Abonnementsprijs voor Indië f IS. -en voor Europa f SC.— per half jaar, bij vooruitbetaling. A-dvertentiegelden behalve het zegel: voor elke IO woorden f 1
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 15-07-1874
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 15-07-1874
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 162
- Jaargang
- 23
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Advertentie
Bismarck en de Ultramontanen.
Charch and State in Germany. Salurday Review 30 May 1874. London 13. Attempted assassinstion Bismarck, whilc driving neighbourhood Kissingen. Asaassin arreetcd. Youngm;m unknown. Reutkk's Office. Een moordaanslag op Bismarck is gepleegd. Dat » te tweede in negen jaar tijds. Eerst was de misdadiger Karel Blind; thans is het een onbekend jongeling. Eerst een beklagenswaardig dienaar van den -r°lkshaat, waartegen Bismarck. vóór en tijdens den oorlog met Oostenrijk in geheel Duitschland te kam-
Pen had; thans het verachtelijk werktuig van Laten wij alvorens dien zin aan te vullen, vluchtig overile'i, wat Bismarck in de laatste jaren met betrekking tot de ter*> inzonderheid de fioomsch-Catholieke kerk, gewaagd leeft.
J-er nauwernood was de oorlog met Frankrijk ge-lUa,gd, 0f e rusteiooze Bismarck stelde zich het
•QUiken van den invloed der ultramontanen tot taak,
11 naar gewoonte heeft hij met een ijzeren wil dat denk, )eeld uitgevoerd. Eerst werden de Jezuiten en andere . aatsSefahrlichen verbannen; daarna werd de opleiding ..u Pnesters in wereldlijke inrichtingen geboden. Op aatregelen volgde, dat bisschoppen en andere voorgeestelijken, die de nieuwe bepalingen voorbij rotseerden, met boete en gevangenisstraf weren bezocht. Later weder — toen het bleek, dat de ratte bisschoppen nog steeds door hun geloofsge' eU als geestelijke hoofden werden geëerd, en zulks ger en algemeener naarmate zij heviger onder Lh iJaatSgeWeld leden — late'- dan werd besloten, de uJdigen te verbannen. leder geestelijke, die na ontïet te ziJn van zijn post, gezag uitoefent of tracht uit e oefenen, als ware hij nog van staatswege erkend, verliest zijn burgerrechten, en wordt op een andere plaats geïnterneerd en onder toezicht der politie gesteld, |f bij wordt over de Duitsche grenzen gezet. Ontstaat tldus het gevaar, dat eenige streken van geestelijke hulp verstoken zijn, ook daarin heeft Bismarck voorzien: bf er mag door de Curie een priester worden benoemd, welken de Kegeenng erkennen kan, óf, zoo dat nagelaten wordt, lebben slechts tien leden der kerkelijke gemeente den Burgermeester dan wel den Landrath vergunning voor het houden van een vergadering te vragen, waarop de .eeken zelven zich bij meerderheid van stemmen een ?eestelnke kunnen kiezen. Z
jijn zij verdreven. Bij zulk een argument nu trekt £ch de billijkheid terug. Dat ia eerbied weigeren aen e vrijheid van geweten van anderen. Dat is het cafiolieke Frankrijk bij voorbaat kwijtschelden, wanneer 't te eeniger tijd de Protestanten verjaagt, en Spanje ischuldig te noemen, wanneer het de Vrijmetselaren iert; dat is elke secte, elk genootschap onredelijk te rklaren met zijn klacht, dat het de dagen van zijn staan moet tellen bij de uren van het leven eens mijters of konings. Totzoover over het beginsel. Het is, hoe men 't ook belouwe, een onrechtvaardigheid. En nu de gevolgen. Jeiten zijn te verdrijven, het Jezuitisme is niet uit te sien. Het is alleen te neutraliseeren en te temren; in de eerste plaats door onderwijs. Wat Pom\> mislukte, wat Jozef II vergeefs beproefde, wat Le«ens XIV vruchteloos poogde, zal dat Bismarck niet ltgaan? En wat hun allen toeviel, zal hem in hooge ate treffen: heftige verbittering, niet alleen van JefS uiet alleen van Boomsch-Catholieke geestelijken, aar ook van duizenden leeken, die den anti- ultralont^nschen strijd als een anti- religieusen beschou-6 ' Hij dwingt zija landgenooten — door elke stemming over het vervullen van een vacanten bisschopszetel of een verlaten priesterambt onder anderen —te kiezen tusschen den Keizer en den Paus; hem heeft de moordaanslag te Kissingen te verstaan gegeven, wat hij van de naaste toekomst te vreezen heeft. De geestelijken zullen zich natuurlijk de handen in onschuld wasschen; het zal echter niemand kunnen verbazen, te moeten vernemen, dat werkelijk haat wegens de vervolging van geloofsgenooten den jongeling tot een moordenaar heeft gemaakt. Maar ook al ware dat niet zoo, al bleek het vermoeden ten eenemale ongegrond, de taal van de ultramontaansche bliden en de openlijke vereering der vervolgde priesters door talrijke catholieke landgenooten, voorspelt hoe langer hoe ondubbelzinniger en krachtiger een strijd, welken duizenden ultramontanen met volkomen doodsverachting zullen aanvaarden. „Zoo dikwijls de kerkvervolging zich herhaalt, zoo dikwijls storten tronen omver, en sterven machtige vorstenhuizen uit," zegt de een. Een tweede leert: „De tegenwoordige Keizer heeft misdaan, hij heeft zijn macht misbruikt, en het zou ons niet ver wonderen, het zou zeer ordelijk wezen, als de straf nog op zijn hoofd nederkwam." (*) Vraagt gij, welke straf bedoeld wordt, men verwijst u naar een zin uit een brief, door den Paus aan den Keizer geschreven : „Uw Majesteit kan zich overtuigd houden, dat uw maatregelen geen ander uitwerksel hebben, dan haar eigen troon te ondermijnen." Is het u nog niet duidelijk genoeg, een Catholiek geestelijke biedt u gaarne de toelichting: „Er moet nog één hoofd voor het Protestantisme vallen, en dat zal in Duitschland gebeuren." Nog meer: „De revolutie" (die dat bewerkt) „zal waarschijnlijk van een buitenlandschen oorlog vergezeld gaan. Het is meer dan te vreezen, dat geheel Europa er in zal gemengd worden. Dan zal de angst, de verwarring groot zijn; tranen zullen er vloeien, bloed zal er stroomen, tronen zullen er verzinken."
Overdrijving, meent men? 't Is mogelijk. Middel tot intimidatie van gevreesde tegenstanders ? Misschien. Maar onmiskenbaar m er een hoogst bedenkelijke spanning. Buiten twijfel ook is dit, dat niemand in Duitschland één weet aan te wijzen, die als Bismarck den toestand kan beheerschen, en dat de individu, die twee dagen geleden Bismarck naar het leven stond, zijn misdadig doel niet bereikt kon hebben, zonder een verwarring over Duitschland en een beroering over geheel Europa te brengen.— (*) Zie Onze Wachter; Juni 1874 N. 6.
Samarang. Maanstand.
Eerste kwartier 21 „
Postkantoor Samarang.
Engelsche „ 14 „ 88 „ Sumax&a's westkust den 4en en 19en van elke maand Palembang „ 17en „ „ „ Bobneo's westkust en Billiton „len „ Banixiekmassin en... Bawean „ 2 Oen „ Macassar, Timokkoepanq en de Molukken „ 17 en „ „ „ Atsjin met elke Eng. en Fr. mail.
Sluiting van het postkantoor te Samarang.
Om de Oost des avonds te 5 ure. —Om de West des morgens te 8 ure.— Om de Zuid (met eiken spoortrein) des morgen» te 6/2 uren dei voormiddag» te 11 ore. Voor geldartikelen van 's morgens 9 tot 'a namiddag» 3 ure (op zonen fee»tdagen wordt daarvoor niet gevaceerd) en. 't frankeeren van brieveu, is het postkantoor geopend van '» morgens 7 tot '» namiddag» 5 ure.
Gewijzigd Reglement op het examen, voorgeschreven in artikel 4 vao het Koninklijk besluit van 10 September 1864 (Staatsblad no. 93), houdende vast stelling der verordening ep het benoemen vau ambtenaren bij den burgerlijken dienst in Nederlandsch- Indië, zooals het is gewijzigd en aangevuld bij de Koninklijke besluiten van 23 Juui 1871 (Staatsblad No. 72) eu 30 October 1872 (Staatsblad No. 106), en Programma der vereischte kundigheden. Art. 1 Tot het examen worden toegelaten-, 10. zij, die in het bezit zijn van een der vereischten, omschreven in de artikelen 1 § b 3 en 5 van het Koninklijk besluit van 23 Juni 1871 (Staatsblad No. 72); 20. zij, die verkeeren in het geval, bedoeld bij art. 14 van het Koninklijk besluit van 10 September 1864 (Staatsblad No. 93.) Art. 2 Zij, die het examen wenschen af te leggen, geven daarvan, naar aanleiding van de aankondiging, krachtens art. 9 van het Koninklijk besluit van 10 September 1864 (Staatsblad No. 93) in de Nederlandsche Staatscourant en de Javasche Courant te plaatsen, minstens éene maand vóór het tijdstip waarop de commissie voor het afnemen van het examen hare gewoue vergadering houdt, schrifieijjk kennis, voorzooveel Nederland aangaat, aan het Departement van Koloniën en voor zooveel Nederlandsch- Indië betreft aan de Algemeene Secretarie te Batavia. Zij leggen daarbij over het bewijs, dat zij een der in art. 1 bedoelde vereischten, om tot het examen te worden toegelaten, bezitten. De kennisgave houdt tevens in de aanwijzing, in welke der twee talen, genoemd bij letter e van het Koninklijk besluit van den 30steu October 1872 (Staatsblad No. 106) du candidaat. als verplicht vak examen wenscht af te leggen, hjj bovendien in eene of meer andere talen geëxamineerd te worden, dan wordt ook daarvan opgave g«daan. Wie een diploma van geëxamineerd en beëedigd landmeter bezit, kan dit bij de door hem overgelegde stukken voegen.
De commissie voor het afnemen van het examen beslist of de candidaat voldoende bescheiden heeft overgelegd, om tut het in art. 1 vermeld examen te worden toegelaten. Bij twijfel aan de zijde der commissie, vraagt zij de beslissing van den Miuister van Koloniën of van den Gouverneur-Generaal vau Nedjrlandsch-Indië. Ait. 3. Aan een van de leden der commissie voor het afnemen vau het examen, krachtens art. 8 van het Koninklijk besluit van 10 September 1864 {Staatsblad No. 98), en van art. 1 § d van bet Koninklijk besluit van 23 Juui 1871 (Staatsblad No. 72) te benoemen, voor Nederland door den Minister van Koloniën, voor Nederlandsch-Indië door den Gouverneur- Generaal, wordt bij de beuoeming het voorzitterschap, aan een ander de betrekking van secretaris opgedragen.
Art. 4. Het examen wordt afgenomen in dier voege, dat voor ieder vak uit de leden der commissie eene subcommissie van ten minste twee leden wordt gevormd. De voorzitter en secretaris zijn niet verplicht het lidmaatschap dezer examineerende jub-commissiëu op zich te nem;n, zij zjjn echter daar.-offr benoembaar, indien zij dat zelven nuttig of noodig oordcelen. De benoeming dezer «üb-commissien en de aanwijzing der vakken, aan ieder harer opgedragen, geschiedt in eene voorloopige vergadering. De voorzitter regelt, in overleg met den secretaris, de orde der werkzaamheden van de geheele commissie eu van de tub-eommiasiën. Aan de candidaten wordt door den secretaris tijdig kennis gegeven van de plaats waar, en de dagen, waarop *rj examen moeten afleggen. Het examen moet zóó worden geregeld, dat het voor iederen candidaat in drie dagen aibopt. Art. 5. Het examen wordt io ieder vak gedeeltelijk schriftelijk, gedeeltelijk mondeling afgenomen. De leden der sub-commissie voor eenig vak nemen allen kennis van het schriftelijk werk der candidaten in dat vak. Bij het mondeling examen is, behalve het lid dat het examen afneemt, 'minstens nog ééa lid der sub-commissie, of bjj verhindering, een ander lid der commissie aanwezig. Geen schriftelijk werk wordt opgegeven dan nadat de vragen onderworpen zjjn aan de goedkeuringvan den voorzitter. Behalve in de talen wordt aan de candidaten de keus gegeven tusschen twee schriftelijke opgaven. Art 6. Bjj het examen woiden als afzonderlijke vakken, waarvoor afzonderlijke sub-commissiën moeten worden benoemd, de volgende aangenomen: I°. de geschiedenis van Nederlandsch-Indië; 2°. de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië; 3°. de godsdienstige wetten, volks-instellingen en gebruiken van Nederlandsch-Indië; 4°. de kennis der staatsinstellingen van Nederlandsen-Indië, speciaal ook der wetten en verordeningen betreffende de comptabiliteit, het financie-wecen en het belasting-stelsel; 50. de Maleisehe taal; 6°. de Javaansche taal; 70. ieder andere in Nederlandsch-Indie inheemsche taal, waarin volgens artikel 1 van het Koninklijk besluit van den BOsten October 1872 [Staatsblad n°. 106] examen kan worden afgenomen. Art. 7. Voor ieder in het vorig artikel vermeld vak wordt, na afloop van het examen, den kandidaat een cijfer toegekend van 0 tot XO. Het cijfer 0 duidt aan volslagen onkunde, de cjjfers 1 en 2 beteekenen tlecht, 3 en 4 onvoldoende, 5 en 6 voldoende, 7 en 8 gied, 9 en 10 uitmuntend, altijd met dien verstande, dat het hooger cijfer een hoogeren graad van kennis uitdrukt. Art. 8 De leden der sub-commissie, met het afnemen van het examen in ieder vak belast, verstaan zich omtrent het cijfer, voor dat vak aan den candidaat toe te kennen. Nochtans kunnen de andere leden der commissie, die bij het mondeling examen zijn tegenwoordig geweest, of van het schriftelijk werk hebben kennis genomen, tegen het toegekend cijfer bij de sub-commissie hunne bedenkingen opperen. Wanneer erover het toe te kennen cijfer verschil blijft bestaan tusschen de leden der sub-commissie, of tusschen hen en eenig ander lid, zoekt de voorzitter, na gehoord advief van die leden der commissie, die geacht kunnen worden met het vak het meest bekend te zrjn, de zaak in der minne te beslissen, en indien dit niet mogelijk is, bepaalt hij naar zijn eigen, uit de adviezen opgemaakt oordeel het toe te kennen c^fer. Art. 9. Het examen wordt geacht voldoende te zjjn afgelegd, indien voor elk der volgende vakken, namelijk: de geschiedenis van Nederlandsch-Indië; de land- en volkenkunde van Nederlandsch Indië; de godsdienstige wetten, volka-instellingtn en gebruiken van Nederlandsch-Indië ; de kennis der staats-instelling vangen Nederlandsch-Indie j de Maleisehe of Javaansche taal; het cijfer 5 of een hooger is toegekend. De candidaat wordt afgewezen, soo het gezamenlijk aantal punten voor vijf verplichte (daaronder begrepen de vier altijd verplichte en verder van de Maleisehe en Java .niche talen die, waarin bjj het examen het hoogste cijfer werd verkregen) 20 of minder .bediaagt. Hetzelfde geschiedt wanneer hij in ééa of meer dier vakken volslagen onkunde heeft getoond, ongeacht de uitkomst van het examen in de andere vakken. Iv alle andere gevallen wordt door de comissie beraadslaagd over de toelating van den candidaat. Bij staking der stemmen wordt het examen geacht voldoende te zija. Art. 10. Voor ieder examen in de Maleisehe of Javaansche taal wordt het aan den candidaat toegekende cijfer, mits dit 3 of meer bedrage, voor het voüe bedrag gevoegd bij het aantal punten, door hem voor de overige vakken verkregen. Hetzelfde geldt voor de examens in andere ia Nederlandsch-Indie inheemsche talen, doch alleen wanneer deze met voldoenden uitslag ziju afgelegd, terwijl voor niet-voldoende kennis in die vakken niets wordt bijgeteld. Art. 11. Bjj het verslag, krachtens art. 8 van het Koninklijk besluit van 10 September 1864 (Staatsblad no. 93) door de commissie uit te brengen, wordt eene ranglijst der geëxaminterden gevoegd, vermeldende de volgorde naar het verkregen totaal-cjjfer, en de in elk vak verkregen cjjfsrs. Art. 12. Van het voldoend afgelegd examen wordt den geëxamineerde, door de commissie, een door den Minister van Koloniën of door den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië geviseerd getuigschrift uitgereikt, waarin dein elk vak behaalde punten worden vermeld. Beait hij een diploma van geëxamiaemd en beëedigd landmeter, dan geschiedt daarvan aanteekening op het getuigschrift. De afgewesene kan mede, op zijn verzoek, van den secretaris der commissie mededeeling van den uitslag van zijn examen in ieder vak verkrijgen,
Overzicht der hoofdartikelen van de Indische dagbladen.
Onder den titel van „Hygiëne" levert de Indiër eenige beschouwingen naar aanleiding vao eene bijdrage in het Deutsche Vierteljahrsschrift für öffentliche Gesundheidsp/lege. Dat een buitengewone sterfte, de verschijning van epidemische ziekten, niet als bloote bezoekingen van hoogerhand mogen beschouwd, en daartegen van overheidswege menigvuldige maatregelen genomen kunnen wo.'den, wordt tegenwoordig door ieder wetenschappelijk man erkend Overtuigend is zulks in Calcutta gebleken, waar, door het graven van kanalen, die het waterpeil in den grond van 8 tot op 10 a 13 voet diepte onder de oppervlakte deden dalen, niet alleen het daar heerschende hospitaalversteif vanzelf geweken is, maar ook de sedert 30 jaren endemisch voorkomende cholera, die gemiddeld jaarlijks 3867 en in genoemd tijdvak geen enkel jaar minder dan 2800 offers maakte, in 1870 slechts 1560 en iv 1871 790 personen ten grave sleepte. Iv de hospitalen, waar vroeger jaarlijks 700 tot 1609 personen aan cholera stierven, daalde dit cijfer in 1870 tot 450 en in 1871 tot 179. Dat deze ziekte te Calcutta nog niet geheel verdwenen is, tchrrjfi Dr. Macnamare aan de omstandigheid toe, dat een gedeelte der bevolking nog altyd water uit onreine bronnen drinkt. Te Botterdam heeft de cholera vreeselijk gewoed in dat gedeelte der stad, waar het welwater slechts 1 tot 3 duimen beneden den beganen grond stond, terwijl io Zeeland, waar in 't geheel geen welwater wordt gedronken, die ziekte niet voorkwam.— Vestigt men de aandacht op het luttele wat ia de drie hoofdsteden van Java tot hiertoe voor betere afleiding van ondergrondswater en de verschaffing van beter drinkwater gedaan is; let men op de Btinkende grachten en slooten, op den pestwalm, die uit zojvele goten en bewaarplaatsen van onreinheden opstijgt; op het volslagen gemis van een anderen afvoer van fecale stoffen dan de rivieren waarin een ieder zich meet baden, waaruit de meesten moeten drinken, — dan mag het bevreemden dat de cholera niet nog meer slachtoffers maakt, dan thans het geval is.— In de steden van Britsch Indië is men ons in dit opzicht ver vooruit; maar gelukkig begint men ook op Java de noodzakelijkheid van maatregelen in 't belang der bygiène in te zien. Het verbranden van lijken is thans aan de orde van den dag, doch mtn behoort eerst voor de levenden te zorgen en wel iv de eerste plaats door hun zuiver drinkwater te verschaffen.
„De Ministrieele ciisis" behandelt het Alg. Dagblad en wjjst op het bevreemdend verschijnsel, dat wg thaus, drie weken nadat het ministerie zy'n ontslag indiende, nog niets vernomen hebben aangaande de benoeming van een nieuw kabinet, eene reconstructie van het oude of eene weigering van den Koning cm hel ontslag te verleenen. Terwijl de Koning naar Ems is, om daar de vereenigde Kekers van Husland en Duitschland te ontmoeten, schijnt onze geheele staatunaehine stil te staan. Periodieke regeeringloosheid hebben de stsats-instellingen van 1848 ous geschonken. Het politiek leven in Nederland beweegt zich nog altyd buiten het volk om, en de partijen staan onder vaste stellen aanvoerders, voor wie het regeeren eene behoefte is gewoiden, gelrjk voor een ander 't rooken van een sigaar. Van deelneming aan de publieke zaak is bij de groote menigte der natie geen -«rank. Eigenlijk is in Nederland niets nationaal dan de dynas'ie; de naam van Oranje is het eenige wat bet volk bjj tusschenpoozen uit zjjn onverschilligheid kan wekken. —Daarom is het te bejammeren, dat de oensus-wet gevallen is; de uitkomsten van onze tegenwoordige kieswet zjju niet zoo luisterrijk, of elke verandering zou een verbetering blijken te zijn. — Hoe wenscheljjk het ook zou wezen voor een meer geregelden gang van zaken, om vsn de Tweede Kamer, met opheffing van de Eerste, weder een bloemlezing uit de Provinciale Staten te maken, — nu daarop vooralsnog geen uitzicht bestaat, moet men van twee euvelen het geringste kiezen. Uitbreidiog van het kiesrecht nu is een der voorwaarden om Nederland uit zijn apathifohen toestand te verlossen. Maar juist daarom is dj rensus-wet moeten vallen; de Kamer begreep maar al te goed dat etne uitbreiding van het kiesrecht ia hare samenstelling verandering 'zou brengen, en daartoe was dé toestemming der meerderheid niet te krijgen — Zoo bewegen wij ons in een cirkel, en vinden nergens eene opening.
PROGRAMMA der vereischte kundigheden
1. Le geschiede nis van Nederlandtch-Indie- Kennis, in groote trekken, van de lotgevallen der volkstammen die den Indischen archipel bewonen; van de vooroaamste feiten, die betrekking hebben op de vestiging en uitbreiding van het Nederlandsch gezag in dien archipel, en meer bijzonder van de lotgeva len van Nederlandsch-Indië sedert het bestuur van den Maarschalk Daendels. 2, Be land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië. Kennis van de ligging en de natuurlijke gesteldheid der voornaamste eilanden en eilanden-groepen, van de ligging der voornaamste wateren en gebergten, van de voortbrengselen, voornamelijk der stapelproducten, van de hoofdtrekken der administratieve indeeling. van het voorkomen, de zeden en den maatschappelijken toestand der bevolking. S, Be godsdienstige wetten, volks-instellingen en gebruiken van Nederlandsch-Indie. Kennis der voornaamste voorschriften van den Islam, zoowel met betrekking tot de godsdienstige verrichtingen, als tot het publiek en burgerlijk recht, speciaal ook tot huwelijks- en erfrecht. Kennis der voornaamste afwijkingen van het recht van den Islam in de instellingen en gebruiken zijner belijders in den Indisehen archipel. 4. Be staats-instellingen van Nederlandsch-Indië. Bekendheid met de voornaamste bepalingen van het Regeeringsreglement en van de overige organieke wetten en algemeene verordeningen, uit de Grondwet en het Begeeringsreglement voortvloeiende, kennis vau de voornaamste bepalingen betreffende het bestuur en het rechtswezen en de verschillende andere takken van administratie, speciaal ook van de wetten en verordeningen betreffende de comptabiliteit, het financiewezen en het belastingstelsel, alles in zjjn ontstaan en ontwikkeling. 5. . Be Maleisehe taal. Vaardigheid in het schriftelijk vertalen van een opstel uit het Nederlandsen in het Maleisch, en in het mondeling vertalen van een stuk in proza uit het Maleisch in het Nederlandsch; kennis van de gronden der taal, gepaard aan eene goede uitspraak ; geoefendheid om zich ook in de gewone spreektaal uit te drukken, en om geschreven Maleisehe stukken of brieven van verschillende hand zonder bijzondere voorbereiding. 6. Be Javaansche taal. Vaardigheid in het vertalen van een niet moeilijk stuk in proza uit het Javaansch in het Nederlandsch; eenige geoefendheid om «ich in de Javaansche taal uit ta drukken, blijkbaar door het schriftelijk vertalen van eenige gemakkelijke volzinnen uit het Nederlandsch in het Javaansch; kennis van de gronden der taal, gepaard aan eene goede uitspraak; vaardigheid om geschreven Javaansche stukken en brieven van verschillende hand zonder bijzondere voorbereiding te lezen. 7. Andere inheemsche talen. Dezelfde eischen, als voor het Javaansch onder no. 6 zijn gesteld. Aldus vastgesteld bjj de resolutiën van den Minister van Koloniën, dd. 27 Mei 1874, Lett. Apz., no. 23. Uit de Bataviasche bladen van 11 Juni. — Op de vergadering vau de Bataviasche Kamer van Koophandel en Nijverheid is onder anderen behandeld de prijscourant, die door den Directeur van Financiën in de afgeloopen maand is gearresteerd ter heffing van de iv- en uitvoerrechten gedurende het derde kwartaal van dit jaar, en werd besloten om dien hoofdambtenaar over daarin voorkomende prijsverhuogingen 's Kamers bezwaren kenbaar te maken. Ook is gisteren eene missive aan de Regeering afgegaan, handelende over den spoorweg-aanleg op Java. — Een brutale diefstal is heden nacht gepleegd ten huize van Mevrouw B. op Rijswijk. Door een raam open te breken is het een diet gelukt in de kamer te komen, waar zich een kast bevond, waarin de dame hare sieraden en kleinodiën bewaarde, en die thans voor het grootste deel verdwenen zrjn. Men schat de waarde der ontvreemde diamanten en preciosa op ongeveer f 10,000. Terwijl deinbreker beproefde biunen te dringen heeft men hem bespeurd, doch geen der huisgenooten schijnt alarm te hebben gemaakt. De politie doet een streng onderzoek. Het centraal comité van het Roode Kruis in Nederlandsch-Indië ontving dezer dagen een telegram van Padang meldende, dat de stoomer Koningin Sophia aldaar was aangekomen met 120 zieken, waaronder drie officieren. — Het Dagblad meent: Van eene derde expeditie behoeft geene spraak te wezen en is ook geene spraak al mag de Minister in de Tweede Kamer, ten einde den admiraal Fabius tevreden te stellen, zich van uitdrukkingen hebben bediend, waaruit het tegendeel kan worden afgeleid. De macht van kolonel Pel is niet te gering, maar haar getal bewijst opnieuw, dat de eerste expeditie nooit had mogen terugkeeren en de tweede io alle opzichten meer dan voldoende is geweest. De rustige houding van den generaal Van Swieten beantwoordt geheel en al aan den waren stand van zaken. Sedert zjjn vertrek uit Atsjin, is daarginds niets voorgevallen wat een oud Indisch krijger als hij niet van te voren kon berekenen. Wij hebben hier te lande geene generaals noodig, die veldslagen leveren. Aan dat wanbegrip is ook in dezen oorlog reeds te veel geofferd. Meer en meer moet tot den zuiver Indisehen krijg teruggekeerd en met den aard van den vijand, tegenover wien wij ons geplaatst zien, rekening gehouden worden. — Men schrijft van Onrust: „In het ijzeren droogdok is Z. M. stoomschip Zeeland opgenomen, om beneden de waterlijn gekeurd te worden, en tegelijkertijd de schroef-as uit te nemen, en het schroefkokergat te stoppen. „Op de inteekenlijst voor het Atsjin-monument is hier voor ± / 40 geteekend. „Naar men verneemt zal Z. M. stoomschip Soerabaia, aanstaanden Dingsdag een proeftocht doen onder toezicht van den olf. machinist Hardes, om de vaart van het schip, bij eene bepaalde dieptrediogder schepborden, te onderzoeken, en daarna zijne bestemming naar de Noordkust van Sumatra opvolgen. „Door den Waterstaat zal de scheepshelling worden gereed gemaakt, welke door den heer Chanlan was aangencmen, doch niet ten uitvoer is gebracht." Db dixecteub van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid maakt bekend, dat de eerstvolgende examens voor onderwijzers en onderwijzeressen, bedoeld bij den IVden titel van het reglement, opgenomen iv het Staatsblad van 1868, No. 81, zullen worden afgenomen: te Soerabaia in de tweede helft der maand Juli a. s; „ Menado „ „ tweede „ „ „ Nov. a, s.; „ Banda-Neira» „ tweede „ Dec. a. s „ Macassar „ „ eerste „ Ootob. a. s. en„ Amboina „ „ tweede „ Jan. 1876; voor beide laatste plaatsen, met wijziging van de bij het besluit van 19 November 1878 vastgestelde tijdstippen. De dagen waarop, en de plaatsen alwaar de examens zullen worden afgenomen, worden door de betrokken plaatselijke schoolcommissiën bepaald.
Uit de Soebabaiasche bladen van 13 Juli. _ In het Soer. HB. leest men: Gisteren morgen bezocht ik de Conrad.
Met bijzondere voorkomendheid heeft men mij de geheele inichting van dat schip getoond.
Men weet niet, wat het meest te apprecieeren. Tot in de kleinste bijzonderheden schijnt voor de comfort van de passagiers het noodige te zrjn ingericht. Hollandsche bonnes zorgen voor het welzijn der dames, verschillende koks en patissiers voor een heerlijke tafel, Europeesche koejjen voor kostelijke melk. Heeft men het te warm, geschikte badkamers geven middelen ter verkoeling; ontstaat er brand — dat de Hemel verhoedtn moge — een brandspuit is ter blussehing aanwezig. Keukens, slagerij, dispens, iv een woord, alles is even netjes, tot zelfs het welgevulde varkenshok, wat met het oog op dit klimaat en zijne bewoners heel wat zeggen wil. Voegt men daarbij gentlemanlike officieren en een kommandant die, hoe kort ook in zijne betrekking, reeds een welverdiende, zeer gunstige renommée bezit, dan geloof ik aan de passagiers een zeer gencegelijku teis te kunnen voorspellen. Dat zij niet van langen duur zal zijn, bewijst, indien geene 'onvoorziene tegenkanting ondervonden wordt, de uitreis. Alles goeds wordt de Conrad van harte gewenscht en met hem een gelukkige reis aan al de schepen van de Maatschappij Nederland. Laat zij toonen, dat concurrentie met Frankrijk en Engeland met succes kan worden gevoerd. — Te Soerakarta woonde in de kampong K. een toovenaar. Hij beweerde de middelen te bezitten om vrouwen tot zich te lokken en in pand gegeven goederen te lossen, zonder betaling. Van dit laatste wilden drie personen de proef nemen en verpandden eenig goed der waarde van / 1114. Dat geld werd in een kist gedaan en de sleutel gegeven aan Rono, den toovenaar. Deze vertoonde eenige hocus pocus en ging daarna naar huis, aan de eigenaars bevelende gedurende drie dagen de kist niet aan te raken. Toen zij haar later openbraken, was het geld er uit getooverd, en de knappe goochelaar nergens te vinden. — Batavia begint in meer dan een opzicht een kb in Parijs te gelijken. Onlangs wandelde eene Chineesche schoone te Uedifc Benteng en ontmoette een harer stamgenooten, die haar vroeg, werwaarts zjj ging. „Naar Pasar baroe", was het antwoord. „Veroorloof mij u te begeleiden?" was de beleefde repliek van den Baba. „Met genoegen", hernam arj. Nu huurde Baba een wagen, liet de dame, die niet veel haast scheen te hebben, om op Pasar baroe te komen, de Japansche comedie op Glodok zien; tracteerde haar daarna op kimlo, doch dronk zich inmiddels zulk eene verheugenis aan, dat hij in de wagen in slaap viel. De schoone, die zulks waarschijnlijk vervelend vond, liet de Sroetsier weldra stil houden, stapte het voertuig uit en beval op hare terugkomst te wachten. Dit duurde drie uur lang, waarna de koetsier den slaper wakker maakte. Deze keek eerst naar zijne gezellin, voelde daarna iv zijn beurs en bespeurde, dat de eerste uit het rijtuig en uit de laatste de som van f 200 verdwenen was
Ondebwijzebs-examen. De candidaat voor de hoofdonderwijzers-acte heeft zich, na een gedeelte van het examen ondergaan te hebben, teruggetrokken.—
Bandjib. Als een natuurlijk gevolg der zware regens van de laatste dagen heeft zich het zeldzaam verschijnsel voorgedaan, dat in 't hartje van den Oostmoesson een groote bandjir de dijken doorbrak en groote uitgestrektheden gronds overstroomde. Eergisteren was zulks het geval in de rivieren Renggeng en Ngembel, in het district Singenkidoel. Vrij wat tweede gewassen zijn daardoor beschadigd of vernield, en honderden bouws gronds nu te vergeefs bewerkt.
Met de Celebet vertrekken 27 en met de Conrad 14 gepasporteerde militairen van Samarang naar Nederland. Laatstgenoemde bodem brengt buitendien eenige dier Gouvernements passagiers van Soerabaia over.
De Celebet is heden morgen op de reede van Samarang aangekomen. Ook de Conrad wordt nog heden verwacht. Beide stoomschepen vertrekken den 17 den van hier. 't Is te hopen, dat de kommandanten dezer schepen van concu' roerende Maatschappijen niet, op Americaansche wijze, een wedstrijd zullen gaan houden, wie het eerst de vaderlandsche haven zal binnen stoomen, en het leven der pasagiers daarbij in de waagschaal stellen.
Dronkenschap. Gisteren avond om 7 ure bevond zich in de buurt van den kleinen Boom een Europiesch soldaat, die daar de kampongs doorzeilde en, door hetuitdeelen van klappen aau wien hem in den weg trad, vrij wat opschudding veroorzaakte. Een inlandsch politie-oppasser had den zeldzamen moed hem aan te spreken, en bracht hem met een zott lyntje naar dea Schout. Wat er «erder van hem geworden is, hebben wij niet vernomen.