expeditie naar Dcli zou zijn afgeloopen, ju;st in die t d ondetnoin n om de weerspannige, wellicht ook weder dcor de Atsjineizen opgezette hoofden der Bataks te tue .ti^eu, die tegen onzen trouwen vazal, dtn Sultan \au D^l, in verzet waren gekomen. Inmiddels hadden op de costkusl weder nieuwe onsreregeldheden plaats. 1 e gezanten van Edi, die in Maart Riouw bezocht hadden, waren met het stomschip han ka naar l.uu land teruggebracht. Dat schip had bij die gelegenheid ook Simpang Olim bezocht en zich overtuigd dat de radja nieuwe toerustingen maakte om zijne naburen aan te vallen. Den radja werd nadrukkelijk te kennen gegeven, dat Nederland geene verstoring van de rust en veiligheid zou t,edoogen. Hij hield zich stil zoolang de Banda aanwez'g wa, maar nauwelijks was dit schip vertrokken, cf de \ys.u-delijkheden werden hervat, en weldra was geen handelsvaartuig in de havens van Edi en Koertoi meer veilig. Dientengevolge werd de Marnix, zoodra zy bij Dcli kon gemist worden, naar genoemde havens gezonden. Te Koertoi vond zij de Gipsy liggen, een zwaar gewapend vaartuig van Simpang Olim, vat een paar handelsprauwen had geplunderd, geen vlag voerde en geen behoorlijke papieren kon toonen, waarom het als een voor zceroof gebezigd vaartuig door de Marnix werd opgebracht. Toen de controleur Krayenhoff in October 1872 met het stoomschip Maas en Waal te At-jin kwam om de komst der Commissarissen aan te kondigen, vernam hij daar dat de radja van Simpang Olim zich bij den Suiten over de aanhouding der 6ij>3y beklaagd had, en dat dit feit de woede tegen Nederland niet weinig had vermeerderd. De Maas en Waal was foor ongun-.tig weder eerst den 31st" October, merkelijk tater dan verwacht was, te Atsjin gekomen. De ontvangst was niet onbeleefd, maar de eerste rijksbestievder heette nog altijd afwez g, en de tweede verklaarde, dat daar de vasten wa- ingevallen, geene zaken kondf.it behandeld, eu dat ook de brief van den Gouveiiieut* niet vóór den 7den December kon geopend worden. De brief werd echter iv ontvangst genomen. Inmiddels hadden de Atsjineesche hooiden een fijn gesponnen list bedacht — want dit hunne handelwijze als zoodanig moet beschouwd worden, heeft de uitkomst geleerd, — om de Nederlanders met praatjes te paaien en inmiddels te trachten zich ian deu steun van vreemde mogendheden te vergewissen. Er bestaat te Atsjin, zooals ons historisch overzicht gelceid heeft, van oud-her eene partij van inlandsciie hoofden en daartegenover eene Arabische partij, die, üoor den Islam en zijne ins.ellingen op den voorgrond te brengen, den invloed der hoofden vijandig is. De natuurlijke plaats \an den Sultan is aan het hoofd der Arabische partij, en daar vinden wy dan ook doorgaans de vroegere vorsten. JN ii e\enwel beweerde men dat de Sultan de inlandscae partij was toegedaan, evenals zijn Schahbaudar of havenmeester, de persoon die na den rijk-bestierder een der hoogste ambten in Atsjin bekleedt. Die inlandsche partij, beweerde men verder, was ons genegen, terwijl daarentegen de Arabische partij, aan wier hoofd de ïijksbestierder stond, als ons zeer vijandig werd afgeschilderd. De jonge Sultan, zeide men verder, droeg met weerzin het juk van den ryksbestierder, en de Schah bandar was zelfs genoodzaakt geworden te vluchten, omdat de Arabische partij hem u..ar het leven stond. Reeds gedurende het tweede bezoek der Djambi te Atsjin was dit een en ander den heer Krayenhoff door zijn tolk medegedeeld; ook hadden verschillede personen hem door dien tolk doen weten, dat de willekeur der grooten niet meer te verdragen was, dat zij allerlei verongelijkingen te verduren Padden, en niets liever wenschten dan onder b-t Nederlandsch Indisch bestuur ie staan. Thans kwam de Shalibandar, Panglima Tibang Mohammed geheeten, van Poelo Pinang, waarheen hij eerst heette gevlucht te zijn, naar Riouw, quasi om bescherming te zoeken bij den Nederlandschen resident, en voorgevende dat hij van den Sultan heiine'ijk last had om een tractaat te sluiten. Toen hem echter gevraagd werd zijne volmacht te toonen, wist hij gepaste uitvluchten te bedenken en beweerde dat, het geen moeite zou kosten die later te erlangen. De resident, tevens, zocah wij weten, een der Commissaren voor de Atsjineesche zaken, gewaagde in zijn gesprekken niet van iie bevolen zending van Commisaris-eu naar Atsjin, maar zeide als ter loops dat hij zelf ui llieht eens te Atsjin zou komen, een j lan waarmede de Schahbaudar zich zeel ingenomen betoonde Deze vertrok daarop, na vergunning gevraagd eu bekomen te hebben om terug te keeren, nadat hij eenige handelszaken in de Straits geregeld en een bezoek aan den Sultan zou gebracht hebben. Eenige dagen later schreef hij deu resident uit Singapore een brief, waarin hij meldde dat hy daar door ziekte was opgehouden, maar nu spoedig naar Atsjin hoopte te vertrekken, om een brief van den Sultan voor den resident te halen. Iv December kwam de Schahbardar, vergezeld van vier Atsjineesche oeloebelangs, te Riouw terug- Hij had nu een brief van den Sultan, waarin deze den res deiit verzocht zijn voorgekomen btzoek nog wat uit te stellen; „want," schreef de vorst „het is nu eena maand geleden dat ik een brief heb gezonden aan deu Sultan vau Turkije, waarop ik nog geen antwoord heb ontvangen; zoodra ik eenig antwoord daarop ontvang, zal ik den Gouverneur-Generaal ecu brief schrijven." IDeze woorden kwamen d* n re-ident natuurlijk zeer raadselachtig voor, maar de gezanteu bleven aiet _n gebreke zo toe te lichten. Toen de Sehahbandar te Atsjin was teruggekomen, had men daar het gerucht verspreid, dat hy het rijk aan den resident van Hiouw had overgegeven. De Sultan had.hem echter de hand bovan het hoofd gehouden. De Schahbandar had mededeeling gedaan vau het plan vanden resident om Atsjin te bezoeken (menhield zich dus alsof de aankondiging van de komst der Commissarissen in den brief van den Gouverneur der westkust niet gelez-m was). Dit bericht had op de beide partijen, waartusschen Atsjin verdeeld was, een zeer verschillenden indruk gemaakt. De Sultan en zijne party hadden het be richt met \rcugde vernomen. maar wenschten nog eenig uitstel, daar zij hoopten \ooiaf den invloed van den eersten rijksbestierder te breken, /.ij hadden zich reeds verzekerd van den steun der oeloebalangs uit het oostelijk deel des rijks, maar wacht ren nu nog den uitslag van onderhandelingen met die in het westen en speciaal met den radja van Troemon. Slaagden zij hierin naar wensch, dan zou de Arabische party het onderspit delven, en dan was het de lijd voor den resident om te komen. De Sultan had in dien zin aan den resjdent willen schrijven; maar de partij van den eersten rijksbestieider had dit tegengehouden, en gevorderd dat als reden van het, gevraagde uitstel zou worden opgegeven dat men antwoord van Turkije wachtte. ï)e resident was door de verklaringen der gezanten zoo bevredigd, dat zijn vertrouwen niet we d geschokt. Den 2östen Januari vertrokken de gezanten met de Mar nix van Riouw naat* Singapore, waar zij eeaige dagen vertoefden, terwijl zij vandaar door onz. oorlogsstoomboot lanijs de verschillende door hen aangewezen havens na ir Bt-jin zyn teruggebracht. Terwijl dus de gezanten vau Atsjin zich in vri ndschappelijke betrekking gesteld hadden tot don resident van Riouw; terwijl zij hem op eene giele ontvangst te Atsjin hadden voorbereid; terwijl zij zich door de goedw.lliüheid der Regeering in staat halden gesteld ge.:ien om nut eene stoomboot der Nederlandsche maiine naar Singa rore over te steken; ve.*nam de Indische regeering uit ejue bron die omtrent de waarheid van het bericht geen zweem vau twijfel ged >o
Men weet ook dat ons legei- een échec heeft geleden : dat. de strijdkrachten en verdedigingsmiddelen van Atsjin grooter zijn gebleken dan men verwacht had, grooter ook dan, op grond vau alle informatiën, verondersteld werd iv ,1e beide eerste hoofdstukken van dit werkje, die wer dun geschreven en afgedrukt eer nog de ongelukkige afloop der expeditie ter onzer kennis kon zijn gebiacht. Ook thans nog is de kennis van het gebeurde zeer onvolledig; zij berust enkel op telegraphische berichten, die noodwendig kort en soms onduidelijk zijn. Zooveel weten wij, dat voor eene ernstige hervatting der vijandelijkheden het najaar moet worden afgewacht. Dat, de oorlog moet worden voortgezet, daaromtrent kan geen twijfel bestaan: dat hij ten slotte met een goeden uitslag zal bekroond worden, daarvoor is de bekwaamheid onzer officieren, de moed van ona leger, de uitslag tot dusver van al onze Indische oorlogen, en de overtuiging dat wij in den strijd met Atsjin beschaving en menschelykheid tegenover bar baarschheid en wreedheid voorstaan, ons ten genoegzamen waarborg.—