Onlbolsterde Noten werden ter plaatse zelden of nooit omgezet. Tweede soort Noten komen te weinig voor om tegenover de groote quantiteit eerste soort, in aanmerking genomen te worden; ld. Id. 2e en 3e soort Foelie. Notenvel (notenzeep) kwam niet meer in den handel voor, alleen enkele ponden werden aangemaakt voor huisselyk gebmik, als curiositeit. De Foelie werd grootendeels in vaten (halve leggers) verpakt; gedeeltelijk in ter plaatse aangemaakte kisten. De outbolsterde noten werden altyd iv vaten (met kleine uitzonderingen in kisten) verpakt; de Noten in den dop ia goeiii zakken. Voor de goede verpakking werd meer en weer zorg gedragen, schoon de kollis veel op de stoomschepen en door overscheep te lijden hebben; een paar partijtjes werden per S. My'. Nederland rechtstreeks naar Rottedam geëxpediëard. Ruim xf3 van dit product is afkom.tig uit den oogst van het jaar 1872. De voorraad ter plaatse wordt op ± 800 pikol ontbolsterde Noten en ± 100 pikol Foelie geschat (approximatief.) Kooplust ter plaatse zeer toenemende ! Recapitulatie. Ontbolsterde Noten Foelie le en 2e soort Naar Makassar . . . 1126 42 403.53 Soe/abaia. . . 1552.85 524.84 "„ Batavia . . . 3898.73 100 V.49 " Singapore. . . 657.38 237.03 Nederland . . 1554.96 624.64 (rechtstreeks.) te zamen: 8790.84 2792.54 (% meer als de ontbolsterde) / 105 prijzen te Banda/ 215 / 923038.20 totalen / 600396.10 Totaal Generaal ƒ 1.523434.30 Scheeps , 8791 pik. Noten=p.m. 314 koij. (3ó00AP)0f275 Last (4000 AP ruimte 27925 , Foeüe= 414 „ . 87 . „Spec.= 100 . » 362 . Guijot, Neira, 2 Januari 1874. Makelaar. Soerabaia. De visschery' in de verbrande Aeroliet belooft goede resultaten, dezer dagen zyn eenige rijksdaalders en guldens boven water gebracht, waarvan de meesten in gaven toestand.— (Soer. Hand.) VVy' vernemen met genoegen, dat op voorstel van den plaatselykeu Commandant alhier, op eenige posten inlandsche wachters, in plaats van schutters gebezigd worden. — In eene earresupndenüe vau uit den Kraton, gedagteekend 23 Februari, lezea wjj het volgende: Op het oogenblik ben ik weder onder dak, na herhaalde verhuizing en bouwing van kwartier.
Gedurende de twee eerste nachten, nadat wij ons in den Kraton bevonden, schoot ons niets anders over dan de eerwaardige graven der Sultans tot tijdelijke rustplaats uittekiezen en hebben wij ons daar, naar omstandigheden, ingericht. 's Konings verjaardag in daa' door ons doorgebracht, maar niet als rustdag, integendeel: bouwen van logies, was de leus. Sedert den 15en is er niats by'zonders voorgevallen. De kolonel Pel heeft ons officieel medegedeeld dat men nu maar versterkingen moet opwerpen en er van vechten vooreeist geen sprake meer zal zijn. En nu wenscht ge misschien iets van onze bouwoide te weten: In een vierkante ruimte van 10 el breed en 15 el lang zyn onze hut'en gebouwd, met het iront naar linnen. In het midden daarvan staat nog eene gezamenlijke pendoppo van 4 el in het vieikant, dus kunt ge begrijpen wat een ruimte wij hebben voor ons veertienen. Enfin onze hutten zyn dan ook 1 ]/2 breed en 2 el lang en allemaal in een ljjntje zooals in een besjeshuis. Dat dit zeer onvrJJ en benauwd is, behoef ik wel niet te zeggen. Het beste Wat hier in den Kraton te vinden is, is de badplaats van de Sultane, die nu voor ons is ingericht; 's morgens is het er zoo koud dat niemand er haast ingaat, maar als het 's middags warm is en het water niets van zijne koelte verloren heeft, daar het stroompje over zijnen geheelen weg overschaduwd is. dan is het beerlijk. (Soer. Court.) Uit Solo. Op den 10 dezer hebben de dieven doen zien, dat ze het stelen nog niet verleerd hebben. Ze hebben de wagenkamer by' den heer B. te Djebbres opengebroken en zich een paar lantarens, die op een pa'ankijn zaten, toegeëigend. Op den avond van den volgenden dag werden da bewoners van hetzelfde huis verschrikt door een vreeselijk steenenbombardement dat ep het dak en iv de galler jen nederviel. Van alle kanten vielen de steenen, zoodat «i meer dan een persoon zich met de liefhebberij van die te gooien moet geoccupeerd hebben. Een schot fijne haj;el, dan wel grot zout, zou zulk een grappenmaker zijne kunsten «el doen verkeren. — Gi teren avond heeft het eiablissement te Trajon groot gevaar geloopen door brand vernield te worden. Omstreeks negen ure biak in het huis van den bekel, vlak naast de suikerfabriek, een brand uit, die weldra drie hunen in de asch legde; door spoedige hulp bleef de fabriek gespaard. Het is uiet zeker of de brand is aangestoken, dan wel of onvoorzichtigheid de ooTzaak was. (Le Vorstenlanden.) Het Tijdschrift der Indische Taal-, Land- en Volkenkunde geeft in de 2e aflevering: „Eine Correcdon von N. von Maclay; Balineesche spreekwoorden, enz. door 11. vau Eek; de telwoorden in 't Balineesch door J. de Vroom; Soendaneesche spreekwoorden door J. A. Uilkens, on een studie van den Hr. Hoepermans over het Hindoe- rijk van Doho, waarin hy verschillende afbeeldingen opneemt van voorwerpen, in de residentie Madioen („vroeger geheel of gedeeltelyk uitmakende het rijk van Doho") en waarin hij, aangaande het Hindoe-rijk Mendang Koemoelian, dat, „volgens al de schry'vers over Java," in de richting van Blora afdeeling Bodjo-negoro, gelegen moet hebben, het volgende zegt: „Ty'dens ik reisde in Samarang, afd. Grobogan, maakte ik van uit Koewoe een uitstap naar Taman en van daa" door sawahs en bo«chen naar de dessa Ngoengroenoet. I Hier bevond ik mij pl. m. 2 paal van de grens Rembang, richting Blora en ging van hier naar de dessa Mendang Koemoeiian, die 1 paal over de grens in Rembang ligt op den zoom van uitgestrekte bosschen. Bestaat ergens op Java, een woest, schraal, onherbergzaam, onveilig en treurig oord, dan is het zeker hier. Opgewonden van nieuwsgierigheid om de grondvesten en schoone overblijfselen van het vermaarde (?) oude Hindoerijk Mendang Koemoelian te ontmoeten, ging ik den volgenden dag vroeg op marsch; hoe we d ik echtar te leur gesteld en hoe beklaagde ik mij de vermoeiende reis en het dagelyks zwerven in bosschen, te vergeefs zoekende naar de, door geschiedschrijvers en oudheidvorschors opgegeven groote beelden en andere sieraden, de Kraton en de tempels van hel oude rijk van Mendang Koemoelian. Ik mag het niet ontveinzen: opgesmukte beschrijvingen in boeken van nog 'evende mannen, hadden mij tot die reis, ia het belang der wetenschap, geleid. Om kort te gaan: ik vond dan diep in de bosschen (in welke richting ook) geene beelden of "eenig teeken van heschaafden of geboitelden vorm en verklaar al het daaromtrent geboekstaafde voor bety'den de waarheid en betwijfel dus of wel een van de betrokken geschiedschrijvers zich in loco heeft vergewist. Plaatjes van inlaadeis en legenden van Inlandsche hoofden hebben veel waarde, vooral als zij aangehoord worden onder het drinken van een geurig kopje thee op de pasangrahan van Koewoe." Telegrafie. Particuliere telegram men in geheim of letterschrift zyn voor Perzié en Turkyë verboden.— Tentoonstelling. Door de Afdeeling 's-Gravenhage der Vereeniging ter bevordering van Fabriek en Hand werksny v erheid in Nederland wordt in 1874 eene Nationale Tentoonstelling gehouden van : A. Houten meubelen, uitsluitend in het Koninkrijk der Nederlanden en zijne Overzeesche Bazittingen vervaardigd, geschikt voor huiselijk gebruik, met of zonder bekleeding, bematting, schilder-, inleg- of verguldwerk of wat dits meer zy. B. Houtsoorten, onverschillig waar die gegloeid zyn, waaiuit zoodanige meubelen wolden of kunnen worden vervaardigd, zoowel in ruwen als bewerkten staat, geschaafd, grpolitoerd, als lijsthout bewerkt of hoe ook. C. Antieke houten meubelen, dia zooveel mogelijk het kenmerk dn>gen van Nederlandschen oorspiong, en kunnen strekken om, door vergelijking van het ouda met het nieuwe, deu kunstsmaak aan te kweeken. Onveiligheid. Totnogtoe hadden de aanrandingen hier ter stede gemeenlijk bij avond en op afgelegen wigen of de eenzame alon-alon plaats. De straffeloosheid die de be» dry'vers ondervinden, en de wetenschap dat de waakzaamheid voor de algemeene veiligheid op alle uren van den dag en alle wegen even gering is als 's avonds op de af/elegen wegen, heeft de schurken de grenzen hunuer werkzaamheid doen uitzetten, en zoo werd Zaterdag morgen, omstreeks elf uur, de zoon van een te Planpitan wonenden schoenmaker, die uit de stad naar huis wilde gaan, op den weg langs het telegraafkantoor, nabij do pakhuizen der Internationale, door vier kerels aangegrepen van welke twee hemde handeu vasthielden en de beid : anderen hem schoon uitplunderdcn, Gelukkig had de jongen niet meer by zich dan achttien duiten. Hij schreeuwde geweldig om hulp, maar zander baat. Er was geen schijn of schaduw van politie in den omtrek. — Eenige uren later, 's middags om 6 uur, werd een Chineesche klontong, die door de Heerenstraat kwam, doar vier kerels, die naast de Sociëteit geposteerd waren, aangeroepen. Hy' naderde hen, en daar zy' hun verlangen te kennen gaven om van hem te koopen, zette hjj zyn marskraam nader en pakte zyne goederen uit. Een der vier schelmen greep een compleet blok lynwaad, rukte het den Chinees uit de handen en ging op den loop, terwijl de drie anderen nabij de kraam bleven in afwachting dat de Chinees den dief zoude naloopen, wanneer zij gelegenheid zouden hebben, de geheele kraam leeg te plunderen. Dit begreep de Chinees ook eu daarom stelde hjj geen vervolging in; hij moest er mede tevreden zijn, op klaarlichten dag in Samarangs hoofdstraat brutaal te worden bestolen.
In de kampong Mlatten had een ijverig koranlezer, Zaterdag avond bijna zyne woning ia brand gestoken. Hy lag namelijk op zijne balé te lezen en had de lamp ter hoogte van zijn hoofd geplaatst, maar was al lezende ingedut. Daardoor zakte zijn hoofd, zoodat de hoofddoek in aanraking kwam met het licht en in brand geraakte, waarvan hy' niets bepeurde. Zijn broeder echter, die hem gezelschap hiald, en nog klaar wakker was, zag het gevaar, sloeg de brandende hoofddoek af en trapte de vlammen uit. Zonder dien broeder was het geheele huis in vlammin opgegaan, daar de klamboe reeds vuur had gevat, van den bran denden destar.
De Javaan Boewang van Bosloe kwam laatstleden Vrydag by' zijn oom te Karang Tenga, in welke buurt juist door den wedono huiszoeking werd gehouden en eene vrouw werd gearesteerd, omdat iv hare woning gesmokkelde opium was gevonden. „Zoo," zeide de bezoeker, „hebben ze deze gearresteerd, nu blijft Pak Silah nog over voor den smokkelhandel." Onder de toehoordeis bevond zich een zoon van Pak Silah, een stevige knaap, van wiens aanwezigheid de prater blykbaar niets wist, maar die hem deze nu spoedig liet merken, door hem by zijn kraag te pakken, met het hoofd eenige malen tegen den muur te duwen en op een goed pak te onthalen. De oom is met deze, zijnen neef aangedane, behandeling gansch niet ingenomen en heeft er by' de politie eene aanklacht over ingediend. Op de passer Pedamerau was Zaterdag een oude man die lombok verkocht en, na zijne waar gedebiteerd te hebben, zyn geldzakje voor den dag haalde, om de ontvangst eens na te tellen. Een kadet die dat zag, slenterde langs den oudeu man heen en ontstal dezen behendig een halven gulden, waarna hy' op den loop wilde gaan, maar de oude greep hem by een been en liep om hulp, die hem niet gewerd. De kadet, die het gestolen geldstuk reeds in den mond had gestopt, waagde het echter niet de mogelijkheid der komst van een oppasser af te wachten, en wierp bet geld neder, waarop de ander hem losliet en hij de vlucht kon nemen. Aan boord van het stoomschip John Brammall embarqueerae.i heden morgen ongeveer 800 militairen, uit de verschillende garnizoenen dezer afdeeling gelicht, en bestemd tot aanvulling der bataillons te Atsjin. Bijzondere plechtigheden of meer dan de gewona militaire fomaliteiten hadden bij dat vertrek niet plaats. Slechts ecu paar officieren waren aan de iaschepingsplaat» tegenwoordig. Aan Ni bok mas Hadjie Elias, weduwe van den te Atsjin overleden Hadjie Mohamad Elias, is door de Regeering een levenslangen onderstand toegekend van / 75 's maands.—. Per Jason, die heden middag ter reede kwam, arriveerde, onder anderen Majoor Cavaljé. Volgens een vroeger door ons gepubliceerd telegram uit Siugaporo, vertrok hy' met eenige andere zieken per Kroonprins uit Atijin; h|j kwam Zaterdag te Batavia aan.— Behalve die hoogst verdienstelijke officier en de dappere kolonel Wiggers v. Kerchem, kwamen nog een twintig zieken en verminkten hier aan. Zy' maakten, op hun krukken voortstrompelende of door hun overige wonden, een treurigen indruk. Voor hen echter, voor die dapperen die hun gezondheid of eenige ledematen den lande hadden opgeofferd, was geen hartelijke ontvangst bereid : geen enkel officier, ambtenaar of burger was er om hen welkom te heeten; geen enkel transportmiddel zelfs was er, om de zieken die in de barre zon landden, te transporteeien.—
Men verzoekt ons de aandacht der politie te vestigen op den weg langs de nieuw gebouwde stallen voor de posterij, alwaar, in stry'd met de bestaande keur, uitgevaardigd door den resident van Samarang in April 1869, zich eenige warongs en woonhuizen hebben gevestigd van de bewakers der pakhuizen, behoorende tot de toko's in de Hoogendorperstraomstraat. Uit de afdaken, welke het dien bewakers schijnt vergund te zyn, ''s nachts tot beschutting tegen het ruwe weder op te slaan, zijn allengs csmpleete bamboewoi ingen gegroeid, bewoond door geheele families, die daarin warongs houden en waarin dag en nacht vuur wordt gastookt. Een kleine onvoorzichtigheid kan in die hutten btand doen ontstaan, waarbij het gevaar voor de pakhuizen en voor alle woningen vai dat geheele blok groot is. En dat te meer, omdat op korten afstand van daar ongeveer 150 vaten taer liggen, buiten de limiten van het pakhuis waarin zij behooren, en aan weke, zoo er eenmaal vuur aankomt geen poging tot blusschen baten zal. Bamboezen opstallen met alang-alang of atapdekkiog mogen niet binnen de stad worden opgericht, warongs magen niet zonder speciale toestemming van de politie worden geopend, vaten met teer behooren niet op den openbaren weg te worden gedeponeerd. Al die afwijkingen van de goede orde zyn echter in het door ons aangeduide gedeelte dei Zuiderwalstraat te vinden, en de politie zal een goed wnrk doen, door een en ander te doen opruimen.—