Is vertrouwen op de bekwaamheid der bekwamen en op de eerlijkheid der eerlijken eene soms laffe gedweeheid, eene blinde onderwerping aan het gezag? Is moed om door te tasten, ook al kunnen zich eenmaal omstandigheden voordoen, die weder andere handelingen zullen eischen, soms overmoed ? Wie durft zoo iets in ernst beweren? Immers, indien dat zoo was, dan zou de zelfstandige middelmatigheid den prijs erlangen boven het verstand, dat zich de bekwaamheid vau anderen tot leidsvrouw kiest; dan zou een angstvallig stilzitten, een eeuwigdurend tobben en schommelen de hoogste staatsmanswijsheid wezen. Men heeft, en terecht, de deugden geroemd van het muntstelsel, dat tot nu toe in Nederland bestond, voordat de veranderde omstandigheden een wijziging noodig maakten. Maar zou men ooit dat stelsel hebben bezeten, indien de Staten-Generaal van 1847 hadden geweigerd, om den dubbelen standaard door den zilveren te vervangen, „omdat zij niet wisten, of niet te eeniger tijd door verandering van muntstelsels in andere landen, die standaard zijne deugden zoude verliezen ?" En wat heeft men thans in de Kamer gedaan ? Men heeft er in geroemd „geen specialiteit" te wezen, en tevens verklaard, dat men „overigens voor deskundigen bevreesd was". Men heeft zelfs durven vragen, of op het advies van sommige leden der Staatscommissie soms hunne betrekking tot de Nederiandsche Bank, dus hun belang, van invloed was. Men heeft geëischt zekerheid, dat de depreciatie en de schommeling in waarde, waarmede het zilver wordt bedreigd, de beide oorzaken, welke dit metaal voor geld ongeschikt maken, altijd en op den duur, misschien eeuwen lang zullen bestaan. Ziet, daarom noemden wij de behandeling der muntwet eene taak, wejke de krachten der Tweede Kamer is te boven gegaan, omdat die Kamer getoond heeft de moreele krachten te missen/zonder welke zoo gewichtige vraagstukken niet kunnen worden opgelost. Maar juist omdat het moreele krachten zijn, welker zwakheid wij moeten betreuren, daarom is die zwakheid zulk een bedroevend verschijnsel. Gebrek aan kennis kan worden aangevuld door studie of voorlichting, maar waarde moeden het vertrouwen ontbreken, zooals wijze straks omschreven, daar is geen aanvulling mogelijk, daar ontbreken de grondzuilen van het constitutioneel regeeringsstelsel. Is het ooit de beteekenis geweest van den parlementairen regeeringsvorm, dat het geheele Parlement zou wezen eene verzameling van mannen, allen bekwaam in economie en rechtswetenschap, geneeskunde en waterstaat, defensiewezen en koloniale politiek? Is dat de beteekenis, heft dan onmiddelijk dien regeeringsvorm op. Stelt dan aan het hoofd der staten een staathuishoudkundige, een rechtsgeleerde, een militair, een ingenieur, een geneesheer en een koloniale specialiteit, en laat elk van dezen over een tak van staatsbestuur met absolute macht heerschen. Neen, een parlement is iets anders. Het is de wachter voor de belangen des volks; het is het orgaan, dat aan de overtuigingen, welke in het volk dikwijls onbewust leven, woorden geeft; bet is de waarschuwende stem, welke er voor zorgt, dat hetgeen anders misschien verborgen zou blijven, de aandacht trekt; het is de raadgever, die met zijn eigen kennis voorlicht, waar hij kennis bezit. Maar het mag niet worden de remmer, welke allen voortgang, ook al bevelen de bekwaamste mannen dien aan, angstvallig tegenhoudt, omdat hij het, onkundig als hij is, toch zekerder acht, niet vooruit te gaan. Inderdaad, wie niet voortgaat zal niet struikelen. Dat is zoo. Maar wie niet voortgaat, zal door de omstandigheden, welke hem inhalen, worden omvergeworpen, indien hij nietreeds.is ineen gezakt en vóór dien tijd nederligt. De gevolgen van deze gebeurtenis kunnen ernstig zijn; niet enkel de economische, maar misschien nog meer de politieke. Ongetwijfeld immers heeft het geloof aan de deugdelijkheid der constitutioneele instellingen een nieuwen »lag gekregen. Het volk wordt moede van al die zwakken. Dit tooneel van verslapping _au ]_et niet langer aanzien. Het volk is aesthetisch, het wil krachtige figuren zien, krachtig in hare overtuiging, krachtig in haar handelen. Kan de vertegenwoordiging 2ulk eene figuur niet wezen, omdat het haar ontbreekt aan vertrouwen en moed, dan zullen misschien onder het volk wenscheu gehoord worden naar de verschijning van absolute regeerders, welke het Parlement in naam laten voortbestaan, maar er een werktuig van maken, dat alleen door hunnen wil wordt voortbewogen. Wij gruwen van zulk een vooruitzicht en toch de weg, dien men thans inslaat, al is hij nog lang, voert er eindelijk heen. Dat verhoede God! want het zou een aller droevigst gezicht wezen, het graf der vrijheid gedolven te zien op den Nederlandschen bodem, waar de wieg der vrijheid heeft gestaan. Maar de toestand is ernstig. Eene volksvertegenwoordiging, welke de zedelijke krachten mist voor de degelijke behandeling van een ontwerp als deze muntwet, is doodelijk ziek. „Is er dan geen balsem in Gilead ?" Me. v. H.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 17-04-1874
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 17-04-1874
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 89
- Jaargang
- 23
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Boven de krachten.
In 't land. van den hongersnood.
A fortnight in the famine country L Triendof India March 19. The Bengal Famine. Sat. Ree. Febr 21. Börne z;gt: Sedert Pïthagoras voor de ontdekking van zijn theorema den godeu eenige ossen otterde, sidderen de ossen, zoo dikwijls een nieuwe waarheid aan 't licht komt." De uitdrukking is hard, maar verzacht haar, en voegzaam wordt weergegeven, wat ieder dagbladschrijver, die zijn domicilie juist niet bij het wierookvat kiest, te zijner tijd verwachten moei. De Friend of India heeft het ondervonden, toen zij de tijding, dat er hongersnood zou komen in Bengalen, deed hooren, totdat zij verstaan werd. Het was een leugenblad, schreeuwden zij of lieten zij schreeuwen, die door het verbloemen der waarheid hun belang meenden te dienen. Kon één beschuldiging onhandiger zijn? De Friend of India is zonder eenigen twijfel een der meest gelezen van de vele bladen, welke de pers van Britsch-Indië in de wereld zendt, en te beweren dat ergens een blad op den duur zijn concurrenten door leugens verdringen kan, is het publiek verwijten, dat het er genoegen iv vindt, om zich dag aan dag door een publicist te doen bedriegeu, is een monsterachtige ongerijmdheid alzoo. De Friend of India verhaalt thans, wat ieder reiziger, die het oostelijk gedeelte van Bengalen doortrekt, waarnemen kan. Drie honderd mijleu ten westen van Calcutta is aan de Ganges de plaats Bahr gelegen. Dat is een der poorten, waardoor men een door honger geteisterd district binnen treedt. Het district zelf heet naar zijn hydrographische ligging ■— ten noorden van den Ganges, ten oosten van de Gogra en ten westen van de Kosie — Tirhoot, of het land der drie rivieren. De bevolking bedraagt daar acht millioen zielen. Haar toestand getuigt van verwaarloozing. Als de bakermat van het Hindoeïsme nog altijd gevierd, verdient het tevens als het stiefkind van Bengalens regeering beklaagd te worden. Maar het verzuim, waaraan zich de bestuurders hebben schuldig gemaakt, is en wordt door een tweehonderdtal Engelsche, of liever Schotsche, mdustriëelen zooveel mogelijk hersteld. Jaarlijks levert de grond door hun zorgen een productie van meer dan 50.0Ü0 maunds of 2000 Eng. ton indigo, een waarde van 12 millioen guldens vertegenwoordigende, en daardoor wordt der bevolking een middel tot ruime voorziening in haar levensbehoeften verzekerd, alsmede bescherming tegen gebrek. In de moeilijke dagen van 1866 had Tirhoots van niemand anders dan van de Europeesche industriëelen hulp te ontvangen, en de industriëelen hebben geholpen, al moest ook meer dan een hunner zelf door den toenmaligen hongersnood te gronde gaan, en in 1874 zullen zij, een enkele uitgezonderd, denzelfden plicht betrachten, zooveel de, helaas! te beperkte krachten veroorloven. De particuliere nijverheid is ook Tirhoots steun en roem. Te ontzaggelijk intusschen is thans de nood van Tirhoots, dan dat die door de planters te bezweren zou zijn. Vooral de noordelijke streken hebben eeD zware proef te doorstaan. Twee millioen menschen worden tegenwoordig reeds onvoldoende gevoed, en voordat de regen hoop geeft op een volgenden oogst, zal het bestuur vier millioen inlanders te onderhouden hebben! Wanneer men van het Zuiden, van Hadsjipore, uitgaande, het district doorkruist, neemt men de eerste teekenen van den hongersnood te Mozufferpore waar, en vanhier vaar Durbhunga trekkende, vindt men den toestand hoe langer hoe ellendiger. Te Durbanghu bij voorbeeld hebben meer dan 50000 menschen geen andere levensmiddelen, dan het inlandsche hoofd, de Raj, en de Regeering hun toewijzen. Stel, zegt de Friend of India, zooveel als u goeddunkt op rekening van bedrog, ondank, of wat ook de hardvochtigste scepticus aanhalen of verzinnen kunne, gij kunt niet verhelen, dat er dagelijks, en hoe langer hoe meer, een ellende geleden wordt, die het hart doet ineen krimpen. En, beweert het genoemde blad, vergeleken met Buheyra en Puudout is Durbhunga nog een land van overvloed! Bijzonderheden dienaangaande zal de Friend of India later beschrijven. We zullen ook daarvan het belangrijkste hier mededeelen. Misschien zijn op het tafereel, door de Friend van den toestand geleverd, hier en daar te schrille kleuren aangebracht; misschien vertoont het volgende artikel hetzelfde gebrek nog duidelijker, maar dat er in het land van Bengalen millioeneu menschen worstelen met den hongersnood, is thans niet meer te loochenen. Er wordt nu door velen gevreesd, dat de ramp ook het oostelijke gedeelte van Oudh zal treffen. Den omvang te bepalen waagt niemand, vermag niemand. Een hongersnood schrijdt, om met de Saturday Review te spreken, even als een brand vervaarlijk snel voort. Hooge prijzen in de eene week -.orden schaarschheid in de andere, en hongersnood acht dagen later. Eere zij intusschen den particulieren, wier weldadigheidszin reeds duizenden ponden sterling voor de noodlijdenden beschikbaar stelde! Lof zij ook der Regeering! Zij moge niet volkomen tijdig opgetreden zijn, en in de keuze der middelen hebbe zij nu en dan misgetastde Friend of India, die zoo menigmaal haar te kortkomingen verweet, moet toch tot haar lof nu getuigen, dat, zonder haar, ieder van de duizenden uitgemergelde ingezetenen van Durbhunga het lot ondergaan zou hebben van het millioen menschen, dat in Orissa te gronde ging, en van de meer dan een millioen natuurgenooten, wier beenderen verstrooid werden over de wildernissen van Rajpootana en Bundelkund.— 440.000 ton rijst heeft de Begeering reeds bijeengebracht.—
Samarang. Maanstand gedurende de maand April.
Eerste kwartier ... 28 April.
Atsjin.
Ten vervolge van het voorkomende in de Javasche Courant van den 7den dezer wordt hier alsnog uit het journaal van den Opperbevelhebber der 2de expeditie tegen Atsjin het navolgende medegedeeld: 16 Maart. Volgens berichten uit de bovenlanden zoude Iman Tonoem nog niet naar zyn land zgn teruggekeerd, omdat hij aangehouden wordt door Iman Longbattah. Luideas diezelfde berichten was Tokoe Baik van VII Moekims (Toenong) naar zijne kampong teruggegaan en had hij geweigerd langer te strijden, wanneer hem de 8000 dollars, door hem aan oorlogskosten uitgegeven, niet werden gerestitueerd. Panglima Polim zou zich thans weinig met de zaken bemoeien. Iman Longbattah alleen zou de bezielende man der oorlogspartij zijn. 17 Maart, last werd gegeven, om op den velgeeden dag naar Padang te doen vertrekken de Koningin Sophia met 2 officieren eu 300 miuderen (zieken); hierdoor zullen 2 ziekrnbar.kken ledig komen, en overgebracht kunnen worden naar Kotta-Radja, waar d<> werkzaamheden zeer goedj'orderen; reeds twee Amboineesche en eene Europeetche compagnie hebben de nieuwe troepen-barakken betrokken Met het plaatsen der paKssaderiag om de redoute Penajoeng was een begin gemaakt.. 18 Maart. Last weid gegeven, om het rechterhalf 14de en bet rechterhalf 9de bataillen van standplaats en van brigade te doen verwisselen; het eerste was te Kotta-Radja bij de 2de brigade; het laatste te Ptnajoeng bij de 3de brigade. Dit moest geschieden, ten einde de troepen die van Java verwacht worden, en die bij het 2de en 9ie batailhn zullen ingedeeld worden, dadelijk te Kotta-Radja, waar het gezonder is, te kunneu legeren. Door den Assistent-Resident Kroesen werden de volgende berichten ingewoLen: Een man van IV Moekims had de tijding gebracht, dat er 80 tnau VBn Tonoeti per sampan te Kroeng zyn aangekomen; verder, dat er 300 man van Gajoh (binnenlandsche stammen) te Telok-Kroët bijeen zijn, en voor den overvoer per sampan in besprek zijn net Tokoe Nja-Ageh te Daja en dat er ook volk van in aantocht, zou zijn. van Tokoe Nja Abas en Tokoe Kali werd niets vernomen. Tokoe Badja Pakik en Tjoet Laliq bev.-ndtn zich met 200 man van Pedir en Merdoe te Messigit Kajoe-abang, oostwaarts van kampong Pinang. > an Pedir was bovendien neg aangekomen zekere Toag- Koe Tiro, etn Oelema (schriftgeleerde), met circa 60 man. ZÖ hielden zich te Lemboe op. Men zeide, dat het volk der XXVI Sagi nog geenszins .enei.d is tot onderwerping 19 Maart. Een der hoeloebalangs van het district VII Moekims (Sagi XXII Moekims) heefr, zijn tjap in blanko (volmacht) gezonden met de boodsebap, dat hij rich wenscht te onderwerpen, en dat hij ook bereid is in het bivak te komen, maar eerst een briefje verzocht van Sidi Thair hetgeen hem verleend werd. E^n Atsjioees, die zwaar gewond, zich by de voorposten had aaDgemeld, verklaarde die wonden van het volk van kampong Poengei te hebben ontvangen: Hij ziide, dat het volk van XXVI Moekims, dat aan de 'kust of langs de Koewala Bi
UIT DE BATAVIASCHE BLADEN VAN MAARDAG:
— Daar schijnen zonderlinge dingen te zullen gebeuren b|j de ontvangst van de troepen nit Atsjin. Niet alleen dat men reed* aan den Boom hen ook door dames wil laten ontvangen, dat men door dezen bloemen wil laten strooien op hun pad (daar is iets eigenaardigs, iets klassieks in het omkransen van de-n overwinnaar door teedere meisjeshanden), maar men beeft ook het plan bij de op het Waterloopltin aan de troepen te geven feesten de rol van marketentster te doen verrullen docr jcnge dames. Nu van twee dingen één: of de soldaat zal, getroffen door zooveel lieftalligheid, opgetogen door zooveel schoonheid, in de meeste bedaardheid het hem toegedachte nuttigen, en dan vermaakt nij zich stellig maar half, of hij zal zich amuseeren, zooals hij dat gjwoon is, en dan is hij dcoreengenomen, minder gewenscht gezelschap voor „onze dochters." Men schijut het laatstgestelde geval te vreezen, en daarom is het plan gemaakv, om bij elke twee jonge meisjes twee getrouwde dames te plaatsen, dat viouwelijk viertal te doen oppassen door twee officieren, en het geheel onder de hoede te stellen van een schildwacht. Door die toevoeging alleen wordt het geheela plan reeds voldoende gekrtalificeerd, en dunkt ons, afgekeurd. Mocht dit echter overhoopt tot uitvoering komen, dan raden wjj de deelneemsters in gemoede aan er nimmer melding van to maken iv correspondentiën met bekenden in Holland, vooral niet wanneer die in Harderwijk wonen. Het idyllisch karakter van het feest had men nog willen verhoojgen door de dwangarbeiders, die te Atsjin zijn geweest, op volksspelen te onthalen Het is even dwaas, als wanneer men in Holland op de binnenplaats van een cellulaire gevangenis ein kermis zou gaan organiseeren tot belooning voor goed gedrag. Toch schijnt het, dat het betrekkelijk voorstel door de kommissie zou zijn aangenomen, wam.eer niet de Resident de geestdrift had getemperd door de meêdeeling, dat de uitvoering onmogelijk zou kunnen worden toegestaan. Bat. H. B. — Een paar dagen geleden viel een Europeaan, terwijl hij in de buurt van Meester-Cornelis 't nachts aan het jagen was, uit een boom, en brak een hand. Men vervoerde hem naar het Militair-Hospitaal alhier, doch daar kon men hem niet opnemen, omdat hg geen certificaat van onvermogen had, en geen borgen voor zijn verplegingskosfen, en zoo werd hij ergens in kampong Kwitang gedeponeerd. Vervolgens vervoegde men zich te Meester bij den Bchout, die belanghebbenden verwees naar den waarnemend-assistent, te Batavia woonachtig. Van dezen ontving men een certificaat van onvermogen, dat ook door een der etadsgeneesheeren werd geteekend. Van dit stuk voorzien bracht men 's middags half vijf den lijder, die inmiddels naar Meester was gevoerd, en nu Tan daar werd teruggehaald, Laar het Militair-Hospitaal, doch nu Week het, dat het certificaat niet behoorlijk was ingevuld: ook nu had men dus de opneming moeten weigeren, doch gelukkig had zich onderwijl te Meester iemand schriftelijk borg gesteld, die gaarne als zoodanig werd aangenomen, zoodat de gekwetste naar de ziekenzaal weTd gebracht. Nauwelijks echter was hij daar op een legerstede neergelegd, of hg stierf. Wij wenschen niemand een verw(jt te doen, begrijpende dat veel aan een samenloop van cngelukkige omstandigheden geweten moet woiden, doch wijzen er op, dat men bij behoorlijke verpleging in den regel niet sterft aan een gebroken hand. Wanneer b. v. den Schout te Meester bevoegdheid was gegeven tot afgifte van certificaten van onvermogen, dan had de opname in het Hospitaal spoediger kunnen plaats hebben, en de thans doode ware behouden gebleven. Eveneens, wanneer b.v. de officier van de wacht in het Hospitaal bevoegdheid had, in urgente gevallen iemand op te nemen, zonder dat het zeker is, of de te maken kosten wel zullen worden vergoed. Zoolang men gewoon is in het leven dat leven zelf als bet hoogste goed te beschouwen, is het wel de moeite waard maatregelen te nemen, die sterfgevallen als het bovenvermelde kannen voorkomen. (Bat H. B.) — Zaterdag overleed te Batavia de majoor der infanterie W. A. J. J. Kraal, die kort te voren uit de Molukkén was aangekomen, ten einde naar Sumatra te vertrekken en daar in de koelere streken herstel van gezindheid te zoeken. Deze verdienstelijke hoofdofficier mocht echter zijne nieuwe standplaats niet bereiken, want de ziekte, waaraan hij leed, nam in hevigheid toe en sloopte spoedig zijne laatste krachten. Gisteren werd het stoffelijk overschot met militaire honneurs ter aarde besteld. Generaal de Brabant en verscheidene hoofdofficieren woonden deze treurige plechtigheid bij. — Gisteren middag is ter reede van Batavia aangekomen het stoomschip Bahla, van de maatschappij Java, den 26 Februari van Nieuwediep via Suez-ka.aal herwaarts vertrokken. Met dezen bodem wordt tevens aancrevosrd het standbeeld van Jan Pieterszoou Koen.
— Van het detachement, militairen, dat dezer dagen met het stoomschip Koning der Nederlanden aankwam, zgn reeds eenige manschappen overleden en daarenboven vele andere ernstig ongesteld. — Generaal Verspijck heeft in gewenschten zin beslist op het verzoek van den heer Petz, photograaf albier, om het portret van den generaal (kabinet- formaat) verkrijgbaar te stellen, en de opbrengst te doen strekken ten voordeele van de achtergebleven behoeftige weduwen en weezen der voor Atsjin gesneuvelde krijgers. De portretten zullen spoedig gereed zgn. Ook generaal van Swieten heeft den verkoop van zijn photograliscli beeld toegestaan. — Naar wij vernemen is door den heer van Arcken een prachtig album vervaardigd, dat door het Europeesch, Inlandsch en Chineesch personeel van het residentie-bureau, voorzitn van hun portretten, gisteren den assistent-resident der politie is aangeboden bg gelegenheid van ZEdG. aanstaand huwelgk. Twee kommandanten weigerden aan deze vereering deel te nemen, daar zij voorgeven, dat het strgdig is met het geloof in den Islam. — Het stoomfregat Zeeland, behoorende tot het blokkade-eskander te Atsjin, niet in staat zijnde langer eenigen dienst te verlichten, wordt door het transportschip Soerabaia naar Batavia gesleept, ten einde aan de werf te Onrust te wotden opgelegen. — Eergisteren bad een employé der firma L. &. Co. het ongeluk, ter hoogte van den Kleinen Boom, ƒllOO aan bankpapier te verliezen. Totnutoe wordt te vergeefs naar dat geld gezocht. — Met verzekert ons, dat voor den Tramway een huurder o-evonden is. Zijn naam is nog onbekend. Als huurprijs wordt genoemd de som van/ 10,000 's jaars. — Iv eene vergadering van belangstellenden te Buitenzorg. verleden Vrijdag gehoulcn. is voor nagenoeg ƒ 3000 ingeschreven tot bestrijding der kosten voor de ontvangst vin den generaal Van Swieten. Bij die som zal het nie blgven, voorziet men. Het over;chietende wordt gebruikt tot stichting van een Van Swietenfonds, ter ondersteuning van gebrekkigen of van weduwen en weezen van gevallenen iv den strijd met Atsjin. Veb_et_bino. Door een verschuiving van een der regels in de laatste kolom is een zeer groot gedeelte der exem platen van de gisteren door ons verspreide lijst betrelfende de dooden en gewonden bij de expeditionnaire troepen foutief geworden- Dat er een fout was, zai den lezer, die weet dat het overlijden van officieren teleirr afisch, weken vóór de uitgifte der lijn, werd medegedeeld, duidelgk zgn. Ten overvloede ontvangt heden ieder onzer abonnés een nieuwe, herziene lijst. Telegrafie. Op de Turksche lijn aan gene zijde var Bagdad is storing ontstaan. Ook langs de Siberische lijn is de gemeenschap, wegens door overstrooming aangerichte vernielingen, verbroken.— Het feest, gisterenavond ter herdenking van de omtrekking van Djagaraga in de kazerne van het 7de Bataillon gavierd, heeft bgna een menschenleven gekost. — Hei was den inlandschen soldaat bij die gelegenheid vergund om kaart te spelen, en ook eenige inlandsche burgernamen daaraan deel. Het was daarbij, dat een Boegineesch soldaat met een „vrijman" in twist en weldra handgemeen geraakte, waarbij de eerste een grooten steen opraapte om zijn tegenstander daarmede de hersens t. verpletteren. Deze ontweek echter den slag, en oogenblikkelijk daarna werd de soldaat door zijne krrjgsmakkers aan gegrepen en onschadelijk gemaakt.— Militakia. Wat mag toch de reden zijn, dat de aan voerders eener expeditie er niet aan denken, om bg hun aanvragen om voedingsmiddelen ook het verstrekken van gedroogde soepgroenten of van groenten in potten op te nemen? — Voor de gezondheid der te velde zgnden zou met die groenten eea alleszins dienstig voedsel te verkrijgen zijn.— Laïtdbotjw Congkes. Met veel genoegen vernemen wij, dat een belangstellend landelijk ondernemer uit denOosthoek de aanzienlijke som van duizend gulden heeft beschikbaar gesteld, tot ondersteuning der kas van het Ilde Indische Landbouw-Coogres. — Mogen velen, zij het ook voor een minder groot bedrag, dat voorbeeld volgen! Bl_Ngenbe_t. Gisteren morgen ging een inlander uit de kampong Dargo bij den spoorweg visschen en was weldra zeer verheugd te bemerken, dat bij viseh in zijn korf had. Bij nader onderzoek ontwaarde hjj echter, tot zijn niet geringen schrik, dat hij met een slang, in _ laats var met een visch te doen had, die, terwijl zjj met den staart nog tusschen het vlechtwerk van den korf vaszat, den visscher in den voet beet en zoodanig vasthield, dat zij sleehta met moeite was los te trekken. De man spoedde zich terstond naar huis, om de hulp van doekoena in te roepen, doch dit bleek reeds te laat te rijn. Zijn hals zwol weldra «terk op, zgne tong werd groen van kleur en na verloop van weinige uren was hij een lijk.