111. Men heeft beweerd, dat de door ons voorgestelde 'tganisatie der politie aiet aan het doel beantwoorden ''Q, omdat daardoor slechts één gesalarieerd politie- voor elke dessa zou zijn, en men van bern evenmin nacht en dag activiteit kan vorderen, als hem J 1 staat achten om diefstallen van verscheidene personen " gewapende benden (maling-krojok en ketjoe) tegen te foan. Er zijn er, die meenen, dat daartoe een ster* f politiemacht noodig is. In de eerste plaats voeren wij hiertegen aan, dat "e veiligheid van personen en goederen hoofdzakelijk berusten op de overtuiging van het algemeen, ieder, die zich aan het eigendom van anderen ,etgrijpt, door de politie wordt opgevat, en aan de '^titie wordt overgeleverd, maar niet op de aanwezige'd van een zóó sterke politiemacht, dat daardoor diefstal onmogelijk gemaakt zou worden. lets "gelijke is alleen denkbaar, ofschoon nog zeer moeie- W uitvoerbaar, in groote steden, waar veel menschen 'lcht opeen gedrongen wonen en eene goede bewaking Matraten reeds voldoende is, end&ar zou dit'op Java ook *"! natuurlijk gevolg zijn van de door ons bedoelde or-B'Uisatie, waardoor immers op Batavia 824, op Soerabaia °8 en op Samarang 357 betaalde agenten zouden aanlig zijn. Overal daarentegen, waar de ingezetenen in of min uitgebreide dessa's verspreid wonen, kan el door het behoorlijk ompaggeren der grenzen, het e*aken der ingangen en- het doen van patrouilles ***t veel gedaan worden om diefstallen te voorkomen, "°ch men is door die middelen niet in staat om ze Scheel te beletten, Waakten de personen, die daar°or opgeroepen worden, namelijk de eigengeërfde 'Sssa-ingezetenen, zelven, dan zou men op de aangeven uitkomst nog eenigermate kunnen vertrouwen, "toar nu de dessawacht bijna geheel bestaat uit huur- die niets te verliezen hebben en meermalen "tet de dieven van professie heulen, eu uit kinderen, "te zich verschuilen wanneer zij eenig onraad bespeuen, is zij, ofschoon op het papier naar wensch georganiseerd, in de praktijk van betrekkelijk geen waarde, brengt zij den nacht gedeeltelijk slapende door. barbij komt, dat de wacht veelal niet de uitgangen fir dessa's, maar de woning van het dessahoofd bekakt, en slechts zeer zeldzaam de order opvolgt om 1,1 den nacht eenige malen de dessa te doorkruisen. °orzeker zal dit alles beter worden, zoodra er a*« het hoofd der dessapolitie een bezoldigd persoon s'*at, die onafhankelijk is tegenover het dessabestuur, 611 verantwoordelijk voor de veiligheid. Toch moet niet de eigenlijke kracht der reorganisatie gezocht De voornaamste werkzaamheid der demangs- P°litie moet hierin bestaan, dat zij de daders opsporen en aan den rechter overleveren. Het is een feit, dat niemand weerspreken zal, die het dessaleven kent, dat geen enkele dief bij zijne dessagenooten onbekend is, en dat dezen meermalen onder elkander alle bijzonderheden omtrent gepleegde ! wandaden weten te verhalen, met eene nauwkeurigheid, alsof zij er bij tegenwoordig waren geweest. Maar het is ook een feit, dat er betrekkelijk slechts weinig verstoringen der orde aan bet licht komen. En dienaangaande is geen verbetering te hopen, zoolang ambtenaren en dessah'oofden te veel andere bezigheden hebben te verrichten om aan de politie meer moeite te besteden, dan volstrekt en dringend noodig is om hun betrekking te blijven behouden, en wèl omdat zij even als de kleine man tegen het onbepaalde, maar altijd zeer drukkende verlies aan tijd en geld opzien, dat tegenwoordig, helaas! een natuurlijk gevolg van de behandeling eener zaak eerst voor. den politie-rechter en dan voor den landraad schijnt gew.orden te zijn. Alleen van een uitsluitend met de politie belast en voor dat doel steeds samenwerkend corps ambtenaren kan men verwachten, dat zeldzaam wandaden verborgen zullen blijven. De niet ter goeder naam bekend staande personen in elke dessa worden natuurlijk onder een meer nauwgezet toezicht van de demangs -geplaatst, en de ronggo's, die dagelijks bericht ontvangen of die personen den nacht buiten de dessa hebben doorgebracht en tevens de rapporten van de in dienzelfden nacht elders gepleegde diefstallen, zullen langs dien weg al zeer licht de daders op het spoor kunnen komen. Blijkt het dat de dieven niet uit het gebied van den ronggo zijn, waar de diefstal gepleegd is, dan moet hij daarvan aan zijn chef, den mantri-politie, kennis geven, opdat deze in ruimer gebied het onderzoek voortzette. Zóó in 't kleine, zóó ook op uitgebreider schaal: de wedhono's politie behooren — zoolang er nog geene Europeesche, over telegrafen beschikkende districtshoofden bestaan — dagelijks en rechtstreeks met hunne naburige collega's in correspondentie te zijn, onverschillig of die collega's al dan niet tot een en dezelfde afdeeling of residentie behooren. Vooral op de grenzen is die rechtstreeksche gemeenschap noodig, omdat de daar gelegen dessa's overal zich door onveiligheid plegen te onderscheiden. De politie heeft geen grenzen te kennen, maar één aaneengesloten geheel te vormen. De politn over geheel Java één, en dan als prikkel tot plichtsbetrachting een verstandige combinatie van straffen en belooningen. De kleine straffen, tothiertoe in gebruik, schijnen ons niet 'geschikt voor handhaving van het zoo noodige prestige van den hoogere tegenover den lagere. In dit opzicht vooral moet men rekening houden met de volksbegrippen. Terwijl de Europeaan gaarne ziet dat voor den meerdere een gelijke wet en dus een gelijke straf geldt, als voor den mindere, wordt, door de bijzondere denkbeelden van den Javaan, in zijn oog het gezag van den ambtenaar ondermijnd, wanneer deze openlijk straf ontvangt b. v. arrest of schorsing in de uitoefening zijner functie. De straffen der politieambtenaren moeten daarom bestaan in korting op tractement, waarschuwing, overplaatsing en ontslag. Even als de straffen, die met gestrengheid moeten worden toegepast, zijn ook belooningen een krachtig middel tot aanmoediging. De begiftiging met krisscheden oianggars (buikbandgespen), waarop gegraveerd staat dat ze als blijk van dieustijver gegeven zijn; een of arK'.'i* in 't oog vallende streep in den pajong; medailles; gratificatien in geld; toekenning of verhooging van een adellijken titel, buitengewone bevordering in rang, dat alles moet weggelegd zijn voor, en niet te spaarzaam toebeJeeld worden aau dengene, die uitmunt. Wie de ijdelheid van den Javaan kent, zal toestemmen dat door die middelen de ijver der inlandsche ambtenaren zeer geprikkeld kan worden.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 05-11-1874
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 05-11-1874
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 259
- Jaargang
- 23
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Reorganisatie der politie op Java.
Feuilleton. Een Amerikaansch koopje.
Sleeping car! Een verleidelijke aankondiging voor rei- Kers, die tegen een slapeloozon nacht opzien en toch tot Jen nachttrein moeten besluiten, om in den kortst mogelij*en t(jd den weg van Parijs naar Keulen af ta leggen. Eene aanbeveling van deze waggons in Haenschels Telegraph was Jog slechts noodig om rnjjne laatste tegenbedeuking uit "Un weg te ruimen. Onverwijld begaf ik mij naar de Agen°e Américaine, Place de I'Opéra, en kocht de kaart, die °i'o en mijn reisgenooten twee slaapplaatsen in den slaap**ggon verzekerde. Uit de annonce en uit de berichten, ?'8 ik inwon, maakte ik op, dat deze waggon verdeeld was coupé's voor twee en voor vier personen. — Pour deux dames seules ? — Oui, — had de Amerikaansche agent geantwoord. , Gerustgesteld en bijzonder ingenomen met deze gemakkelijke reisinrichtiug, ging ik des avonds naar het station '°^Nord. Volgens de ontvangen inlichtingen, zou ik de Beëmployeerden van de Agenca Arxérioaine aan het station Jouden en dadelijk herkennen aan het „sleeping car" op petten. Ik zag een aantal petten, maar het herken- ontbrak er op. **• Zija er geene lieden van de Agence Américaine ? — ÏQeg ik aan een der facteurs. ""- Neen, de slaapwaggon is er van avond niet. *■* Zoo P Dan wensch ik den stationschef te spreken. «-De slaapwaggon gaat den stationschef niets aau, hij a' u daarover niet kunnen inlichten. Ik troostte mij met de gedachte, dat ik dan zonder den ***>tionschef wel terecht zou komen en nam mijne plaats- Hetten. j, **• Nu, hebt ge een slaapwaggon genomen P—vroeg—vroeg een r*»kforter burger aan zijn achterbuurman, die te Weenen lhtt« hoorde. "*■ Ja, maar ik heb er nog niet veel vertrouwen in. 't Is een waggon voor vier personen, hoor ik, dat is toch gegeneerd, dunkt me. —- O wat! G{j zult eens ondervinden hoa heerlijk men daarin slaapt. — 'k Mag het lijden! Niets gaat op reis boven het gemak. Maar als we niet alleen zijn, zal mtjne vrouw — Er z|jn gord^nen, die schuift ge toe en merkt niets van uwe buren. — Zoo, hm! 'k Mag het lijden . i . . . De Oostenrijker herhaalde nogmaals met ssiju zware basstem een „Es geht doch Nichts ueber die Bequemlichkeit auf der Reise," de Prankforter lachte en beide verdwenen in de wachtzaal. — Der Mann versteht mich nicht 1 — 't Was een Berlijnsche jonge dame, die, bjj het nemen van haar plaatsbiljet mij aansprak.— Ich habe eine Karte für den Sleeping car, wollen Bic es ihm sagen und fragen an wen icb mich wenden muss P Daar dit volkomen met mijn bolang strookta, voldeed ik aan haar verlangen. — Met den slaapwaggon hebben wij niets te maken — luidde het antwoord, adresseer u aan de agenten. — Maar die zjjn hier niet. — Dan zult ge hen op het perron vinden. Gevolgd door de Berlijnsche spoedde ik mij naar de wachtzaal. Een blik door de glazen deur, die op het perron uitzag, overiuigde mij, dat ook daar geen enkele agent te zien was. Niemand tot wien wij ons konden wenden. — Mem Begleiter ist abgewiesen und Niemand versteht mich hierl — jammerde do B.ilijusehe. Ik sprak den partier aan, die de wachtzaal bewaak te en er niemand in toeliet als degenen die van plaatsbiljetten voor Kenlen voorzien waren. Hij bezag mijne kaart voor de sleeping-car nauwkeurig. — Oui madame, tout est en ordre, vous avez deux places pour le waggon-lit. — Ja, maar hoe kom ik er in, als niemand mij den weg wijst! — De portier glimlachte. | —Ik zou u wel een middel aan de hand kunnen doen om er in te komen, maar dat mag ik u niet zeggen, mevrouw. — It begrijp u niet goed. — Dat is jammer! — antwoordde de man nu met zulk een begrijpelijk scburkachtig gelicht, dat het niet moeilijk meer viel zijne bedoeling te raden. — Is het om een franc te doen ? Die heb ik er gaarne voor over! — Uitmuntend! ga in deze zaal, ik zal u de perr< ndeur laten openen, dan kunt ge uwe plaatsen in bezit nemen. De bewuste zaal was die van de tweede klasse; daar onze sneltrein slechts wagens eerste klasse medenam, waren wij alleen. — Wat zegt die man? — vroeg de Berlijnsche. Ik versta er niets van en ik weet niet waar ik heen moet! Ach Jott, nare mem Begleiter doch hier!! — Als ge er een frano voor over hebt, kunt ge dit gedaan krijgen, alles lukt hier voor geld. De jonge dame tattte in haar zak en smaakte nogmaals het genoegen haren Begleiter te omarmen. Na verloop van eenige minuten werd de perrondeur geopend. De buitenportier verscheen, liet ons uit, ontving onze fooien en zeide ons, dat we het perron moesten afgaan, en dan maar weder vragen, waar de trein naar Keulen stond. Daar de man ons verder san ons lot overliet, was dit zeker de verstandigste raad dien hij geven kon. Er stonden wel een tiental treinen, waarvan er iedere vijf minuten een vertrok. Zonder vragen bestond er dus alle kans om in een verkeerden trein terecht ta komen. Wij holden hit perron af. — Waar is de waggon-lit naar Keulen? — Hiarheen, mevrouw, ik zal er u brengen. Een gedienstige wegwijzer draafde ons voDruit en zoo kwamen wij na eenige "minuten ademloos in de nabijheid van den bewusten trein. Onze voorbode wees dien met zijn hand aan en verwachtte zijn fooi. — Ach Jott! Mussen wir'darin schlafan? — rap de Bsrlijneche. Waarlijk dit vooruitzicht was niet uitlokkend, 't Scheen wel, dat de overige passagiers voor den waggon-lit beter bekend waren nut het middel om zich de perrondeur vóór den tijd te laten openen ; althans wij waren de laatstaangekomen. De slaapwaggon, die zich vooraan den trein bevond, geleek wel een mierennest, zoo joelde en krioelde het er dooreen. Het bescheiden plaatsje, dat een ieder aangewezen was en de ontdekking dat de coupé's alle voor vier personen waren ïdgericht, werkten zóó teleurstellend op het pub'iek, dat er een koor van jammerklachten en verwenschingen uit opstteg en iedereen zrjn best deed om, nit louter kwade luim, de verwarring nog te vergrooten. — Kann man nicht diese vier Platte bekommenV Mei- Eer Frau behagt es schlecht ein Schlafcoupé mit Anderen zu theilen. De zwarte basstem, die deze woorden uitte, kwam mjj bekend voor, ik stak mijn hoofd door het portier en herkende den dikken Oostenrijker, die bepakt en beladen met valiezen en hoedendoozen, half wanhopig zijn eng naohtlogies opnam. — Onmogelijk! Deze dames hebben reeds dezen morgen ha^e kaarten van de Agence Américaine gehaald; cic daar zijn ze reeds ! — Ach Jott! köante ioh mich nur zu Ihnen setzen, vielleicht komma ich mit drei Herren in ein Schlafcoupé, das ware ja entsetzlich I — jammerde de Berlijnsche. — No. 1 en 2! — riep mijne reisgenoot. — Hier, meine Damen, diese zwei Fauteuils! Geen geringe moeite kostte het ons om over den berg van Oostenrijksche valiezen en doozen te klauteren, die voor onze eigene handbagage geen enkel plekje vrijliet, en wij slaakten een zucht van verademing, toen we eindalijk, met deze op den schoot, in onze fauteuils nedeizonken. — Ach Jott! Ach Jott! klonk het» nog uit de verte. Toen ging de tusschendeur toe ei onze Berlijnsche was alleen aan haar lot overgelaten. De begeleider schudde bedenkelijk het hoofd, nam den terugweg aan en zocht waarschijnlijk troost in de Hugenooten, die men juist dien avond in de Salie Ventadonr opperde. 'Slot volgt.)
Samarang. Maanstand gedurende de maand November.
Nieuwe maan 9 „ Eerste kwartier 17 „ Volle maan 24 „
Postkantoor Samarang.
Feansche den 1, 15 en 29 Nov. E*e_,BoHE, via Muntok k Riouw .5 „ 17 „ Sukatka'» westkust, Tïlok-Betong, Benkoelen, Padang en Atsjin. dea Hen en Hen van ulka ejaand Muntok en Palembang n 17sn „ „ „ Bokneo's westkust en Biüito* n len . . „ Banbjermassin en Baweam „ 18„ . „ - Macabsajl, Tihöskoepang en de Molukkkk „ 17 en n . „ Atsjin met elke Enjt. en Fr. mail.
Sluiting van het postkantoor te Samarang.
Om de Oost des avonds te 5 ure. — Om de West des morgens te ur«, — Om de Zuid (met eiken spoortrein) des morgens te 6/2 ure des voormiddags te 11 ure. Voor geldartikelen van 'smorgens 9 tot 'snamiddags 3 ure (op zonen feestdagen wordt daarvoor niet gevaceerd) en voor 't frankeeren van brieven, is het postkantoor geopend van 'smorgens 7 tot 'snamid. dags 5 ure.
Uit Soekabaia. Maandag avond werd hier ter stede met geweld een Madurees beroofd van ƒ 25, die hij bij zich droeg. De roever werd wel gegrepen, maar niet vroeg genoeg, om het geld nog bij hem te vinden, dat hij waarschijnlijk reeds aan een makker overhandigd had. De kapala kampong van Ketapang heeft zich door het opvatten van den roover verdienstelijk gemaakt. — De sedert minstens vijf en twintig jaren besproken wenscheljjkheid, dat een tweede brug gelegd worde over de Kaliemaas, schijnt uitvoering te zullen erlangen. Naar men ons mededeelt wenscht mes die brug te doen bouwen ni.bij het fort Prins Hendrik en dus juist ter plaatse, waar de drukke passage en het hsnd.-ls vertier aan de beide oevers der rivier geheel hebben opgehouden. De een zegt ons, dat die brug moet strekken om den rid naar Modderlust te veraangenamen; van andere zijde wordt beweerd, dat hij wordt gelegd met het oog op de nieuwe stad, die zal verrijzen door de verplaatsing van het tolkantoor, maar niemand heeft nog uitgevonden, welk nut rw»»M)ii»w.iiiwmiii iii\miim*m*m*mm**mmmmmmwmms*fr*3m*T^j*mmmt de bewoners der oevers en de handelsbeweging er vim rullen ondervinden. Die sullen met een brug in het front en een brug in den rug, zich moeten blijven bedienen van de overvaarten, die thans bestaan. — Naar wy vernemen werd gisteren door de alhier gevestigde Europeesche handehfirmas aan de regeering een ver» Boekschrift gericht, houdende bezwaren tegen de plannen tot overplaatsing van het tolkantoor. * — Soerabaia heeft de beste ligging van alle hoofdplaatsen op Java en zou gezonder kunnen zijn dan eenige andere. Il zjj dat 'r Het lokt er niet naar. En te verwonderen is het niet, als men ziet, hoe weinig partij men trekt van het water uit de rivieren, die deze plaats doorstroomen. De plannen waren primitief goed. Men heeft verschillende kanalen, grachten, slooten, of hoe men die waterleidingen moge willen noemen, gegraven, maar er de hand niet aan gehouden. Zoodoende zijn in de Arabische kamp, het kampement en elders van die leidingen, die alle vuilnis, maar nooit, zelfs niet in de ergste periode van den westmousson, eenig water ontvangen uit de Kali Semampir of Kali Mas. Ziet, hoe eveneens de bedding verhoogd is van het kanaal, dat door de Chineesche kamp loopt en bij de roode brug in de Kali Mas uitkomt. Ziet, hoe, in plaats van met zand, met allerhande faeoale stoffen het plein wordt opgehoogd, ter plaatse waar het vergroot is docr het uitdiepen der grachten, en vraagt dan niet meer, hoe het komt, dat Soerabaia niet meer bezocht wordt door volksziekten, maar erkent, dat wjj, in vergelijking van de gelegenheid, die hier gegeven wordt aan epidemiën, cm te ontstaan en zich uit te breiden, dankbaar mogen zijn en uitroepen: „Gij, allen, die zijt aangesteld, om te waken voor den gezondheidstoestand van Soerabaia, het is uwe schuld niet dat nog een levende ziel zich bevindt tusschen dat net van verderf uitwalmende goten, stikdampen verspreidende riolen en dcod aanbrengende kanalen "! Soerabaia zou een Bethesda kunnen zijn en ket is een psethoL — Het Soer. Handelsblad doet aan Justus, die over het landbezit op Madura schreef, de volgende vragen: Wanneer heeft de regeering van N. I. zich de landen toegeëigend van de vorsten van Madura, en op welke motie 7en? Met welke titels en met welke documenten heeft zfl dien grond den inlander* individueel in eigendom afgestaan? Hoe komen de inlanders, die bij Teedja waren inge» deeld, i>an zulk eene verdeeling, zonder dat de regeering of hot bestuur zich daarmede schijnt bemoeid ie hebben!- Alvorens op die vragen openlijk voldoende antwoorden gegeven zijn, valt moeielijk te zeggen, wat er aan is van den grond-eigendom op Madura in burgerrechteljjken «in, zooals onze wetgeving die bogrüpt. — Men deelt ons mede, dat het leggen van opium op de wande, den beet zou genezen van slangen, dolle honden, enz. Wat daarvan aan is, kunnen wij niet beoordeelen en geven het bericht alleen, zooals wfl het kregen. (Soer. Hbl.)
Uit Boerak»eta. Zaterdag den 31sten October, des avonds te zaven ure, werd de Keizerlijke familie weer met een zoon vermeerderd, aan welken pas geborene Zijne Hoogheid de Soesoehoenan den naam heeft gegeven van raden mas Hardjoeno. — Uit Madioen meldt men ons dat in den nacht van Vrijdag op Zaterdag den 23 en 24 October jl., in het Residentiebureau aldaar ingebroken, en de kas van het debiet van klein zegel ontvreemd werd. Hoeveel geld er aanwezig was wcrdt niet opgegeven. — Een ingezetene van Djebres was een paar nachten geleden bijna de dupe der hebzucht van geheime paardenhandelaars. Twee dezer industrie-mannen hadden middel gevonden om de loods, die tot paaidenstal dient, binnen te dringen. Een ruime opening was reeds in den bamboezen wand van dien stal gemaakt. Doch hetzij de paarden aan deze nooddeur iets verdachts bespeurden, of dat zij weinig schik hadden in nachtdienst, zij weigerden door de opening te gaan. Hun steigeren en trappelen maakten eindelijk den in de hoek der loods slapenden paardenjongen wakker. Deze begreep dadelijk wat er gaande was, maar te jeugdig om den moed te hebben tot handtastelijk protest tegen deze aanranding van den eigendom zijns meesters, verkoos hij liever het minder gevaarlijk gebruik van zijn sternorganen. Hjj zette dus een vervaarlijke keel op, en noodzaakte daardoor de dieven, om hun pogen tot ontvoering te staken. Onder een vloed van verwenschingen en bedreigingen kozen ze het hazenpad. — Als eene bijzonderheid verhaalt men ons het volgende incident. In eene dessa dicht bij Sontolo, zouden twee verloofden zich op gebruikelijke wijze door een kahoem: (priester) laten trouwen. Den dag te voren bedacht zich echter de bruid, en bedankte haren m nnaar, die in eene naburige dessa woonde. Zij had bij hem, zooals zij beweerde, een tijgerachtig instinct opgemerctl De tot over de ooren verliefde jongeling zooht zijne vorige brnid op zekeren avond weder op, dong nigmaala naar hare hand en toen deze halsstarrig bleef weigeren, ontstak hij zoo in woede, dat hjj een van haie ooren wilde oppeuzelen, waarin hij evenwel verhinderd werd door de ter hulp van het meisje toeschietende huisgenooten en buurlieden. Hoawel gekneusd, mocht zö echter haar beide ooren bahouden.
Urr djokdjakaeta. Bedert dat het hier aanhoudend begint te regenen, verkeeren 's heeren we6en andermaal in een ellendigen toestand. Vooral op die plaatsen, waar de Resident zich zeer zelden, of bijna nooit vertoont, zijn ce allernuserabelst, zoodat die dringend voorziening behoeven. — Aan het dobbelen op eenzame plaatsen, vooral door mannelijke bedienden, koelies en manongans (vagebonden) wordt, niettegenstaande de bestaande politie-verordeningen voortdurend offers gebraoht. In den regel zijn het dobbelaars, die in den nacht in Europeesche woningen sluipen en de Europeanen bestelen. De tijdingen aangaande diefstallen zrjn talrijker, dan die betreffende het ontdekken en bestraffen der schuldigen. Indien de Regeering nog voortgaat met het in het leven roepen van zaobtzinnge strafbepalingen, en de rechter er zich op toelegt, om, uit misplaatste philantropie, die straffen in den lichtsten graad toe te passen, zoo niet de beklaagden geheel vrij te spreken, dan zal de uitkomst leeren of de misdaden niet dag aan dag vermeerderen. De boeven geven letterlijk niets meer om de tegenwoordige straffen, omdat deze onbeduidend zijn. — Een opzichter eener landelijke onderneming vermiste eenigen tijd geleden eene hoeveelheid indigo in zijn pakhuis. De argwaan viel al dadelijk op den bewaker van het pakhuis enden pakhuismandoer, die echter, gelijk licht te begrijpen is, ten stelligste betuigden van de ontvreemding niets te weten. — De regens en donderbuien in de laatste dagen, die de aankomst van de West-mousson verkondigen, zullen den snikerfabrikanten, die aan het malen zijn, niet recht welkom wezen. Niet alleen toch dat die regens moeielijkheden in den weg leggen voor het transport van product, doch om in het gebrek aan brandstof tijdelijk te voorzien, zijn zij verplicht steenkolen per spoor te doen ontbieden, ten einde door te kunnen werken. Er zijn fabrikanten, die daardoor geen geringe schade hebben geleden. — Van oholera onder de Inlanders hoort men sedert eenige dagen slechts hier en daar enkele gevallen; daarentegen lijn koortsen en mazelen onder de kinderen nog niet aan het afnemen. — Wij vernemen, dat de heer Scholten, postmeester en chef van het telegraafkantoor alhier, eerlang met pensioen ontslag uit den dienst ial nemen. De benoeming van een collega tot hoogere betrekking, met voorbijgang van dezen ambtenaar, die op een langdurigtn diensttijd zonder zelfverwijt kan terugzien, zou de oorzaak fijn van zijn besluit om in het burgerlijke leven terug te keeren. (Vorstenl.)
Uit Padasg 19 Oct. De naar Batavia vertrokken boot nam een 300t*l aspirant hadjis mede. Met het oog op de te Mekka uitgebroken ziekte zagen wü dat vertrek niet zonder leedwezen aan. Hoevelen zullen daar hunne gezondheid verliezen om dragers te worden eener ziekte, waar de hemel ons voor behoeden moge! Moge de Begeering tijdig krachtige quarantaine-maatregelen nemen. In ons balang hier, doch ook vooral in het belang der troepen te Atsjin, welke hunne suppletietroepen thans stefcds van of over Padang erlangen. — Een ketjoe partij. In de VH Kottas heeft, waarschijnlijk eene daar huizende bende, onder afschuwelijke omstandigheden, een huis, door twee vrouwen bewoond, beroofd en eene der bewoonsters vermoord.— De andere vrouw was door een haar toegebrachten slag bewusteloos op den grond gevallen. — 21 Oct. Een treurig ongeval vond gisteren voor de monding van de rivier plaats. Een sloep van de Batavia, waarin een tweetal Europeanen, twee «tokers en zeven roeiers gezeten waren, sloeg in de branding om, met het ongelukkig gevolg, dat de stokers en een der opvarenden van de Batavia het leven in de golven verloor. Vermoedelijk had een haai aandeel aan den dood van den laatsten, bebloed zijn een paar stukken rrjner kleederen aan wal gespoeld. — Opnieuw bandjirs! Heden naoht stond Padang op nieuw onder water, en op eene wijze, zooals in den laatsten tijd, niettegenstaande de steeds zeer hooge waterstanden, nog niet was voorgekomen. Chineesche, Klingaleesche, Niasser kampongs, de Poeroes, kampong Seblah, de Palinjgam, alles was eene sterk streomende rivier gelijk. Een vijftal prauwen zijn met den bandjir weggeslagen, waarvan drie reeds heden ochtend gezonken waren, met eene belangrijke hoeveelheid koffie en steenkolen. — In de Battaklanden hebben hevige aardbevingen plaats gevonden. De hevigheid der schuddingen was zóó, dat zij aan de ellende van 1860 (zeebeving van Lagoendie) deed denken. Tal van huizen zijn ingestort. Vele zendelingen hebben hun meubilair verloren,— de aangerichte schade moet aanzienlijk zijn. De berichten omtrent de cholera te Sibogha luiden zeer gunstig. Men wil dat het Bestuur aldaar de eerste berichten zeer sterk gekleurd heeft. — Voor eenige dagen werd door de politie in de Klingaleesche kamp een Javaansch soldaat gearresteerd, die met twee zware stukken lood rond liep. Die soldaat, voor den schout gebracht, bekende aan het arsenaal op wacht zijnde, die stukken lood aldaar te hebben ontvreemd. Zulks sohijnt aanleiding te hebben gegeven tot een nauwkeuriger onderzoek, waardoor is gebleken dat eene enorme massa van dat artikel ontbreekt. (Vfen spreekt zelfs van ruim 1000 Ned. ponden). Ook is het duidelijk geworden, dat men door overklimming over een niet zeer hooge muur, zich een toegang tot het arsenaal wist te versohaffen. — Door dan Gouverneur van Sumatra is benoemd tot klerk op het bureau van den kontroleur van Nhs, J. Wijshijer, thans belast met de bediening van hulppostkontmies te Solok; opgedragen de bediening van hulppostkommies te Solok (afiejliug XIII en IX kottas, residentie Padangsche Bovenlanden) tijdelijk aan H. G. Van Loon, klerk op het bureau van den a°sif tent-resident aldaar.
— De lste luitenant der inf Bouman, militair kommandant Ie Natal is belast met een opname van het terrein in Tapanoeli en zal in het militair kommando worden opgevolgd d"or den lsten luit. Van Berg, van Padang Sidempoean. — Men wil weten, dat de Chinees Tan Bce, groothandelaar te Makassar, die dezer dag >n zfjn betalingen heeft gestaakt met een passief van nagenoeg vier ten, in nogal gevaarlijke relatiën met Chineesche kocplieden van ladat-g heeft gestaan, en men vreest dat de gevolgen daarvan zich spoedig zullen openbaren. — 24 Oct. Woensdag avond 11., omstreeks ten 10 ure, werd door de ronde in Kampong Sebrang eene Sampang ontdekt, die van den kant van de moeara kwam en zich geheimzinnig voortbewoog in het midden der rivier, totdat ze op een zeker punt gakomen, langzaam naar dea kant kwam. De ronde was die Sampang gevolgd, en besprong ze to«n het daartoe tijd was. Volgens verklaring van de ronde, bevond zich daarin de baba G. B. met een paar picols koffie, die, zoodra hij zich verraden zag, de Sampang deed omkantelen en zelf naar den overkant zwam. De koffie werd onmiddellijk opgev:soht en bij den Schout gebracht die het noodige deed 'verrichten om ze te drogen. Den volgenden morgea vroeg begaf de Scheut zich naar den overkant der Pb r*ang-Rivier, waar door hem in een oude graftombe, achter het huis van baba G. 8., drie leege goeniezakken werden gevonden, en door zijn oppassers, een weinig hooger op tegen den berg, in de pimping, een met koffie gevulde zak. Men beweert dat al die koffie vaa uit de Noord komende prauwen afkomstig zou zijn. — De onveiligheid te Padang en omstreken is erdoor het Poeasafeest niet beter op geworden; schier dsgelijks hoort men van min of meer brutale diefstallen of van pogingen daartoe gewagen, doch van een arresteeren der schuldigen verneemt men zelden iets. Letternieuws. Naar wij vernemen, is bij de firma E. J- Brill te Leiden ter perse een roman in twea deelen van een jeugdig letterkundige, die onlangs door de uitgave van zijn eerste pennevrucht de aandacht van het lezend publiek in ons vaderland tot ziel» mocht trekken. De auteur, dien wij hier op 't oog hebben, ij de heer A. W. Van Megen, die met zijn oorspronkelijke novelle: „Onkruid en bloemen," in den aanvang dezes jaars zeer gelukkig heeft gedebuteerd en van verschillende zijden werd aangemoedigd om voort te gaan op den do Dr hem ingeslagen weg, en werd aangeraden om zijn beste krachten te blijven inspannen, ten einde onze litteratuur op romantisch gebied mei oorspronkelijk werk te verrijken.— — In de samenstelling van levensbeschrijvingen van beroemde mannen zal weldra een opmerkelijke wijziging beproefd worden. De statistiek zal er op toegepast, en van enk beroemd man medegedeeld worden, wat zijn aangeboren aard en ook wat zijn voedsel is geweest, zijn afkomst en zijn geboorteplaats, de bezigheden zijner ouders en zijn stamboom. Op deze gegevens zal dan de uitspraak der statistiek gegrondvest worden. Onder den titel van „Engüsh men of science" zal de heer Francis Galton, de schrijver van „Hereditary genius", een werk uitgeven dat, volgens dit stelsel bewerkt, bij Macmillan & Co. zal verschijnen. _ De hoogleeraar Kern te Leiden zal in de twaalfde uitgave van Brockhaus' Conversations-Lexikon het artikel Nederland bewerken. — De beet J. H. Dunk te Rotterdam heeft ter gelegenheid van de aanstaande Leidsche feesten een werkje uitgegeven onder den volgenden titel: 300 Jaren herwaarts, of strijd en zegepraal. Een bladzijde uit ons roemrijk verleden, ter nagedachtenis aan Laidens beleg en ontzet in 1574. door een Vaderlander. — Bij den heer J. Odé te Schiedam verscheen dezer dagen een werkje, dat zeker zijn weg vinden zal. Het draagt den titel van bezoek aan Nederlandsch-Indie en is bestemd een leesboek te worden voor de lageTe school, de bvrgeravondschool en het Huisgezin. In vijfendertig opstellen, cf hoe men ze noemen wil, beschrijven de hoofdonderwijzers J. Wijma en J. C. Sander de voornaamste gedeelten van Indië. Professor Veth zegt er van in zijne voorrede; „De schrijvers schijnen mij toe uitstekend geslaagd te zijn in de poging om in eene reeks van kleine tafercelen een duidelijke, aanschouwelijke en tot verder onderzoek uitlokkende voorstelling te geven van de hoofdtrekken der natuur en der bevolking van Ntderlandech-Indic" men mag hun dankbaar zijn dat zij op aoo uitnemende wijze in een vaak gevoelde en vaak uitgesproken behoefte hebben voorzien-" Zulk eene aanbeveling maakt een andere overbodig,
Indische Geneesheeren. In het N. v. d. D. leest men: „In een dezer dagen ontvangen brief van een civielganeesheer op een der binnenplaatsen van het eiland Jara. aldaar van gouvermenstwege belast met de geneeskundige behandeling der daar aanwezige zieke militairen, de vaccinatie en prostitutie, komt, o. a. het navolgende voor: „Mét deze maand (April) gaat mijne verhooging in van f 100, zoodat wtj, civiele geneesheeren, nu eena belooning krijgen van f 200 's maands. Het oorspronkelijke voornemen, om ons bet radicaal van Indisch ambtenaar te geven, zooals den schoolmeester enoivielen ingenieur, is niet doorgegaan. „Het vooruitzicht, om nog eens gelijk, zoovele sndere ambtenaren, met verlof op 's lands kosten naar Nederland te kunnen gaan, is daarmede vervlogen. Grj ziet ilus, dat wü de paria's zijn onder de Indische ambtenaren- Bij de begrooting is de verhocging voor het geheele jaar toegestaan en men kort ons willekeurig drie maanden. De nieuwe regeling von den civielen geneeskundigen dienst is onhandig en onbillijk; onhandig, omdat men aan de goed bezoldigde stadsgeneesheeren de vrijheid gelaten heeft om ook de partlcullero pra'itrjk: te birjven uitoefenen, eene omstandigheid, waardoor hunne arme zieken weinig zullen profiteeren van de verbetering, die aan de genoemde stadsgeneesheeren is ten deel gevallen; onbillijk jegens ons, civiele geneesheeren, omdat wij toch diezelfde werkzaamheden moeten verrichten en aan alle mogelijke ambtenaren certificaten afgeven om met verlof tot herstel naar Europa te gaan, maar zelf hier in de uitoefening van ons beroep sterven, wanneer wij «iek worden.
De handel in petroleum. De eenmaal zoo bloeiende handel in dit artikel is in den laatsten tijd sterk achteruitgegaan. Elke nieuwe msil brengt ean Jobstijding. De laatste was wel, dat de groote firma Sonneborn & Co., te New-York, die zich vooral met dtn uitvoer van petroleum bezig hield en te Hamburg haar filiaal heeft, haar betalingen moest staken, met een passief van doll. 500,000. De hoop, dat eindelijk hooger prijzen voor het artikel z»u-den worden besteed, is totdusver niet verwezenlijkt en or bestaat hoogenaamd geen vooruitzicht, dat hierin beterschap komen zal. Op 15 Sept. 1870 was da prijs te Hamburg nog 22,12; op 15 Bept. '71 18,25; op 15 Sept. '72 19,69; op 15 Sept. '73 14,80 en op 13 Sept. '74 9,80 amk. Er is blijkbaar overproductie, en strikes en dergelijke kunstmiddeltjes meer kunnen deze slechts tijdelijk neutraliseeren. De negen bronnen der Unie produceeren thans meer dan 60000 barrels per dag, een hoeveelheid, «elke de eonsumtie verre overtreft.
Thans zijn de Duitsche en andere Europeesche entrepdts opgevuld met petroleum en er bestaat zulk een voorraad, dat op verbetering in de marktwaarde in de eerste jaren niet te rekenen valt. De eonsumtie neemt ca. 30 pCt. per jaar toe, terwjjl de productie, in korten tijd 100 pCt, vermeerderde.
Uit Telok-Betokg schrijft men ons :
Het oude militair kampement aan de Rivier Staat op bet punt, althans gedeeltelijk verlaten te worden. Voor drie jaar ia men aan deu bouw van een nieuw kampement op den Tala^g-hauve', die circa ander'ialt paal van het strand ligt begonnen; men heeft een aarden wal gemaakt met twee bastions op de diagonaal, en zal dien met bamboe doerie beplanten; b-nn< n de daardoor bepaalde ruimte zijn flinke houten kazernes en een hospitaal gebouwd. Hat laatste nu is gereed en betrokken. Vervolgens gasn de Europeanen bun nieuwe kazerne betrekken, wat over een paar dagen wel gebeuren zal; de inlanders zullen nog een maand of drie, vier in hun oud logies aan de rivier moeten blijveo.
De Talang-heuvel is circa honderd voet hoog. Een flinke rijweg loopt er heen. Het kampement is zeer doelmatig ingericht. Water wordt in uitmuntende quali'eit geleverd door de natuurlijk nog al vrij, 10 el, diepe putten, Een prachtig gezicht geniet men op Telok-Betong zelf, een lief plaatsje met uitmuntende toer- en andere wegen, en op de Lampongba&i met haar eilanden.
Hier is een goed havenhoofd, met een flink havenlicht en dat ver in zee is uitgebouwd, terwijl het door een zeer goeden weg met Telok Be', ong is verbonden. Laden en lossen gaat dan ook in de stille baai altijd uitstekend. Het landen te Katimbang, over Anjer aan de straat Sunda gelegen, is minder gemakkelijk; althans is in het begin van October de sloep waarmede de Amboneesche gezagvoerder Lelieveld van een der hier gestationneerde kruisbooten van Katimbang naßr boord zou terugkeeren, ia de branding omgeslagen, ten gevo'ge waarvan Lalievald en een zijner matrozen is verdronken. Het ljjk van Lelieveld is gevonden, en door de goede zorgen vaa den controleur de Ha«n begraven; dat van den matroos is echter nog vermist, en vermoedelijk door de zee weggevoerd.—
Uit Nederland schrijft men aan de london and China Express, dat er veel ongerustheid heersc'at over het lot van het koopvaardijschip Soembing (?), kapt. Kaunegieter. Den 12en Februari reeds vertrok het uit Batavia, en sedert heeft men er niets van gehoord.—