ZONDAG, den 27 September 1874. Vroegdienst des morgens te zeven ure. Hoogdienst des voormiddags te half negen ure. LOF des avonds te zes ure.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 25-09-1874
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 25-09-1874
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 224
- Jaargang
- 23
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Protestantsche Eeredienst. ZONDAG, den 27 September 1874, 's morgens 8 ½ ure. Maleische dienst VOORBEREIDING VOOR HET H. AVONDMAAL, Ds. PRINS. Roomsch- Kath. Eeredienst.
Scheepsberichten. AANGEKOMEN.
SAMARANG, 25 Sept. N.l. bark: Hairool Bom, Mat Balfagie Ban-jernmsi-H
VERTROKKEN.
SAMARANG, 21 Sept. N. I. schoener: Maahoor, Sech Mansoor, Bandjerm-aiin; 25 Sept. Nederl. Fregat: Waterloo, J. J. W. Steevert, Batavia; N. I. Gaffeltohoener: Madahka, Mo, Joana.
Vertrokken Passagiers van Batavia.
Naar TEXOK-BETONG, BENKOELEN en PADANG, per stooms. Prins Alexander, gez. Kayser: de heeren Sonlnier, Verborg-, echtgenoot en 3 kinderen, Schaaff, echtgenoot en 4 kinderen, J. Kunst, Poth en 2 kinderen, pastoor van Moonel, kolonel Wigge-i van Kerchem, echtgenoot en 4 kinderen, officier van gezondheid Miolet, echtgenoot en 6 kinderen, kapitein Jacquier de Lompret, echtgenoot en 1 kind, 2de luitenant Michaelis, 3 militairen, 1 vrouw en 80 bannelingen.
Naar RIOUW, SINGAPORE, EDI, GIGHEN en ATSJIN, per stooms. Koningin Sophia, gei. de Jongh: de heeren Landré, Augustiua, Bareii, Sloman en 1 dame van de Bijou troep, le luitenants Nyenhuis en de Man, kapiten s vaa der Groen Midltldijk en Hamakers, 2de luitenants Hoogesteger, echtgenoot en 1 kind , en van Geel, le luitenant Zelle, 2de luitenant Reiche, 9 Enrop. onderofficieren, 146 man troepen en vronwen, 70 vrije koelies, 15 schepelingen, inlandsche schrijver Soetan Is.ander en 260 dwangarbeiders.
Een Diefstal.
Eenige maanden geleden werd door de IVrjsche bladen melding gemaakt van een aanzienlijken diefstal van diamanten, geschat op een waard, van 200.000 fr., en die bedreven zou zjjn onder vrij zonderlinge omstandigheden. Een te Parijs wonende Engelschman, die in last had gekregen een parijj diamanten te verkoopen, was mot ziine kostbare koopwaar in een établissement nabij de nieuwe opera gekom.n; hjj legde den zak met diamant u in het kantoor neder, doch toen hjj wilde vertrekker, vond hjj dien niet, zoo verhaalde de makelaar. Een zeer nauwkeurig onderzoek werd ingesteld. De peTsoon, aan wien de diamanten in bewaring gegeven waren werd in hechtenis genomen, doch eenige dagen later ontslagen. Sedert vernam men van de zaak niets, totdat voor veertien dagen het Londen- Bche huis, door welks tusschenkomst de eigenaar der diamanten en de makelaar met elkander onderhandeld hadden, een caamloozen brief ontving, waarin de bjjzit van een makelaar, wonende in een Brusselsche voorstad, als heelster van het gestolene werd aangeduid. De aanklacht was zoo caiegorirch, dat de Engelsche en de Prausche justitie de tusschenkomst van het Brusselsche parket verzochten om de inhechtenisneming van de maitr.s van den makelaar P. te verkrjjgen. De procureur des konings (officier van justitie) deed onderzoek en gelastte de gevangenneming van juffr. V. E. Zjj werd gearresteerd en toen volgde in hare kamer de nauwkeurigste huiszoeking. Al hare brieven en andere papieren, benevens al hare kleinodiën werden in beslag genomen. Op deze laatsten was reeds te Parijs beslag gelegd geworden, doch da heer Wallaee, eigenaar van de gestolen diamanten, had verklaard, dat die voorwerpen van waarde niet behoorden tot hetgeen hem was ontnomen. Uit de bri.ven bleek wel de innige verstandhouding tusschen P. en juffr. V. E., doch er was niets in te vinden, dat aanleiding kon geven tot bekrachtiging van het vermoeden, of liever van de beschuldiging in bedoelden naamloozen brief. Ie dezen stand der zaak meende de rechter van instructie, de heer S'T.rstevens, met het onderzoek belast, na het verhoor juffr. V. E. niat in arrest te mogen houden; doch de procureur des konings kwam tegen deze beslissing in verzet en het hof van appel gelastte de inbechteniahouding der beklaagde.
Inmiddels vroeg julfr. v. E., zich beroepende op de wet betreffende de preventieve hechtenis, de tusschenkomst van een advocaat. Zjj vertrouwde de verdediging van hare belangen toe aan den heer Bobert, en deze diende, op grond van de bepalingen van genoemde wet bjj de raadkamer der rechtbank een verzoek om invrijheidstelling zjjner cliënte in. De raadkamer besliste, na den procureur des konings en mr. bobert genoord te hebben, en in strjjd met de uitspraak des boogeren rechters, dat de beklaagde zou worden ontslagen. Weder appelleerde het openbaarministerie bjj het hof van appèl, kamer van instaat-van-beschuldigiug-stelling, en het hof, terugkomende van zjjne eerste beslissing, bekrachtigde de uitspraak van de raadkamer sn beval de invrijheidstelling van mej. V. E., zoodat deze, na tien dagen in de Petits-Carmes doorgebracht te hebben, vrij huiswaarts keeren kon. De instructie wordt niettemin voortgezet, juffr. V. E. is en blijft steeds beklaagde en zjj werd opnieuw voer den rechter van iustTUCtie gedagvaard-
De heldin van dit verhaal is een ailerlieiste juffer. Ofschoon nog zeer jong, heeft zjj reeds een veel bewogen leven. Haar vader houdt een zeer bekend estaminet in de orcstreken vau BrusseJ; zjj verliet op negentienjarigen leeftijd het ouderlijke huis. Hare verdwijning gaf aanleiding tot een vervolging tegen een inwoner van Brussel wegeus ontvoering eener minderjarige; doch hjj werd vrijgesproken. Toen nam juffr. V. E. de wjjk naar Parijs, waar een Amerikaan zoo dol verliefd op haar werd, dat hjj, in een vlang van minnenijd, eenige messteken toebracht aan iemand, dien hjj als zijnen medeminnaar aanzag.
Het Carlismus en de Cariisten in hunnen oorsprong.
Ten cnrechte beweert het Carlismus, dat zjjne zaak de zaak der legitimisten is. Er waren reeds Cariisten lang vóór dat Ferdinand VII een kind had, aan hetwelk hjj, met vcorbjjgang van zijnen broeder Carlos, den troon kon nalaten; en de Cariisten hadden revolutionnaire aanslagen tegen Ferdinands trcon gemaakt, toen nog alle uitzicht voorhanden was, dat don Carlos zonder moeite, zjj het dan ook natuurljjk eerst na den dood van den ouderen broeder, dien troon zou kunnen bestijgen. Toen Ferdinand VII, — der bloedige reactie moede, welke hij, door de priesters opgestookt, onder de bescherming van de Fransche bajonetten had doorgedreven, en door het verlies van da laatste Amerikaan.cbe bezitting tot het besef gekomen van da noodzakelijkheid de krachten van het moederland te ontwikkelen en eendrachtigljjk samen te houden,—het waagde zijne aandacht te vestigen op de huishouding van staat, eene amnestie uit te vaardigen en zelfs aan het ve.tangen naar wedeiinvoering der inquisitie weerstand te bieden, hoorde men voor het eerst vaa een gehtim genootschep in Spanje spreken, dat zelf zich den vreeseljjken naam van „worg engel" of „engel der verdelging" (Angel etterminador) gaf, en geen ander doel had, dau den val van den Koning, die, naar het heette, door Fransche omwentelingsbtgrippen vergiftigd was. Deze „engel der verdelging" had de leiding van de „partij der apostolischen" (parlido aposlolico), doch die met bedekking tot het vraagstuk vau de troonopvolging zulke revolutionnaire denkbeelden koesterde, dat zjj in den beginne van een keurkoningschap voor adel en geestelijkheid droomde, en eerst ten allerlaatste, om een werktuig voor hare plannen te hebben, den bjjgeloovigen don Carlos op den troon wilde plaatsen, en dientengevolge zich den naam „Cariisten" gaf.
Beeds in het jaar 1824 werd een Carlistische samenzwering in Arragon ontdekt. Destijds geloofde de Koning nog zoo weinig aan de medeplichtigheid van zjjn eigen broeder, dat hij op de voorspraak van dezen aan verscheidene beschuldigden genade schonk. Ook de openbare meening kon niet aannemen, dat don Carlos, een zoo vrome prins, den troon zijn broeders zou begeeren; zjjne vrouw echter, de eerzuchtige infante Maria Prancisca, achtte men wel in staat met de samenzweerders te heulen. De bedoelingen der Cariisten kwamen niet eerder duidelijk aan het licht dan na de mislukte Carlistische samenzwering van Bessières in 1825, die tot leus had dat men den Koning moest bevrjjden uit de gevangenschap, waarin vermomde liberalen hem hielden, na het veißchjjnen van de manifesten ter gelegenheid van nieuwe oompiotten en opstanden in het volgende jaar. Zulke manifesten waren tot het spaansche volk gericht ia naam vau een verbond van „zuiver ko.iDgsgezinden," en zjj verkondigden de „noodzakelijkheid, den hoogverheven heer infaut don Carlos op den troon te zetten." Met dea kreet: „Leve de koning I Leve de inquisitie 1 Leve de volharding in het uitroeien der vrfjmetselaarssecten I" wendden de „zuiver koningsgezinden zich tot al diegenen welke de beschaving ea de verlichting der eeuw wilden doen vervangen door de brandstapels der inquisitie, tot diegenen welke de universiteiten sloten om in de plaats er van scholen voor stierengevechten op te richten, tot diegenen eindelijk welke het volksonderwijs ten eenenmale bilden afschaffen. In Arragon en Catalonië vormden zich reeds gewapende benden, en wel onder aanvoering van dweepzieke geestelijken. En het was de hoogste tijd dat Ferdinand, ia September, ze met kracht van wapenen en een toorn ademende aanspraak uit elkander dreef, ia welke aanspraak bjj verklaarde: „Ik zelf ben niet onderdrukt, de mannen, d:e mijn vertrouwen genieter:, maken geen samenzweringen tegen onz.-n godsdienst, het vaderland is niet in gevaar, ds eer mijner kroon wordt niet gekrenkt, mijne macht als gebieder wordt door niemand verkort; waarom grijpen dan de royalisten en de ijverige catholieken naar de wapenen?" De uiistekendste en voor het gansche Carlismus werljjk typische gestalte onder deze aanvoerders was een franciscaner monnik met den sprekende:! naam „pater Dolk" (Pater Punal), die tusschen zyne twee pistolen een crucifix op zijde droeg en een rood vaandel zwaaiende, voor de poorten van Barceloca verscheen met den kreet: „Leve de inquisitie!" Don oarlo3 zelf had misschien destQds niet uitdrukkelijk zjjnen naam ter beschikking van de oproerlingen gesteld, doch zjjn zwjjgen werd algemeen als een toestemming aangemerkt.
Nieuwe onrust ontstond in het Carlistische kamp, toen Ferdinand VII in December 1829 voor den vierden keer zich in den echt begaf, en wel met Maria Cbristina van Napels, schoonzuster van don Carlos. Te voren hadden de Cariisten het als een vingerwijzing en ais een beschikking des hemels geprezen, dat de eerste drie huwelijken van Ferdinand kinderloos waren gebitven. Maria Christina's verstand en aanminnig beid boezemden hun de grootste bezorgdheid in, en zjj belasterden haar, vóór dat haar voet den Spaanschen bodem betrad; zjj werd voorgesteld als uitspattende in hare leefwijze en in ha»e politieke overtuiging. Don Carlos zweeg ook nu nog zeer voorzichtig, toen zjjn broeder — om aan de nakomelingschap, wa* rop Mari. Christina hem hoop gaf.de troonospvolging te verzekeren,— den 19 Maart 1830 de zoogenaamde „pragmatieke sanctie" van zjjnen vader Karel VII, welke totdusverre alleen ter kennis van de Cortes was gebracht, openbaar maakte, door welke de oud- Spaansche erfopvclgingswet, die ook aan de vrouwen recht op den troon gaf, hersteld en de door Fi'ips IV willekeurig en zonder inachtneming der wettelijke vormen ingevoerde troonsopvo!gingt>regeling, die door bewerking van dat recht aan de vrouwen der Fransche Bouibons voor immer Spanjes troons moest verzekeren, afgeschait weri. De Carlistische partij was woedend en gaf in de Fransche dagbladen aau haren toorn lucht. Beeds toen werd met een algemeenen opstand tegen den Koning gedreigd.
Inunschen scheen het geluk den Cariisten bij uitstek gunstig te zijn. Het tweede kind, dat Maria Cbristina haren gemaal schonk, 30 Januari 1832, was cokeene dochter -. voor de Cariisten bewijzen genoeg, dat de Voorzienigheid zelve over de rechten van don Carlos waakt. En toen zelfs hier en daar ia het land, als natuurlijke weerklank van de Parijsche Juli-dagen, overigens met zeer geringe moeite onderdrukte liberale bewegingen ontstonden oordeelden de Cariisten het tijdstip gekomen om handelend op te treden. Niet alleen bewerkten zij de weder-instelling der bloedige militair.; commissiëa, maar zjj wisten ook den dastjjds zeer zieken Perdinand, ja, Maria Cbristina zelve, door de schets der verwikkelingen, welke het gevolg der pragmatieke sanctie moesten zjjn, zoo angstig te maken, dat Perdinand met sidderende hand de afschaffing der nieuwe wet onderteekeade. Toen kwam de vastberaden infante Louisa Charlotte, welke zich misschien vleide met de hoop, dat een harer zonen de gemaal van de toekomstige koningin van Spanje zou worden, zich in de zaken mengen. Pas had zjj vernomen, welke listen om en bjj 's konings ziekbed gesmeed werden, of zjj verscheen te La Grahja, waar het hof toen verbljjf hield. Zeldzame tooneelen deden zich daar voor; den krenken Koning verweet zjj, dat hjj zjjoen kinderen hunne rechten ontroofde; de Koningin, hare zuster, laakte zjj over hare zwakheid, ca zjj noemde haar een tooneelkoningin. da ministers overlaadde zjj met scheldwoorden, en aan den ministers-president Calomarde gaf zij zelfs een klap ia het aangezioht, welke beleediging de staatsman beantwoordde met: „Meesteres, blanke handen doen -niet zeer."
De ommekeer in het paleis was volkomen. De ministers werden ontslagen; gelijk lot trof de hoogste ambtenaren in alle verdachte proviniën, en bjj koninklijk besluit werd aan Christine de leiding der staatsaangelegenhaden gedurende 's Konings ziekte toevertrouwd. Nu werden de universiteiten heropend; een amnestie gaf aan tallooze ballingen gelegenheid in hun vaderland terug te keeren. De Koning zelf liet den 31 December door zjjnen minister van justitie ten aanhoore van de groatwaardigheidbekleeders de volgende verklaring voorlezen: „Daar mjjn koninkljjke geest overrompeld is geworden in de oogenblikken van doodsangst, welke ik ondervond in mijne zware ziekte, waaruit de barmhartigheid Gods mjj door een wonder redde, onderteekende ik een besluit, waarbjj wordt afgeschaft de pragmatieke sanctie van 29 Maart 1830, welke mjjn doorluchtige vader op verlangen van de Cortes in 1789 had uitgevaardigd om de regelmatige troonsopvolging in Spanje te herstellen. De verstandsverbijstering en de benauwdheid van een toestand, gedurende welken ik aan den oever des doods lag, zouden meer dan voldoende ten bewijze strekken van het onberadene dezer handeling, al getuigden daarvan niet leeds haar aard en hare uitwerking. Als koning toch kon ik de grondwetten des koninkrjjks niet schenden, als vader kon ik mijne kinderen niet berooven van zulke verhevene eu op degelijke gronden berustende rechten. Oneerlijke lieden, of personen die zich bedrogen, omringden mjjne sponde, en terwijl zjj mijne liefde tn de liefde mijver dierbare gemalin voor de Spanjaarden misbruikten, vermeerderden zij hunne droefenis en het bittere van mijnen toestand; zij verzekerden dat het gansche Kijk tegen de naleving der pragmatieke sanctie is, schetsten met overdrijving de stroomen bloeds en de algemeene verwoesting, die volgen moesten wanneer zij niet wierd ingetrokken. Thans biervan onderricht, en wetende hoe men de eerlijkheid en de goede trouw mijner beminde Spanjaarden, welke steeds aan de nakomelingschap hunner koningen gehecht bleven, belasterd heeft; innig overtuigd, dat het niet in mjjne macht ligt en dat ik niet wenschen kan of mag, de onvergetelijke gewoonte der door eeuwen vastgestelde troonsopvolging af te schaffen, welke door de wet bekrachtigd, door de verhevene heldinnen die vóór mjj op den troon zetelden bevestigd, en door den algemeenen wensch van het Bjjk verlangd werd; thans, bevrijd van den invloed en den dwang van die bedroevende omstandigheden, verklaar ik plechtig, in het volle bezit en bewustzjjn van mijnen wil, on uit eigen beweging, dat het in de doodsbenauwd heden, toen ik .iek lag, door mjj onderteekende besluit mjj door overrompeling ontrukt is geworden, en dat dit besluit van nul en geener waarde is, dewijl het sandruischt tegen de grondwetten der monarchie en tegen de verplichtingen, welke ik ala kuning en als vader mijner doorluchtige nakomelingschap heb te vervullen." Sedert dien tijd schaarden, nog meer onbewimpeld dan vroeger, alle aanhangers van het ab-olutismus zich aan de zijde van don Carlos, terwijl de vrienden der vrijheid ca de voorstanders van het vertegenwoordigend stelsel zich ■ansloten bij Christine, welke begroet werd als „de Iris des vredes, de ster der wedergeboorte voor het vaderland, de moeder der Spanjaarden."
De Christinos r.a-en er de verzoening in van deu troon roet de vrijheid, de Cariisten beschouwden het als een kwetsende uitdaging, toen bjj koninklijk besluit de vertegenwoordigers der steden tegen 20 Juni te Madrid werden bijeengeroepen, om aan de infante Isabella als kroont;rinses den eed af te legden. Dozo plechtigheid werd voltrokken met al de formaliteiten door de oude gebruiken voorgeschreven. De keik .an Geronimo del Prado, waar zij geschiedde, was prachtig getooid m t veelkleurige en van goudstof vervaardigde drapeiien; in het schip verhief zich een met een tapijt bedekte tst.ada; rechts stond een prachtige troon met drie zetels. Ten eif uie voormiddag verscheen het koniukljjk gevolg, ca n___ ijjue plaatsen in; de gevolmachtigden der stenen op baukeu langs de zijden der kerk, siecats de twee uiteinden vrij latende waar de grandezza en de prelaten, gingen ritten; de afgezanten der >tad ! oledo plaatsten aich op ecu dwarsbeuk, eu de hertog Van Pries, graaf vau Uropesa, met het ontbloote konings- Bwaard opgeheven, gaat rechts van den troou staan; de ntfant Fri-cisco dj i _uio en zijne zonen de infanten francisco de Asis, Eu'ique en SeUastiaan Cabriëi links. De Koning versch.en in de gicote gala-uniform van kapitein» generaal, de Kooingiu in ecu wit met goud doorwerkt kleed, en een appelgroenen, rjjk met paarlen bedekten mantel. (Jhristina geleidde aan de hand haar dochtertje, toen twee en een half jaar oud, en dat een eenvoudig wit kleedje en op de kruin des hoofds een kam van brillanten droeg. De vertegenwoordigers kwamen iv de tribune voor hen bestemd. Toen de mis door den patriaroh gelezen, en de lofzang Veni Creator tan einde was, ging men tot de eedsaflegging over; het eedsformulier werd door een Vf&ptinheraut mot luider stem voorgelezen; eerst legden de infanten, terwijl allen eerbiedig stonden, den va salen-eed in handen des Konings af; op hen volgden de kardinaalaartsbisschop van Seville en de andere prelaten, de grandes, die twee aan twee door den wap.uheraut werdeii opgeroepen, de majordomus, en eindelijk de afgezanten van Toledo, aan welke de Koning gelattte zjjne bevelen af te wachten, toen zü, om de oude gelijkstelliug met de afgevaardigden Van Burgos te handhaven, zich tegel uk met deze aanmeldden om te zweren. „Zweer, Burgos," zoo klonk de oproeping, „want Toledo zal zweren, wanneer men het hem beveelt 1" Na afloop der beëediging vroeg de secretaris der kamer overluid aan den Honing: of by den ter gunste Van de prinses gezworen vassalen-eed aanneemt, of hy een "oikonde daarvan verlangt, en of hij gelast, dat de afwezige prelaten, grandes en grootwaardigbei.bekleeilers insgelijks Kullen zweren, waarop bjj antwoordde: „Ik neemden eed aau, lk verlang en beveel het " Eindelijk traden de gevolmachtigden vanßurgers te voorschjjo; zy wenschten in naam vaa het koninkrijk den koning met de eedsaflegging geluk, en verzochten dat de wettelyke oorkonde aan de steden mocht gezondenborden, hetgeen hjj evenzeer vergunde. De handeling werd besloten met eea Te Deun, en de stoet verliet de kerk in dezelfde orde, waarin hy gekomen was, oude- het gejuich der menigte, die onophoudelijk „Leve de koning! Leve de koning I" riep. Gedurende de drie daaropvolgende dagen scheeu bet als ware de hoofdstad een groot toon.el; stierengevechten, lan.-pjlen, optochten van gemaskerde openbare dansen, wapenscuouwingen, militaire oefeningen, vuurwerk, feestelijke verlichting, gratis-schouwburgvooratellin£en wisselden elkander af. Alles werd gedaan om des luis'*r der plechtigheid te verhoogen, en om de gedachte te Vestigen en te doen wortelen, dat in hetgeen nu was verricht de toekomst en het geluk der natie lagen.
Slechts één lid der koninklijke familie had zich van deze feestelijkheden verwijderd gebouden: don Carlos. Ook hg *»s door Eerdinand VII uitgenoodigd geworden ; doch het Antwoord, dat deze ontving, was niet anders dau een huichelachtige verzekering van broederliefde, op de zeldzaamste wjjze verbonden met de stoutste aanmerkingen op de koninklijke beschikkingen. ledereen moet eea walgelijken indruk ondervinden van de uit bjjgeloof voortvloeiende hardnekkigheid en van de baatzucht, welke doorstralen in den brief dien don Carlos den 29 April aan zijnen broeder schreef: „Zeer geliefde broeder mijns harten, mjjn Ferdinand vsn mijn leven, gij wenscht te weten of ik voornemens ben al daa niet den eed af te leggen aan uwe dochter als Prinses van Asiurië. Hoe vurig wenschte ik dit te kunnen Gij kunt gelooven, daar gij mjj kent en ik uit volle spreek, dat de grootste vreugde, welke ik zou '■ebben kunnen genieten, geweest zou zijn de eerste te Wezen die zweert, en u niet dit misnoegen en wat er nog Meer uit volgt te veroorzaken. Maar mijn geweten en Mine eer gedoogen het mjj niet. Ik heb zulke gerechte inspraken op de kroon, dat ik ei niet van kan afzien, 'leeds in de veronderstelling, dat ik u overleef en gij geen nakomelingen nalaat: .echten welke God mjj Begeven heeft, toen Hjj mjj liet geboren worden, en Goi alleen kan ze mij ontnemtn, door u een zoon te schenken hetgeen ik zoo zeer wensch, misschien nog mner dan gij. "eriialve zie ik mjj genoodzaakt u de hiernevens gevoegde Verklaring te zenden, welke ik in den vereischten vorm doe a*u ven aan alle souvereinen, aan welke gjj zoo ik hoop 'e zult mededeelen." Die verklaring luidde: „Aangezien ik de rechtmatigheid mijner aanspraken op de kroon van °Panje overtuigd ben, in de veronderstelling dat ik Uwe Majesteit overleef en Uwe Majesteit geen zoon nalaat, zoo leg ik: dat èn mjjne eer èn mjjn geweten mjj niet veroorloven anderer rechten te bezweren of te erkennen. Deze 18 mjjne verklaring." Eerdinand gaf hierop een ondubbelzinnig antwood; hjj : hpval aan don Carlos Portugal, waar deze zich toen ophield, omdat hij van don Miquel bjjstand hoopte, ta verlaten en zich naar den Kerkelrj ken Staat te begeven, en weigerde zjjn protest aan de mogendhedeu te zenden. „Ik wil op uw gtwetea geen geweld oefenen, evenmin kan bet mjj in de gedachte komen, te trachten ute overtuigen, dat uwe beweerde rechten niet bestaan, rechten welke, ofschoon zij hechts op een besluit der menschen berusten, zooals gjj Belooft alleen door God kunneu vernietigd worden; doch "*e broederlijke liefde, welke ik steeds voor u koesterde, en Mijne plichten als koning nopen mjj aan te dringen op de Verwijdering van een infant, wiens aanspraken dea misnoegden als voorwendsel tot rust verstor ing zouden kunnen die"•n. Spanje is, wat zijne inwendige regeeriug betreft, onafhankelijk van elke handeling en eiken invloed van buiten, *tt ik zou in strijd met de v.jje en volkomene souvereini*eit van den troon hand.leu .u, dozen ten smaad en hoon, W door de Europeesche ka'iiu.tteu algemeen aangenomen van noninterventie schikken, wanneer ik de door u Verlangde mededeeling aan de hoven deed. Leef wel, waar- Je Carlos; geloof dat u steeds bemind heeft, bemint en "^minnen zal: uw hartelijke en getrouwe broeder." Later *eide hjj hem rondborstig, dat, al mochten de oproerige bewegingen tegen den troou niet van hem (Carlos) zjjn uitgegaan, hij iCarlos) t.c > ook uiet verboden hetft, dat men hem nog bjj het leven zijns broeders tot koning uitriep. Op "ieuw drong Ferdinand bg don Carlos aan, dat deze Portugal l°u verlaten; hjj tracotte hem te doen bes.ff .n, dat een spaansche infant geenszins de vrjjheid heeft zjjneu Kanir g Seboorzaamheid te weigeren. Ca. los daarentegen veront'ehutdigde zich voortdurend met allerlei nietige uitvluchten, *°nd middelerwjjl zjjn protest aan vreemd» mogendheden, **o. bisschoppen en staatsambtenaren in Spanje, en hield "iet op telken keere op de meest aanstooteljjke »jjze zjjne broe-4erljjke liefde voor Perdinand te betuigen. Eindelgk kwam de gebeurtenis, naar welke de Cariisten zoo lang hadden uitgezien: de Koning stierf aan een b roert, den 29 September. Ook de schets der Ijjkplechtigheden voor wijlen den vorst, zooals wjj ze in het boek van pater Marine vinden, is van te veel bet.ekenis voor de kennis der Spannsche gebruiken, om ze hier weg ta laten.
Ferdinands lyk was eenige dagen openbaar ten toon gesteld; daarna werd het in een looden kist mat een glazen deksel gesloten, en in een tweede houten kist gedaan; toen volgde de overbrenging naar het Pantheon van het klooster Escorial, om daar u ast de andere leden zjjner familie ep de gebruikelijke wjjze bijgezet te worden. De opperoiajordomus, sleutelbewt.arder, opent de houten kist, ligt het glazeu deksel der looden kist op, onderzoekt ia tegenwoordigheid van dea groot-notaris van het koninkrijk of werkelijk het stoffelijk overschot Van den pas ontslapen Koning daarin ligt, en alle aanwetigeu bevestigen dit. Bovendien zweien de jagers van Jüspinosa, als antwoord op de vraag hun door den majordomus gedaan, dat dit bet lyk is, dat hun overgeleverd is geworden. Dan nadert de kapitein der koninklijke lijfwacht de kist; hjj verheft zjjne stem en roept driemaal: „Heerl Heerl Heer!" Geen antwoord volgt, en nu verklaart hjj: „Daar de Koning niet antwoordt, is hjj werkelijk dood!" Hjj breekt den staf, dien hij als het teeken van zjjn commando droeg, in twee stukken, en werpt deze aan de voeten van de tafel, waarop het lyk rust. De majordomus sluit de kist en stelt den sleutel aan dea prior ter haad. Hiermede is de plechtigheid afgeloopen Allen verwijderen zich ; het schieten der troepen houdt op; het klokkenspel, dat gedurende de gansche ceremonie vernomen werd, is ten einde.
De dood des Konings was voor de eiamgezworenen van het absolntismus overal het sein tot opstand. Bijna overal verschenen dweepzieke geestelijken in de provinciën, met name in de tiascische, aan het hoofd vaa gewapende benden. Waldra moest generaal .ar.fiel _ aan de regeering verklaren,dat minstens tachtigduizend man noodig waren om den opstand te onderdrukken; want onder den kreet: „Leve don Carlos, de godsdienst, de fueros 1" stroomden vele duizenden, verleid door de ophitsende predikatiën der geestaljjken, om de benden te versterken, die den vermaarden Zumalacarregui als haren aanvoerder erkenden. Te vergeefs werd betoogd dat de godsdienst volstrekt niets met de zaak gemeen had. Koningin Cbristina toen had in haar eerste manifest verklaard, dat zjj een onverzoenlijke vjjandin was van elke godsdienstnieuwigheid in haar koninkrijk. Evenzeer konden de fuerot dar Ba.cische provinciën nooit anders dan een voorwendsel wezen; want daargelaten, dat van die exceptionneele voorrechten volstrekt geen sprake was bjj de vroegere Carli.tische opstanden, werden thans de Baskiërs door de van Bilbao uitgegane proclamatie onder de wapenen geroepen, alléén tegen „een antigodsdienstige eu antimonarchale partij," en de overige provinciën, welke geen jueros hadden, werden door de ge. steiyken met uiet minder ijver tot muiterij aangezet. Wat was het dan, — daar ook het vraagstuk der legitimisten, gelyk wjj zagen, niet als leidende factor kon worden aangezien, — dat zoo velen naar het kamp van don Carlos dreef ?
Het was, zooals de Spaansche geschiedschrijver zegt, niets anders dau de haat tegen de liberale instellingen, een haat, die öf uit overtuiging ontstond of eigenbelang tot o.repron^ had; het was nl. het godsdienstfanatismus door ia geestelijkheid aangevuurd; het was dus een quaestie van begn sei, voor welke de absolutistische pari ij wilde strijden, omdat h.t uur gekomen was, dat in Spanje de groote Europeesche, met de Fransche omwenteling begonnan slag geslagen moest worden, welke door Napoleons beo. schappij gedurende eenigen tijd was gestaakt en waaria nog niet het laatste scbot gevallen is. In don Carlos was het beginsel eener oude maatschappij, van het absolutismu. verliohamelijkt; in I.abeila vond men de verpersoonlijking van de nieuwe begrippen, van de toekomst, vau de vrijheid.