Het Gouvernement van Nederlandsch-Indië is er tot heden niet in geslaagd om, door de wijze, waarop het overeenkomsten met particulieren naleefde, het vertrouwen van het publiek op zijn billijkheid en doorzicht te versterken, en het verlangeu naar contracten met het Gouvernement onder loyale mannen algemeen te maken. Kan de Regeering volstaan, met dat te betreuren, of verkeert zij in het geval van den bekenden volksheld, die gewantrouwd werd, omdat hij het verdiende ?
Er zijn — laten wij parlementair blijven —groote misslagen aan te wijzen, door of namens de Regeering tegen contractanten, die geen machtige beschermers te Batavia hadden, begaan, en waar is het einde der dwalingen? Dezer dagen zijn ze weder vermeerderd. Ziehier de zaak!
In Augustus 1872 werd te Samarang het overbrengen vau militaire goederen, ten behoeve van het Departement van oorlog in de 2e afdeeling, voor de jaren 1873, '74 en'7s aangenomen. De overeenkomst trad in werking, en voorbeeldig werd door den particulier aan zijn verplichting voldaan; de Regeering ondervond dat zij met een bekwaam en eerlijk man een contract gesloten had. Maar dat hield hem niet staande bij de Regeering. Zes maanden ongeveer had hij goederen vervoerd, niets was er gebeurd wat ontevredenheid tegen hem kon verwekken, toch ontving hij eensklaps de tijding, dat voor 1874 en '75 het vervoer tusschen de garnizoenen Samarang, Soerakarta, Djokdjakarta, Klatten, Salatiga en Willem I zonder zijn tusschenl nmit iw ge—hinde-t I Art. 6 vau de Voorwaarden, heette het, gaf der Regeering de bevoegdheid, de goederen per spoor te transporteeren; het Departement van Oorlog wenschte Art. 6 in toepassing te brengen.
Zoo werd voetstoots het bedrag der te vervoeren goederen met drie vijfden verminderd, en juist in dat gedeelte alleen was voor den aannemer een vergoeding Van de lasten der overeenkomst te vinden. En met welk recht is het verminderd? Dat ligt geheel int duister. Het aangehaalde artikel der Voorwaarden geeft geen vrijheid tot zulk een daad, want het luidt:
de militaire of civiele autoriteiten zijn bevoegd, buiten de be moeieuis vaa den aannemer en zonder dat deze daarvoor eenige aan jpr.iuk op vergoeding zal kunnen doen gelden, te doen vervoeren: a. G.sirbut enz.
«I zoodra en voorzooveel nader daartoe gelegenheid zal bestaan alle goederen middels spoor- of «tooinwegen.
Zoodra en voorzooveel nader daartoe gelegenheid ZAL 'nstiian! Niet dus met de spoorwegen, die bij het "luiten der overeenkomst, reeds bestonden, maar met de spoorwegen, na het sluiten van het contract voor het verkeer open te stellen. Niet dus met den spoorweg Samarang—Ambarawa—Vorstenlanden, die bij het aangaan der overeenkomst reeds in exploitatie was, en waarop bijgevolg het „voorzooveel nader gelegenheid *al bestaan" niet toepasselijk kon zijn, maar met nieuwe spoorwegen, in dezelfde of in een andere richting ter verbinding van de bovengenoemde plaatsen aan te «ggen en te exploiteeren.
Dat is, in taalkundigen zin, de eenig mogelijke lnterpretatie van het artikel. Zegt men nu, dat de Regeering zich, ware die opvatting juist, aan een on-1 {.erijmdheid en dwaasheid zou hebben schuldig gemaakt, °an onderzoeken wij het geoorloofde der qualificatie liet, en ook onderschrijven wij haar niet, maar wij vragen, °f de ontoegankelijkheid van de Regeering voor hetgeen 'Qen een dwaasheid noemt door de ervaring zoo onbetwistbaar is geworden, dat men deswege de beteekenis v*n eenige ten eenemale ondubbelzinnige woorden zou veranderen. Indien de bewoordingen eener °Vereenkomst duidelijk zijn, mag men daarvan door «^legging niet afwijken, zegt Art. 1842 van het Burgerlijke Wetboek; laat het gehoorzaamd worden!
De Regeering zelve trouwens heeft zoowel bij het buiten vaü het contract als jaren te voren de interpretatie §eVolgd, welke door ons verdedigd wordt! Haar daden wij?en het uit. Zij heeft den thans zoo besnoeiden contractant 'j het aangaan der verbintenis in 1872 de aannemingssom brekend over alle goederen, alsof er van een transport per 'Poor nimmer sprak o kon zijn, en zij heeft daarvoor den zegelgelden doen betalen! Verder- Hoe ging het te voren? In 1869, '70, '71 en 11 bestond de
gelegenheid tot transport per spoorweg ook reeds, eenzelfde bepaling, als het au dienstdoende 6e artikel behelst, was ook destijds in het contract te vinden, de aannemer was een andere dan de tegenwoordige, en de aannemingssom was veel hooger dan thans, maar overigens waren er geen punten van verschil, en toch heeft de Regeering in die dagen en al die jaren zich ontzien om te doen, wat zij in 1873 jegeus den nieuwen contractant geoorloofd acht- Door welke oorzaak mag die ommezwaai te verklaren zijn ?
Een vraag, die 't best onbeantwoord blijft. Voor het doel, waarmede dit artikel geschreven wordt, is het te berde gebrachte reeds overgenoeg. Wij willen niet uiteenzetten, hoe de aannemer, die voor den vollen duur van het contract en voor de in het begin van 1873 te transporteeren goederen kostbare overeenkomsten met karrevoerders en ander personeel heeft moeten sluiten, door dezen geweldigen maatregel benadeeld is en worden zal; wij hebben omtrent zijn zaak nog alleen te vermelden, dat twee gemotiveerde requesten, om de Regeering te bewegen op het besluit terug te komen dan wel het contract te ontbinden, met weigeringen beantwoord zijn- Overigens niets meer van hem: hij moet medelijden verwerpen, hij heeft recht te vragen. Ons doel was te waarschuwen: de particulieren, die zich door een contract aan de Regeering binden, zoowel als de Regeering zelve. De eersten hebben te bedenken, dat ook dan wanneer zij op de de meest loyale wijs hun verplichtingen nakomen, een zwaard hun boven 't hoofd kan worden gehangen, waardoor hun bestaan gevaar loopt, en waarvoor geen verwijdering is te verkrijgen, zonder een langdurig en kostbaar proces. De Regeering op haar beurt heeft toe te zien, dat zij door haar gedragingen niet anderen tot kwaad verlokke. Hetzoutoch gebeuren kunnen, dat bij eenige contractanten de zucht om zich tegen alle maatregelen der Regeering te dekken de overhand verkreeg op het eeilijkheids gevoel, en dat hun ernstigst streven allengskens samengevat werd in een toepassing van het verkeerd begrepen Salomonische voorschrift, om niet al te rechtvaardig te wezen.—-
"Wegens het Pinksterfeest, kan aanstaanden Maandag dit blad niet verschijnen. Ter leering.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/05/23 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297921:mpeg21:p001
"De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/05/23 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297921:mpeg21:p001
VIL Sedert de optreding van ous Hoofd vau plaatselyk bestuur kwamen wij niet eenmaal te Pattie of wy hoorden comm.ntariën vertellen op dien ambtenaar door den Resident gemaakt, welke de strekking hadden om aan te toonen, dat alles wat men ten goede ven het bestuur te Japara vertelde alleen gedaan werd om hem, Resident, te kwetsen.
Maar vragen wij dan: moest de Assistent-Resident de zaken gelaten hebben zoo als zy waren? Zoude het den Resident aangenamer geweest zyn, indien hij weder in de couranten over den ordoloozen en schandelijk verwaarloosden toestand van de Afdeeling Japara voortdurend werd hard gevallen, gelyk zulks in vroeger jaren zoo menigwerf plaats vond?
Moest het den Resident niet verblyden, dat by nu ten aanzien dier Afdeeling niet meer weid bemoeielykt en zelfs geene interpellatiën der Regeering meer noodig waren, die hem vroeger zoo zeer griefden, dat hij er aan een ieder in vertrouwen zyn nood over klaagde?
Moest de algemeene tevredenheid iv de Afdeeling Japara juist den Resident alléén tot outevredenheid stemmen, wanneer hy over ditn verbeterden stand van zaken een ieder lof hooide uiten?
Was het aanmoedigend voor den, Assistent.Resident om steeds een vyandige houding van de zyde van zy'n Resident waar te nemen, alléén omdat hy volgens zyne opvattin^ zy'n plicht deed?
Maar wat wy voor ons vooral zeer onvoorzichtig noemen en waarop wy de aandacht der Regeering zelfs wenschen te vestigen, is hei volgende feit.
Ten rechte of ten onrechte, — wy willen hier geen oordeel over vellen, — werd de onderpachter van het recht tot verkoop van opium alhier, door den Assistent-Resident verdacht zich aan sluikhandel in dat artikel schuldig te maken.
De onder het bestuur van zyn ambtsvoorganger ten behoeve van den pachter en zyn Chineesch pachtpersoneel toegelaten uitzondering, om in strijd nut de bestaande bepalingen, buiten de afdeeling te ieizen en te trekken _ich in de districten te vestigen en zonder opvolging der pertinente door de Ryeering uitgevaardigde voorschriften omtrent huiszoekingen, deze naar willekeur te bewerkstelligen, werd.n door den Assistent-Resident ingetrokken, en deze vermeende in sommige gevallen de voertuigen van het pachtpersoneel ce moeten doen onderzoeken, aan welk onderzoek het personeel zich feitelijk wist te ontrekken door met hunne voertuigen op hol te gaan.
Een kreet van woede ging onder het paohtpersoneel op, en de pachter en zyn gemachtigde togen naar Pattie om hunne klachten aan de voeten van den bescheimer van al wat recht en billijk is neder te leggen.
Zij lieten by hunne terugkomst te Japara zich er dan ook over uit, dat e(j in verschillende rekesten hunne grieven onder de oogen van den Besident hadden gebracht, en deze den Assistent-Besident ter verantwoording rou roepen.
In de maand October 1873 verspreidde zich op Japara het gerucht, dat de pachter eene beschikking had ontvangen, waarbij hij in alle opzichten in het ongelyk was gesteld, waarbij tevens onder anderen aan den gemachtigde van den pachter was te kennen gegeven, dat hij zich vcor den vervolge zoude hebben te onthouden van krenkende en door niets bewezen insinualiën legen het bestuur, daar gelijke verzoekschriften voor den vervolge souden worden ter zijde gelegd. DU was de officieele behandeling der zaak. Of nu daartoa ook behoorde het geven van inzage door den Resident van Japara aan den gemach'igde van den opiutn-pachter van het geheim rapport van zijn Assistent- Re.ident, hetwelk tot da bovenbedoelde beschikking had geleid, weten wy niet; wij kunnen alleen verzekeren, dat hier verteld werd, dat de gemachtigde van den opiumpachter den Resident zijn blonderen denk zoo vcor zich in privé aU voor zy'n principaal als amfioenpachter tn in privé had betuigd voor de welwillendheid, waarmede de Resident hem inzage van dat rapport hal gegeven; zyn vriend den Resident zou medegedeeld zyn, dat wat de As.istentlWident omtrent hem en zija principaal gezegd had, beschouwd werd als een wissel, door den Assistent-Resident op hem getrokken, welken hy dezen met interest terug zoude betalen. Men wist daarbij te vertellen, dat de gemachtigde van den amfioeu pachter zich er over uitliet, dat hy den Assistent Resident wel eeus duchtig in de courant zoude doorhalen. Werkelyk verschenen dan ook in de Soerabaiasche Courant eenige lasterlyke iusinuatiën tegen dat Hoofd van plaatselijk bestuur en eenige aidere parsonen, die het voorrecht niet mochten genieten de sympathie van den Resident te bezitten. Tevens werd daarby in algemeenen zin lof aan den Resident toegezwaaid, met de hilariteit verwekkende bewering, dat hij als Resident van Japara de rechte man op de rechte plaats was. De schrijver dier artikelen staat daarin voorzeker met den onderpachter Tio Liono Mo en, wellicht, met eenige andere Chineezen alléén !
Wy vragen hier, zoo het wuar is dat de Resident van Japaia inzage aan een belanghebbende gegeven heeft van een geheim rapport van zijn Assistent-Resident, waarvan het gevolg was dat dez-. en eenige ingezetenen, tegen wie de Resident antipathie koesterde, publiek in de couranten ■verden aangevallen door verdachtmaking en insinuatiën, welke benaming dan aan zoodanige handeling moet gegeven worden ? Zou men niet allicht de gevolgtrekking kunnen maken, dat in weerwil der officieel uitgevaardigde voorschriften, die natuurlijk den Resident tegenover de Regeering dekken, het iv de bedoeling lag, om ten opzichte van den pachter niet zoo nauwlettend te zyo, en ambtenaren uit vrees van bemoeielykiug en openbaie aanrandingen in de couranten, wanneer de Resident hunne rapporten aan den amfioenpachter ter inzage gaf, er toe zouden kunnen gebracht worden, minder scherp toe te zien en de zaken maar hunnen loop te laten?
In hoeverre het vorenstaande overeen te brengen is met don wil van den Opperiandvoogd, dat het gezag moet weten zich te doen eerbiedigen, laten wy aan de beoordeeling van meer bevoegi'en over. Ook dit zy' hun ter beslissing gegeven: of de houding van den Resident van Japara er toe kan bijdragen, om den wil van den Opperiandvoogd geen doode letter te doen zijn, dat het als een der eerste en duurste plichten der Regeering moet worden beschouwd om voor de veiligheid krachtig te waken, daar deze toch een der voornaamste voorwaarden voor de verdere ontwikkeling en uitbreiding tan handel, landbouw en nijverheid in deze gewesten is. In de by den aanvang van dit schryven door ons aanga-taalde kabinets-circulaire van 3 Januari 1872 No. 18 leide onze geëerbiedigde Opperiandvoogd onder anderen: Ik verlang de waarheid, ontdaan van politieke tooisels, en niet verminkt doordat men liaar tracht te plooien naar een algemeene richting, die men voorstaat of meent te moeten voorstaan.
Maar het ligt voor de hand, dat daar waar zoodanige richting bestaat, in geene officieele rapporten de werkelijke waarheid zal te vinden zijn, trots alle mogelijke aanschrijvingen. Hy' toch, die eene zekere richting voorstaat, vermeent rich op den juisten weg te begeven, en zal zich zelven nimmer aanklagen in stryd met de bedoelingen der Regeering te handelen. Vanwaar moet onder deze omstar digheden voor de Regeering het licht komen, zoo de pers dit niet verspreidt?
Met het oog hierop hebben wy verm.end, in het belang van de arme bevolking der Residentie Japara, onze stem te moeten verheffen tegen handelingen, die ten laatste niet anders dan teu prejudice dier bevolking kunnen uitloopen.
Wy hebben feiten aaogevoerd, en wanneer de Regeering het'zou kunnen goedvinden, omtrent de waarheid dier feiten, zoo zy worden tegengesproken, een onpartijdig onderzoek te doen instellen, zdllex die feiten gi_heel worden bevestigd. Een oud-ingezetene van Japara.
"Ingezonden stukken. Japara voorheen en thans.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/05/23 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297921:mpeg21:p001
Het geval deed zich niet zelden voor, dat de zoogenaamde priosterraden ißaad-lgam a), eenen boedel beheerende of moetende verdeelen, eene beslissing namen van op dien boedel betrekking hebbende of, als daaruit voortspruitende, geschillen over eigendommen en schuldvorderiogeo; welke beslissingen, bij niet vrijwillig gehoorzamen daaraan, op verzoek van den Raad-Igama, ook door den Lsndraad, krachtens artikel 3 van het Reglement op de R. 0., executoir werden verklaard. Het volgende feit moge tot voorbeeld dienen. Een inlander kwam te steiveu. — De erfgenamen eischt.n de verdeeling van zyn nalatenschap. De Priesterraad, vertegenwoordigd door den Regent, den Panghoeloe en een paar geestelijken, deed nu onderzoek, welke goederea de afgestorvene naliet, en of hij schulden en pretentiën had. Crediteuren werden betaald; debiteuren aangemaand tot betaling. Nu deed zich echter een debiteur voor, die bezwaren maakte ten opzichte der tegen hem ingestelde schuldvordering en beweerde volstrekt getn schuld te hebben. En wat deed de Priesterraad? Deze verhoorde een paar getuigen (verwanten van den erflater), bëeedigde die personen, en sprak op grond van deze bëeedigde getuigenissen het „schuldig" uit. De man gaf er evenwel den brui van, en bleef weigeren, aan die uitspraak gevolg te geven. — De Priesterraad op rijn beurt wilde zich doen gelden, en riep de tusschenkomst van den Landraad in. — De Landraad nu verklaarde, zonder een nieuw onderzoek, knchten. artik. 8 v. h. Regl. R. 0., des Priesterraad» uitspraak uitvoerbaar. Dit nu en nog meer andere en curieuser feiten, welke ik kortheidshalve tal verzwygen, leiden my tot de volgende vragen en conclusiën. Art. 2 — le alinea van het Reglement op de rechterlijke ojganieatie luidt: „De kennisneming en beslissing van „alle geschillen over eigendom of daaruit voortspruitende „rechten, over schuldvorderingen op burgerlijke rechten, en „de toepassing van alle soort van wettig bepaalde straffen, „zijn bij uitsluiting opgedragen aan de rechterlijke macht, „volgens de verdeelingen van rechtsgebied de rechterlijke bevoegdheid en de wijte bj dit reglement omschreven."
In de volgende hoofdstukken van dat Reglement vindt men nergens de Priesterraden als eene rechterlyke macht vermeld. — Nergens, by welke wet ook, is, voorzooverre my bekend, bepaald, dat de priesterraad ook is eene rechterlijke macht. De priesterraad i» dus geen rechterlyke macht en daarom niet bevoegd, over schuldvorderingen — ook niet die, als hier boven bedoeld — te beslissen. Art. 3, le alinea van datzelfde reglement zegt wel is waar: „dat de tusschen inlanders of tusschen met deze gelijkgestelde personen van gelijken landaard, gerezene burgerlijke geschillen, welke, volgens de godsdienstige wetten of „de zeden en oude herkomsten tan die personen, ter beslis„sing staan van hunne priesters of hoofden, daaraan bij „voortduring onderworpen blijven" maar welke ge.chillen worden hier bedoeld ? Immers huwelijkszaken, boedelscheidingen en daaruit voortvloeiende oneenisjheden. (*) De priesterraad, een boedel moetende beheeren of veTdeelen —is die niet te beschouwen eenvoudig als de executeur van dion boedel? Heeft de pries.enaad dus, als executeur van een boedel, maar niet eenvoudig te onderzoeken of er vermoedelijk schulden aan dien boedel bestaan en, zoo ja, ze te trachten biunen te krijgen, doch hy heeft immers, als van den kant van den vermoedelyken debiteur bezwaren worden gemaakt, niet de bevoegdheid, om een Techterlijk onderzoek te doen, nog veel minder om te beslissen, of deze al dan niet werkelijk schuldig is, en in 't laatste geval hem te noodzaken te betalen? . Dit behoort immer tot de competentie van de rechterlyke macht, wat de priesterraad niet is of althans nergens blijkt te zjjn? Behoort de Landraad, ter ktnnisse waarvan eene zoodanige uitspraak wordt gebracht, die niet te vernietigen en een nieuw onderzoek in te stellen ? Met de beantwoording dier vragen, zoo mogelyk gepaard met toelichtingen zal men ten zeerste verplichten; Den bescheiden vrager C. (*) B. t. wegens ongelijke verdeeling eens boedel»; uitsluiting van bet recht op een aandeel enz. (Staatsbl. 1835 No. 58).—
"Priesterraden.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/05/23 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297921:mpeg21:p001
Geachte Redacteur t
By het lezen van de Locomotief vaa den 18en was ik verwonderd en verontwaardigd tevens over het artikel nit Tagal, waarin met veel ophef wordt gesproken over de feestviering aldaar op den 12en Mei. Wanneer men nu weet, dat Tagal dien dag zich door niets bijzonders gekecmerkt heeft, dan dat er voor de / SÜO door het gouvernt. toegestaan eenige volksspelen op de aloon-aloon hebben plaats gehad, terwyl 's morgens een (alles behalve indrukwekkende) officiëdle audiëntie en 's avonds een bal bij den Resident plaats hadden, dan verwondert men zich 0.-er den bluf van den briefschrijver uit Tagal. De lust werd daardoor by my' opgewekt om U uit de plaats myner inwoning eens mee te deelen, hoe men op hit kleine Fekalongan heeft feest gevierd. Reeds den avond van den Hen was een telegram naar Batavia geseind, dat 's nachts den 12en van daar werd doorgezonden aan Z. M. met gelukwenschen, heilbeden en betuigingen van trouw on gehechtheid, van de gezamenlijke ingezetenen van Fekalongan.
's Morgens 6 ure van den 12en kondigde kanongebulder, dat zich ten 12 en 6 ure 's avonds herhaalde (in het geheel 101 schoten), het begin van denjeestdugaan. — Aan iederen ingang der stad waren smaakvolle eerepoorten, ry'kely'k met groen en vlaggen versierd, aangebracht: het geheele plein was één en al guirlandes en vlaggen, terwyl aldaar ook nog vóór het Tesidentiehuis en op drie andere punten smaakvolle ee-epoorten waren opgericht. Bij de meeste ingezetenen waren nationale- ca oranje-vlaggen uitgestoken en eerepoorten rijkelijk met groen en bloemen versierd, gezet.
Te 9 uur was het godsdienstoefening. Te 10 uur begon bij den Resident de audiëntie, die zeer plechtig en indrukwekkend was. Te il uur namen de volksspelen op de abon-aloon en op het plein eun aanvang, die den geheelen dag aanhielden tv door duizenden eu duizenden inlanders werden bezoclit. J&mmer dat het 's avonds te 5 uur begon te regenen, welke regen tot 8 uur aanhield, waa-door de illuminatie op het plein niet kon woiden ontstoken. Te 8 uur verzamelden zicb de genoodigden voor het gala-bal teu residei.tiehuiie; de ruime pendoppo achter was in eene smaakvol gedecoreerde balzaal herschapen. Alle damis in keurige toiUtten met oranje en driekleurige strikken, linten en sjerpen, de heeren met dito cocardes versierd. Het zeer. geanimeerde bal werd te 11 uur voor een poos afgebroken door het afsteken van een prachtig vuurwerk, na een kernachtigen toast van den Kesident; terwijl de feestzaal afwisselend met rood, wit en blauw licht schitterend verlicht wss, zongen alle aanwezige hejren eenige nationale liederen.
Den volgenden morgen 10 uur was er eene matinee musicale in de sociëteit, waar etn zeer goed gekozen programma door het stedelijk muziekcorps verdienstelijk werd uitgevoerd. Gezellig zaten wij daar by elkander tot 1 uur. — Te 6 uur werd by' het schoonste weder de, den vorigen avond door den regen uitgestelde illuminatie ontstoken, die een prachtig effect deed. Het geheele plein vóór het residentiehuis was een zee van licht; vooial de illuminatie van de brug deed een prachtig tffect door de spiegeling in het water. Te 8 ure begon de feestvreugde opnieuw, daar door de commissie was gezorgd, dat ook Pekalongans schooljeugd er aan kon deelnemen, waartoe door den Regent welwillend zijn perdoppo ten gebruike was afgestaan. De kleinen hadden tot Uure braaf pret, terwijl hit dansen werd afgewisseld door het zingen der nationale liederen, inlandsche gooeheltoeren, afatektn van een zeer fraai vuurwerk, het oplaten van kolossale luchballous met Bengaalsch vuur verlicht. Daarna werd het bal tot laat in den nacht voortgezet, door de groote kinderen.
Den avond van den 13en was er vauxhall in de sociëteit, waarmede de reeks van feestelijkheden besloten: eene keurige illuminatie, een prachtige muziektempel a giorno verlicht, wedeTom vuurwerk, ten 11 ure bal, dat tot 4 uur in den moigen duurde, afgewisseld door verscheiden kernachtige toasten. Ziedaar, geachte redacteur! eene zwakke beschrijving ho 3 men te Fekalongan heeft feest gevierd. Dat de ingezetenen daarvoor in du beurs hebben moeten tasten is te begrijpen. Alle lof komt der Feestcommissie, die door de ingezetenen uit haar midden was gekozen, toe, voor de uitstekende wy'ze waarop zjj zich van hare taak heeft gekwe.en. EEN INGEZETEN!!' VAN PeKALONGAN.
"Feest te Pekalongan.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/05/23 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297921:mpeg21:p001