SAMARANG, 26 October Ned. Ind. bark: Fatahooi Moebarak, Sech Saleh Bin Said Bin Oen, Indramaioe; Ned. Ind. kotter: Pentjalang Sarie Lassen, Setro, Indramaioe; Ned. Ind. bark: Johannn en Willtm, C. Houtkooper, Cheribon; Nederl. fregat: Maria Elizabeth, J. H. Appel, Singapore; Ned. Ind. Stoomer: Gouverneur-Generaal Myer, A. Vermaas, Batavia.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 27-10-1874
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 27-10-1874
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 251
- Jaargang
- 23
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Scheepsberichten. AANGEKOMEN:
VERTROKKEN.
SAMAKANG, 27 October Ned Ind. Stoomer: Willem Kronprins der Nederlanden, de Wilde, Batavia.
Aangekomen Passagiers te Samarang.
Per Ned. Ind. Stoomb. Gouv.-Gen. Meijr, kapitein A. Vermaas, v. Batavia: Commies Westerkamq, off. v. Gez. v. Alken en familie, Mevr. le Jeune, de HH. van Henvel, Broekhuijzea en bediende, Mej. Zeijdel, Brevoondt, Mevr. Aukes en 2 bedienden, v. Geuns, Mevrouw Smits en Zoon, Mc. Neill en 1 bed., v. Heel en 1 bed., Chinees Jap Sia, Hennekes, de Burlet, Jongeheer Jansen, benevens 7 Inlanders, en Z. M. Troepen en Bannelingen.
Benoemingen, enz.
Bij Koninklijk besluit van den 24sten Augustus 187-, no. 75, is benoemd tot generaal-majoor bij het leger in Nederlandsch-Indië, de kolonel der infanterie bij dat leger A. J. E. Diemont.
CIVIEL DEPARTEMENT.
BENOEMD: Tot assistent-resident van Sidaioe (Soerabaia), tevens vendnmeester aldaar, de assistent-resident van Bawean (Soerabaia) B. Smissaert. Tot assistent-resident van Bawean (Soerabaia), tevens vendnmeester aldaar, de controleur der eerste klasse bij het binnenlandsch bestuur op Java en Madura mr. P. Deketh. Tot commies der tweede klasse bij den post- en telegraafdienst, dè commies der derde klasse H. E. F. Cordromp. Door den Directeur van Justitie
IS GOEDGEKEURD:
dat door den Landraad te Buitenzorg (Batavia) IS BENOEMD: Tot buitengewoon substituut-griffier bij die rechtbank, buiten bezwaar van den lande, F. J. W. Litson, ambtenaar op non-activiteit. Door den Resident der Lampongsche districten is
BIJ DE PLAATSELIJKE SCHOOLCOMMISSIE TE TELOK-BETONG
ONTSLAGEN: Wegens vertrek, eervol, als lid, dr. T. H. Eisinger onder dankbetuiging voor de door hem als zoodanig bewezen diensten. BENOEMD: Tot lid, L. C. A. Rombach, officier van gezondheid der eerste klasse aldaar.
INLANDSCH BESTUUR.
ONTSLAGEN: Op zijn verzoek, wegens ziekte, eervol, uit zijne betrekking, onder toekenning van onderstand, de djaksa bij den landraad te Sambal (Wester-afdeeling van Borneo) Mohamad Akil Abdul Halim. BENOEMD: Tot inlandse, officier van justitie, met den titel van djaksa, in het regentschap Koeningan (Cheribon), de assistent-wedana der tweede klasse van Tjiniroe, mas Atma Widjaja.
BIJ DEN LANDRAAD TE PATJITAN (MADIOEN).
BENOEMD: Tot lid, de wedana van Semanten, mas IJoe Di Wirio, en de assistent-wedana van Tjeming, raden Admo Soedewo.
BESTUUR OVER VREEMDE OOSTERLINGEN.
ONTSLAGEN: Op zijn verzoek, eervol, nit 's lands dienst, de luitenant der Chineezen met den titulairen rang van kapitein dier natie te Paraün (Kadoe) Ho Kong Hong. BENOEMD: Tot luitenant der Chineezen te Paraün (Kadoe), Ho Tiang Lok.
INLANDSCH ONDERWIJS.
Door den Gouverneur van Sumatra's Westkust is BIJ DE PLAATSELIJKE INLANDSCHE SCHOOLCOMMISSIE
TE SI MAPIL-APIE.
ONTSLAGEN: Eervol, als lid, P. A. Andresen, onder dankbetuiging voor de door hem als zoodanig bewezen diensten. BENOEMD: Tot lid, M. van Dalen, zendeling aldaar.
DEPARTEMENT VAN OORLOG.
VERLEEND: Een tweejarig verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den kapitein der artillerie J. Schneither, en aan den militairen ambtenaar der derde klasse L. Sap. ONTSLAGEN: Op verzoek, eervol, uit 's lands dienst, met behoud van recht op pensioen, de militaire ambtenaar der derde klasse P. Thomas.
BEVORDERD:
BIJ HET WAPEN DER INFANTERIE. Tot majoor, de kapitein H. W. O. de Bruijn. Tot kapitein, de eerste luitenant G. J. van Klinkenberg. BIJ HET WAPEN DER ARTILLERIE. Tot kapitein, de eerste luitenant L. K. Chevalleran. Tot eersten luitenant, de tweede lnitenant E. Stoppendaal. Tot magazijnmeester der eerste klasse (kapitein), de magazijnmeester der tweede klasse (eerste luitenant) D. H Pluim Mentz.
Bazaine's Verdediging.
Een brief van de ex-maarschalk Bazaine aan den eigenaar van den New-York Herald luidt woordelijk aldus; Luik, 6 Sept. 1874. „Den heer J. Gordon Bennett, directeur van de New- Vork Eerald N. Y. „Mynheer. —De onpartijdigheid, welke uw geacht blad getoond heeft tegenover de harde beproevingen, die ik ten laatste heb doorstaan, en de blQken van welwillende ge negenheid, die ik van uwe vertegenwoordigers in Europa cntvangen mocht, nopen my u in het openbaar dank te zeggen. „De Engelsche, Russische en Amerikaansche pers heeft, over het algemeene, niet gedwaald in hare oordcelen betreffende het vreeselijk drama, waarvan ik, na keizer Napoleon 111, het ongelukkigste slachtoffer ben. Met uitzondetring van de Times, wier volslagen egoïsme overbekend is, en wier Duitsche gehechtheden zich van den eersten dag des oorlogs af geopenbaard hebben, heb ik alle reden cm over de Engelsche dagbladen tevreden te zijn.
„Da Bussische pers, wier waardeeringen ik zeer op prijs stel, heeft mij dikwijls kostbaren troost verschaft.
„Onder de Amerikaansche dagbladen heb ik eindelijk verdedigers, onpartijdige critici, gevonden, en ncoit, voor zoover ik weet, heeft mij een enkele huneer stelselmatig beleedigd, gelijk dit elders geschied is. „Onlangs Keulen passeerende zya groepjes Noord-Amerikanen mij uit eigen beweging komen bezoeken, om mij h.nne sympathie te betuigen. Onder hen bevonden zich officieren van den grooten secessie-oorlog (den geduchten Amerikaanschen oorlog van 1864 tusschen de Noordelijken en Zuidelijken) die mij de hand hebben willen drukken, zooals het reeds generaal Sherman, tijdens zijn doorreis te Versailles, gedaan had.
„Ik houd niet van openbare demonstratiën, mijn karakter als soldaat heeft er zelfs een afkeer van, doch ik moet bekennen, dat in deze omstandigheid, de stap der Amerikanen mij levendig heeft getroffen. Ik heb gezien, dit uwe landgenooten niet waren als de mijne, republikeinen van gisteren, en dat de Noord-Amerikaansche burgers niet als de Fransche demagogen een daad van vaderlandsliefde geloóven te verrichten, dcor de overwonnen soldaten te honen.
„Met heeft het een goede politiek geoordeeld van mij het zoenoffer te maken van bet leger en de natie; men heeft mij beladen met alle fouten, alle begane zwakheden, alle zonden Israëls, tn men heeft mij geslachtofferd. Ik wil mij hier niet beklagen over dit eenig vonnis, omdat het onregelmatig is, nul in den vorm, ongelaig door de samenstelling zelve van het tribunaal, dat het heeft uitgesproken. De wet, eene oude wet, welker oorsprong zich in den nacht der tijden verliest, zegt, dat de beschuldigde door zijns gelijken moet geoordeeld worden. Dien waarborg nu heeft men mij geweigerd De raad, die mij geoordeeld heeft, we:d gepresideerd door een divisie-generaal, prins van den bloede, door de tweede republiek, in 1848, van de lijsten van het Fransche leger geschrapt, in het civiele leven gedwongen terug getreden, sedert dit laatste tijdstip tot 1871 nooit gewichtige militaire operatiën als opperbevelhebber geleid hebbende, en in mijne oogen, zoolang hij het tegendeel niet bewezen heeft, geen andere verdiensten bezittende, dan die van de zoon zijns vaders, koning Louis Philippe I, te wezen, en van, dank zijne geboorte, op twee-en-twintig jarigen leeftijd kolonel te hebben kunnen zijn.
„Ik hoopte niet, dat men mij spoedig reoht zou doen wedervaren. Ik had slechts twee beschermers,, wier hoog gezag, onpartijdigheid en onafnankelijkheid mij gerust stelden gedurende de lange worsteling, welke ik doorstaan heb tegen hen, die meenden mij te moeten opofferen, of mjj lieten opofferen om de coterie en de openbare smart tot zwijgen te brengen. Die beechermers waren keizer Napoleon 111 en de heer Thiers. De eerste is dood, de tweede werd ten val gebracht en vervangen door maarschalk Mac Matton, mijn ouden ksmeraad. Mijne beide beschermers heb ik te vroeg ontbeerd. Ik heb geheel alleen den verschrikkelijken maalstroom der gebeurtenissen moeten doorworstelen, welke mjj gegrepen heeft op den noodloUigen dag, d_t men mjj belast heeft met het bevel over het Bijnleger, een commando, dat ik ncoit gevraagd heb, naar men weet; dat anderen gelukkig genoeg geweest waren op te geven, of bijtijds te vermijden, doch waf. r voor de openbare meening —ik kan dit in herinnering brengen — in overeenstemming met den Keizer, mij aanwees. Eindelijk is alles gedaan, ik heb den beker tot den bodem geledigd, en ik moet mij zelfs niet beklagen, _ ant de Keizer, mjjn meester, heeft zijn treoa en het leven, en Frankrijk heeft de waaide van drie dap ai tementen verloren. Deze vreeselijke gebeurtenis heeft slechts voordeel gebraoht aan de Duitschers en aan hen, die verre van de slagvelden zijn weggebleven, om te beter de hartstochten van het volk te vleien en zjjne groote dro.-fheid te exploiteeren. De Commune zelve heeft er niets bij gewonnen; zjj heeft er wel de gelegenheid door gevonden zich te wapinen en op militaire wijze te organiseeren. maar haar kortstondige triomf is door vernietiging gevolgd. „Ik zou als de oude Bomein kunnen zeggen, dat de rechtvaardigheid slechts een klank is, maar ik ge.f, in navolging van den Keizer, myn meester, er de voorkeur aan, alles van den tjjd en de geschiedenis te verwachten.
„Ik zou niet eens uit myne gevangenis oi.tvlucht zijn, indien my'n oude kamezaad Mac Mahon, wien de wisselvalligheden van het lot de hoogste macht in handen gaven, toen men my tot zelfs mijne burgerrechten ontnam, slechts de gestrengheid mijner gevangenschap had willen verzachten. „Tydens myn proces had ik tegen Mac Mahon dezelfde wapenen kunnen gebruiken, waarvan men zich- ta mjjnen opzichte bediend heeft. Ik had te myner verdediging kunnen blootleggen, dat Mac Mahon zich had laten overrompelen en doen slaan in den Elzas, zonder zich rekenschap te geven van de verpletterende machten, welke tegen hem oprukten; dat hy den afiocht had gebhzen zonder te trachten de Vogeezen te verdedigen, zonder deu vyaod ook maar slechts één enkelen dag in hunne bergengten op te houden, zonder zjjn voordeel te doen met de ijzeren wegen, en ten slotte, dat hy den Elzas te snel ontruimd had, zonder in de steden dezer provincie — zooals hem door de speciale reglementen werd voorgeschreven — .e, voor ecu lange en goede verdediging, vereischte garnizoen.n achter te laten; dat hy naar Chalöas getrokken was, in plaats van achter my, zonder party te trekken van het sda en 61e corps en van de verdedigingslinie der Beille, zoodoende myn rechtervleugel ongedekt en omsingeld latende; dat hjj door zijn onkunde van de krachten en bewegingen des vyands, door zyne verwaandheid om in den blinde een veldslag aan te nemen, door zijn onvoorzichtigheid osx op één worp de faam v_n alle oude Afrika, nso.e troepen te wagen, door zijne persoonlijke dapperheid, die hem vóór alles de plichten van een gmeraal-opperbevelhebfoer de.d vergeten om de rol van strijder te vervullen— dat hij om dat alles beschouwd kon worden als een der eerste bewerkers onzer rampspoeden. „Eén recht zal men my echter doen wedervaren: dat ik het gedrag van den Keizer gevolgd, dat ik niemand beschuldigd, dat ik niet gezocht heb de verantwoordelijkheden op anderen te weTpen. Evenwel heb ik vele dwalingen, zwakheden, weifelingen, aarzelingen en misgrepen gezien, en zoo iemand het recht had zich te beklagen, en ajjne beschuldigers op hunne beurt te beschuldigen, dan was ik het. „Mac Mahon is even ongelukkig geweest te Sedan als ik te Metz, als Trochu en Duc.ot te Tarys, als Bourbaki en Clinchant in het Oosten. President der republiek wordende, had hy (Mac Mahon) dit vergeten. Ik ben er niet boos over, dewijl zyn gemis aan geheugen mi) de noodige geestkracht heeft gegeven cm te ontsnappen en ik thans volkomen vii) ben. „Ik benijd Mac Mahcn slechts céne zaak— de wonde, welke hy in het begin van den veldslag van Sedan bekomen heeft eu hem vergunde eervol zyn commando aan een ander over te geven, of liever aan anderen, want in dien engelukkigen slag van Sedan, hebben drie generaals beurtelings als opperbevelhebber gecommandeerd, en t 0"'1 hadden onze soldaten ncoit zoozeer eene goede leiding _ bahoefd, dewijl zy ééa tegen twee vochten en de beide vereenigde Duitsche legers *Uor den veldmaarschalk von Moltke werden aangevoerd. De generaal, die de capitulatie van Sedan geteekend heeft, heeft er de verantwoordelijkheid Tan op den Keizer willen werpen, die haar overigens grootmoedig heeft aanvaard.
„O, hoezeer zou ik een splinter van den Pruisischen granaat gezegend hebben, die mij te Borny een stuk van mjjn epaultt heeft weggenomen, indien hg, in stede van eene sterke kneuzing, mij slechts den s.houder verpletterd had. Ik hal dan ook mijn commando aan een ander kunnen overgeven. Hoe slecht was ik geïnspireerd toen ik weigerde mijn leger te verlaten en met eenige ruiters te ontsnappen. Ik. had den nog, evenals generaal Trochu, een ander in mijne plaats kunnen laten capitulee.en. Waarom heb ik niet, gelijk Bourbaki, de ie lelijke zwakheid gehad in den zelfmoord eene verdediging tegen de beschuldigingen te zoeken?
„Ik weit zoo vast niet wat er in den volgenden oorlog met de overwonnen generaals gebeuren za), maar alles brengt mjj er toe te geloóven, dat zij, in navolging der oude Turkscho pacha's, zich zelren met een ad hoc gezonden strik zullen moeten verworgen, of .ich als de Japansche aanvoerders met hunne sabels dtn buik opensnijden. Niet iedereen za), als generaal Trochu, de kracht van karakter bezitten, zich zonder een woord te spreken door de hoofden der barricaden zijne oideteekenen te laten ontrukken. Van den anderen kant is de militaire zelfmoord nog niet in onze zeden opgenomen eu is niet gewond wie wil. De maarschalk Le Boeuf, oud-minister van Oorlog onder den Keizer, onze volslagen minderheid bespeurende, maar te laat, en zich allereerst verantwoordelijk voor onze ongelukken achtende, wilde onder mijn bevelen blijven. Tien malen is bij in htt vuur gegaan om zich te doen dioden, den dood zoekende waar het gevaar het grootst was, hem smeekende te komen, en de projectielen hebben zijn gereralen staf rondom hem weggemaaid, zonder hem zelfs te schrammen. Wel verre van te willen beschuldigen, wie het ook zij, geloof ik dat ieder gedaan heeft wat hjj kon. Mijne landgenoote:, gewoon om overwinningen op te teekeoen, geloofden te go°der trouw, dat zij niet overwonnen konden wordeu. Onder dit opzicht, hadden ce veldtochten van de Krim en voornamelijk van Italië hen bedorven. Wat meer is, in Frankrijk had men de overwinningen van Afrika te ernstig aangezien.
„Onze ongelukken spruit.n voort uit onze numerieke minderheid en uit de geb.eken oazer organisatie. Indien Mac Mahon en ik *an de Duitschers troepen van een gelijk effectief, en even spoedig gemobiliseerd, hadden kunnen tegenover stellen, dan zouden wij, in weerwil der talenten van den veldmaarschalk von M.ltke en de meerderheid der Pruisische kanonnen, met gelijke kansen hebben kunnen worstelen. Ik wil niemand ie s ten laste leggen, zelfs niet den hertog van Aumale, die mijn vonnis heeft uitgesproken. Ik vind alleen dat het weinig passend wa*, van zijne zijde, bij de.e gelegenheid als getuige op ta treden en zich aan te matigen over een maarschalk van Frankrijk, als my, ta willen oordcelen.
„Die jaugdige soldaat heeft slechts op t'én wapenfeit in zyn loopbaan te . ijzen. Doo: een s+outen en behendigen marseh heeft hij het kampement van Abd-el-Kader overrompeld en «len Emir zyne vrouwen en kudden ontnomen. Dit feit, gevoegd bij htt verblijven van eenige maanden in Algerië, zijn niet voldoende om een krygsman te vormen, en hem te veroorloven de militaire handelingen van een opperbevelhebber der keizerlijke garde te toetsen.
„Men zou my kunnen tegenwerpen, dat het den hertog leei doet, dat hy aan onze roemvolle veldtochten geen deel heef. kunnen nemen, en dat zyne ballingschap hiervan de oorzaak was; maar dan kan ik antwoorden, zonder verdere discussie, dat zyne ballingschap zoowel als zjjne langdurige weikeloosheid feiten zijn, en dat hy, overigens, in 1871, evenals Mac Mahon een commando tegen de Commune had kunnen aanvragen, maar dat hy, bezorgd voor zyne toekomstige populariteit, niets gevraagd heeft. En tcch, op dat oogenblik geboden hem zyne belangen als soldaat, en zyn plicht als conservatief, de demagogie te bestrijden. Hy zou alsdan voor de eerste maal een veldtocht in Europa gemaakt, en de treurige herinneringen wat verzacht hebben, door het gedrag zijner vaderen in onze revolutiën achtergelaten. In plaats daarvan, heeit hy het verkieslijk geacht in actieven dienst terug te keeren door het presidentschap van den krygsraad op zich te nemen, welke geroepen werd my te oordcelen. „Alles wat ik den hertog van Aumale wensch, is, dct men hem niet eenmaal het opperbevel doe nemen over eea leger, bestemd om tegen den heer von Moltke en de Duitsche massa's te stryden, vooral niet onder zulke betreurenswaardige voerwaarden als die, waarin ik my bevonden heb — d. w. z.: met een ieger nog in vorming, dat niet in de handen der aanvoerders is, welks organisatie niet vervolledigd is, waarvan de rechtervleugel reeds in wanorde is, en op die wyze da Duits.hers te bestrijden dikwijls één tegen twee, en zich omsingeld te zien voor eene plaats, in een verschanst kamp, waarvan de verdedigingen en de wapening nog niet voltooid zijn; dal alles terwyl men achter hem het wettig gouvernement des lands omver wierp, de regeering, welke Europa erkend heeft en die hem met het commando belast zou hebben.
„'t Is omdat dit alles mij overkomen is, dat ik het niet wensch aan den hertog van Aumale, dezen jeugdigen soldaat, die hoog noodig heef: oorlog mede te maken en langen tijd te bevelen, alvorens te eischen, dat men zyn graad van generaal op nonactiviteit ernstig opneme.
„Men heeft my beschuldigd, politiek gedreven te hebben. Heb ik het gedaan, dan was het ondanks mijzelven, en omdat de revolutionna'iren het vóór mjj hadden gedaan, en het nog eiken dag na mij deden.
„Ik herinnerde mij, dat ik a.n den Keizer, aan de zynen en aan de keizerlijke constitutie, door een nog pas gebeurde stemming goedgekeurd, trouw gezworea had. Indien eene herinnering, dat ik myn commandement ontving van den Keizer, en niet van dit oproerig, onwettig ca dictatoriaal gouvernement, oudste broeder der Commune, waarvan de pamttjtschryver Rochofort lid was; indien het verontwaardigd zijn, dat eene factie van onea rampspoeden, van de afwezigheid des Keizere tn van het legei partij trok, om het Wetgevend Lichaam te overweldigen, de afgevaardigden te verjagen, zich van alles meester te maken, zich met galons te overdekken en eolda.fje te 9pelen in plaats van de levende krachten des lands door practische, rationeele, en gezamenlijke maatregelen ta organiseeien; indien my te overtuigen, dat de keizer vaa Rusland, de eenige die iets te onzer gunste doen kon, nooit vriendschap zou sluiten met Gambetta endateToursgüostalleerde politieke Bohème..; indien geloofd te hebbeo, dat koning Victor EmaLUel zich niet haasten zou, over de Alpen te komen om ahn de heeren Giais-Bizoiu enCrémieuxeene verplichting van erkentelijkheid te betalen, welke hy sedert.Magenia en Solferino aan Napoleon verschuldigd was; indien, na den eer.ten Pary'schen opstand, de Commme .oo.sien te hebben; kortom, indien dat alles politiek drijven is, dan heb ik ze gedreven. Maar vreemd is het, dat mannen, die er my eea verwijt vaa maken politiek gedreven te hebbm, zelven niets anders gedaan hebbeD, zonder er toe gemachtigd te zijn door de natie, toen ik nog voor Metz stond, ca dat zij medeplichtig zyn aan den opstand van den 4" Sept. „V/at ik het vreemdst gevonden heb in mijn proces, is noch de samenstelling van dan Raad, noch de omstandigheid van er mij voor te zien gebracht, maar veeleer het vonnis, dat bjj ge*eld heeft. De krygsraad heeit middel gfrpnden om mij te yeroordcalert en vry te spreken ts gelper tyd. üenzel(tden dag heeft hy geoordeeld en zy*a oordeel vernietigd. Hy heeft njy gedegradeerd en gèaade geschonken; terzelfder tjjd schuldig en onschuldig verkil den dood en evenzoo verontschuldiging waardig; heeft een misdadiger en een held genoemd, en mjj ten *'' wel de eer willen laten. „Ik was schuldig of ik was het niet. Waren mijne " ters overtuigd van het eente, dan moest de doodstraf • voor mij niet te streng toeschijne_; in stede daarvan ■ verden zjj zich mijne gratie te vragen, aan hem, die < ondergeschikte was tijdens den oorlog, en te zeggen een gedenkwaardig gebleven schiijven: „Maarschalk B' ne heeft-het commando genomen te midden van ongeb de moeielijkbeden .... In het vuur bleef hfj zich zelven s'l beheerschen; geen enkele heeft hem in dappeiheid c troffen," enz. _ . . . _
„Blijkbaar wisten de rechters niet wat aan te val Hun plicht was om op mjj eene draconische wat ti passen, opgemaakt door lieden, die mijne zaak nooit deu kunnen voorzien, en hun geweten zeide hun, & niet schuldig was. ■ ■
„Tot zelfs de conclnsiën der acte van beschuldiging ren vreemd. Deze toch verklaarde, dat men mij noch verraad, noch van samenzwering kon beschuldigen, " beweerde dat ik aan de militaire plichten was te kol' schoten. Aldus minderen in rang, ondergeschikten * deeren d:ie jaren later het gedrag van een legerhooft volgen, het rapport van den generaal-rappo.teur, zjjne • pen gehandhaafd en zijne stellingen behouden heeft zijn laatste stuk brood, toen het land was uitgeput, gens de ofliciëele verklaring van den iuteniant des lei
„Ik weet wel, dat er advocaten zijn, welke bewereßi de legers gemaakt zijn om te sterven (woorden van heer Crémieux te Tours), doch het geweten van ccl gerhoofd verbiedt hem onnoodig de soldaten op te os> die het vaderland hem heeft toevertrouwd, en dat ge* is beter dan wat ijdel gesnap.
„Toen'de vrede geteikend was, g.voViden allen, » en groot, soldaten en generaals, de behoefte, op iel' den toorn, die in ben woedde, te doen neerko' Men zocht ecu slachtoffer. De Keizer was onttro maar hy' was niet meer daar. Men koos mjj. Alle, del) onzinnige beschuldigingen verhieven zich tegen mij. alleen had ik Frankryk verraden en Pruisisch goud vangen, niet alleen had ik tegen de republiek saamgel ren, maar ook tegen het Eyk. In die algemeene over stemming onderscheidden zich juist het meest de afge' digden en de journalisten, welke vóór den oorlog de danking van het leger en uuiverseele ontwapening vroe en die geheel Frankryk zouden hebben ten onderste b gezet, indien de Keizer getracht had de organisatie Pruisische militaire wet, thans ten volle aangenomen, te passen. Ik vond overal waren of geveinsden baat zelfs onder de omgeving des Keizers. ledereen belas' my bjj den Souverein; zyne boezemvrienden, zyne i ren, zyne dagbladen rieden hem aan mij aan de *
wraak over te laveren, en zelfs te doen verstaan, da' de oorzaak was van alle kw_ad. Men beloofde hem al' soorten van voordcelen in ruil voor dit gedrag, mas zeg het met vreugde en erkentelijkheid, de Keizer, die waaraan zich te houden, en altijd, met reien, vertrol in myne loyauteit gehad heeft, heeft mij niet verlate
„Ook ben ik dankbaarheid verschuldigd aan den ' Thiers, die my heeft durven verdedigen, zooals hij vroeger by mijn terugkeer van Mexico gedaan heef' voor my de impopulariteit te trotseeren. En zonder omverwerping op 24 Mei vau het vorige jaar, zou hy oplossing gevonden hebben, om het snoode proces te mijden. Maar het ongeluk heeft mij vervolgd, zoozeer dat de triomf der monarchisten de oorzaak werd van' ondergang. „In plaats van de ware oorzaken onzer rampspoede erkennen, geeft men er de voorkeur aan my het va van den Elzas en Metz aan te wrijven. De waarhei dat de Eltas sedert de eerste dagen na Heichshofen et overhaasten terugtocht van het met zyue verdediging laste leger, verloren was. „Wat Metz betreft, dit ging verloren, omdat dwaze' avonturiers, die overigens hun persoon nooit in de * schaal stelden: onder het voorwendsel van eene vaderlan* vende daad te verrichten en van de herinneringen det' lutie af te wijken, eene onzinnige worsteling hebben * voorzetten, door in haast opgeroepen lichtingen, 9,; gewapend en nog slechter uitgerust, zonder voldoend6 ders, tegen 800,000 vroitreffelijk uitgeruste en aange^ Duitschers, die Frankryk overstroomden, in het veld zenden. „Meu heeft zelfs niet eens party willen trekken \ mijne tegenwoordigheid te Metz, om te trachten een I vollen vrede te sluiten, my latende uithongeren tot de I*' bete broodß. „Zelfs na mijn rampsp.ed kon men Metz redden, de heer Thiers, de eenige die destijds het gezond vet' behouden had, is komen voorstellen den vrede te K gen. Indien men op dat oogenblik naar zijne wijze r*. vingen had geluisterd, had men slechts den Elzas L milliarden verloren. Voorzeler, het waren wrecde c maar zy vielen onmogely. te vermijden. Men zou g>P teerd hebben van de les, en thans zou Frankryk zich' hebben hersteld. In plaats daarvan wilde men echt*1 worsteling quand même vervolgen, teneinde de diet* te behouden en Frankryk te beletten een definitief g 0" nement te vestigen. Men zal my nimmer doen toeg'. dat verstandige lieden hebben kunnen hopen de vijand*' legers met de onsamenhangende en krachtelooze h fortui, gemaakt heeft en ten vooroordeel geworde" Het Rynleger hrd de nationale eer gered, reeds lang de dema'ogeo er eau dachten. Op één dag heeft mijn de Duitschers gevoeliger verliezen doen lijden, da" , binnen Parys vereenigde troepen er hun in vier mß* ( tyd- hebban toegebracht. Ik heb het derde gede^ mijn effectief door kruit en lood verloren, en ik heb 25,000 gewonden in de ambulances van Metz ?\. Voornamelijk de kaders hebben geleden, en een te%x van drie bataillons, alle hoofdofficieren verloren n^Dv. was onder het bevel van een kapitein gekomen. Te zijn 14,000 der onzen op het terrein gebleven, v° de veldslag weid verloren verklaard. j „Mac Mahpa en ik zijn nu en dan ongelukkig gaw., msar nooit bespottelijk, en ik ken geen enkelen Dvit£ genera.l, die, my bestrijdende, veel gelachen heeft. | „Zoo iets de nationale eer kon doen verliezen, ff» . integendeel het schouwspel, dat Parys en Tours he geleverd' — het eerste met zijne muiterijen in tegen* d'gheid van den vijand, zjjne aanvallen op het sta* zijne- regeeringsgoccheltoeren, zjjne aanmatig inde e j ruchtmakende vertooningen van militie — met de b» den en het bloed in de straten — en zyne eiudeljj* macht; het laatste met zijhe ah bij verrassing gev*9 ' dictatuur, zjjne redevoeringen, zyna verwenschingen, zjjne militaire pretentiën, zjjne maar al te comieke krijgskunde, zijne schandelyka contracten van militaire leveranciën, zijne koopen van onbruikbare wapenen, zyn verwaarlcozing der uiteenloopende meeningen en zijne ontoereikende hulpbronnen, die het land, helaas! zich haastte ter beschikking der dictators te stellen. „Ik ben een oud soldaat, die niets van politiek weet. Ik heb veldtochten gemaakt en geen redevoeringen gehouden, en laat mij niet, even als het volk, door groote woorden vangen. Zoo heeft een lid van het avontuurlijk gouvernement, waarop ik doel — de heer Jules Favre, geloof ik — my eens ia naam der zijnen den bijnaam van „onzen roemruchtige" gegeven. Dit was om my te vleien, ongetwijfeld, doch ik beken dat het weinig indruk op my gemaakt heeft. Kort daarop heeft zy._ collega, de heer Gambetta, my in tegenovergestelden zin willen qualific.e-ren. Hrj heeft mij een „verrader" verklaard, en heeft gelast, dat men mij als den groots'.cn der misdadigers beschouwe. Da groote woordeu van den heer Gambetta hebben my niet maer getroffen, dan de vl.ieryen van zijn collega en vriend Jules Favre.
„De openbare meening bedriegt zicb nog eens te mijnen opzichte, zooals zy dit ook na de expeditie van Mexico gedaan heeft. In het algemeen heeft men niet willen erkennen, dat ik Mexico ingevolge de bevelen van mijn gouvernement ontruimd had.
„De Keizer had te kiezen tusschen de ontruiming van Mexico en de kansen eener ernstige botsing mat de Vereenigde Staten, en om de gevolgen van een conflict te voorkomen, heeft hij my bavel gegeven, tem* te keeren.
„Is men zelfs niet zoover gegaan, mij ran den dood van keizer Maximiliaan te beschuldigen, en beschuldigt men my ook nu nog somtijds niet daarvan f Ia Amerika moet men weten, waaraan zich betreffende dat alles te houden.
„Keizer Maximiliaan, die niet in Oostenrijk wilde terugkeeren om redenen, welke ik hier niet te waa-deeren heb, heeft geweigerd te abdiqueeren en zich tegelijkertijd met mjjne troepen in te schepen. Hjj erkende evenwel, dat keizer Napoleon hem niet konde steunen tegen de Vereenigde Staten en tegen de openbare meening in Frankrijk, welke van dag tot dag ongunstiger tegenover de bezetting van Mexico gestemd werd. „In plaats van te luisteren naar de raadgevingen my'ner oude ondervinding, heeft hy zich in het binnenland geworpen, en er, met zyne beste generaals, een eervollen dood gevonden, weinige maanden na het verlrok van den laatste mijner soldaten, „Ziedaar de waarheid, en aan een ieder zijn. verantwoordelijkheid. „Ik kan my over vrjj wat bitterheden troosten door de herinnering, dat uw onsterfelijke Washington niet geheel gevrijwaard is gebleven tegen beleedigingen van eenzelfden aard, als die men my' heeft aangedaan, en dat zyn vriend Lafayette nog vreeseltjker beproevingen dan de myne heeft moeten doorstaan. Lafayette heeft Lodewijk XVI, zijn souverein, zien onthoofden — zijne troepen hebben hem beschuldigd, en wat meer is, zjj zjjn in hun eerbied jegens hem te kort geschoten. Om een vonnis gelijk aan dat, hetwelk my getroffen heeft, te ontsnappen, was Lafayette genoodzaakt naar het vjjandelyk kamp, onder de soldaten van Duitschlands Keizer te vluchten. Gode zy dank, ik bon minder ongelukkig geweest dan die groote patriot. „Rijk ben ik niet, maar behalve myn vryheid bezit ik nog onwaardeerbare echatten. Ik heb tot levensgezellin een Amerikaantche, dia my de grootste blyken van toewijding heeft gegeven, welke men va. 6ene vrouw kan vragen; ik heb kinderen, die ik aanbid, een voortreffelijk broeder, die my bemoedigde, wanneer ik dit nocdig had, en eenige vrienden, die my onder, alle omstandigheden trouw blijven. Myn toestand is dus niet wanhopig -— ik beklaag mjj zelven niet en begeer niet dat men mü beklaagt. Desnoods volg ik het voorbeeld van een der uwen, den beroemden generaal Lee, den overwonnene van Richmond, en tracht ik door werken mijn familie tot welstand te brengen. Door de slagm van het lot laat ik mij niet nedervellen, en ik heb niet vergeten, hoe nederig my'n oorsprong is geweest Ik ben gewoon soldaat geweest, ik beb den ransel en het geweer gedragen en in den arbeid vind ik niets, dat mjj tegenstaat of vernedert. Ik beschouw myn militaire leven niet als geëindigd. Vol kracht ben ik nog en gezond. Ik heb nog plichten te vervullen en ik zal die vervullen, wanneer het oogenblik daarvoor is gekomen. Dan zal ongetwijfeld de fortuin, die zoo wreed voor mij is geweest, my' dien laatsten glimlach schenken, dien zjj zoo dikwyls aan oude kry'gers geeft. „Ontvang enz." Bazaine.