Wie zich nog voor het resteerende kwartaal van dit jaar op de Locomotief wenschen te abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nommers gratis DE GROOT, KOLFF &, Co.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 20-09-1873
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 20-09-1873
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 221
- Jaargang
- 22
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
BERICHT.
Een nieuw terrein voor monopolie.
. De Eegeering heeft den 20en October 1872 „ia aanmerking nemende, dat een bevestiging en wettelijke regeling van het sedert jaren in de Minahassa-districten der residentie Menado werkende koffiestelsel, zoo ter verzekering van een goed bestuur als ter wegneming vau onzekerheid voor de bevolking, noodig is", goedgevonden en verstaan:
Art. 1. Alle binnen de Mi9iahassii-distvicten der residentie Menado door de inlandsche bevolking geteelde koffie wordt, op de tot dus verre gebruikelijke wij/.c, aan het Gouvernement geleverd, tegen eenen door de iiegeeiing in overeenstemming met de bestaande of later uit te vaardigen voorschriften te bepalen prijs. Hiervan is uitgezonderd de kollie, benoodigd voor persoonlijk gebruik van den planter en zijn huisgezin, en die, welke gebrand en in den vorm van poeder voor binnenlandsch gebruik is bestemd. Art. 2. Het verkoopen, koopen of vervoeren van koffie, welke ingevolge het bepaalde bij de eerste alinea van artikel één dezer ordonnancie aan het Gouvernement behoort geleverd te worden, waardoor die koffie aan die levering wordt onttrokken, wordt gestraft, zoo het feit gepleegd wordt door Europeanen of met dezen gelijkgestelden, met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en eeae geldboete van ten hoogste / 10ÜÜ, en zoo het feit gepleegd wordt door inlanders of met dezen gelijkgestelden met dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van acht dagen tot drie maanlen en eene geldboete van ten hoogste ƒ 1000, beide met verbeurdverklaring, ten behoeve van den lande, van de aldus verkochte of vervoerde koffie. Art. 3. Alle binnen de Minahassa districten vervoerd wordende koffie, onverschillig of die aan het Gouvernement dan wel aan partikulieren toebehoort, moet op verbeurte eener boete van ƒ 10 tot f 100 voorzien zijn van een geleide-billet, waarvan de vorm en de wijze van verkrijging door den resident van Menado worden bepaald. Art. 4. Wanneer in de MinahassaAistncttn koffie van elders wordt ingevoerd, kan aan het kantoor van den havenmeester, ter plaatse van den invoer, worden verzocht en verkregen een schriftelijk bewijs vau dien invoer, met duidelijke vermelding der hoeveelheid en der plaats, van waar de koffie herkomstig is, op vertoon van welk bewijs de weder-uitvoer kan plaats hebben, terwijl bij gebrek aan zoodanig bewijs de koffie beschouwd wordt te vallen in de termen van de eerste alinea van artikel één dezer ordonnancie. Art. 5. Deze ordonnancie treedt in werking op den dag, waarop het staatsblad van Nederlandsch-Indie, waarin zij wordt opgenomen, te Menado ont\angen wordt. Een onzer correspondenten geeft den pijnlijken indruk weer, door dat besluit in de Minahassa te weeg gebracht. Ziehier wat hij schrijft. Dat het met den monopoliegeest onder het Nederlandsch bestuur soms vreemd toegaat, bewijst de geschiedenis der laatste jaren in de Minahassa. Ik ben hier nu elf jaar, en heb nooit anders geweten, dan dat het monopoliestelsel hier was ingevoerd, in die meening verkeerde iedereen en meu werd er dagelijks in bevestigd. Koffiepakkuizen werden er overal opgericht, straffen werden er uitgedeeld voor overtreders van dat stelsel, particuliere vaartuigen werden op last van residenten bespied of zij geen koffie uitvoerden, en onze tegenwoordige Eesident vaardigde strenge bedreigingen uit tegen ieder inlander die het waagde, een pondje koffie elders dan in de pakhuizen te verkoopen. Het was naar aanleiding van die bedreiging dat ik in September 1872 mijn artikeltje schreef over een inlandsch hoofd „die een grooten kollietuin aan een Europeaan verhuurd had en daardoor honderden picols aan 't monopolie uittrok, terwijl de kleine man geen pond mocht verkoopen zonder zich strait'en op den hals te halen". — Wat is nu van dat artikel het gevolg? Het hoofd is in 't gelijkgesteld, hij was volkomen in zijn recht dien tuin te verhuren; want „er bestond geen monopolie in de Minahassa." „AVat ? Niet bestaan ? En dan de bevolking en die bedreigingen van de residenten?" „Ja, feitelijk bestond zij wel, maar wettelijk niet." „Derhalve een reeks van jaren heeft het Gouvernement, op onwettige wijze de bevolking gedwongen tot het goedkoope leveren van koffie?" „Och neen, zoo moet men dat niet opvatten, dat was geen dwang: de bevolking wilde het graag, het was zoo langzamerhand onder haar een gewoonte geworden! Dat nu een enkele resident bedreigingen en straffen had gebezigd, dat kwam door overgrooten dienstijver of wel doordat de mau niet op de hoogte was van de toestanden." Maar laten we het verleden rusten en dat alles bedekken met den mantel der liefde, al is die dikwijls met het wezen der liefde in strijd. Zoo veel is nu dan toch duidelijk „dat er in de Minahassa geen koffie-monopolie bestond." Het vaderlijk bestuur te Batavia echter heeft in der haast het besluit uitgevaardigd, „dat de bevolking der Minahassa voortaan de koffie in de pakhuizen zal leveren op dezelfde voorwaarden als zij dat tot hiertoe gewoon was." Waaruit volgt, dat het koffie monopolie inde Minahassa in 1572 is ingevoerd! En dat in een iand dat meer dan eenig ander behoefte heeft aan vrijheid, en recht heeft op vrijheid. In een land waar de notenmuskaat-cultuur een schoone toekomst tegemoet gaat, waar de perkeniers hunkeren naar werkkrachten, terwijl de werkkrachten op een jammerlijke wijs door heerendiensten verspild worden. In een land waar vrede heerscht, en vrede heersenen zal, ook al wordt de druk nog verzwaard, omdat men door eenzelfden Godsdienst zich aan Nederland gehecht gevoelt. In een land waar de bevolking zich ontwikkelt hoe langer zoo meer, en waar niet alleen de hoofden, maar ook velen van de bevolking op de hoogte zijn van de prijzen die het Gouvernement voor zijn koffie betaald krijgt. In eén woord: bij een volk dat aan de spits staat der volken van den Indischen Archipel in ontwikkeling en beschaving, daar wordt in dezen tijd het koffie-monopolie ingevoerd! — Inderdaad, nooit heb ik treuriger vruchten van een schrijven geoogst dan deze „wettige invoering van 't monopoliestelsel," en bijna ware ik er toe gekomen voor goed de pen neer te leggen, doch dezen eenen keer moest ik toch nog mijn hart eens lucht geven, welke er ook de gevolgen van mogen zijn.—
Een treurige toestand inderdaad! Men moge met onzen correspondent in de appreciatie van de bevolking der Minahassa verschillen, men moge betreffende een ondergeschikt punt ter zake een andere meening aanhangen dan hij, dat de wettelijke invoering van het koffie monopolie in het noorden van Menado tot de minst bemoedigende teekenen des tijds behoort, wordt zeker volmondig erkend door ieder waarachtig liberaal. Het schijnt geschreven, dat het liberalisme van mannen als de Hr. Fiiansen van de Putte bestemd is de kracht van de conservatieven te zijn.—
Ingezonden stuk. Een verdediging.
k(Slol.) Het is dienstig, om hier een iets uitvoeriger beschrijving van de plaats gevonden uitdeeling te geven. Nadat het geld door onze eigen bedienden was uitgeteld, en ook de rijst daarbij onder ons oog door hen met betaalde koelies was gewogen, werden geld en ryst door ons van hand tot hand den behoeftigen uitgereikt, terwyl deze voor de bevestiging van hunne identiteit werden bijgestaan door hunne dessahoofden en andere eigen mede-dessamenschen. Vele zieken, hoofden van huisgezinnen, door ziekte verhinderd in persoonoptekomen, werden door zoons of dochteren dan wel door andere leden der familie, onder bevestiging hunner personen, als zooeven, vermeld is, vertegenwoordigd. Aan allen werd de herkomst der gelden als van particulieren en geenszins van het gouvernement, — ter voorkoming eener verkeerde opvatting en uitwerking, — uitdrukkely'k bekend gesteld; — verder dat de gelden nu dezen enkelen keer uit menschlievendheid werden gegeven, wegens het geleden gebrek eu de ziekte, als een slamattan, waarom zij deze gelden voor geen andere doeleinden, niet voor spel en amfioen» schuiven, maar alleen voor kleeding, voeding voor zich en gezin mochten bezigen; terwyl hun verder werd herinnerd, zich het uitgedeelde niet te laten ontnemen, en den hoofden werd aangezegd daartoe, voor hoe weinig ook, niet te mogen overgaan. Op deze wijze liep deze eerste bedeeling af. Ten tweede: Naar aanleiding der door my van de plaais zelve ontvangen berichten, in verbaud met mededeelingen van een vertrouwbaren kant, betreffende het gebrek aan de hoogst benoodigde middelen voor de behoefte, bepaaldelijk in de huisgezinnen der door de heerschende hevige ziekte getroffen bevolkingen, tot de Regentschappen Demak en Samarang behoorende, traden wij, leden der Sub-commissie, in overleg om ter voornoemde plaatsen nog met onze geldelijke hulp tusschenbeide te komen. Inmiddels kwam bij de Sub-commissie ten gevolge van voorafgaande overwegingen, een schrijven van den Heer Resident van Samarang in, van den volgenden inhoud: No. 6830/1. Samarang 14 Juli 1873. Aan De Gemachtigden van de commissie voor de noodlijdenden in Midden-Java. Ten gevolge van de heerschende koortsziekte, zijn ir. de Regentschappen Samarang ca Demak vele huisgezinnen, door die ziekte aangetast, buiten staat eenigen arbeid te verrichten om in hun onderhoud te voorzien. Zij verkeeren dien tan gevolge in armoedige omstandigheden. UEd. Geb. hiervan by' deze mededeeling doende, neem ik de vrijheid UEd. Geb. tevens beleefd te verzoeken om byaldien nog gelden ter uwer beschikking zijn, deze dooi ziekte armoedig geworden huisgezinnen hulp te willen verleenen. De Resident (Wg.) N. D. Lammers van Tookenbukg De betrokken dessas werden inmiddels van wt*o*e het o bestuur opgenomen eu de ly'sten werden opgemaakt, voor de meest urgente gevallen, en wel volgens het verlangen van voornoemden Hoofd-Ambtenaar, in de beide evenbedoelde Regentschappen tegelijk: want hier was hulp hoogst noodig en nu „juist het oogenblik die te verleenen," Op ontvangst der boyengezegde lijsten, verdeelden wy de Heer Lohe en ik, de werkzaamheden der te doene uitdeelingen, waaraan het lid de Heer Fraser, wegens zy'n ophanden zynde vertrek naar Europa, geen deel kon nemen, op de volgende wyze:
10. De Heer Lohr het gedeelte onder Broemboong van Singenlor en liet gedeelte onder Soegih manik van Singeukidool. 20. De ondergeteekende voor Grogol, (deel Singenlor,) Demak, Wedoong, Dèmpèt, Godong en Goebook (deel Singenkidool.) Dienovereenkomstig reisden wij elk naar onze respectieve sfdeel'ngen, alwaar -wij naar gelang der uitdeelingen door de heeren Controleurs, verdere Europeesche en inlandsche Ambtenaren en hoofden ter dier zake, door de zorg des Keeren Residents, werden bijgestaan. Met hot geld voor de afzonderlijke uitdeelingen bestemd, werd gehandeld als boven aangaande de eerste verdeelingen is gezegd, namelijk het werd onder ons toezicht geteld en den behoeftigen van hand tot hand uitgekeerd, welke voor de identiteit hunner personen als te voren werden bijgestaan. Deze tweede door ons gedane uitdeeling bestond alléén uit geld. Met de gelden van velen die wegens ziekte niet konden opkomen, werd gehandeld als vroeger: terwyl de gelden der velen intusschen overledenen voor hunne gezinnen werden uitgegeven. Aan slechts 75 huisgezinnen van alle voornoemde plaatsen te samen genomen werd als le. klasse de hoogste betaling ter som van f 25 toegekend, zynde aan de meest lijdende en talrijkste huisgezinnen, die van 5 lot 9 en soms ook wel meerderen in getal. Aan andere huisgezinnen werd f 15 en f 10, betrekkelijk den toestand en het getal uitgedeeld. Alle huisgezinnen, van de 77 dessas onder Grogol door elkander genomen, bekwamen slechts f 10 elk; terwijl van de gelden, der intusschen overledenen of onafgehaalde gelden, dan wel der afgewezenen, als uiet in aanmerking kunnende komen, aan de vele ter plaatse aanwezig werkelijk hulpbehoevenden, f 2,50 tot ƒ 5 zjjn gegeven geworden. De belendstelling der herkomst van de gelden zoo ook van liet doel en der beslemming, welke bij de eerste uitdeeling plaats hal gevonden, werd den bedeelden nu telkens volkomen herhaald: bovendien werd ten deze de aanbeveling uitdrukkelijk gedaan, dat zy van die gelden behalve kleederen, vooral Turksche tarwe voor zaad der tweede gewassen zouden inkoopen. Waarop toestemmend antwoord door de bedeelden met de meeste toejuiching werd gegeven — Over het algemeen hadden de bedeelden, die hier opkwamen, blijkbaar tot de vroeger meer gegoede en Jandbouwende bevolking behoord, die nu door de koorts epidemie uitgeput was. Overigens hebben zich op de plaatsen, waar de Subcommissie de eerste en de tweede uitdeelingen heeft gehouden, een groote menigte armoedigen, die niet in de lijsten waren opgenomen, voor de bedeeling aangemeld.— Het getal van deze menschen was op elke plaats van uitdeeling als boven beduidend: wel van de veertig tot zestig tegely'k: soms meer. Ik spreek hier niet van de vele bedelaars, die overal waren, mageT, ontdaan en gebrekkig van lichaam, die hun lyden van den eenen op den anderen dag voorsleepten, zonder mogelijkheid, om, zonder hulp blijvende, tot hunnen normalen physieken toestand terug te komen,— Der vermelding echter is hier overwaardig dat na een der uitdeelin gende bedeelden met een twintigtal te gelyk een te. gen overgestelde richting dan naar hunne dessas insloegen. Zulks verwekte my'ne nieuwsgierigheid. Naar de oorzaak latende onderzoeken, kreeg ik ten antwoord, dat zy ginds heengingen om zich Turksche tarwe voor zaad voor de tweede gewassen bestemd, aanteschaffen. Een omstandigheid, niet van beduidenis ontbloot, als een goed gevolg der uitdeeling. Op de voorschreven wijze geschiedde onze tweede uitdeeling, die op den 20sten dezer, ter hoofdplaats Demak een aanvang had genomen. Opmerkelijk is het- zeker, dat het geschrift van Demak ook op dienzelfden dag is geschreven.— Hoofdzakelijk van den achtermiddag tot vóór den avond vond de uitdeeling aldaar plaats, die na my'ne aankomst van Samarang, vóór den middag even was begonnen en den volgenden dag, dus den 21sten vóór den avond, na mijne terugkomst van de uitdeeling te Wedoong, eerst kon afloopen, door het vertraagd opkomen der wegens ziekte bedeelden. En nu let wel! Aan het voortzetten van deze onze werkzaamheid, is volgens den schrijver, het natuurlijke gevolg, de toevloed der menigte bedelaars van Demak naar Samarang, toeteschryven, waarvan de couranten eerder reeds melding hadden gemaakt!!!!— Aan hoe weinige menschen slechts is de eerste bedeeling toegewezen, in verband met het zielental dat van de regentschappen Demak en Samarang de bevolkingen uitmaakt ! Zou het dan wel zoo vreemd zyn wanneer in een landstreek als Demak, waar iv gewone omstandigheden om de vier jaTen slechts één eenigszins voordeelige ry'stoogst wordt verkregen, — laat staan onder den druk der rampen van de jaren 1872 en 1873, — mismoedigden zy'n, die door den nood ia wanhoop tot bedelen of iets ergers overslaan?— In bede voornoemde jaren waren de oorzaken hoofdzakelijk aan force majeure toeteschryven; doch in andere jaren krygen zij alras diezelfde beteekenis, hoewel de oorzaken onmiskenbaar gelegen waren in den ongeregelden watertoestand, wegens de gebrekkige of geheel ontbrekende, waterleidingen, uitwateringen en wat dies meer zy. Aldoende gebeurt het, dat in Demak de aanplanten der melden óf wegdroze-i óf op eens en als op hetzelfde oogenblik wegspoeltn en verloren gaan! Het gaat niet aan, om de geheele gedeeltelijke bevolking, zoo maar te veroordeelen als vadsig, lui of onwillig. Het gaat nog minder aan hen uit te kry'ten voor schurken, die zoo een jaar drie vier zonder hulp moeten gelaten worden, opdat een opruiming onder hen zou plaatsvinden! Gij, schryver, hoe vindt gy' zulk een uitspraak? Men overwege hier dat het hier geldt een bevolking die door oorzaken buiten haar bereik, de grootste en pynlykste teleurstellingen in de verwachting der uitkomsten van haren onvermoeiden veldarbeid jaren achtereen heeft moeten ondervinden !! En hebt gy' wel in rekening gebracht, hoe zy laatstelijk in 1872 en 1873 geen inkomsten door den mislukten oogst heeft gehad, daarentegen voor het behoud van haar leven en gezinnen in gebrek en duurte, nagenoeg om niet, alles heeft moeten verkooren, en nu zelfs in armoede en uitputting pijnen en weeën uit een knokkelkoorts-epidemie heeft gewonnen? Hebt gij er wel aan gedacht, of zij nog weleen patjol of ploeg bezitten, en of zQ reeds in staat zy'n om ï'ch het nu nog ontbrekende ploegvee aan te schaffen ter bewerking ook van hunne velden voor tweede gewassen bestemd, waarvoor zekerly'k by velen geen zaad aanwezig was.- Hebt gy er wel aan gedacht, hoe vele mannen onder dien druk verbleven, het verlies van vrouw en kinderen te betreuren hebbende? Hebt gy' er wel aan gedacht — doch genoeg, ik zal u niet beschry'ven wat beteekenis de Javaansche vrouw heeft voor het gewone werk, zelfs voor den zwaarderen veldarbeid van haren man. Zy' is in alles nagenoeg de rechterhand van den man, zij is zy'n lastdier. Zyn verlies is wel groot, — En geen betere leiding en richting is den armen Javaan, onder meer vooralsnog gegeven, waardoor het zwakker geslacht bevryd zou worden van dat lot ten behoeve van den sterkere. Meer redenen nog kunnen bestaan, waarom het door den schryver bedoelde volk, instede van den paijol, den bedelstaf grypt, namelyk de uit de koortsen overgebleven pijnen der rugbeenderen en knokkels, waardoor het bukken om den patjol te hanteeren bezwaarlyk, zoo niet geheel onmogelijk was. Ik heb dat hier op mijne landen en elders ook bevonden, en daarin meer dan genoegzame aanleiding tot vrijstelling gezien. Daarin zou ik almede eerder een overwegende oorzaak vinden, dan in onze uitdeeling, die behalve als een gerechtvaardigde tegemoetkoming voor het oogenblik hcog noodig en als zoodanig door het volk gewaardeerd, een overwegende beteekenis van schadevergoeding had, voorzooveel als dat nog betrekkelyk toereikend kon strekken, voor het stoffelyk verlies, door de bovenomschreven redenen geleden. — Het volk was daardoor voor een deel ten minste in staat, zich weder voeding, kleaderen, veldgereedschappen en zaad voor de tweede gewassen aanteschaffen, wat het alles zoo goed als verloren had. — Men ziet wel by' branden en overstroomingen velen tich bemoeien om commissiën te vormen, geil by een te brengen en de schade en verliezen te vergoeden. — Hier nu was oneindig meer 1! En verder moge over dit punt, de volgende vraag nog in het midden worden gebracht: is het niet mogelyk dat de bevelen, tot aanplant, welke aan de Hoofden zy'n gege. ven, in zenuwachtigen wrevel zijn uitgebracht in plaats van met bezadigdheid, tegenover Priays vooral gepast? Als ik nu de mededeelingen in de couranten naga, dat er vele hoofden thans om verplaatsing uit Demak naar elders vragen, dan zou ik des te eerder er toe overgaan om deze mijne vraag als niet ongegrond te beschouwen; terwyl verder de toevloed van bedelaars van Demak naar Samarang aan die oorzaak tevens wel niet vreemd zou mogen heeten. Te Demak iy'n de Inlandsche ambtenaren van den eersten (en deze is zeer y'verig en belangstellend) tot den geringsten toe, even ordelyke menschen; zelfs heb ik onder hen flinke ambtenaren opgemerkt, voor zooveel de gelegenheid my is voorgekomen. Ten aanzien van den geringen Javaan zy' hier in betrekking tot het voorafgaande, nog gezegd, dat zoo hy maar eenigszins al dan niet als landbouwer gevestigd is, hij niet licht er toe overgaan zal, zy'n dessa, huis, erf, vruchtboomen eu ry'stveld, veel minder zy'n familie te verlaten om bedelaar te worden, dan alleen bijaldien hy, reeds onder den druk vaa behoefte zich bevindende, door meer onaangename aandoeningen er toe gedreven wordt. Bij hem vooral bestaat daartoe waarlijk genoeg eigenwaarde, en door zy'n landaard heeft hy' tegenzin in bedelarij! Geheel anders mag gezegd worden, dat het tegenwoordig hoog geachte Hoofd van gewestelyk bestuur te Samarang voorgaat ten aanzien der behandeling van hoofden en minderen. Ik had het genoegen eens een samenkomst der Inlandsche Ambtenaren te Demak bij te wonen, 's Residents voor. beeld daarby in wellevendheid was alleszins navolgenswaardig. Op beschaafde wijze, werden door Z.H.Ed.Gstr. deze hoofden in hunne taal met de meest gepaste woorden aangesproken, en werden hun met klem en nadruk hunne taak en plicht voorgehouden. Geheel anders ook dan M. is de Resident in belangstelling en bezorgheid voor Demak. Na behandeling van al het voorafgaande is hier de gelegenheid passend, om des schrijvers: „Surtout pas trop de zèle" toepasselijk gemaakt op de hulp die wy den meest hulpbehoevenden, (het ergst lijdend deel) der bevolking van de beide regentschappen Demak en Samarang hebben verleend, in behandeling te nemen. _ Dat c'Uat is hier alleen te beschouwen als een gezochte gelegenheid voor een gemeenplaats. Immers ontegenzegselyk is het, dat de bevolking geleden heeft en zich nog bevindt óf onder den druk der gevolgen daarvan, óf van een nieuwe ramp, de koorts-epidemie. Derhalve waren hier redenen tot hulp meer dan overvloedig. Ware in deze Regentschappen maar
meer ijveT reeds van vroeger aangewend, dan zou men dia.r voorzeker tegenwoordig ook zoo veel niet vinden en te aanschouwen hebben, als het onderwerp der eerste paragraphen uitmaakt! M. wil geen hulp verleend hebben uit vrees van vadsigheid, luiheid en bedelarij te bevorderen; wat hy in 't leven zou roepen- Een treep vermagerde ellendige wegens. En het aantal van deze ongelukkigen is aldaar overal oveTgroot.
Het district Singenkjdoel dat het meeste, ook het eerst door ziekte geleden heeft, en meer dan J/3 gedeelte zyner rijstvelden niet heeft kunnen bebouwen, heeft van zijne tweede gewassen nu een groot gedeelte op het veld, en zal later meer kunnen beplanten — men gelieve de bestuursrapporten omtrent den voordeeligen inoogst aldaar van ecu vooral doelmatig product nategaan, gelyk laatstelyk neg de couranten veimeldden. Juist de eer;te uitdeeling van rijst en geld aluü-ir eu nu de tweede in geld alléén, door de Sub-commissie gedaan, ziju aan de even vermelde voordeeüge uitkomst door de daar aangebrachte hulp, ten grondslag wel aanneembaar. Het is zeker.dat die uitdelingen, vooral de laatste (tweede) die uitgebreider waren, de bevolking daar en elders tot hare krachten hebben teruggebracht, en in staat gesteld tot den inkoop van hare behoefte, hoofdzakelijk bestaande in zaad voor de tweede gewassen en in de haar ontbrekende veldgereedschappen. Maar dat zij nu juist daardoor kt bedelarij sou zy'n overgeslagen, is de ongerijmdste opvatting van alle. De schrijver zegt verder, dat de Sub-commissie geen acht geslaren heeft op den wenk van het bestuur te Ssmarang. Ik zou niet weten, waar dat had plaats gevonden. Als voorbeeld dat daarop integendeel wel gelet is geworden, kan ik aanhalen, dat niettegenstaande de Resident, den Pctêh en Mantries van Samarang te mijner beschikking heeft gesteld, om met mijne hoofden medettwerken kt een opname, ik evenwel vermeend heb, ten gevolge der mij gegeven goede getuigenis omtrent den toestand van de districten Singenlor en Grogol. mij te moeten onthouden, om tegen den zin van het bestuur, mij daatin te begeven; wat nu betieft de eerste uitdeeling te Singenkidoel, onder den indruk der "bovenveimelde bewilliging gedaan, was de heer Eesident hiermede zeer ingeuomen, toen ZHEd. (j. vernam dat deze hoofdzakelijk ten doel had hulp aan zieken toe te brengen. De Sub-commissie heeft in haar reeds ingediend verslag den innigsten dank aan het genoemd Hoofd vau Bestuur voor zyne medewerking reeds uitgesproken, ook de mindere ambtenaren zyn bedacht. Een herhaling hier zou overbodig zijn. Ik teeltn hierby' slechts aan, dat ons verslag een eenvoudig relaas onzer verrichtingen geeft, met onthouding van beschouwingen, dan wel van bekendstellingen van handelingen en verzuimen welke ook, hetgeen door ons volstrekt niet werd geacht in enze roeping gelegen te zijn. Ik had gehoopt, buiten den onweardigen aanval van den Demakschen schrijver, mij bij het verslag te hebben mogen bepalen! Over de door den schrijver er bij gelrokken £aak van de afdeeling Jarara, kan ik zeer kort zy'n. Vooreerst was er sprake alléén van de hoofdplaats der Afdeeling .Japara en omliggende strand- en andere kampongs met een Jz 10000 zielen, doch geenszins van de geheele afdeeling, noch minder van de geheele Residentie, vau «raar de schryver bij zijue opsomming eenige voordcelen en omstandigheden naar gene tracht over te brengen. Verder dan de hoofdplaats en kampongs dezer Afdeeling kon mijne kiacht ook niet reiken. üe door mij bedoelde bevolking verkeert geregeld jaarlijks in behoefte, en nu door de mislukking en vertraging van den oogst van Demak van 1872 en 1873 in gebrtk. Bijna jaarlijks van Janusri af gebeurt het gedurende drie maanden, dat op die wijze de tijd met gebrek lijden moet doorgeleefd worden. De zee ter hoofdplaats dezer afdeeling is dan no-^ niet geschikt bevaarbaar vooi het gedeelte der bevolking dat van vuchvangst bestaat. Gewoonlijk eerst in den loop vau April kan op de voorschotten voor den rietaanplant gerekend, en e;rst in Mei of Juni kan aan de suikerfabrieken aan geld verdienen gedacht worden. Het aantal hulpbehoevenden —de schrijver rangschikt die menschen opzettelijk allen maar dadelijk onder bedelaars, omdat de bevolking ze onderhoudt, zoosls hy' voorgeeft—die uit de kampongs ter hoofdplaats kwamen bedelen, was ten minste des Zondags in Maart jl. tot f>o aBO aangegroeid-, van enkelen als gewoonlijk vroeger. Ten andere. De willigheid van het volk in genoemde afdeelin" cm zoo dadelijk tot den aanplant der tweede gewassen op groote schaal overtegaan: (wat met het oog op het ongeluk in Demak, nog niet zoo gereedelijk is aantenemen:) ligt volstrekt niet daarin, dat ik in de hoofdplaats (zooals de schrijver zeg*: wel gelukkig!) geen kos telooze uitdeelingen h<.b gedaan, maar de reden is te vinden in de omstandigheid, dat de geheele afdeeling Japara slechts voor vier maanden voeding zich kan verschaffen, en overigens afhankelyk is: lo van de tweede gewassen, waaruit dan ook hoofdzakelijk de aanplanten bestaan, en die uit eigen beweging door de bevolkingen in het algemeen aldaar met drang wordt aangehouden, ca 2o van de uitkomsten der rijstcultuur van het steeds hachilyke Demak. Eindelyk: te weinig is door mij, met mijne vaste voornemens tot de tegen geringen prys te doene verkoopen van ryst ter hoofdplaats der afdeeling Jaf ara, om de woekermarkt te dwingen, over een plan tot kostelooze uitdeelingen gesproken, dan dat het hjofd van bestuur in die afdeeling zie.i zoo bepaaldelijk had te verkln.*en, cf te verzetten tegen die uitdee'ingen. Hoe ook de schryver kracht van bewijs tracht te verkrijgen ter bevestiging zijner bewering dat te Japara, op de 3 bestuurs aanzoek, willigheid tot den annplant van tweede cewassen, zelf* op groote schaal,heeft bestaan, terwijl te Demak daarentegen sehoorfoetend aau alle aanplanten werd begonnnen — ik doe daarentegen met nadruk uitkomen, U*»t by de ontoereikendheid van het rijstproduct, de tweede g.ewas«en te Japara *!• het voornaamste voedingsmiddel wiwien behandeld ca aangekweekt. Behalve dat is de Demabch« bevolking, door dea vertraagde/i ryst oogst eerst in Juli va* de werkzaamheid bckem#H, terwijl zij bovendien nog aan <".o* volksziekte lijdende was en in de huizen terug gehouden werd. Alhoewel ik nog veel, Japara betreJfenjU, hier zou kuu*en byvoegen, wil ik my' er toe bepalen om ©>j>ejnjjj.k nog mtja innigsten da:k toetebrengen aan het hoofd van ■bestuur v_n meer genoemde Afdeeling, voor de hulp bij