ÜLbonnementsprijs voor Indiê f IB.— en voor Europa f 30— per kalf jaar, b-y vooruitbetaling. Advertentiegelden behalve liet «egel: voor cDxc ÏO woorden, f 1
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 15-09-1874
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 15-09-1874
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 215
- Jaargang
- 23
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Advertentie
A propos van een Tentoonstelling.
dat deze lijst den voortreflijken indruk, welke door den energieken arbeid, door de waarachtig loffelijke en bewonderenswaardige toewijding van het Bestuur, inzonderheid van den Secretaris, aan de zaak van het Congres en de Tentoonstelling algemeen teweeg gebracht is, schaden zal. Die lijst toepassende, wordt de expositie een misgeboorte, levert zij niets dan een kolossaal mengelmoes, een wanstaltig model van een Indische toko> op ongeëvenaard groote schaal door een onpractisch tokohouder aangelegd. -Te veel omvamen doet slecht versamen. Heeft het Bestuur de gulden les, in dat spreekwoord opgesloten, wel naar eisch ter harte genomen? Velen zijn, even als wij, dienaangaande niet gerust, en waren dat reeds niet, eer de boven besproken, opzienbarende lijst verscheen, Amerika b. v. werd ook al uitgenoodigd, raachineriën, enz. ter tentoonstelling naiir Djokdja te zenden. Niemand echter, die weet op welke wrakke grond, slagen hier nog de landbouwnijverheid rust, mag het denkbeeld voorstaan, dat de Amerikaansche inzenders veel, en dus genoeg kans hebben, om door belangrijke orders uit Java op hun geëxposeerd fabricaat voor al hun moeite, kosten en risico behoorlijk schadeloos gesteld te worden. De Amerikanen worden dus verlokt om kostbare voorwerpen herwaarts te zenden, die als sieraden der tentoonstelling veel aanschouwers en enkele bewonderaars, maar die geen koopers zullen vinden. Er worden door de uitnoodiging om aan de expositie deel te nemen verwachtingen opgewekt, welke voorshands onbevredigd zullen blijven, en wanneer na vele jaren ook hier eindelijk de toestand voor de industrie gezond geworden zal zijn en er weder een tentoonstelling wordt ontworpen, en men ander maal de Amerikanen tot mededinging oproept, dan, wanneer Indië werkelijk voor hun producten emplooi kan vinden, zullen zij zich vergenoegen met toe te zien. Moet dat de vrucht dezer tentoonstelling zijn? Men heeft ons niet te zeggen, dat het Bestuur zelf zulk een uitkomst een ongeluk zou achten, dat het andere en betere bedoelingen beeft, dat het, al dwaalt het in deze, in andere opzichten zeer te prijzen is : men behoeft ons dat niet te zeggen, wijl het volkomen bekende en volledig erkende geen prediking noodig heeft. Men toone ons liever aan, dat het Bestuur niet zijn krachten overschat, en niet de bestemming van de Tentoonstelling voorbij gesprongen is. Het betoog daarvan kan ons en velen anderen nuttig zijn. Het welgeslaagd betoog van die stelling zal onze vrees voor de toekomst kunnen verdrijven: de vrees, dat de bereikbare geldmiddelen voor het vervoer en het onderhoud van al de ter expositie begeerde voorwerpen op verre na niet voldoende zullen zijn — op de begrooting is daarvoor slechts de geringe som van f 8800 uitgetrokken! — en de vrees, dat de tentoonstelling, die, naar 't schijnt, nu een wereldtentoonstelling moet worden, voor alle inzenders uit Europa en Amerika slechts een bittere teleurstelling ten gevolge zal hebben, die op haar beurt het nog geringe crediet van Nederlandsch-lndië in den vreemde ten zeerste schaden zal. Inmiddels blijven wij gelooven, dat ook voor de tentoonstelling te Djokdjakarta beperking zal blijken, krachtsverhooging te zijn.— Wij hebben als bijvoegsel van ons laatste Woensdagnummer een opgaaf van voorwerpen gepubliceerd, welke men in 1875 te Djokdja tentoonstellen kan. Ernst of spot? heeft hier en daar een lezer gevraagd, en 't antwoord was nu en dan: een parodie natuurlijk. Wij hechten er waarde aan, dat het karakter der opgaaf niet miskend worde, en verzekeren, dat zij door het Bestuur van het lic Indische Land bouw-congres zelf is samengesteld. Hetgeen hoogst onwaarschijnlijk werd geacht, is weder het alleen ware. Maar dat men het alleronwaarschijnlijkst achtte, van zulk een directie zulk een document te zien uitgaan, komt ons volkomen begrijpelijk voor. Wij zelven oordeelden niet anders, totdat de opgaaf ons in handen was gekomen. „Lijst van voorwerpen, geschikt om ter tentoonstelling te Djokdjakarta te worden ingezonden," is het opschrift: hoe kon men verwachten, daaronder een fluit en een piqueur, een mallemolen en zult, een oblie en een zeepziederij, een leverbeuling en een kleurdoos, een kabeljauw en een okkernoot, een kievitsei en een zwezerik, een telegraaf en een vaandel, een sijsje en een panter, een poelsnip en een portretschilder vermeld te vinden ? Met alle achting voor portretschilders en piqueurs, met de meeste welwillendheid voor zwezerikken en kabeljauwen, en zonder eenige geringschatting van al het overige, hadden wij gedacht noch gehoopt een van die voorwerpen voor deze expositie ter vertooning aangevraagd te zien. Een onderwijzer voorts wordt ook al een geschikt „voorwerp" genoemd — waarom niet een catechiseermeester of predikant meteen ontboden; een blikslager zal welkom geheeten. worden — waarom ook niet een kleermaker; "en mutsenmakerij wordt begeerd — waarom ook niet een mutsenbol; een snaar — waarom geen sternvork; een veehoeder — waarom niet: tevens een verloren zoon ? Het een is even ongerijmd of geschikt als het ander. Misschien echter is op al het onvermelde de mededeeling van het Bestuur toepasselijk, dat ook voorwerpen waarvan de namen niet op de Lijst te vinden zijn, voor expositie aangenomen kunnen worden, of wel: het Bestuur wilde niet le onbescheiden zich toonen. Het vroeg reeds zoo veel, en het vroeg „voorwerpen" van zoo reusachtige uitgebreidheid als dichtkunde en scheikunde, natuurkunde en aardrijkskunde; het vroeg verder niet alleen een zeepziederij, maar ook een drukkerij, een lettergieterij, een looierij, een bakkerij, een messenmakerij, een paardenstoeterij, een planetarium (vermoedelijk bij voorkeur het bekende planetarium uit Franeker), een traankokerij, een walrus, een vetweiderij, een pletterij, een teerkokerij, een veeartsenijschool, ja, wat niet al? Zelfs een pyramide (toch die van Cheops niet?), een ... zee en .. . een rots! Wij vreezen inderdaad, dat der maatschappijen, die in 't belang der zaak kosteloos vervoer hebben toegezegd, die vrijgevigheid berouwen zal, nog daargelaten de moeite voor de verzenders van dergelijke grandiose „voorwerpen"! Scherts op zij! Te uitnemend is het doel eener tentoonstelling, om 'zelfs bij de bespreking van dit zonderlinge feit den ernst los te laten. En nu willen wij gevraagd hebben, wat in 's Hemels en der rede naam het Bestuur bewogen heeft, zulk een lijst te maken en in de wereld te zenden. Als wij minder achting voor het Bestuur gevoelden, dan, tot ons genoegen, thans het geval is, zouden wij de vrees kunnen uitdrukken, dat er uit 't een of ander lexicon te hooi en te gras, op den gis en den tast maar wat woorden overgeschreven waren. Hoe zal men in Europa, en ook in Amerika met zulk een üjst voor zich, de Europeesche maatschappij van Nederlandsch-lndië beoordeelen ? Men denke daarover toch Qiet te licht. Onzes inziens staat het vast, dat deze °Pgaaf hetzelfde resultaat zal hebben als een goed gedaagde parodie. Onontwijkbaar schijnt het ons toe,
Samarang. Haanstand
over de maand September, Eerto fcfrartier 19 „ Volle maan ...;.. 26 „
Postkantoor Samarang.
Fkansohb den 4 en 18 Sept. Engelsch k, via Muntok k Biouw „ 8 „22 „ Sumatra's westkust, Telok-Betono, Benkoelen, Padang en Atsjin, den 14en en 24en van elke Maand. Muntok en Palbmbano n 17en » » » Bokneo's westkust en Billitoh „ len « ■ » Bandjeemassin en Bawean „ >San . „ „ Macassar, Ttmoekobpang en de Molukkbx „ 17 en m „ . Atsjin met elke Eng. en Fr. mail.
Sluiting -van het postkantoor te Samarang.
Om de Oost du avonds te 5 ore.— Om de West des morgens te 8 ore.— Om de Zuid (met eiken spoortrein) det morgens te 6% ure des voormiddag! te 11 ure. Voor geldartikelen van 's morgens 9 tot 's namiddags S ore (op sonen feestdagen wordt daarvoor niet gevaceerd) en voor 't frankeeren van brieven, is het postkantoor geopend van '• morgens 7 tot '• namiddags 5 ure.
Den Ben Sept. is goedgevonden en verstaan: Met aanvulling in zoover van den bjj artikel 1 van het besluit van 4 April 1862, no. 11 (Staatsblad no. 41) vastgestelden afstaodwijzer van de residentie Madura te bepalen: I. dat Kwanjar behoort tot de plaatsen, aangewezen voor nachtverblijven voor reizende militairen op Java en Madura: II dat de afstanden tusschen de na te noemen plaatsen worden gerekend te bedragen: van Kamal tot Kwanjar 9 palen; „ Kwanjar tot Blega 19'/a paal. De- Ben September is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Goed te keuren en te bekrachtigen de volgende Overeenkomst, krachtens bjj missive van den lsten Gouvernement Secretaris, dd. 16 Februari 1874, no. 321, verleende machtiging van Zjjne Excellentie den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië, Mr. James Loudon, commandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw, Grootkruis der Luxem* burgsche Orde van de Eikenkroon en Bidder van de lste klasse der Orde van Sint Anna van Rusland, gesloten door den Besident van Soerakarta, Adriaan Anton Maximiliaan Nicolaas Keuchenius, met Zjjne Hoogheid den Soesoeboenan Pakoeboewono Senopati Ingalogo Ngabdoer Bachman Sajidin Panoto Gomo IX, commandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw, Generaal-Majoor bjj de Legers van Zjjne Majesteit den Koning der Nederlanden, hof houdende te Soerakarta Hadiningrat. Met intrekking der overeenkomst op den 18den April 1854 tusschen den waarnemenden Besident van Soerakarta, H. F. Buschkens, als gemachtigde van Zjjne Excellentie den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië Mr. A. J. Dujjmaer van Twist, en Zjjne Hoogheid den Soesoehoenan Pakoeboewono %enopatie Ingalogo Ngabdoer Bachman Sajidin Panoto Gomo VII gesloten. en met nadere wijziging in zoover der artikelen 2, 6 en 17 van de overeenkomst op deu oden Juli 1847 tusschen 's Gouvernements Commissaris Mr. J. F. W. van Nes en Zijne Hoogheid den Soesoeboenan voornoemd gesloten, alsmede met wijziging in zoover van artikel 13 van de daarbij gearresteerde instructie voor de regenten van policie, wordt het volgende.overeengekomen: Art. 1. In de kaboepatens (regentschappen) Klatten, Ampel, Boiolali, Kartasoera en Sragen, alsmede in de kawedanan Laiangan worden rechtbanken opgericht onder den naam van Pradoto-kaboepaten. De kawedanan Larangan woidt voortaan een kaboepa* ten onder den naam Soekohardjo. Die rechtbanken zijn zamengesteld als volgt: Het hoofd der kaboepaten is voorzitter. In de vijf eerstgenoemde kaboepatens zjjn de liwon en een panèwoe leden en in de kaboepaten Soekohardjo twee panèwoes leden; aan elke rechtbank worden toegevoegd een pangoeloe als adviseerend lid, een panèwoe- als djaksa en een ronggo als griffier. Bij ontstentenis, wettige verhindering dan wel ziekte van den voorzitter der rechtbank, treedt het hoogste in rang zijnde lid als waarnemend voorzitter op, terwijl de panèwoe djaksa dan als lid fungeert en de ronggo griffier de funotiën van djaksa bjj de zjjne waarneemt. Art. 2. De Pradoto's-kaboepaten zullen rechtspreken omtrent alle civiele zaken behalve die, welke tot de kennisname der rechtbanken Kadipaten en Soerambi behooren en omtrent alle misdrijven, met uitzondering van de volgende, welke bljjven behooren tot de kennisname van de Pradoto ter hoofdplaats Soerakarta, als: 1. misdrijven, gepleegd, door ambtenaren en bloedverwanten van Zijne Hoogheid den Soesoehoenan, hoe gering die misdrijven ook mogen wezen ; 2. moord, moedwillige doodslag, menschenroof, brandstichting, het bedriegeljjk namaken, vervalsehen of besnoeien van muntspeciën, wettigen koers hebbende in Nederlandsch Indie, of wel het met kennis in omloop brengen van zoodanige nagemaakte, vervalschte of besnoeide muntspecie, het bedriegeljjk namaken of vervalsenen van bankpapier of eenig op hoog getag in omloop gebracht papieren geld, of wel het met kennis in omloop brengen van alzoo nagemaakt of vervalscht bankpapier of papieren geldfc landverraad, oproer, diefstal in vereenigde of gewapende benden, of met geweld gepleegd, en in het algemeen alle zoodanige misdrjjven, welke met den dood of met de straf naast die des doods kunnen worden gestraft; 3. geweldadig verzet en het plegen van dadeljjkheden tegen het openbaar gezag, bloedstorting of kwetsing te weeg gebracht hebbende Art. 3. De proeessen-v-rbaal vaa onderzoek der rechtbanken Pradato-kaboepaten moeten, in de Maleische taal met Hollandsche karakters geschreven, door den voorzitter aan den Bijkebestuurder worden ingediend. Nadat deze stukken door den Bjjksbestuurder zjjn bekrachtigd, worden zjj aan den voorzitter teruggezonden, ten einde de daarop betrekking hebbende vonnissen te doen opmaken. Art. 4. De vonnissen van de Pradoto-kaboepaten mogen niet ten uitvoer worden gelegd, dan nadat zjj door den Rijksbestuurder zijn goedgekeurd en bekrachtigd. Indien de Bjjksbestuurder zioh niet met den inhoud van een vonnis vereenigt, wordt het teruggezonden, om het te wijzigen in den geest, door-den Bjjksbestuurder aan te geven. De Brjksbestuurder is gehouden, om, ingevolge artikel 8 der overeenkomst van 6 Juin 1847, de vonnissen van de Pradoto's- kaboepaten aon den Besident van Soerakarta ter inzage te zenden. Art. 5. Bü de indiening van vonnissen in zake van misdrijf moeten tevens worden opgezonden de daarbij veroordeelde personen, die dan in de gevangenis ter hoofdplaats worden overgebracht. Art. 6. De hoofden der kaboepatens zjjn bevoegd, om, in overeenstemming met den betrokken Assistent-resident, overtredingen van policie-reglemeuten en kleine misdrijven te berechten, en naar bevind van zaken straffen op te leggen v. n ten hoogste drie maanden teoarbeid-stelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon, of boete van ten hoogste/ 100. — (een hoDderd gulden). Die uitspraken worden in een boek ingeschreven, en door hen zoowel als door den Assistent-resident onderteekend. Dit wordt policie-rol genoemd. Maandelijks wordt een afschrift van die rol aan den Bjjksbestuurder gezonden. Ingeval de hoofden der kaboepatens, bjj het berechten eener zaak op de policie-rol met het oordeel van den Assistent-Besident niet mochten kunnen instemmen, wordt daarvan door hen terstond kennis gegeven aan den Bjjksbestuurder, die alsdan in overeenstemming met den Resident van Soerakarta omtrent dat verschil beslist. Art. 7. De Pradoto's kaboepaten zullen evenals de Pradoto ter hoofdplaats Scerakarta rechtspreken overeenkomstig de Hangger gedé. De berechting der zaken op de policie-rol cal geschieden overeenkomstig de Javaansche wetten en de door of namens Zijne Hoogheid den Soesoehoenan uitgevaardigde of uit te vaardigen bevelschriften. Aldus gedaan op Donderdag, den zevenden Mei 1800 vier-en-zeventig. KEUCHENIUS.
Bjj besluit van 8 Sept. is de uitoefening der Justitie en Policie op de landen van Pangeran Adipati Ario Mangkoe Negoro op eene dergelijke wijze geregeld alt in bovenstaande overeenkomst met H. H. den Soesoeboenan van Soerakarta. Daar is echter slechts van ééne Prodoto-kawedanan sprake, die gevestigd is in de Afdeeling Wouogiri, ter woonplaats van den Assistent-Resident dier Afdeeling. Voorts bevat de Jav. Courant een besluit waarbij de grenzen der reede van Siboga (Tapanoli-baai) worden geregeld.
Uit de Batavia* che bladen van 11 Septembeb.,
— Heden morgen ten 81/2 ure zette Mr. Keuchenius r.jjn pleidooi in de zaak van den heer van Daalen voort. De verdediger behandelde de derde geïiicrimineerde zinsnede, inhoudende het verhaal van de redenen, die dan generaal Verspyck tot het vragen van ontslag hadden geleid. ZEd. Gestr. toonde aan, hoe beklaagde niet anders had gedaan, daa opgeven wat den generaal Verspyck had bewogen ontslag te vragen; hjj wordt dus verantwoordelijk gesteld wegens hetgeen door Verspyck is gedaan, hetgeen niet aangaat, daar beklaagde op zijn best wegens het verspreiden van een valscb bericht kon zijn vervolgd. Toch neemt beklaagde gaarne alle verantwoordelijkheid op zich, doch eischt dan ook, dat zjjn geschrijf beoordeeld worde, alsof de generaal zelf het in de gegeven omstandigheden geschreven had. Wanneer nu, na hetgeen bjj de interpellatie en de motie Fabins in de Tweede Kamer was voorgevallen, de generaal Versptjck in dezelfde bewoordingen als nn bekl. heeft gedaan, de redenen van zijn ontslag-vragen had meegedeeld, dan had er nooit sprake kunnen zjjn van boos opzet Beklaagde verkeerde in dezelfde omstandigheden, hjj schreef naar aanleiding van de pas uit Nederland ontvangen berichten over de interpellatie en motie Fabius, en hjj schreef dat in een mail-overzicht, dus voor Nederland. In de kamer nu had 's Jacob den generaal Verspyck een verwijt gemaakt van zjjn vragen om ontslag: beklaagde wi'de de ongegrondheid daarvan aantoonen, wilde de waarheid aan het licht brengen Van Zutjlen, Stieltjes, Butgers van Bozenburg hadden deels de benoeming van Verspjjck tot opperbevelhebber der 2de expeditie, deels de verdiensten van dien generaal geconstateerd; beklaagde had in het eerste grond genoeg voor zjjn meêdeeling, in het tweede een steun voor de hnlde, die hem moet worden gebracht, waar hjj meegewerkt had om dien generaal voor het vaderland te behouden. Wat de benoeming zelve betreft, de minister Fransen van de Putte moge haar ontkend hebben, zjj blijkt uit de overgelegde geheime cabinetsmissive, uit de egards, die tegenover Verspyck werden in acht genom n, uit de dagorder, door den G. G. tas de teruggekeerde eerste expeditie gericht, waarin uitdrukkelijk wordt beloofd, dat zjj onder bevel van den generaal Verspyck ten tweeden male zal worden uitgezonden. Dat was het woord van den G. G., maar omdat toch later van Swieten tot opperbevelhebber werd benoemd, was de G. G. nog geen woordverbreker. De omstandigheden veranderden, o. a. doordat de heer Nieuwenhuyzen niet weer als regeeringscommissaris zou meegaan, ca de G. G , die de eens gedane belofte niet vervulde, behartigde eenvoudig 's lands belang. Al «ras het feit zelf van zjjne latere niet-benoeming krenkend voor Verspjjck, al g«f beklaagde de ware redenen op van diens vragen om ontslag, daarom gaat het nog niet aan, gelijk de acte van beschuldiging doet. te beweeren, dat beklaagde den G. G. een woordverbreker heeft genoemd. In een zijner brieven aan Groen van Prinsterer zezt Thorbecke tot dezen, dat hij zrjn woord niet heeft gehonden, doch doet dit, zonder in het minst 's heeren Groen's goede trouw te verdenken Evenmin velt beklaagde een oordeel over de goede trouw van den G. G. als hjj meedeelt, dat Verspyck zjjn ontslag vroeg, daa* de latere houding van den G. G. in strijd was met z?ne vroegere beloften. Evenmin als de G. G. daarom door beklaagde een wcordverbreker wordt geacht, is dit generaal van 'jwietea, waar hjj niet handelt overeenkomstig het zijne proclamatie-gezegde: diens voorbeeH bewijst, hoe men zijn woord niet kan houden en toch den hoogsten lof kan verwerven, en wel van de regeering. Consequent moet de officier de houding der regeering ia deze afkeuren. — Het curtyfeeren van de woorden zulk en hel woord van den landvoogd, waari<» de ace van beschuldiging boos opzet ziet, is üiet het geringste bewijs van minachting: het komt in elk geval ten laste vsn Verspyck, wiens meening door bekl. is weergegeven, maar ook al draagt bskl. voor deze de verantwoordelijkheid, dan kan een meermalen gevolgde gewoonte bjj drukwerk in deze hem niet schaden; in de plaats van zulk had evengoed b. v. genoemden kunnen staan; het gold niet den persoon, maar de handelingeu van den G. G. — Ala e;n bewijs, dat bij bekl. nooit boos opzet heeft voorgezeten, kan dienen de zachte wijze, waarop bij o?er de tegenstrijdigheid heeft geschreven, die zich voordeed in de verklaringen van den G. G. omtrent het teruggaan der eerste expeditie, geljjk die voorkomen in de genoemde dagoider en in het stuk bemoediging. Ook daarom hoewel later bleek, dat de schrijver van Bemoediging gelijk had, was de G G. nog geen woordverbreker, evenmin als de regeering, waar zjj door de smstandighedeu gedwongen vroeger gedane beloften niet kan vervullen: het staatsblad is vol van zulke onvervulde beloften, en de officier drukke dus niet te veel op het uw ja zjj ja der regeering, waar do omslandigheden dikwijls te machtig kunnen zjjn. Toch. ondervinden zjj, tegenover wie gedane beloften niet word-n vervuld.' daarvan al het krenkende. — Het eenige wat den beklaagde ten opzichte van de derde geïocrimineerde vohin kan worden ten laste gelegd, is het verspreiden van ecu vslsch bericht (ert. 26 Drukpersreglement), en de beklaagde wenscht niets liever, dan dat, als hjj nu zal worden vrijgesproken, de officier, gewapend m^t het officieele stuk, dat hjj üiet vertoont, eene tweede vervolging te dier rake tegen hem zal instellen. — (Volgt een verdediging van de meer.ing dat getuigen- en ander bewijs in deze wel toelaatbaar zijn).
Lion's vrijspraak en het vonnis toen geveld moge een leiddraad zjjn bjj de behandeling dezer zaak. Niet den persoon van den G. G. betreffen de woorden van bekl., maar den oorlog mat Atfjin en Verspyck. — De heer Keuchenius heeft de verdediging van bekl. op zich durven nemen, omdat hjj nagenoeg onvoorwaardelijk zou willen onderschrijven, al wat deze orer den oorlog m.it Atsjin heeft meegedeeld, omdat hjj telkens in diens artikelen zjjn eigen denkbeelden heeft teruggevonden. De verdediger beseft, zich verplaatsende op het standpunt van den bekl., wat er in diens gemoed moet omgaan, nu hrj door het O. M. wordt vervolgd nadat hij l/a jaar door regeering en O. M. met rust is gela en in zijn strijd tegen een zaak, die Inm met afkeer ver vu'de. Bekl. draagt dien smaad gaarne in het belang der publieke zaak, maar ook alleen iv dat belang wenscht hjj te worden vrijgesproken Het kan tot eer noch van de regeering noch van het O. M. strekken nu eerst veroordeeling te hebben gevraagd, en de inwilliging van den eisch van het O. M. zou de lijdzaamheid en werkeloosheid van regeering en O. M. dubbel zwaar maken. In het belang der publieke zaak en der pers blijve den bekl. eene veroordeeling gespaard. — De verdediger behandelt eindeljjk de wenecheljjkheid eener vrije gedachtenuiting, eener geheel vrjje drukpers, en besluit met den wensch, dat de oorlog tegen Atsjin onze laatste anneiatiekrjjg, de Atsjin-vervolging de laatste vervolging zjj wegens drukpereovertreding moge zijn. ZEdG. concludeert tot vrijspraak. Nadat het O. M. en de verdediger bij re- en dupliek hunne sustenuëo nader hadden verdedigd, en de beklaagde zelf van verdere verdediging had afgezien, verstaat de Baad de uitspraak te bepalen op Vrijdag, 18 Sep'ember des voormiddags ten 10 ure. — Volgens ontvangen telegram is de regent van Bandong, Baden Adipati Wira nata Kesoema, den 27sten Juli 1846 tot dien post benoemd, en dus na ruim 28 jaren a's Regent den lande trouw te hebben gediend, dezer dagen overleden. De Begent was gedecoreerd met de orde van den Nederlandschen Leeuw, met de Oostenrjjksche Frans- Jozeforde en met de derde klasse, der Kroon orde van Pruissen.
Postkantoor. — Volgens mededeeling van den Chef van het postkantoor alhier zal tot Zaterdag den 19en dezer, des namiddags te 5 ure, gelegenheid bestaan tot verzending van brieven, monsters en drukwerken uitsluitend voor Nederland, te verzenden per stoomschip Madura.
Vroeg bedorven. — In de kampong Boeloe-Magersarie bevindt zich een Javaansch jongetje van 6 lf2 jaar, dat reeds zoodanig aan het amfioen-schuiven verslaafd is, dat het zich bangerig en lusteloos gevoeld, zoolang het nog niet geschoven heeft, en eerst na dit gedaan te hebben als andere kinderen lust hetft om te spelen. Wat moet er van zco'n kind worden?
Diefstallen. — Gisteren morgen van 11 ure hield een politie-oppasser nabij de ingang van het Arsenaal een inlarder staande, die daar gewerkt had, en onderzocht een zak die deze bjj zich droeg. Die zak werd bevonden een vrij groot stuk was te bevatten, en op de vraag, waar die man daaraan gekomen was, bekende hjj terstond, dat hjj de was uit het Arsenaal had medegenomen. Natuurlijk werd de dief aan den schout overgeleverd.
Dx politie wordt uitgenoodigd het dobbelen te beletten, dat dageljjks bij de brug van Kobong plaats heeft.
Hygiëne. — De aandacht van hen „die zulks zoude mogen aangaan" wordt gevestigd op de ophoopingen vaa modder, welke gevonden worden in de langs passar Gendingan loopende leiding. De loop van het water is daardoor bijna geheel gestremd. In tijden als deze, zjjn reinheid en zuiver drinkwater ten dringendste voorgeschreven, 't Zjjn schier de eenige middelen om de cholora te verdrijven. Ecu dergelijke modderleiding vloeit, — als er in zulk een geval nog van vloeien sprake kan zjjn — door de kampjng Kranggan. Ook die eischt dringtnd reiniging-
Ingezonden stuk. Oorzaak en gevolg.
Dat alle oorzaken gevolgen hebben en omgekeerd alle gevolgen oorzaken, is eene algemeene waarhied, boven tegenspraak verheven. Het is dan ook wel te betreuren, dat zoo vele menschen de gevolgen ondervinden, zoowel ten goede als ten kwade, zonder zich de moeite te geven de aanleiding daarvan na te gaan. ledere stand zou daar voordeel van hebben, dan eens ter nagevolging, dan tot waarschuwing; de vooruitgang is hierop gegrondvest. Op theoretisch en practisch gebied ware dit beweren met tal van voorbeelden te staven, dochuit vele nemen wjj er slechts één, en wel uit het leger in deze gewesten. Sedert eenige jaren is het handgeld en zjjn de pensioenen van den soldaat verhoogd: de soldaat geniet nu ƒ 200, de korporaal f 250, de sergeant / 300, de sergt.-majoor ƒ 350, en de adjudant-onderofficier 400 s' jaars. De noodzakelijkheid om het leger zoo veel mogelijk voltallig te krijgen en te behouden was de voornaamste drijfveer tot deze welverdiende verbetering, en de mare daarvan deed aanvankelijk menigeen besluiten dienst te nemen, of wel zich opnieuw te verbinden, in de hoop op dat pensioen. Het verhoogde handgeld legde den grondslag, en het groot aantal jongelingen, daardoor verkregen, kwam den lande dan ook wel te stade in de jongste oorlogen. En toch verlaten thans meer militairen de gelederen dan vroeger, nadat zjj reeds een of meer jaren als ondergeschikten daarin hebben gediend! Ook hiervoor is eene oorzaak, die het leger meer nadeelig is, dan het aanvankelijk verkregen voordeel door vermeerderd handheld en pensioen. Zjj bestaat in de aedert uitgegeven bepaling, dat alle gepensionneerde militairen beneden den rang van Officier, voortaan geene vrije geneeskundige hulp meer zullen genieten, tenzij geheel onvermogenden een betrekkelijk bewijs overleggen, geteekend door de plaatselijke civiele authoriteit, in welk geval zjj in die klasse, als behoeftig, in een garnizsenech-hospitaal kunnen opgenomen worden. Deze gelijkstelling van den soldaat, die minstens twintig jaren den lande heeft gediend, met een Jsvainsch bedelaar, die daar -seifs toe genoodzaakt moet worden, stuit menigeen tegen den borst, en hierdoor is de goede geest in het leger niet alleen niet verbeterd, maar velen zeggen om die reden den dienst vaarwel zoo spoedig zg kunnen. De besmetting hiervan verbreidt zich ten nadeele van het Gouvernement. Hij, die voor Ned. Indië dienst neemt, kost den lande reeda veel, alorens hrj zjjne bestemming bereikt, als: door aanwerving, handgeld, tractement, voeding, kleeding, kazerneering en transportkosten over zee. Hierdoor reeds zy de eerste zes dienstjaren de duurste, maar daar komt het groote sterftecijfer bij, dat ouder dit verband plaats heeft. In de daarop volgende tien jaren is het sterftecijfer enorm verminderd, maar in de laatste vier jaren neemt het weder toe. Dit is zeer natuurlijk, en wordt door statistieke opgaven bevestigd. Hieruit volgt, dat het aantal gepensionneerden natuurlijk volle dienstjaren betrekkelijk niet groot is, en velen, die het genieten, daarvan korten tijd genot hebben. Om derhalve met de minste kosten een leger te hebben, is het noodig, dat de reeds geacclimatiseerde soldaat den dienst niet verlate,— een onderwerp dat wel eenige overweging verdient. Hrj weet zeer goed, dat hij na twintig jaren dienst in deze gewesten aan meer gebreken en ziekten is blootgesteld, dan het geval is in het burgerlek leven, veroorzaakt door velerlei ontbering, door koude en hitte, door regen en door het leven te velde. Hjj weet zeer goed, dat zijn pensioen, hoewel ook verbeterd, niet voldoende is om hier te lande er van te kunnen leven, en hjj trachten moet er iets bjj te verdienen; dat het Europeesch klimaat voor hem minder geschikt is geworden, en er dikwjjls vele redenen bestaan, die hem nopen te blijven, waar hjj is; — maar hjj wist ook, en dat troostte hem, dat hij dan voor zich er zjjn gezin, boven den burger, eene vrjje geneeskundige behandeling genoot. Dat vooruitzicht is hem nu nagenoeg geheel ontnomen — en men moge het van veel of van weinig belang beschou* wen: het is de reden, in de kazerne besproken, die velen den dienst doet tegenstaan. Zjj, die nog gezond en sterk zija, en het of ander werk verstaan, juist de beste soldaten, zien in, dat zjj meer dan hun tractement kunnen verdienen, hetzij iQ Europa, betzjj hier; dat het hoog tjjd is voor hunne toekomst te zorgen, en zjj geven, noode of gaarne, hunne dienstjaren den lande cadeau. Een tweede reden van ontevredenheid, hoe zwak dan ook op zichzelf, bestaat daarin, dat gepensionneerde Officieren vrjje geneeskundige behandeling, zonder dwang, hebben behouden. De soldaat noemt dit meten met verschillende maten. Zonder leger geene Officieren, het leger is de kracht, waarom en waaruit Officieren bestaan; deze kunnen des noodig beter doctor en apotheker betalen dan de soldaat, hun pensioen is veel grooter, want een 2e luitenant geniet f 700, een eerste f 900, een kapitein f 1600, een majoor f 2400, een luit.-kolonel f 8000 en een kolonel f 4000 s'jaars. Nu zal het wel tot de zeldzaamheden behooren, dat hier te lande na twintig jarigen dienst een tweede luitenant op de pensioen-staten voorkomt,—terwjjl menig krijgsman daarop genoemd wordt als gewoon soldaat, zonder meer. De gepensionneerde Officier heeft beter vooruitzigt om zjjne positie te verbeteren dan de soldaat, beneden dien rang, meestal door meerdere capaciteit, maar hoofdzakelijk door zijn voormaligen stand. Onder de minderen heeft men velen, die eene goede opvoeding hebben genoten, en die in menig opzicht voor de anderen niet onderdoen, en hiervan zijn een paar in eene compagnie voldoende, om de rest de ongelijke bedeeling en vooruitzichten onder het oog te brengen, en middelen te beramen, die, buiten den militairen stand, tot verbetering zouden leiden. Onlangs sprak een gehuwd Onder-Officier tot zjjne kameraden, „men stelle een gehuwde; zjjn vrouw wordt ongestold, de kindertjes vergen hare hulp, de doctor wil niet komen, omdat hjj weet geene betaling te krijgen; na veel moeite en bewijzen van onvermogen zou zjj in het hospitaal kunnen komen, meestal op de zaal der....vrouwen; de man wil dit niet, de vrouw nog veel minder en kan bovendien hare huishouding niet verlaten; de gevolgen blijven niet uit; dit is ons vooruitzicht. Sterft de man, de vrouw heeft dan me t de kinderen geheel niets en derhalve, kameradenl laat ons uitzien iets anders te krijgen, nu is het nog tjjd." Op zulk eene redeneering valt weinig af te dingen, en zal de sterkte van en den goede geest in het leger bewaard blijven dan moet ook gedaan worden, wat daartoe leiden kan, eer het te laat is, want vele kleinigheden maken een groot. Werd die bepaling weder ingetrokken, die denkelijk door en voor het gemak der militaire doctoren is verkregen, ook voor degenen, die sedert gepensionneerd werden, dan zullen ongetwijfeld alle redeneeringen en gevolgtrekkingen, die daarop gebouwd zjjn, ophouden, en de lande zal bijna zonder kosten menig actief soldaat behouden, die het thans verliest. Ook wanneer de garnizoens-geneesheeren eene billijke toelage hiervoor ontvingen, zouden de kosten voor den lande er door verminderd en het leger er door verbeterd en vermeerderd worden.— Een Vbiend van het lbgeb.