KOFFIE, ge"*)"» bereiding. I Nominaal, tonder afdoeningen SUIKER No 14/14,50—0 p levering, voor speciale nummers geboden INDIGO, ƒ 3,25 _. ƒ 4 40; superieure qual. enkele centon hooger KO-HI'IDEN, !• Soort. / 70, per kodie, | , BUFFEL „ 1' Soort. / 0,23 per pond, | "er *cnau" EUSI' Java 1' Soort, f 1 50 —2e »oort ft roor consumptie. KLAPPER OLIE, / 23.— KAIV*NG OLIE, f 21.— ROTTING le kwal. /13i. 16 per picol. | h h 2e , ƒB,l . 9 do. do. | ,co"racll Wisselkoer» op Holland 6 md. dato IOO'/j _ 101%. Faktorij pari
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 30-04-1874
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 30-04-1874
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 100
- Jaargang
- 23
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Handelsberichten. S4MARANG, den 30 April 1874.
Scheepsberichten. VERTROKKEN.
SAMARANG, 29 April. Engels.h. Stoomer John Bramall, kapt. Hood, naar . atavia; üngelsche brik Laughing Wave, kapt. F E. Sharv, naar Fremantle; Ned. lnd. schoener Elizabetb, kapt. Hadji- Moh_mad IJaasre, naar Bandjermassin.
Rechterlijke Ambtenaren voor Indië.
1.
Het ia een opmerkelyk verschijnsel, dat by de jaarlyk_chc toename van h.t ar u'al .tudeereuden iv de rechtsgeleerdheid aan de veitcbillende hoo.eecholeu, het aautal d r metsurs in de rechten, die geuegtn zijn om hun loopbaan iv Ned. Indië te beginnen, riet evenredig aangroeit, j_r ze.f* afne. mt; te meer nog wekt dit bevreemding nu jui-i vaar te lande teu gebelgd van ver-cbilieiiüe reojgnnisa iën ttn krima_e.de bth.efie bestaat a .c jeugaige reent.-geiee deu. Wa __ag toch wel de oorzaak zyn. vraagt meu, vau die aarzeling of t.gcnriu bij zoovelen die ia onz ovemesebe: bezittingen zu.k ecu . an„eua_ien eu eervolleu weikkring zoude., kuunen vinden, terwyl het oveibekend is dat het vuur juristen da_.elyks moei ijk.r wordt in het vaderla_d praktyk of de een of and-re lucratieve betrekking te verkrijgen. Ook de Regeering schjjnt in de laatste jaren naar een op'osriug van die vraag te zoeken. Ook zy schijnt te begiypeu, dat er wel gewichtige en gegronde bezwaren moeten nestaan voor velen om zich by het kader der rechteriyke Indische ambtenaren aan te sluiten. Loff.lyk is zeker het streven van den Minister van Kolcniëa, wanneer bij tracht door weikelyk gunstige voorwaarden den Gouverneur-Generaal het vereischte aautal meesters in de rechten voor de behoef.en vau den dienst te bezorgen. — De gtgadigden die zich door dergelyke beter aannemelijke voorwaarden onverwachts de gelegenheid zien geopend in lndischen staatsdienst te treden, zullen althans aanvankelijk den Min. dankbaar zyn, en by' het Departement van Justitie te Batavia zal bierdoor wellicht ten einde komen aan het aanhoudend uitstellen van noodzakelijke hervormingen, die by gemis van personeel niet ingevoerd konden worden. Maar van den anderen kant mag het betwijfeld worden, of de tijdelijk door den Min. van Kol. vastgestelde gunstige bepalingen overeenstemmen met de billijkheid en rechtvaardigheid, en of de belangtn van de tegenwoordige leden dor rechterlijke macht in Indië en de rechtszekerheid voor de rechtzoekenden door de onlangs afgekondigde Koninklyke besluiten van 12 eu 23 Febr. 1874 voldoende ziju behartigd eu gewaarborgd. De kundigheden, die werden geëischt van de Indische burgerlijke ambtenaren (die voorde Hechter!. Macht daaionder b grepen), zyn by Kon. besluit vau 10 Sept. 1864, bt. »°. 93, onder het eerste bestuur van den tegenwoordigeu Minister van Koloniën op een nieuwen grondslag gevestigd. Van dat tydstip dagteekent e-n geheel nieuwe orde van zaken voor deze aangelegenheid. In een vijftal vakkeu moesten de candidaten blyken geven van genoegzame keanis. Vaa die vasken wareu er enkele I epaald verplichtend, audsre, inzonderheid de Indische talen, konden, ter keuze van den caudidaat, door hem verplichtend gemaakt worden. _-ch dit stond vast, dat in vyf vakken een voldoend examen moest zyn afgelegd, om een diploma van lnd. Ambtenaar te kunuen erlangen. De gescni.denis, de land- tn volkenkunde, de staatsinstellingen van Ned. Indië behooïdin tot de erste categorie. Eet Mohamedaansch recht en deze of gene Indische taal wareu vervangbaar door een deigelyke taal, het Italiaanse!) boekhouden en landmeten. Zy die prys stelden op ecu pl«at«ing op Java, bepaalden hun keuze inzonderheid ep het Javaansch. De meerderheid evenwel, meer waarde hechtende aan de kennis van ecu taal die dóór <_en geheelen L.oi.chen Archipel gespreken wordt, beffende ___£ Maleisch. Al wa. dus by die regeling aan de examinandi zekere vrijheid gelat.-n *oor hun smaak, of aan de minder vlijtigen te_ getegeuh.id verschaft om door de keuze van de minst moeilijke vakken hun rtussite meer waarschynlyk t. maken, toch was da-rby een vry gelijke maatstaf aangenomen voor de kundigheden die vaa alle lnd. ambtenaren werden geëischt. Htt ligt ui.t iv onze bedoel;ng de menigvuldige wijzigingen na te gaan, die voornam lijk in de laatste jaren zijn gebracht iv de omschrijving dezer vakken. Wy er kennen het gaarne: Veel is verbeterd; oorzaken van gro.-: te onbil ijkheid en onrecUvaardigheid zijn weggenomen; aaa vele opmerkingen en klachten, door de ervaring s/uaedaan, is een welwillend oor verleend. Vooral mei ■betrekking tot het Reglement, houdende bepalingen omtrent de wyze waarop dit examen werd afgenomen, ma* I dit geze^ worden. Doch erkennen wij dit alles volmondii en verheugen wy er ons over voor het tegenwoordige, toch kunnen wfl ms met ontveinzen dat ket «v oarerklaarbaar voorkomt hoe de Minister heeft kunnen besluiten de steeds opgevoerde en met klimmende gestrengheid afgenomen examens plotseling te herleiden tot een minimum van kennis, dat, vergeleken met het verledene, de vraag viettigt of men voortaan wel zal mogen spreken van „examens voor Rechterlijke Ambtenareu in Indië." De lezer oordeele zelf. Wat toch is geschied? Van de vijf vakken bovengenoemd zijn er drie, de geschiedenis eu de land- en volkenkunde van Ned. Indië en het Mohamedaansch recht, geheel geschiapt van de lijst. Ecu voldoen! afgelegd examen in de beginselen van de Jaraansche taal en van de staatsinstellingen van Ned. Indië zal voortaan aan meesteTS in de Rechten het diploma ver.chaff.n van rechterlijk lnd. ambtenaar. Twee vakken in plaats van vijf, en van die twee vakken is geen volledige k.avis meer noodig; deze wordt nu als ballast over boord aeworpen; voldoende kennis van de beginselen is alles wat g. ëischt word. Men kan dus gcru3t stellen dat het vroeger zooveel omvatiende en zoo scherp afgenomen exameu vijfmaal meer tijd, iuspunning, studie en geld vorderde dan dat hetwelk de Min. van Koloniën aangekondigd heeft in Juui en October a. s. te zuütn doen houden. Is het niet alsof de Heg. zegt; „Voor u, volgelingen van Themis, opent zich op eenmaal een onverwachte schoone toekomst. Alwie maar lust ueeft melde zich aan; de Regeeriug zit in verlegenheid. Vreest niet langer voor het vroeger velen afschrikkende examen. Het is thans meer schijn dan werkelijkheid. Wij vragen slechts het allervooinaamste van de lnd. staatsinstellingen en enkel beginselen van de JavaanscLe taal. Het is niets in vergelijking van vroeger. Durfi g\j het niet wagen in Juui, welnu, wat nood, wij zullen in October u nogmaals gelegenheid geven om dit .chijnexamen af te leggen. Eu omdat wij uw werken boven verdiensten wille, beloonen, zeggen wg u zesmaal grootei gratificatie *oe dan wy hebben uitgereikt aan hen, van wie wij minstens vijfmaal meer hebben gevorderd, en bovendien kunt gü bij voorkeur op een plaatsing op Java hopen, terwyl uwe zwaarder beproefde, doch minder bedeelde voorgangers ook voor de Buitenbezittingen bestemd blijven." Die schoone oproeping, die heerlijke voorspiegeling, welke niet letterlijk, maar naar den zin volkomen zijn op te maken uit de heide Kon. besluiten v_n 12 Febr. 1874, Sibl. No- 19, en 23 Febr. 1874 No 16, kunnen onze goedkeuring niet erlangen. Na een foort van spiegel-examen cal nn feitelijk een diploma wordeu uitgereik. aan enkelen, die van de geschiedenis van Indië, van de ontwikkeling zijn.r bewoners, van de eigenaardigheden des lands, van god-dienst, zeden en gewoonten geen wezenlijk bl\jk van kennis hebben gegeven. En toch zullen zij in Indië gelijkgesteld worden met, ja hoogstwaarschijnlijk voorgetrokken worden boven hen, van wie dit eu zooveel meer met gestrengheid was gevorderd. Is dat billijk, doelmatig, wenacheljjk.
De onlangs genomen maatregelen tot wy.iging van de dusver geldende bepalingen voor de benoembaarheid tot rechter ljj_ amteuaar in Indie zyn — zoo luidde onze conclurie—nocu billijk, noch do.l matig, noch wenschelyk.
V\y w_teu wtl dat niüt alle deskundigen er zoo over dtnkeu. Er zyn er die iv d« kennis vun een weinig Ind'sch staatsrecht en een weinig Javaau.ch een voldoend equivalent vindtn voor het gemis van land tn volk, maar vergeten zy, die zoo byzonder veel hechten aan de Javaansche taal, isi.t dat de behoefte aan rechteriyke ambtenaren irie' alteen bestaat op Midden-Java? De afscheiding van r.cbte: lyke en administratieve macht is in beginsel voor geheel Java vastgesteld. Iv Midden-Java wordt Javaansch, iv het Westen Soendaneesch en in het Oostelyk gedeelte Madoeroesch gesproken. Waaraan deze preferentie voor een enkel deel van dat .ili.nd te dankeu is, begrijpen wij niet. De Minister had óf het Mahisch moettn behouden als de in den iniischeu Archipel algemeen gesproken tn by de rechtsphgiug meest gebruikelijke taal bf den candidaten de keus moeten laten tusschen Javaansch, Madoereesch en boendaneesch. Bij deze laatste regeling zou althans het belang van geheel Java in het oog zyu gehouden. Waarom, indien de behoefte aan meerdere rechterlijke ambienareu ecu krassen maatregel noodig maakt, niet liever by' Koniuklyk Be=lui', bepaald: dat, ter voorziening i i de dringenie behoeften van den dienst, tydelyk Meesters in de Rechten, die bewezen konden gedurende ettelijke jaren met gunstig gevolg de rechtsp;aktyk te hebben beoefend, krachteuS hun dtploua van doctor in de beide Rechten kunnen worden benoem! tot rechterlijk ambtenaar in Ned. Indië. Dan ware het examen geheel terzyde gesteld en nochtans gehandeld iv volkomen harmonie met de regeling van 1864. In het Kon. Besluit toch van 10 Sept. van dat jaar, St. no. 98, is de bepaling opgenomen, dat Meesters in de fiechteu, die gedurende vier jareu in Indië de rechtspraktijk hebben uitgeoefend, benotmbaar zyn tot Indisch ambtenaar zonder verder examen af te leggen. Men had dan alleen op Nederland toegepast wat in Indië reeds lang van kracht is geweest. Van die bepaling heeft de Ned. Indische Regeeriug reeds meermalen gebruik gemaakt. Het gebrek aau ïechterlyke ambtenaren was toch eenige jaren geleden even groot als tbaas. Toen reeds heeft de Regeering getracht op allerlei wyzen in die leemte te voorzien, o. a. door aau Meesters in de Rechten, die het vroegere txamen met gunstig gevolg hadden afgelegd, / 2500 iv plaats van f 400 als gratificatie voor uitrusting toe te Zeggen. Ook die poging heeft niet mogen baten, want slechts een twee- of drietal Meesters in de Rechten scheen gezind dit aanbad aan te nemeu. Ecu nieuw middel moest due beproefd worden, en de Kon. besluiten, in Februari dezes jaars afgekondigd, brachten die nieuwe re .elin^ ter wereld. Wy achten haar zeer hard ten opzichte van zoovelen die in do laatste jareu, om ecu luttel verschil in het aantal behaalde punten, bjj het afleggen van het exameu verkregen, geeu diploma mochten erlangen; onbillijk ten aa.zieuvan hen dn toen geslaagd zyn en voor meerdere kennis en grootere inspanning eu opofferingen met ecu zeer geringe geldelyke tegemoetkoming wercen afgescheept, en bedenkelijk vo>.r de toekomst, iudien de Minister van Koloniën uie' tydig den uiidrukke ijkeu last uitvaardigt, dat doze meer bevoorrechten by' het dingen naar rechteriyke betrekkingen in Indië nimmer zullen mogen wordeu voorgetrokken boven de miv bevoorrechten. Waut als zulks nu niet geschiedt, verwachten wy by altyd moaelij.e voortrekking ecu toenemend mUnoegeu onder de ied.n der Rechterlijke Macht in ludië. Zy toch die in de laatste jareu als toekumstig Eechterlijk Ambtenaar naar Indië zyn vertrokkeu, hebben hunne verwachtingen reeds meermalen teleurgesteld gezien. Vooreerst heeft de Regeering iv den laatsten tijd by de verschillende takken van bestuur iv Indië ecu tiental Meesters iv de Recht;n ypor de Rechteriyke Macht aangeworven en aanstonds met een vry aanz.enlüke betrekking beast, waardoor uitzicht op promotie en (Je definitieve aanstel'in' aau vele nieuw uitgekomen ambtenaren werd benomen. Dientengevolge moest menigeen vele maanden lang roudloopeu op een onvoldoend voorloopig tractement van non g.eu ,/ 139, — zuiver 's maands. Werden zy dan eiudelyk te werk gesteld, dan was het op dit ontoereiken ie tractement bij een der repbt-riyke bureaux te Batavia of zy werden benoemd tot griffier by een landraad, aan welke betrekking g^en noeß._pswaf.rd rpeerdere vcdrdeelen verbonden zijn. In den regel Werden in laatstgenoemde betrekking personen benoemd, die geen radicaal van lnd. ambtenaar en een diploma bezaten. De gewone ambtenaren voor den burgerlijken dienst, meestal herkomstig van de hoogere burgerscholen, die een plaatsing erlangen als ambtenaren ter beschikking, genieten op veel jeugdiger leeftijd en na veel miader omvattende en minder kostbare studie een tractement van f 225 's maands met andere voordcelen.
De billijkheid eischt dat hierin veraudering kome. Verleen, de Regeering aau die niet gegradueerde veel jongere ambtenaren een tractement van f 225 's maands euz., dan is htt billijk dat aan de Meestert in de Rechten niet minder, maar meer worde toegelegd.
Wil de Regeering zonder kuustmiddeltjes in de behoeften van den dienst vo.rzien, dan is dit de gezonde weg: Verbetering in de financiëele positie (voorloopig tractement) van de in Indië aankomende rechterlijke ambtenaren; hun onmiddelijke opname in het kader der Indi.cne ambtenaren bij hun komst iv Indië eu hun definitievo aanstelling op een tractemeit vau minstens/ 275 'e maands bü zoodani. rechtscollege, waa.bij alleen Meetters iv de Rechten zitting mogen nemen. Ziedaar eenige rationeele middelen, die aan de jeugdige ambtenaren veel teleurstelling en misrekening zullen bespareu en die aan de Regeering een aantal bekwame juristen als vau zelf zullen bezorgen. Indien de Minister deze drie middelen had beproefd, hij z_u gerust een maatregel hebben kunnen terughouden, die voor de toekomst zeer licht kau worden wat hij voor het verleden reeds is: een bron van groote onbillijkheid en lechtmatige ontevredenheid.
Eindelijk betwijfelen w\j of bjj de door den Min. v. Koloniën voorgestelde wi__e van handelen de onafhankelijkheid van de rechteryke macht en de rechtszekerheid voor de rechtzoekenden gentegzaam in hec oog zijn gehouden. Elke wezenlijke waarborg voor bekwaamheid en geschiktheid vau de uitkomeude ambtenaren wordtin des Ministers systeem gemist. Kennis van laud en volk, vroeger onmisbaar gekeurd, kan nu niet langer hjj de rechterlijke ambtenaren worden voorondersteld.
Van practische ervaring, van genoegzame menschenkennis en ondervinding, die bij gebreke van voortgezette studie veel zouden kunnen vergoeden, wordt in deze nie'.s verwacht.
Wie anders dan de rechtzoekenden zalleu van het gemis dezer waarborgen bovenal dupe worden? Men heeft vrOiger wel eens den draak gestoken met de uitzending vau nieuwrakken rechterlijke ambtevaren, alsof zy er voor zouden zijn aangewezen om als Voorzitters der Landraden op te treden. De uitkomst hesft geleerd, dat die vrees niet is bewaarheid Men hei ft totnutoe voor die praesidiale functiëu by voorkeur ambtenartn benoemd, die noch in de rechtspraktijk, noch in de judicature, maar dan toch by' het, biui.enlandsch bestuur, met neme by de cultures, een zekere mate van bekendheid met volk en land verkregen hadden.
Nu evenwel dreigt een grooter gevaar. Er komen nu vaar ludië ambtenaren voor de rechterlijke magistratuur die, vanwege hun uitsluitende keunismaking met het Javaansch en totaal vreemdeliugscbap iv het Maleisch en andere Indische talen, nergens anders dan op Midden Java zullen te gebruiken zyu. Zal nu niet d< vrees waarop wy hierboven doelden, ten aanzien van deze jongere ambtenartn weldra ruitten blykeu gt grond te zyn?
Zal niet de Begeeriug vau N Indië zich in de onaangename noodzakelijkheid geplaatst zieu vau deze treurige orde van zaken tegen wil en dank iv het leven te moeten roepen? Mochten deze bescheiden wenken, zoo zy niet van grond ontbloot zijn, nog intijds tot nsdenkeu leiden.
Geen majesteitsschennis, maar een privaatrechtelijke quaestie.
De wijzigingen in de statuten der Nede.land?che Handelmaatschappij door de Directie, iugevolge besluit dtr Algemeene Vergadering ontworpen en den 28u Januari jl aan de stemgerechtigde deelhtbhers verzonden, zyn uiet zondtT tegenspraak gebleven. Reeds vroeger maakten wy melding van bedeukiugeu door eenen ongenoemde, uietstemgerecbrigde, in 't midden gebracht. Nu ligt voor ons tene brochure van Mr. G. A. Fokker, oud-lid van de Tweede Kamer, met de daarby uevoegde copie van een protest door en namens 14 deelhebbers te Mildalburg die wei-stemgerechtigd zyn. Deze keuren meer bepaald bet behoudeu van art. 19 en 33 eu de voorgestelde wijziging van art. 36 af. De Heer Fokker heeft deze afkeuring in de volgende wenschen geresumeerd: „dat de Statuten van de Nederlandsche Handelmaatschappij voortaan dien naam, niet langer dien vau Artikelen van overeenkomst, mogen dragen ; „dat het s'emrecht worde toegekend aan alle deelhebbers, Nederlanders of vreemdelingen, die vier of meer aandeelen op hun naam hebben; „dat de benoeiriig van een dertienden Commissaris door den Koning, als deelhebber, moge vervallen; „dat tot Commissaris of plaatsvervanger alleen benoembaar zullen zijn Nederlanders, naar het burgerlijk recht en in het volle genot der burgerlijke rechten; „dat de vergadering van Commissarissen harea voorzitter uit haar midden kiezen zal; „dat de benoeming van den Voorzitter der Directie geschiede door den Koning, uit do door de algemeene vergadering van stemhebbende deerhebbers, op voordracht of aanbeveling van Commissarissen en Directeuren, gekozen leien; — die van den Secretaris, door Commissarissen, uit eene aanbeveling door de leden der Directie aan te bieden; en eindelijk, dat tot leieu van de Directie alleen beuoembaar zullen zijn Nederlanders, naar het burgerlijk recht en in het volle genot van hunne burgerlijke rechten." Er zullen velen zyn, wien bij een paar van deze wenschen de haren te berge ryzen. 't Geldt toch niet mcci of minder dan het breken met ecu toestand, die bijna een h.lve eeuw geëerliedigd is geworden; wat alles uitmaakt,'t "_ldt het rechtstreeksch aanranden van een voorrecht, ouzeu geëerbiedigd! n Kouiug tot heaeu toegekend. De Koning toch beuoemt uog altyd di n Pr. sident en Secretaris zonder voor dracht en de Directeuren uit driedubbele lijsten van candidaten door deu Raad der Maatschappij (Directie en Commissa lissen) op te maken. Voorts heeft Z. M de bevoegdheid, aan de Commissarissen door de stemgerechtigde deelhebbers te benoemen, éen toe te voegen, die iv alle gevallen het voorzitter.chpp in de vergadering vau Commissarissen btkletdt, mtt bevotgdheid „om telk.ns, wanneer hy het geraitn zal oordeeieu, van de Dire.tie die openiugt.u en inlichtingen te verlaogtn, welke hij voor de belangen van deu Konicg zal doelmatig achten " Velen nu huiveren voor de gedachte, dat meu door deze bepalingen ts wy'zigtn, de hat.d zal slaan aan een Koninklijk praerogatief. De Directie der Nederland;.'ie Handelmaatschappij zelve vertegenwoordigde min of meer deze meening, toen zij iv de Memorie van Toelichting by' haar Concept met zoovele woorden zei, „dat, zoolang de Maatschappij het voorrecht heeftiu zoo nauwe betrekking tot den Staat der Nederlanden en zijne regeering ie staan als tegenwoordig, eene exceptioneele >vyze van benoeming harer bestuursleden zich alleezins verdedi°_h laat," en zich daarvoor ten OTervloede beri:p op het voorbeeld van de Nederlandsche Bauk, wiar President en Stcretaris insgelyks door Zyne Majesteit worden benoemd.
De Heeren Fokker c. _. daarentegen bestrijden deze opvatting. De geschiedenis, m.en.D zij, wijst duidelijk am, hoe en waarom de bedoelde bepalingen ten gunste van den Koning in der tyd in de Artikelen vau Overeenkomst z'jn opgenomen, maar ze zijn 't volkomen eens met 'tgeen Mr. H. W. Tydeman reeds in 1867 schreef, dat de toestand veranderd is en er dus geen enkele reden bestaat om aan den Koning een voorrecht te blijven toekennen, 't welk Z. M. slechts als deelhebber uitoefent. Toen de Nederlandsche Handelmaatschappij onder Koning Willem I nog meer een regeeringsinstrument dan een wezeulyks vennootschap van Koophandel was, kon 't bedoelde voorrecht er nog even door, te meer daar Willem I aan de deelhebbers een jaarljjksche rente van 4fi pCt, gewaarborgd had en voor 4 millioen in de zaak betrokken was; doch uu dit niet langer liet geval is en by de jongste overeenkomst de Maatschappij en de regeering meer dau ooit onafhankelijk van elkaar zyn geworden, ja, het gesloten contract maar vjjf jaren loopt, is er geen enksle reden om de bedoelde afwijking van de natuurlijke inrichting eener veunootschap nog weer 35 jaar te bestendigen. De Heer Fokker zegt in zijn voorwoord:
„Mocht iemand iets oneerbiedigs tegen Z. M. den Koniug meenen te zieu in den wensch, dat den Koniugdeslhebber niet langer het recht blyve toegekend van benoeming dtr leden van de Directie en van een Commi.sasaris, als HDz's bjjzonderen vertegenwoordiger, hem zij het volgende onder de aandacht gebracht-
Wanneer wy ia dezen met Z. M. den Konkg, als constitutioneel Vorst, als Hoofd van dtn Staat te doen hadden, er zou iets oneerbiedigs kunnen gelegen zijn iv het verlangen, den Koning een tot dusver toegekeud praerogatief te ontuemen; maar de enkele lezing van de artikelen 19, 26, 33 en 78 der Stftuten zaleen ieder kunnen overtuigen dat hier geen spraak is van Z. M. den Koning als zoodanig, d. i. van het geëerbiedigd Hoofd van den Staat, doch abéén van den Koning als deelhebber, in diens privaatrechtelijke hoedanigheid. Van gebrek aan eerbied jegens Z. M. den Koning kau derhalve geen spraak zyu. De vraag is allééu, of de voorrechten, door den Koninklijken medevennoot tot dusvtr uitgeoefend thans nog reden van bestaan hebben? Zoo Diet, of het dau niet in aller belang (ook in dat vau Z. M. den Koning zelven eu van diens Huis) te achten is, dat bjj de vaststelling van nieuwe Statuten voor de Nederlandsche Handelmaatschappij den stemgerechtigden deelhebbers gelijke rechten worden toegekend? Het bekend, en door alle Nederlanders hooggewaardeerd k_.rak.er van Z. M. Koning Wiiem 111 geeft my de overtuiging dat, werd de vraag aan Z. M. zelven voorgelegd, hij de eerste zou zyn, om die in onzen geest te beantwoorden."
Is 't niet te betreuren, dat zooveel woorden noodig zjjn om zoon eenvoudige onderscheiding in 't licht te stellen? 't Is waar, we hebben hier niet te doen met een opzettelijk voorbyzien van recht en gerechtigheid, maar met de overdrijving van een deugd, namelyk: de liefde voor het huis van Oranje; doch ook deze kan allicht wat al te fijn gevoelig zyn. Zij veiwart alsdau privaatrechtelijk, en koninklijke praerogari.ven uit angstige viees dat de laatstgenoemde straks ook zullen worden ter spr.ke gebracht.
Neg onlangs werd door het Zondagsblad, in een ander verband, er op gewezen, hoe de liefde daardoor het tegenovergestelde kan uitwerken van wat zij beoogt 't Is toch een eerste eisch van den consritutioneelen regeeringsvorm dat het private belang des Koniugs eu de publieke zaken zuiver gescheiden bljjvenjdat is iv deze, dat de Koning en Deelhebber in de vennootschap, genaamd de Nederlandsche Handelmaatschappij, sirecg uit elkaar worden gehouden. Of is 't wenechelijk, dat zi, die zich verkort achten in de rechten, welke zy met den Koning gemeen hebben, tot zwijgen worden gedoemd door de vrees, dat men hen van Majesteitsschennis of ten minste van gemis aan eerbied voor den Koning zal verdenken? Niemand kan zich meer verheugen in elk blyk van genegenheid voor den Vorst, die ous regeert, dan wy, maar de liefde die niet weet te onderscheiden, verdient dien naam niet. Zij is een vry volk onwaardig. Zij is een ergernis in het oog van hem, die over zoon volk regeeit.
Terwijl wy om geen paitij stellen in de andere quaestiën tusschen de protesteereude deeluebbers en de Diiectie der Nederlandsche Haude.maatschappij, meenen wij dus met nadruk op de brochure van den Heer Fokker, wat dit puut betreft, te moeten wyzen. Als er werkelyk in het belang der Maatschappij en iv hare betrekking tot de Regeering geeu grand bestaat om den abuormalen toestand te bestend'gen, of met andere woorden, als de Directie geen steviger aigumenten weet aan te voeren dan Jat de exceptie zich alleszins verdedigen laat en 't elders ook zoo is ... .
dan hebben de Heeren Fokker c. s. gelyk en moet men hopen, dat zij ook gelyk zullen krygen.
De Gonfessioneele wetten in Oostenrijk.
Gelyk bekend is, was onder de sprekers tegen de confessioneele weiten in de Oostsnryksche Kamer van Afgevaardigden Mgr. Greuter teu der voornaamste, eu wij achten het daarom van belarg, cfschoon de zitting reeds op den sden Mrt. g.houdtn werd, van de door hem gespr..ken rede nog e»n kolt resumé te geven.
Niet in de hoop vtn de wet te verhinderen — zoo ving Mgr. aaa — neem ik het woord, doch als Katholiek acht ik mij verplicht, vau de waatheid getuigenis af te ltggen. Htbbtn wij al uiet gevoeg aan ouze binnenlandsche rampen, aan ons getwist over nationaliteit, aan de huishoudelijke catastrophe, welker modderlucht gauscu Europa met afschuw vervult? Onze tienjarige ondervinding heef. m{j geleerd, dat de confessioneele quaestie steeds als coulisse wordt vooruigeschoven, zoodra de heerschende party met het een of ander in verlegenheid geraakte of het er om te doen was een nieuw politiek of fiuanciëel vraagstuk te ondernemen.
Vervolgens gaat spreker over tot deu samenhang der coui'.s.ioaeele voorstellen met den strijd tegeu de Kerk iv Pruisen. Hij herinnert aau de uitdrukking van Andrassy in de commissiëu, dat de Oostenryksche politiek eene verplichte marschroute heeft. Waarheen deze verplaatste marschroute voert, is spreker van nu af aan duidelyk geworden Bismarck heeft reeds deu 7n F.bruati triomfantelijk verklaard, dat d_ hoop Fruiten iv zyn kamp tegen de Kerk te i.oleereu, was teleuigesteld, sedert Oostenryk den" zelfden weg bewandelt, en inderdaad, zegt spreker, de ingediende wetsontwerpen zyn aau de Pruisische zoo gelijk, als had dezelfde commissie ze bewerkt. Een officieus persoon, vervolgt Mgr Greuter, heeft geachreveu, dat deze wetteu slechts een dankenswaardig begin zyn en de voortzetting daarvan volgen zal en moet, want Oostenryk heeft een verplichte marschroute. (Stormachtig Bravo! links.) Uit deze stellingen, welke gy met zoo luid gejuich begroet hebt, volgt, dat deze wetten eene oorlogsverklaring zyn tegen de Kerk, en die kamp zal gevoerd worden tot eer en ten bate van Pruisen, in welks gevolg wij zullen uitrukken. In het belang van Pruisen vernietigt men alle sympathiëu voor Oostenryk in het buitenland, en wanneer gij weder over de üostenrijksebe grenzen zoudt verdwalen, zou de Oostenryksche bureaucratie het zich ten taak stellen, u als vagebonden in te rekenen. Spreker had zich dikwerf afgevraagd, wat het zinkende kruis op de kroon van den H. Stefanus toch wel beduidde. Zou dat het beeld zijn van het zinkende kruis in Oostenrjjk? Maar dat kruia zal niet zinken, roept spreker uit, wij zullen het in onze harten opnemen, en vau daar uit zullen de volkereu den triomfttcht van Oostenryk weder aanschouwen.
Zij het niet uit eerbied voor de goddelijkheid van hun godsdienst, dan moeten de afgevaardigden toch uit achting voor de meerderheid van het volk, welke daartoe behooit, dien godsdienst achten. De .echten der Keik zyn niet slecht; rechten der Kerk maar de rechien van elk Katholiek in het bijzonder, want een aanval op hel, hoofd dcet zich ook in de enkele ledematen gevoelen. De afgevaardigde is verplicht, het recht van eiken Katholiek te eerbiedigen, en nu moeten wy' van dez. zaal _en politiekamer maktn te_;en do Kerk, („Oho!" links. „Bravo!" lechts).
Mgr. Greuter bespreekt vervolgens de verwyten, die in het Huis tegen de katholieke Kerk zijn iv het midden gebracht, en eischt in zyn eigen naam, alsmede in dien vau het land Tyrol en van de gerechtigheid, bewyzen voor die schasmtelooze aantijgingen. („Oho! tot de oide!" links De president' )k verzoek den redenaar zu'ke uitdrukking.n als schaamteloos enz. niet, te bewgen) Men beschuldigt de bisschoppen van verztt tegen de wet, maar de bisschoppen moe'en hunnen eed gestand doen, en niemand kan van han vergen, dat zy een tractaatsverbrekiug als dan grondslag van ecu nieuwen rechtstoestand aannemen. En wanneer gij eenmaal § 60 van uwe wet op de bisschoppen zult toepassen, dau zal onder het volk, vooral iv Tyrol, de ontevredenheid reuzengioot over alle gebergten heensty'gen. Ik verklaar u op de meest stellige wyze: W'y, Tyrolers, zulkn nimmer zulk een wet aaunemeu' (Stormachtig „Oho!" links) Ik weet wat ik gezegd heb, ik weet dat gy uw § 60 tegen ons hebt, maar wij, Tyroler3, hebben ous geloof en wy' zullen minstens ais katholiek volk onze eer redden.