„De ingezetenen van Britsch-Indië hebben zich altijd naijverig betoond op de personen, die geroepen werden hen te besturen. Ik wil het bestiian van dat gevoel, waaraan wij zooveel dat in onze instellingen goed en in onzen toestand gezond is te danken hebben, niet in geringschatting brengen; maar ik wenschte alleen te bepleiten, dat niet zonder eenig verder bewijs de gevolgtrekking werd gemaakt, dat de officieele berichten noodzakelijk valsch zijn, omdat dan mijns inziens het heilzame gevoel, waarop ik wees, tot buitensporigheiil zou vervallen; en vooral zou ik die gevolgtrekking wraken, indien zij de inwoners van Groot Brittanje tot het geloof bracht, dat de'hongersnood in Bengalen minder beteekent, dan hij in de officieele verslagen wordt voorgesteld. Aanvankelijk was er in de telegrammen betreffende de ramp ongetwijfeld iets van een Weven, naar overdrijving te bespeuren. Ik geloof niet, dat daarover veel te klagen valt, omdat het eenige denkbare resultaat was, dat door die berichten de Kegeering meer dan anders tot handelen geprikkeld zon worden, en dat de liefdadigheid van particulieren krachtiger zou optreden. Maar het zou een veel ernstiger kwaad zijn, indien bet Engelsche volk geneigd werd, de ramp die Indië getroffen heeft te licht te achten. Ik heb berichten van verschillende geloofwaardige personen ter inzage gehad, en ik weet dat de hongersnood, die Bengalen teistert, afgrijselijk is," Z.d spreekt de tegenwoordige, omzichtige Secretaris van Staat voor Indië. Wat getuigt de pers? De hongersnood, zegt de Friend of India, heeft in N oordelijk Tirhoot en Chumparun zijn tweede stadium bereikt. Nadat hij alle arbeidende klassen sedert Februari naar de wegen gedreven heeft, om de armen daar voedsel te doen zoeken, tast de honger thans de vroeger weigezeten landbouwers aan. Elders in de noodlijdende districten van Noordelijk Bengalen, en in Maundhboom, Palamow, Southalia en Burdwan, waar het verlies van den grooten rijstoogst niet zoo algemeen of veelomvattend was, treedt de schaarschheid het eerste stadium van den hongersnood in, en komen duizenden arbeiders voor zichzelven en hun huisgezinnen werk en voedsel vragen aan het bestuur. Mochten er nog humane en verstandige menschen zijn, die het gevaar gering schatten, laten zij dan het hoojrst verontrustende rapport lezen, dat de Regeering zelve thans heeft uitgegeven. Aanhoudend en snel neemt het vreeselijke lijden toe; de volgende officieele cijfers bewijzen het: 16 Maart; 81 Maart; 16 April; 80 April werd werk gegeven aan 398.804 pers". 767.492 1.185.448 1.288.092 werd voed sei gegeven aan (cijfers ontbr.) 35.345 116.471 154.241 Van 16 Maart tot 30 April is derhalve het getal, van bestuurswege erkende noodlijdenden van 393.304. tot 1.392.888 gestegen! In de laatste week van April had de Hegeering dagelijks reeds 1.689.447 hongerigen Van eten te voorzien, en dat cijfer stelt een mi- NiHUM voorl Nog altijd neemt het getal ongelukkigen toe: in Mei zal de Begeering eiken dag een bevolking als de helft van het zielental van Schotland te voeden hebben, en week aan week worden de lijdenden met tienduizenden vermeerderd. Dat is er geworden ter bevestiging van de waarschuwing, reeds in October van het vorige jaar door de Times en andere bladen tot Engelands regeering gericht, maar door haar voor overdreven en leugenachtig uitgekreten. Voor de dei de maal in negen jaar tijds beleeft Britsch-Indië het ongeluk en de schande van een hongersnood. Thans wordt alles in het werk gesteld worden millioen en ten offer gebracht, om de ramp te lenigen, maar de üegeering was blijkens een jammerlijkeondervinding, zelfs niet bij machte, om te voorkomen, dat er in Bengalen stierven van honger. Het is een ramp, (*) Ongeveer vijf weken geleden hebben wij onder een anderen ti tel den toenmaligen «tand van zaken in Beng.len besproken; het toen aangekondigde .vervolg" wordt thans onder een ander op.obnt't geledend.
dermate uitgebreid en zóo ontzettend in haar woeden, dat zij alleen dcor bovenmenschelijke krachtsinspanning bezworen zou kun oen worden.
En wat zal het zijn, indien eenmaal, nadat velen door het gebrek zijn uitgeteerd, de hongersnood een einde heeft geuomenP Welk een uitwerking, vragen wij met de Engelsche Economist, moet zulk een ongewone en onverwachte weldadigheid, als thans den inboorlingen van Bengalen wordt betoond, op het volk zelf uitoefenen ? Wij vernemen „dat liet volk zich verdringt bij de liefdadigheids-werkverschaffing, om in de betrekkelijke ledigheid voort te leven, en zoodoende zelfs den arbeid voor een aanstaanden oogst te verwaarloozen of geheel na te laten. Dit is des te treuriger, omdat het te verwachten was. Deze lagere Aziaten hebben niet heel veel deugden, maar met een taai geduld, al is het ook kommervol, blijven zij volharden bij het weinigje dat zij te doen hebben. Deze eigenschap is het erfdeel uit een eeuwenlang moeielijk leven. Zij hadden niemand om hen te helpen; zoo ver het ging, hielpen zij zich zelven. Maar wanneer men hen nu leert leunen op hulp vau buiten; wanneer het Engelsche Gouvernement, welks gewone kracht zij kennen, maar aan welks buitengewone kracht zij geen eind zien, hen onder alle omstandigheden in het leven houdt, dan zal het ééne groote middel tot beschaving dat onder hun bereik is, aanhoudende en nauwlettende zorgvuldigheid, hun ontnomen worden, en wij zullen Indië hebben overvuld met eene bevolking, talrijker dan die wij er vonden; maar physiek niet beter en moreel veel slechter. Wij maken deze opmerkingen, opdat men de zaak in het ware licht toch zie. Het is dwaas zich met luchtkasteelen tevreden te stellen en zich in den waan te houden van goed te hebben gedaan, wanneer men eigenlijk kwaad heeft gesticht." En toch, er is geen keus: men moet helpen, of men moet onmenschelijk heeten. —
"De nood van Bengalen (*).". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/06/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297937:mpeg21:p001
"De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/06/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297937:mpeg21:p001
Onder den titel van „eoa voeste-2rcnJen-wet van vroeger tijd" behandelt het Soerabaiaatch Handelsblad de vTaag of het stelsel van uitgifte «nn woeste gronden nooit door vorige regeering' n is vooigestaan. Nu de aanvragen cm gronden ia erfpacht menigvu'dig worden en congressen een |rondige laudhcuw-kenni-* meer versprtiden, nu daardoor een periode vmi bloei, mv betere oeconomische toestai'd aaustaande is, verdien! dit onderwerp alle aatdacht. — Het is verwonderlijk, dat de orfpachts-wet zooveel tegenstand ondervonden hjtft. Hier voorspelde men proletariaat zonder tn omschrijven wat men hier te lande daarmee bedoelde ; diüLr sprak ment ai land-oof, zonder rekenschap te houd n met de dikwijls overdreven zorg van de ambtevaren voor de belangen vau deu inlauder. Wat Java behoef; is eene vaste regeling, eene wet die het geheele stelsel van koloniale regeeriag^kunit omvat. Indien 50 jaren gek den het voorstel van deu Baad van Financiën Munfinghe ware aangenomen, zou Java er geheel anders uitzien, dau than?. — De beginselen daarva.t waren deze: Aan ondernemers en aanvragers mogen alleen gronden worden afgestaan, die door de bevolking niet gebruikt worden-, dua geen kampongs, dessa's, bouwfanden en weiden; deze worden op kosten des aanvragers. Opgemeten, in kaart gebracht en geregistreerd; hij erlangt daardoor het altijddurend, erfelyk gebruik, mits, als bljjk vau erkenning dat het Gouvernement eigenaar van den grond is, jaarlijks een gtringe canon van 10 of 20 Javasche standpenningen betalende; overigens geniet de Staat geene voordcelen dier uitgifte, dau de gew me uitvoer-rechten; als de ondernemer niet bij macht, is de exploitatie der gronden vol te houden,-- moet hg- de aai) een ander Overdragen, — auders is het Gouvernement bevoegd die wcêr aan zich te trekken rn de daargestelde opstalhn te doen afbreken en ten voordeele des ondernemers le verkoo pen. Do grcndeu moeten ontgonnen en gecultiveerd wotden door vrije'betaalde a'briders; de ondernemer moet maande- Ijjks registers inzenden, waaruit het bed-ag van het loon, de wijze van betaling en den duur der arbeida-overeeükomst blykt; de ambtenaren zijn bevoegd om door gepaste en bescheiden middelpn, zich van dn juistheid dier registers te overtuigen. — 't Is of de milde bepalingen, waaronder thans in Australië en Amerika gronden woTden uitgegeven, hiernaar gecopieerd zijn ! Waarom Commissarissen-Generaal er niet toe zyn overgegaan die tot wet te verheffen, is niet ui; te makeu. Da gevolgen, die dit gehad zou hebben _ijr_ onberekenbaar.— Er straalt ons uit. die bepalingen een ge«-t van frischheid en liberaliteir, 'legeu; die men in den tijd van Munni' he Diet zou veiwachten; -ij duingen de strengstestaahulshoudkundigen van onzen tijd goedkeuring af. — Werkelijk werden aau tn kelen op bovei genoemde voorwaarden gronden afgestaan, maar weldra deed de invoering van het cultuurstelsel de aandacht der regeeriog meer op de productie van ha„deu-artikelen voor de Europee che markt teu bate van den lande vestigen, en aan dit stelsel hield zij vast tot de erfpachtswtt, liietin Verandering kwam brengen. He_ liberale ontwerp op de verhuur van woeste gronden door den Minister Elout in 1829 voorgesteld, kwam evenmin tot uitvoering; de financiëele nood van het moederland en de mening, dat onder den schyn van vrijwillig overeenkomsten een waar dwangstelsel verborgen la", gaf daartoe aanleiding. —In 1838 werden contracten voor du uitgifte van woeste «ronden getluten, die ver vau liberaal waren. De zoo noodige vesiiging .au eene bevolking op de huurde gronden, werd door alle mogelijke middelen tegengegaan en van d< zo eisehte bet Gouvernement een hoofdgeld van/ 3, zonder dat de opgezetenen van heerendiensten waren vrijgesteld. — Eerst in. 1856 en later in 1862 werden de bepalinzrn op den verhuur van woeste grenden wat milder, of.choon de voorwaarden der uitbe-teding nog menigeen vau de aanvrage afschrikten. — Onbegrijpelijk is het, dar de Bengaalsch. rtgeering zulke conditiën tot baüs hetft k.nnen nemen; die van C.ylou zyn vry wit milder, daar hier wel eens ;.ro_den vooi 999 jaren iv erfpacht worden afgestaan. — De genoemde voorwaarden der uitgifte iv huur zyu nog vigeerend. naast de erfpacht voor 75 jaren; de regeering is dan toch eindelijk, na honderd jaren wikken en;wegen, voor den aandrang der particuliere industrie moeten zwichten.
"Overzicht van de hoofdartikelen der Indische dagbladen.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/06/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297937:mpeg21:p001
Nieuwe maan 14 „ Eer.te kwartier 22 „ Volle maan 30 „
"Samarang. Maanstand gedurende de maand Juni.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/06/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297937:mpeg21:p001
Fransche Mail 12 en 26 Juui Engelsche „ 16 en 80 „ Sumatra's westkust den 4en en 19eu van elke maand Palembang „ 17en „ „ „ BORNEO'S WESTKÜBT en Billiton „ len „ „ Bandjermassin en... BAWEAN „ 2 Oei, MACA.SSAR, Timorkoepang en de Molukken „ 17en „ „ Atsjin met elke Eng. en Fr. mail. Uit de Bataviasche bladen van Dinsdag; — Mr. F. Th. Pahud de Mortarrges is tot resident van de Preanger-Itegentschappen binoemd. Wekte de benoeming van d-n heer F. Beyerinck tot resident van Kediri iv de vorige week reed 9 verbazing, alleen reeds omdat zij geschiedde tegen da voordracht van den Directeur van binnenlandsch besiuur en tegen de voordracht van den Raad van Indië, er schynt bepaalde verontwaardiging te heerschen over de benoeming vanden heer Pahud. De betrekkelijke bekwaamheden van beide heeren kunnen wy buiten bes-pre.iug laten, maar het staat vast, dat zij volstrekt niet uitmunten boven andere ambtenaren van gelijken of hooger rang met lan.er diensttyd. Er is niets, dat zooveel wrevel, zooveel ongenoegen (en te recht) onder de ambtenaieu verwekt, dan te weten, dat flinke plichtsbetrachting niet voldoende is, dat bijzondere reiatiën of andere omstandigheden daarby moeten komen. En dan ook niets, dat eene regeering zoozeer ten kwade wordt geduid, als nepotisme en gunstbetoon, omdat niets zoozeer ingrijpt in de particuliere belangen. ,Van den andereu kant is het voor een machthebbende eigenaardig verleidelijk in dit opiieht van den rechten weg af te wijken: tegenover het genot van stoïeynsche eerlijkheid, waarvoor alleen de zeer ontwikkelde vatbaar is, sMaar hoe zacht men dergelijke zwakheid in het dagelyksch leven ook moge beo.rde.elcn, aan een Gouverueui- Generaal kan e_ zal zy nooit worden vergeven. Laat hy ongelukkig zyn in al zyne ondernemingen, laat hy geen enkele proeve geveu ven berekend te zijn voor zijn taak, laar. hij daarvoor zelfs totaal ongeschikt blijken, men zal dat allei over het hoofd zün, wannee; men tcch in hem ziet den man die het goede wil in alle opzichten. En dat kost yëel moeite, als men bemeikt dat gunstbet.on vooizit by benoemingeo.
Wat in casu de oorzaak is van de gepleegde qnbillykheid? Men git dat.de. heer Pahud vit perscoulyke affectie van den G. G. is benoemd, en de heer Beijerinck om genoegen ie doen aan zijn schoonvader, den heer van der Moiré, en daarmtê diens aan den lande bewezen diensten eenigszins te b.loouen. — De regeeiing zelf schynt gevr. e-d te hebben, dat de benoeming van den heer Pahud afkeuring zou vinden; ten minste er is beweerd, dat, hoewel zy Vrijdag jl. Teeds gedaan was, zy opzettelijk niet in de Javasche Courant is opg.nomen, om zoodorn-le niet reeds nu de uitingen vaa verontwaardiging iv de mailaummers der dagb adeu naar Holland te zien overbrengen. Gevallen als de genoemde zouden zich minder kunnen voordoen, wanneer de Algemeene Secretarie hierin geeu steun verleende, en by benoemingen enkel optrad als een streng controle-bureau, zooals haar plicht is. (H B )
•— Ni ar aanleiding van de onaangenaamheden tusschen den Algemeenen Secretaris en den Hoofdadjodaat van 'o. E. den G. G., zil eerstgenoemde gedurende die maanden in commissie op rein gaan om een onderzoek in te stellen naar het gemeentewezen op Java en naai» de werking van da agrarische wet. De byvoeging van het laatstgenoemde d')el laat duidelijk doorschcme en, dat men zelfs den schijnt niet hei ft willen aannemen, alsof de b-doelde rei* door bét stpat-belang wordt gevorderd: het is toch algemeen hebend, dat de argraiische wet nog in het geheel niet is uitgevoerd. Soerabaia 10 Juui 1874.
— Men meldt ons dat de ingenieur der 3e klasse "Vogelzaug is voorgedragen als Inspecteur der spoorweg-diensten op Java, ter vervanging van den Heer G. A Hoogenstraaten, die met verlof naar Europa vertrokken is
— Als ecu beuij-, dat de dienst voor de soldaten alhier in garnizoen ia den laatsteu tyd zwaar mag geheeten worden, baricht man ons, dat de militairen om den anderen nftcht, sommigen om de twee nachten, op wacht trekken. Het is geheel overbodig nierbjj aan te stippen, dat dit geheel tegen de bepalingen van het reglement is.
— De Inaier bevat het volgeude particuliere tel.g an>. Padang, 6 Juni. Het stoomschip Celebit, den 22 April van Nieuwe diep vertrokken, is heden alhier aaugekotnen met 36 passagiers eerste klasse, 6 passagiers tweede en 150 mihuiren. Het vertrek vau di.n bodem van hier naar Ba:aria is op morgen bepaald. Gisteren richtte eene overstrooming belangrijke schade onder handelsgoederen aau. De cholera is bijna geweken. — De luitenant-kolonel Veeuhuijzen, plaaeeljk commandant te Batavia, zei, tot herstel van ge.ondheid, m.t binnenlandsch verlof, eenigen tyd op Gadok gaan doorbrengen. — Do stoomer Print Alexander is van Samarang aangekomen met 299 manschappen eu eenige officiereu aan b.ord- Na zich gedurende korten t.d alhier ter re de te h.bben opgehouden, heeft die bodem gisteren de reis naar Atsjin voortgezet. — Dat de cholera nog niet geweken is blükt hieruit, dat naar men cns mededeelt deu 7en en Ben dezer 10 of 11 Europeanen daaraan ladende waTen. Aau het Alg Dagblad schryft men uit de Preanger: Mgem-eae verontwaardiging wekt by het meerendeei der ambtenaren inde Pr.anger-Regeuschappen de wij te, waarop een der vele la* dsdienaren mdii geweest zgn rcepingals ambtenaar opvat. Sinds g-ruimen tijd in de Preanger geplaatst, presteerde hy tot heden niets ten bate »an den Lande noch' van de bevolking, integendeel, waar hy tot beden zich eenigen t|jd geliefde neder te vleien, daar was haat van d. zijde der in aud.che Hoofden en miuachtiüi va. den kant der Europeanen _yn oogst. Ofschoon van krachtigen lichaamsbouw en in do kracht van het leven, reist bij vooitdurend, van geneeskundige certificaten voorzien, her- en derwaarts. Men zegt dat hy zich thans weer te B.tavia bevindt, voornairelyk met de bedoeling gegevens bijeen te zoeken ter Algemeene .ecretari. tot het schrijven van een werkje — waarin hy zelf de held voorstelt — getiteld: Hoe men op de gemakkelijkste wijze geen dientt presteert en tractement, reit- en verbiijfkotten ontvangt, zonder dat zulks de oogen van cheft opent of schaadt am de ambtelijke carrière. „jt Is te verwachten dat de schrijver zich slechts zal aanduiden met eenige initialen. Hy behoeft zulks evenwel idtt te doen met het doel onbekend te biyven. Dat werkje kau de juistheid staven van het beweren: dat het mter dan tijd wordt de voorwaarde», waarop ver loven gevraagden verleend worden, te wijzigen. „'t Is treurig voor hen, die w.rkelyk hun beste krachten in en door den dienst hy het Gouvernement gefnuikt hebben; zy worden door zulke rondvliegen benaieeld. Maar liever dat, dan do.r eea strykvogel onder het corps gecompromitteerd te worden bij particulieren en inlandsche Hoofdeu. Tractement, reis- en verblijlkosten, jaren achtereen eu dat alles om niet! Waarijk, 't wordt tyd dat aan zulk een industrie een eiDde komt. 't Is die .hoop, welke my tot schryven van dit artikelje drong. Belanghebbenden doen er hun voordeel mede." — Op bladz. 32 van het verslag van den p-eaidentder Javasche Haak, onlangs verscheten, wordteen brief der Haarlemsche fijma Juh. Enschedé en Zonen medegede.ld geschreven naar aanleiding van een haar ter bezichtigiug tezond n exemplaar van een nagemaakt biljet de) Javasche Bajk ƒSO: „Het ia eene onbetwistbare waarheid, dat alle* wat door deu mensch is gewrocht door meusohenhauden ook nagemaakt kan worden. De mate van gelykheid tusschen het oorspronkelijke gewrocht en zyne nabootsing of léproductie is echter afbaukelyk van de mate der kunst en b .kwaamheid, waarvau het eerste en het laatstgenoemde de resultaten wareo. „De grootste waarborg tegen het ntbootsen of namaken van geldswaardig papier beet-at dan ook hierin, dat bet in eene zeer groote mate kunst, en wel verscheidenheid r m kunst, in zich vereenige. Alieen in de hoeda.igheid van hetzelve is een hinderpaal te vinden, die kans oplevert dat de falsaris in zyne poging tot nabootaiug of reproductie zal schipbreuk lj;den. „Allerwege hebben dan ook de regeringen en instellingen, die geldswaardige palieren heboen uit te geven, de nood.akeli.kheid ingezien om de door haar uiite geven stukken door dien waarborg van kucst zooveel mogeJyL tegen namaak te doen beveiiingen, eu al wie dior haar m.t dat werk van groot vertrouwen vereerd worden, zija tr, m de uLoefening van hun gewichtig bediy'f, op uit, om, gebruik makende van hetgeen de ondervinding en de steeds vooruitgaande wetenschap leerea, door kunstmatige samenstelling en hoogst moei dyk na te volgtn kunstige be«»erkiag den op bedrog jachtmakenden falsaris liet hoofd te bieden. „En toch is _et maar al te dikwyls. dezen laatsten (want ook hy is kunstenaar en bekwaam ia zyn v_kj gelukt een contiafciuel daar te stellen, waard or soms e.keleu. «.mi velen, zich lieten bedriegen. Van bijna alle Europeesche Maten zyn de bankbiljetten of andere daarmede gelyk te stellen geldswaard-ge papieren nagemaakt; bepaatdelyk is dit ten aanzien der F.aa«che, Eog-.lsche, Pmisische en audere Duiiscbe, die alle groote .kun»t*aarde hadden* zelfs herhaaldelijk geschied, en tegenover den ste*ds to.nemeoden toeleg om de geldswaardige papieren bij hunne v*»va_rdiging tegen nabootsing en Tervalsehing te beveiligen, heeft dit misdadige werk zulk eene uitbreiding en zulk cm ernstig karakter bekomen, dat sedert eenige jaren in het buitenland (Duitschland) een tijdschrift wordt uitgegeven, hetwelk ia 't bijzonder over verval.ching van papiergeld en van munt.peciëu handelt, ter bestryding van het daarmede gepleegd wordende bedrog. Ook de door ons vervaardi_de biljetten der Nederlandsche Bauk en v.n staatswege uitgegeven muutbi jetien zyn het algemeene kwaad van den namaak uiet ontdaan, doch, even als ook elders Mooigains het geval is, is het bedrog spoe.ig tndekt, de uitgift der valscüe stukken door de openbare aankondiging van hun bestaan tijdig gestuit, en heeft de wél verdi.nde straf de .enuldigen getroffen. -- Blykens advertentie in de Javasche Courant zal de tweede koffieveiling van dit jaar te Padang gehouden woidm op den eersten of tweeden dag na aankomv aldaar van de tweede stoompakketboot, we,ke in deze maand van Batavia derwaarts vertrekken zal. Nu werd door de N. I. Btoomva_rt- Maatschappy sedert bekend gemaakt, dat den lOden deur gen boot vaar Padang zal vertrekken, doch in stede daarvan op den SOsten, terwyl uit eene andere advertentie dier Maatschappij blijkt, dat dea 30.ten Juni weder eene boot vaa hier derwaarts zal vertrekken.
Wyzigt de Directeur van Biunenladsch Bestuur nu zyne aankondiging niet, dan moet men het er voor houden, dat de tweede koffieveiling te Padang zal gehouden worden in de eerste dagen der volgende maand.
— Aan den kleinen Boom alhier heerschte gisteren morgen eene groote drukte, door het gelijktydig vertrek van twee stooomsehepen, de William Mac Kinnon, kapt. v. Emmerik, naar Nederland, en de Koningin der Nederlanden naar Borneo. De Tjitarum zou de passagi -rs voor beide vaartuigen aan boord brengen; daaronder behoorde de van zijn ge.icht beroofde luitenant Comfuiius, die met eerstgeuoemden bodem de reis naar het vaderland zou doen.
De generaal vin Swieten bevoud zich benevens verscheidene officieren aan de landingsplaats, om den vertrekkende een laatst vaarwel te brengen. Hartelijk inderdaad was het afscheid van den grijzen veldoverste, toen hrj den blinden officier de hand drukte, htm goede reis en veel troost in zyn ongelukkig lot wenschte. Langer duurde het eer de vele kameraden van Comfurius afscheid hadden genomen, en toen hij reeds aan boord van de Tjitarum was wipten nog velen de loopplank over om den voormalig' n wapenbroeder nog eenmaal da hand te reiken. Toen het bootje onder stoom ging speelde ecu korp9 hoornmuziek het volkslied ter eere van den vertrekkende, die door de algemeene deelneming zichtbaar was aangedaan. De blinde Comfuri.s reist in gezelschap van zyn broeder, vroeger dienende als onderofficier in het leger, maar in den dienst geremplaceerd om hem te kunnen vergezellen. Nog éen slachtoffer van den Atsjinoorlog doet met delelfde gelegenheid de reis naar Nederland, nl. een onderofficier, wien een kogel van het linkeroog beroofde.
"Postkantoor Samarang.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1874/06/12 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297937:mpeg21:p001