John Buil -. Hoera 1 Nu ben ik reeds op de tweede sport van de ladder I
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 17-04-1900
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 17-04-1900
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 87
- Jaargang
- 71
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
lotocht Bloemfontein.
Franfrelnches van Cli De Halt.
oatM wJJI de heeren hun eenig knoops- duur betalen ~~ ïnaar 'e *s «an ook uniek, zeldzaam en mooi *an de zeldzaamste en mooiste soort, — tooien de dames zich weelderig met taksen en guirlandes op baar a?ondtoi!et« wu. Dit zijn natuurlijk kunstbloemen, want 't is treurig zoo gauw als in een warme zaal de natuurbloemen flauw Vallen en verflensen.
Maken zij waarlijk het garneersel van bet toilet uit, dan moeten ze frisch Wijven tot het laatst en om dat resultaat te bereiken is er maar één middel: keus te maken bij een fleuriste in een Winkel, die een ware lust is voor de °ogen; zooals daar opgestapeld en opgehangen is het geduldige dag —ja zelfs Nachtwerk van arme werkmeisjes, die °P haar zolderkamertje zich uitslooven eo uitputten voor haar karig stukje brood. Vinden de bloemen veel aftrek, dan gaat de industrie goed, men betaalt de werksters beter en neemt nieuwe j*an. Maar dan komt helaas na een poosje de reactie: »Des fleurs, ca ne se porte plus". Wat in de winkels was opgeslagen Wordt zoo goed mogelijk van de hand godaan, nieuwe voorraden worden eigenlijk faaar zeer weinig gevraagd en vele meis* jes kunnen geen werk meer vindan. Zoo beeft bet grillige Modespook vaak menigen hongersnood op zijn geweten. Een vijftien jaar geleden, was het «ens een gril geworden» geen zij» de meer te dragen zelfs niet voor ge« kleede toiletten. Noodlottig was dit voor de Lyoosche zijdewevers en zijdeweefsters. Fransois Goppée, die, al is hij maar een middelmatig dichtertje en een déplorable staatsmannetj®, voor Wat hij noemt »les petites gens" altijd ïijn hart oprecht warm heelt voelen klop pen, ging toen in dringende verzen, de dames aanmanen, toch wéér zijde te dragen, en ziet de mode is terug gekomen. Door des dichters aanmaning of door een nieuwe gril. Een nieuw soort zijde is onlangs in den handel gebracht, niat vervaardigd van een of ander soort zijdewormen,doch van het inweefsel van groote, onsmakelijke spinnen: araignées du Madagascar. Die zgde moet bijzonder zacnt en mooi zijn, maar ook peperduur; nu ziet men haar nog maar als een curiositeit van nieuwheid, doch naderhand verwacht men alleen haar gebruik voor linten en strikken.
De bloemen, waarmede de dames haar bal* en avondtoiletten tooien, wor> den geparfumeerd met haar oorspronkelijke geuren. Een geel satijnen toilet was aan den hals geheel omzet met violettes de Panne, een groote tros ervan, lang en slank viel schuin neer over den rok en al die bloemen verspreidden haar viooltjesgeur. Een ander toilet, een keurig jonge meisjes japonnetje, was van wit zijden crêpe. het liji een weinig gedrapeerd, de rok met een grooten strook. Op den naad dier strook een beelderige guirlande lichte rozen, Frances ; om den hals een gelijke versiering en alles in rozengeur.
»Draagt toch wit, dames" is dekreet van vele Fransche modisten: » Rusland toont u, dat wit zelfs in de koü niet «tisplaatst is." tin verwarmde zalen niet", zou ik ze?gen, want buiten in ean koude, druilerige atmosieer vind ik wit smakeloos en leelijk en bij de sneeuw is het vuil, hoa rein hei: uitzicht zelf wezen moge.
Maar in. buis! Of onder een zonnigen hemel, dan is wit de kleur der kleuren, juist omdat het eigenlijk geen kleur is. Jonge meisjes hooren in 't wit en bij witte haren zelfs kan het ook 200 echt fijn en voornaam staan. En wie niet wil »wit alleen", die kan 't opvroolijken met de eerste de beste kleur, mits die mooi en zacht zij en met wit en zwart kan men voor alle leeftijden de mooiste en meest artistieke combinaties maken.
Dit is nu weêr bijzonder iv de mode on op do tentoonstelling aal xa«n in dit opzicht zeker veel liefs en nieuws zien. Maar moet ik nog spreken van wit 1 De dames tooien zich hier zoo graag in dien tint van onschuld. En de hee* ren 1
Wat men op de tentoonstelling zeker veel zien zal, zijn reistoiletten voor heeren en dames, kleur kakidril. 't Is echt practisch en ook echt leelijk en juist geschikt om veler temt afschuwelijk te maken. »Eprouvant pour le visage", zooals men technisch zegt. Komt er nu een typisch hoedje bij» dan wordt dit zeker de tchapeau-exposition", zooals bij de eerste Amsterdamsche tentoonstelling iedere dame ongeveer liep met een canotier, wit en zwart stroo, bies» jesgewijze aan elkaar genaaid en daar» om een zwart fluweeltje. Dit was het tentoonstellingshoedje. Men maakt nu stroohoedjes van blauwe en bruine reepjes door eikaar. »Bleu et bois" wordt het genoemd; 't is wel een goede kleurenharmonie, die door eenvoudig garneersel nog wat getonifice erd moet worden. Verder draagt men ook nog veel witte hoeden van rijststroo, zoo iets tcapeline directoire", die van voren naar den hemel streven, van achteren door fluweelen bandjes tegea den nek worden aangedrukt. Maar daaruit moet een lief gezichtje komen.
Veel garneert men thans met gouden biesjes; vele maken er misbruik van, maar het fijue en sobere in dezen is ééa •mal biesje, of desnoods twee langs de contoutLjnen van bet toilet. Dit kan heel aardig staan. G. De H.
De begrafenis van Madlle Henriet,
Over de begrafenis van het slachtoffer van den brand in het »Théètre Francais*' schrijft de Figaro: Van elf uur 's morgens wach'te de onder bloemen bedolven kist in de kerk Saint Honoré d'Eylau op de talrijke, te talrijke personen, die, omdat het hun plicht was, of uit sympathie, of ongelukkig genoeg enkel uit nieuwsgierigheid, de plechtigheid bywoonden. Om half een was de kerk vol. De acht cahiers op twee tafels, de een rechts, de andera litks geplaatst, waren met namen gevuld. Een kwartier later was het zeer moeilijk zich een weg over »plaCe de d'Eylau" te banen. Zoo heeft deze arme artiste een uitvaart gehad zooals gewoonlijk slechts aan de aanzienlijkste personen ten deel valt. De Heer Lépine, prefect van politie, geeft aan de agenten bevel om ten minste een breede ruimte open te houden tusschen de kerken den lijkwagen, die straks het ongelukkigs meisje zal wegbrengen. Van minuut tot minuut vernauwt deze ruimte zich.
Op den drempel der kerk worden de ge« aoodigden ontvangen door den Heer VerroßS, secretaris van de Comedie Frang\ise. Rechts en links van de met een wit zyden iaken bedekte lijkbaar zijn een aantal gereserveerde zitplaatsen waar de officieele per« sonen plaats nemen, n. 1. commandant Hu*guet, vertegenwoordiger van den President der Republiek, de Heer Georges Leygues, Minister van openbaar onderwijs en zijn kabinetcbefs de Heeren Lintiliac en Pol Neveux, de Heer Roujan» directeur der afdeeling schoone kunsten en vier inspecteurs dier afdeeling, vervolgens de administrateur en de atistan van de Comedie Frangaise. De Heer Jules Claretie is zoo aangedaan, dat het smartelijk is, hem aan te zien. Hij eo de Heer Mounet Sully zullen rouwdragenrfen ziin Achter hen worden een aantal letterkundigen en staatslieden opgemerkt: de Heeren Victorien Sardou, De Bornier, Marcel Prévost, voorzitter van de Maatschappij van letter«. kundigen, Paul Hervieu, de Heer Alph, Coussol als vertegenwoordiger van den Heer Waldeck Rousseau, Muset, afgevaardigde der Ktmer voor het eerste arrondissement en eenige anderen.
Ook de beide artiesten» die zoo langen tyd de glorie van de Comedie Franchise uitmaakten, Madame Sarah Bernhardt en de Heer Constant Coquelin zijn er; zij zullen medegaan naar het kerkhof. Nog zijn in de teerk tegenwoordig do letterkundige Albert Cmé, de afgevaardigde Graaf d' Aulau, de letterkundigen Alfred Capus, Lugné Poë, T. Desmouiin, Garan d' Ache en tal van andere mannen ca vrouwen, bekend .in de Parijsehe kunstwereld.
In twee rouwkoetsen zyn een groot aantal kransen neergelegd; het is een bloemenhuU de van alle Parysche schouwburgen, van tal vaa letterkundige vereenigingen en van en. kele Fransche schouwburgen in hat buiten., land»
Nadat de mis gezongen is en enkele ande. re kerkelijke ceremoniën zyn vervuld, gaat de indrukwekkende rouwstoet op weg, over de avenue d'Eylau, de avenue Hoche en de buitea^Boulevards naar het kerkhof Moutmartre.
Hoe meer de lijkstatie het kerkhof nadert, hoe meer personen zich er by a-insluiten,'% is in 't laatst een geheel leger, dat zich door Parijs beweegt. En voor de ramen, op de
baleons, tegen de muren der huizen verdringen zich de menschen. Op het kerkhof ielf was de me__igte zoo talrijk, dat de politie de orde niet kon handhaven en de plek waar da zoo droevig omgekomen actrice ter laatste rustplaats werd gebracht was het toonèel van geschreeuw en wanorde. Jules Oiarétis, de directeur van de Comedie Francaise, brengt diep bewogen der doode een laatsten afscheidsgroet. Ik wilde eerst niet spreken bij de doodkist bij dit zoo ontydig geopend graf. Maar de Mmister van openbaar onderwijs en schoone kunsten heeft mij verzocht uit zijn naam eo uit naam van den Staat een laatsten groet aan de bekoorlijke Jane Henriot te brengen. De Comedie francaise kan bovendien niet onverschillig blgven voor die zoo wreede rou« over de jeugd, vermengd met de niet zoo on* uitwischbare rouw over het oude Nationale Huis.
Nooit zal ik vergeten, hoe Jane Henriot toen zy het conservatoire had verlaten, mü om ecu aanstelling kwam vragen. Zij bracht een lacge lijst rollen mede en had groote haast met haar debuut. Om naar gerust te stellen zei ik, dat zy nog wel den tijd baddat zij nog zoo jong was cc dat de toekomst voor haar lag? De toekomst! Zij was helaas! reeds aanwezig, onder het bereik als 't ware vau haar band en wij kunnea ons heden flog slechts herinneren, welk een heerlyke artieste de jonge tooneeispeeister was. Zij droomde eeus de Ophelia aan da Comédio Fran- Saise te zijn .... als Opüeiia gaat zij heeni uoé jong en onder bloemen bedolven. In naam van de Comedie Francaise, die ïoo smartelyk getroffen is, breng ik aan d 8 ontslapen artieste een laatsten groet." Toen de stoet het kerkhof verliet, hadden dezelfde tooneelen plaats van wanorde, — duwen, stoeien schreeuwen van een menigte, die meer Jan Rapscbe uieuwsgierigbeid dan diep gevoel aan den dag had gelegd.
Rhodes-monumeut te Kiseberley.
Cecil Rhodes, de 10.000 dooden van bet Engelsche leger groeten U I
Uit de Engelsche Tijdschriften.
De stroom Tan tijdschriftartikelen over den oorlog houdt aan. De Gontemporary Review onderscheidt zich door ditmaal slechts één artikel over dit onderwerp te hebben geplaatst. De andere Engelsche periodieken hebben — zooals gewoonlijk in den laatsten tijd —keus.
In de Nineteenth Century zijn de eerste drie opstellen aan den oorlog gewijd. De Heer Sidney Low bepleit de loting voor de lande weer als de eenige of althans de minst onaangename oplossiog nu het stelsel der vrijwillige dienstneming als mislukt mag worden beschouwd. Lord Northbrook bespreekt den onvoldoenden toestand der Engelsche krijgs» macht die voor de verdediging des lands moet dienen en dringt aan dat de Minister van Oorlog zal trachten de landweer uit te brei-! den en beter te oefenen. Lord Denman breekt een lans voor de bereden Infanterie. Hij ge« looft io haar toekomst cri is overtuigd, dat zij met verloop van tijd nuttiger zal worden dan de ruiterij, omdat zij beter schiet. Daarom moeten, naar zijn meening, ten minste 6 bataljons ot 3000 man van dat wapen blijvend gevormd worden.
Ds. G. Sale Reaney bespreekt het nut van milit ire oefening zoowel moreel als maatschappelijk. Hij zegt, dat doordien duizenden jongens aan hun lot overgelaten worden, wanneer zij de school verlaten, «sociale quaesties" worden geschapen. Ze weten niet wat te beginnen. Ds. Reaney wil han onder militaire tucht plaatsen, niet om soldaten m?ar om menschen van hen te maken;
Gemeentebesturen en districtsraden moeten met behulp van officieren der iVolun;eers" dit werk ondernemen — een volks;aak en een gemeente-taak tegelijk.
Graaf Nelson verdedigt het beheer van het Zuid-Afrika Ondersteuningsfoods.
De National Beview van deze maand is nagenoeg geheel een oorlogsnummer; negen van de dertien opstellen zyn aan den oorlog geVijd. De Heer Arnold Forster wijst op de gebreken der Engelsche legerinrichting en haalt een wonderbaarlijk staltje aan van den drie jaren geleden twee verschillende soorten van houwitsers vervaardigd een van 51/2 Eng. duim voor Indië en een van 5 duim voor Engeland. Hiervan is het gevolg, dat de eese soort niet in Zuid-Afrika gebruikt kan worden, terwijl de andere nutteloos zou zijn ter verdediging van Indië tegen een aanval vao de Russen tenzij men met elk stuk de daarby benoodigde munitie medezond, Io de marine is het ook wonderlijk ge« steld. Si? John Colomb doet in hetzelfde tijdschrift uitkomen, dat zelfs nog in den tegenwoordigen oorlog zeelui naar het front geïonden werden, terwijl de maru iers aan boord gehouden werden. Hjj acht het niet onmogelijk, dat de «ware verliezen, die bij Graspan geleden werden door de maricehulptroepen, ten deele geweten moesten wor - dea aan de omstandigheid, dat zeeofficieren boven de officieren der mariniers geplaatst werden.
In de Fortnightly Review maakt de Heer W. Baillie Grohman de opmerking, dat de .schtelooze wijs, waarop in Engeland de geweren van vizieren voorzien worden een der voornaamste oorzaken was van de<3 tegenspoed dar Eogelschen. Bij de voornaamste legers op bet vasteland is de compagnies-co amaudast verantwoordelijk voor het slecht schieten zijner manschappen op strafte vaa achterstelling in promotie. Hij ziet daarom toe, dat de geweren behoorlijk in orde zjjn, vóór de mannen ze ia handen krijgen. Volgens den Heer Grohmaa deugt er aan het Engelsche geweer ongeveer niets. De 100 p.... het houtwerk .... de trekkers en het vizier — alles is even slecht. Het is het zwsarste geweer en de munitie heeft datzelfde gebrek. Anderen schrijven in de Fortnightly: » Eenige beschouwingen over Boeren-oorlog", de »militaire macht onzer koloniën", de » kosten van den oorlog". De schrijver der »Beschouwingen" Ds. W. Creswell vindt dat Nicholson's Nek, Spionkop en Stormberg de onbekendheid der En« galsche officieren met het terrein bewezen hebben. En juist is in deze dagen van rookvrij kruit, verdragende kanonnen, verborgen batterijenen kunstig gegraven verschansing gen terreit kennis noodzakelijker dan ooit. Die kunst leert men niet uit handboeken, maar berust grootendeels op persoonlijke wa»rnemiog en gezond verstand. De overwinnaar der komende eeuw is de verkenner en bereden man met zijn Mausergeweer »In een land als het onze", schryft de Heer Creswell, »waar lichaamsoefeningen in alle mogelyke vormen bijna tot een eeredienst verheven zijn, daar ls het eenigszins vernederend te bedeeken, dat onze beste voet» hallers, onze geëefendste cricketers, onze snelste wielrenners of roeiers, weinig betee* kenen in een ernstigen oorlog behalve als schijven voor den man, die zich behendig achter kopjes verschuilt en op 1000 ellen afstands dood brengt met zijn repeteergeweer. »In onze woedende liefhebberij voor hetgeen dikwijls verkeerdelijk sport en lichaamsoefeaing getoemd wordt, hebben wij onze neus opgehaald voor4 de scherpschutters ca het aan de jonge Boeren overgelaten, ons de doelmatigheid te leeren van het meest volmaakte wapen van den modernea tyd." By dit opstel sluit zich in zeker opzicht goed aan dat van kolonel F. N. Mande m de (-ontemporary Review ovar «Militaire oefe« ning en moderne wapens". Daarin wordt de ontwikkeling van het oorlogvoeren nagegaan. Opmerkelijk daarin is dat de schrijver de verschansingen der Boeren »niets nieuws" noemt. »Zij die meenen dat de Boeren volgens een nieuw denkbeeld te werk gaan", schryft hij, >moeten de plannen bestudeereo van het tijdperk, dat eindigde met de laatste jaren van prins Eugenius, omstrekst 1740. In dien tijd was een ware overvloed van hindernissen uitgedacht om den vijand tegen te houden. Daaraan was het te wijten, dat aanvallen zoowel by dag als bij nacht zoo dikwijls mislukten, ofschoon ervaren officieren van dieo tijd oordeelden, dat men niet moest terugtrekken, alvorens 30 pCt. van zyn troepen te hebben verloren."
De meening van Labouchére.
De Heer Robert De Mornay, die voor de Echo de Paris naar Londen is gegaan om zich op de hoogte te stellen van hetgeen men daar thans denkt en doet, verklaart in een interessant artikel, dat 't volkomen onwaar is, dat het geheele Engelsche volk sympathie gevoelt voor den oorlog in Zuid-Afrika. »Er zijn gewetens waarn het begrip van recht en gerechtigheid nog niet is vernietigd", zegt hij. «Eenige mannen van naam op staatkundig gebied bezitten genoeg fierheid om elke solidariteit met den Heer Rhodes af te wijzen. Tot dezen behoort de Heer Labouci.ère. De meening die hij zoo beleefd was ons mede te deelen bewijst dit". Wij laten eu uit dit onderhoud het belang» rijkste volgen : »Het is niet te ontkennen", zei de Heer Labouchère »dat de oorlogszuchtige houding van de Transvaal onvermijdelijk was gemaakt niet alleen door den raid, maar ook door het proces, dat volgde en waarbij men een bankroet der Justitia beleefde. Men zegt, dat de Boeren de wapens opvatten vóór het eindigen der onderhandelingen en dat deze niet een vreedzame oplossing konden hebben, omdat de Boeren het resultaat afwachtten met het geweer in de vuist; maar de Heer Baliour zelf heeft erkend, dat de omstandigheden waaronder de raid plaats vond niet geschikt w iren om vertrouwen te boezemen. Ik wil bekende feiten niet meer bespreken, nog "zelfheeft'geleden'door de onhahcßgfiêfd van de Heeren Rhodes en Jameson, hoewel zy voor de geheele wereld verklaarde, dat zij met het misdadig bedrijf van deze twee
avonturiers niets had uit te staan. Het onderzoek heeft niets aan het licht gebracht. De uitkomst was, dat de verdenking niet kleiner maar wel grooter werd. Men weet, dat Rhodes profiteerde van een uiet-bevoegd-verklaring en bovendien nog een soort brevet van eerbiedwaardigheid kreeg van den Staatssecretaris van Koloniën. Hoe kon men zich nu hierca nog verbazen, dat de onderhandelingen op zooveel bezwaren stutten ? Het ontbrak der Regeering aan elk moreel gezag, daar zij geen licht deed schynen over de samenwerking en verklaarde, door Sir Cecil Rhodes ongemoeid te laten, in te stemmen met diens daden." Daarna spreekt de Heer Labouchère over de dwaasheid van Chamberlain's poging om te doen gelooven, dat de publieke opinie door deze handelwijzen in 't geheel niet beleedigd zou zyn en dat de aanvallen op de Regeering alleen om persoonlyke redenen zouden geschieden, en gaat hij nog eens de geschiedenis der weggelaten bescheiden na, welke bescheiden nu bekend zijn. ïMen zei laatstelyk", zoo besluit de Heer Labouchère, »in kringen, welke den Heer Gftamberlain gunstig gezi d zijn, dat deze gedurende den loop der debatten onthullingen zou doen, die de geheimen van het comité in een nieuw daglicht zouden plaatsen.
Wij t ebben te vergeefs gewacht. Men heeft er zich toe bepaald om te zeggen, dat de belissing van het comité definitief was. Doch op hetzelfde oogenblik vernietigde de Heer Chamberlain het gezag van dit co-
mité door te bekeonen, dat dit geeo bevoegd college was maar een vergadering van partijgenooten. Deze overtuiging deelen wij allen. Het is voor een rechtsmachtig lichaam, dat de zaak had moeten gebracht worden. Ma*
gistraatspersonen hadden er nooit in toege stemd dat bescheiden, welker bestaan bevestigd was, werden weggehten. Zij zouden niet hebben geduld, dat belangrijke getuigen niet werden gehoord, ja zelfs werden verwijderd. Hun geweten had niet toegelaten, dat eeo blaam, hoe streng ook, het karakter kreeg van een goedkeuring en verlof gaf verdere onderzoekingen, die de zaak hadden opgehelderd, in te stellen. Dit alles belet niet, zoo heeft men ons gezegd, dat deze beslissing de kracht heeft van het »gewij3de", hoewel men het er over eens is, dat het onderzoek niet onpartijdig was en dat de waarde der uitspraak aan twijfel onderhevig is. Wat te denken van zulke tegenstrijdigheden ? ie Heer Chamberlain heett een heel eenvoudig middel om zich te onttrekken aan de beschuldiging van medeplichtigheid; ophouden zich te verzetten tegen het openbaar maken in extenso van het dossier.
Thans, nu de gemoederen opgewonden zijn door zyn houding, ruot op hem de verplichting, om zich aan dien eisch te onderwerpen. Waarom weigert hij dit te doen, daar, volgens zyn woorden, de geheele wereld wit is als sneeuw ?"
Indigo-Veiling.
Rapport no. 8. Afloop der ep 12 April j.l. ten komtere van de CultuurmaaUchappjj der Vorstenlanden gehouden indigo-veiling. Merken en B _ & bieden, nummers g -jj §.g Cuituur- MoatecAappg d«r For«ton_a«<_en. Begadjah 24/8 5 270 Mir. Vte. & Co. G M W 119/23 136 6 285 Gul.-Mij Vors. » 124/30 7 321 » ,131/35 137 6 320 Mir.Vte.fcCo. ¦ Gruis 138 1 200 » » Washing 139 1 170 Internationale. B K 11/17 7 289 Cul.-Mg. Vors. » 18/19 23/4 4 215 . » » 20/22 25/6 5 200 » Brengoio 69/70 2 289 » Simo 29/33 5 318 > HI D 18/27 10 300 Mir. Vte. & Co. » E/H — 4 308 » D D 11/20 10 348 Internationale» 21/27 7 348 . G M 16/19 4 305 N. I. H. Bank. » 20/21 ! 2 225 Mir. Vte. & Go. Internationale Crediet. en Handeltvereeniging. Botterdam. B K 90/104 15 312 Mir. Vte. & Co. » 105/118 14 315 Basangan 90/100 10 336 , » 191/109 9 339 , W W 146/56 11 318 Mir. Vte. Fc Co. Semen 96/104 9 305 N. I. H. Bank. • 105/6 2 225 Internationale. » 107/15 9 300 • • Washing 116 1 160 , Gawok 27/35 9 300 > ÏTT 21/32 12 350 Mir. Vte & Co- S G 33 1 270 Internationale. J M S/K 21/33 13 278 Mir. Vte. & Co. »/P 37/43 7 300 N. I. H. Bank. 104 6 321 Mir. Vte. ft Co. Par.d S*ri 99/100 102/7 8 338 Internationale. TW/DKVL 66/7 72/81 12 318 Gul.-Mij. Vors. . 68/71 4 308 i D P 129/38 10 310 Internationale. » 139/46 8 307 • JG W 82/86 5 324 Mir. Vte. ft Co. K A 58/67 | 10 315 | Internationale. Ned.-Ind. Handelsbank. nlorong 19/21 3 307 N. LH. Bank. G L W 93/104 12 326 Mir. Vte. ft Co. , 105/116 12 321 » , 107/125 9 322 i D 35/48 14 325 » PK W 31/7 7 340 Cnl.-Mij Vors. MirandoUe Voute en Co. D M 21/30 10 338 Mir. Vte. Fc Go. SB R 37/42 6 310 • Gajam 79/84 6 315 » Koloniale Bank. KPN 13 1 296 Internationale. » 12, 14/15 3 313 Cal.'Mjj. Vors. JV H 24/30 7 302 N. IH. Baak. Makelaar Guyken». Danee j 28/37 10 308 Mir.Vte.fcCo. Volgende veiliag 26 April a. s. Alle biedingen uitgebracht in de vorige veiling werden geaccepteerd behalve die voor de G. G.-indigo.
NEDERLANDSCH-INDIE. (Vervolg van het eerste blad). Dit Panolan (Blora.)
(Part correspondentie van De Loc.)
De Heer Pijzel, beheerder der paratine* fabriek en Dokter O. Deggeler sijn «en paar dagen geleden door een dollen bond gebeten.
Beiden zyn met spoed naar Batavia vertrokken, terwyl eerstgenoemde door zyn vrouw daarheen vergezeld werd. Het is nu zaak weêr groote opruiming te houden in het aantal kauopong-gladakkers, die men hier overal ziet rondloopen ca vooral op de passer treft men ze bij dozijnen aan. In deo loop vau deze maand wordt de adj.-ingenieur der Ned.-Ind. Stoomtram* maatschappij, de Heer Loman, alhier verwacht; momenteel is deze bezig te Ngawi materiaal voor de groote Solo-brug te verzamelen.
Uit Malang.
(Part. correspondentie van De Loc.)
Op Zaterdag 28 dezer houdt de vereeniging van koflieplanters alhier eeo algemeene vergadering. O. a. zal J. Dr. Van Nooten van Soerabaja alsdan een lezing houden over »de Bloem."
Wegens vertrek van den Heer Akkerman, benoemd hulpprediker op Rotti, zitten de weinige trouwe bezoekers van lOas Lokaal" In zak en aseh. Zijo plaatsvervanger schynt niet genegen te zyn dat za^kj? voort te zetten, wat den oningewijde zeker allervreemdst zal schijnen. Toch is zulks best te begrijpen. Alhier bestaat een flink militair Tehuis, dat zeer druk bezocht wordt en den militair aUes biedt, wat hij met eenig recht voor ontspanning eischen kan. De Heer Akkerman, oorspronkelijk tot directeur van die inrichting benoemd, kon zich, als amethyst, er nmr niet meê vereenigen, dat in dat militair Tehuis den mecnekes bier getapt werd, bedankte en richtte met behulp van eenige Mabngsche io gezetenen het voornoemde >Ocs Lokaal" io. Daar ook vergaderden de leden van de her gevestigde Amethysten-vereeniging. Ons Lokaal kan dan ook meer beschouwd worden als een vergaderplaats van amethysten dan als een tehuis voor militairen, waaraan trouwens weger s het bestaande milit ür tehuis volstrekt geen behoefte is.